SchigerCourant Het Oude Huis. Bij Hoofdpijn 4- Tweede Blad. Provinciale belasting. Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. Donderdag 26 Februari 1931. 74ste Jaargang. No. 8823 De Provincie ontkomt aan veel critiek, doordat zij geen belastingbiljetten rondstuurt. Belasting-betalen is immers ons aller nachtmerrie. Een bekend journalist, die in een onzer groote dagbladen een bepaald hoekje verzorgt, schijnt zijn artikelen op dwangbevelen te schrijven. Zeker tweemaal in de week loopt hem de gal over en kankert hij op de belastingen als een ge huwde landstormer op den dienst. Het is vermakelijk, doch niettemin onredelijk. Elke huishouding kost geld en vóór dat geld uitge geven kan worden ,moet het worden geïnd. Voor Staat, Provincie en Gemeente kan dit innen alleen geschieden bij de burgers, rechtstreeks of stie- kum langs een omweg. Wel zijn er ook nog andere bronnen van inkomsten, doch het meeste komt toch uit de belastingen, waarvan met reden kwaad gesproken kan worden, als ze niet geheven worden naar het be ginsel, dat men de schapen moet scheren, naar gelang zij wol hebben. Hierop gaan wij echter niet verder in, doch keeren terug naar ons uitgangspunt: de Provincie heft niet zelfstandig belastingen. Rijk en Gemeente doen dat wel, ofschoon de Ge meente op dit gebied ook al hoe langer hoe meer beperkt wordt. Voor de Provincie is deze kwestie geregeld in artikel 126 bis van de Prov. Wet. Het luidt: „Tot dekking der provinciale uitgaven kunnen de Staten de volgende belastingen heffen- a. opcenten op de hoofdsom dèr grondbelasting; b. opcenten op de hoofdsom der vermogensbelasting en der inkomstenbelasting; c. leges ter provinciale griffie; d. tollen-, weg-, brug-, dijk-, sluis-, schut-, kanaal, kade-, haven-, stieger- en veergelden en andere réchten en loonen voor het gebruik of genot van provinciale werken, inrichtingen of eigendommen, of van door de provincie verstrekte diensten". Heelemaal juist is onze bewering dus niét: de pro vincie kan aparte belastingen heffen en een enkele doet het goed. Zelden loopt het echter over groote bedragen en voor het totaal der inkomsten beteekenen c. en d. in Noord-Holland geen rol, gelijk uit het volgende staatje zal blijken. Voor 1931 zijn de belastingen geraamd op: 20 opcenten, te heffen op de hoofdsom der belasting op de gebouwde eigendommen f 872 420 20 id. id. ongebouwd f 147.360 11 id. hoofdsom der rijksinkomstenbelasting f3.110.261 11 id. id. vermogenbelasting f 389.664 Totaal f 4.519.705 Hierbij komen dan nog f 35.000 aan legesgelden en f 2300 voor ontvangsten in verband met de uitvoering van de Vuurwapenwet, doch daarmee is het hoofdstuk der belastingen af. Wel zijn er nog andere Inkomsten, bijv. de op brengst vaji huren. rent©, diyi<jjqn<i, drukwerk enz. doch veel beteekent-dat-niet én dikwijfs staan er ge lijke of nog hooger uitgaven- tegehover. Aparte vermelding verdienen een tweetal uitkeerin- en van het Rijk a f 68.757.14 en a f 945.000, welke laat ste afkomstig is uit de Rijkswegenbelasting en gedeel telijk weer aan gemeente- en polderbesturen wordt uitbetaald. Alzoo: de Provincie heft opcenten en stuurt niet zelf biljetten. Uit de opsomming hierboven kunt u zien, op welke biljetten die opcenten te vinden zijn. Totnog toe betaalden we ook 20 opcenten op de personeele belasting. Die zijn echter vervallen, doóh omdat de opbrengst niet gemist kon worden, zijn de opcenten op inkomen en vermogen verhoogd van 5 op 11. Dit brengt ongeveer hetzelfde in het provinciale laatje. Bil lijker oplossing was moeilijk aan te geven: bij deze belastingen wordt n.1. rekening gehouden £met de draagkracht. Van soc. dem. zijde is nog het denkbeeld geopperd om progressie in de opcenten te brengen Dit zou hier op zijn neergekomen, dat 't aantal opcenten voor de lagere inkomens minder dan 11 was geworden en voor de hoogere meer. Het idéé vond echter te weinig in stemming om verwezenlijkt te worden. Vergissen we ons niet, dan is het niet geheel van de baan, doch komt het in de nieuwe Staten wel weer aan de orde. FEUILLETON Naar het Hongaarsch van CECILE TORM AY door J. W. JORISSEN 9. Anna sloeg haar oogen neer en had een gevoel, als had zij iets gezegd, wat men niet had begrepen. Toen sloop zij ongemerkt de deur uit... In de zonnekamer lag op de muziekkast een boek, op welks groenzijden band een krans was gedrukt, waarbinnen het woord „Kinder liederen". Op de eerste bladzijde stond in verbleekte letters: „Christina Jörg, anno 1822". Anna ging voorde piano zitten. Een poosje gleden haar kleine vingers be sluiteloos over de toetsen. Toen begon zij zacht het lied te zingen: Zwei Wanderburgsche zogen Hinaus in "s ferne Land. Schuchter, ongeschoold klonk het kleine lied. Maar haar stem, die altijd wazig was, stroomde, onder het zingen, helder en zuiver uit haar borst. Zijzelf bemerkte het ook en toen viel het haar op, dat zij haar geheele leven gezwegen had. Nieuw en aangenaam was het te «oelen, dat zij, op deze manier, alles kon zeggen en dat Aa- anderen haar daarom niet konden uitlachen en groot- *~ider zijn hand niet kon terugtrekken. Zwei Wanderburgsche zogen Hinaus in 's ferne Land. Oom Sebastiaan stond van den divan op en deed voorzichtig de deur van de eetkamer open. Geruimcn tijd bleven de twee oude menschen luisteren. Christoffel kwam uit de dansschool thuis. Met veel lawaai holde hij naar Anna. Zijn oogen straalden van blijdschap. In zijn knoopsgat was een bloem gestoken. Voortdurend greep hij met zijn hand er naar. Hij praat te en leunde met zijn ellebogen op de piano. Anna zag hem verbaasd aan: zij vond hem aardig. Zijn meisjesach tig, golvend haar hing over zijn gezicht. De, een weinig naar boven gebogen, lijn van zijn korten neus trok zijn Een klein stukje geschiedenis. Toen na de Fransche overheersching het koninkrijk der Nederlanden werd georganiseerd, kregen de Staten der provinciën bitter weinig macht. Voor slechts één belang werd de mogelijkheid van eigen, afzonderlijke geldmiddelen toegelaten, n.1. voor aanleg en onderhoud van provinciale werken. Overigens moesten zij voor de kosten van hun bestuur steeds te biecht komen bij het centraal gezag, wat in dien tijd praktisch beteekende: bij den koning. De grondwetsherziening van 1848 versterkte de po sitie der Staten wel eenigszins, doen eerst 18 jaar na de grondwetsherziening van 1887, dus in 1905, is de thans geldende regeling in zake belastingheffing in de Provinciale wet opgenomen. Mondig zijn de Staten dus zelfs nu nog niet. Behalve dat het heffen van belasting tot enkele objecten be perkt is, is bovendien voorgeschreven, dat de opcenten grondbelasting niet meer dan 50 mogen bedragen en voor ongebouwd niet lager mogen zijn dan voor ge bouwd, terwijl die op inkomen en vermogen gelijk moeten wezen en in geen geval hooger dan 40. Er bestaan op dit terrein nog meer beperkingen. Daarvoor verwijzen we naar -7o artikelen 126 sexies e.v., terwijl boven dat alles -g staat: de vereischte goedkeuring van de Kroon. Tijdens de Republiek, dus voor 1795, was elke der zeven provinciën zoo goed als oppermachtig op eigen gebied en de rijkste Holland overheerschte de andere. Na 1813 ontbrandde een felle strijd tusschen de fe deralisten voorstanders van het oude systeem en de unitarissen voorstanders van een sterk cen traal gezag. Deze laatsten wonnen en om den federalisten voor altijd onmogelijk te maken, onthield men aan de pro vinciën bijna elke bevoegdheid. Op den duur was dit niet vol te houden en geleidelijk aan is de beteekenis der Staten weer gegroeid. Tot de vroegere macht zullen zij echter nooit meer stijgen, wat ook maar goed is doch zij zijn van genoeg belang, om ons er warm voor te interesseeren. Uit volgende artikelen moge dit blijken. MEERVOUDIGE STRAFKAMER Zitting van Dinsdag 24 Februari. HET STAPHORSTER BOERTJE IN HOOGER BEROEP. De 62-jarige heer Lambertus Stegeman, bekend als „Het Staphorster Boertje", die door den Kantonrech ter te Den Helder ter zake onbevoegd uitoefenen der geneeskunde tot f 400 boete was veroordeeld, was van dit vonnis in hooger beroep gekomen, daarbij als raads man en verdediger bijgestaan door mr. Buiskool te Schagen. Dr. C. J- Olree, arts te Anna Paulowna, werd In deze appèlzaak in de eerste plaats als getuige a dechar ge gehoord. Deze getuige had in behandeling gehad mej. Zon en was voornemens haar In een ziekenhuis te doen opnemen, waaraan zij geen gevolg had gegeven. Later kreeg Dr. Olree deze patiënte opnieuw in be handeling. Haar toestand was toen zeer verergerd en bleek het den arts, dat zij medicijnen had gebruikt van een ander, onder meer ook een zalf en een drankje, aangezien Dr. Olree deze niet had voorgeschreven. De samenstelling was hem onbekend. De appellant, die den indruk maakte een bejaard, eenvoudig buitenmannetje te zijn, ontkende de vrouw te hebben behandeld en haar persoonlijk ook geen me dicijnen te hebben verstrekt. Op de desbetreffende vraag van verdediger ant woordt de arts, dat het gebruik van de zalf den toe stand niet hdd verergerd. De bedoelde .patiënte, de 57-jarige Maart je Schuitc maker, thans de weduwe Zon wonende te Anna Pau lowna, had aan een huidziekte geleden. Omdat de me dische hulp van Dr. Olree naar haar meening niet het gehoopte resultaat bracht, stelde zij zich onder behandeling van verdachte, die te Den Helder op de Westgracht zitting had. Deze garandeerde haar genezing en stelde haar poeders ter hand! waarvoor zij f 3 verschuldigd was. Des avonds moest zij terug komen en ontving toen van een juffrouw een doos met zalf en 'n gevuld fleschje, waarvoor zij f 5 moest be talen, waaraan zij echter geen gevolg gaf. Bij het ge bruik" van de verstrekte medicamenten verergerde haar ziekelijke aandoening. Getuige had daarover gecorres pondeerd met den heer Stegeman. Deze had haar een brief geschreven, welke brief op de zitting aanwezig was. Na eenige aarzeling erkende de verdachte, dezen brief te hebben geschreven. Precies wist hij het niet meer, hpt was al zoo lang geleden. Mr. Ledeboer, de president der meervoudige straf kamer, noemde de houding van Stegeman kinder achtig. Tijdens het consult met juff. Zon was géón ander persoon aanwezig. Verdachte kende de juffrouw niet meer en ontkende haar behandeld te hebben. bovenlip mee. Dit gaf hem een lieve, angstvallige uit drukking, die geen enkele Ulwing had. Anna keek on willekeurig naar het portret van haar moeder... 's Avonds toen het zijn tijd was om naar bed te gaan, zocht Christoffel ongeduldig in zijn wanordelijke kast naar zijn gebedenboek. Hij kon het niet vinden en stop te daarom de bloem maar onder zijn kussen. Geruimen tijd lag hij in het duister met de oogen open. Kleine Christo... tot weerziens, zei hij opeens zacht in zich zelf en trachtte daarbij Sophie's stem na te bootsen. Daarna legde hij zijn hand op zijn hoofd, langzaam verstrooid, zooals Sophie had gedaan, terwijl zij met zijn vader sprak. Hij had een rustig, aangenaam gevoel. Nog eenmaal herhaalde hij het streelen, het woord: Kleine Chris to... Heel vaak herhaalde hij het, zoo vaak, dat hij er niet meer bij dacht. Hij voelde nu nog slechts zijn eigen hand, hoorde nog slechts zijn eigen stem. Hij ontroerde er niet meer van en, sliep vermoeid in, op de bloem van Sophie. Het was om zoo te zeggen, nog donkere morgen, toen bouwmeester Ulwing, den volgenden dag, naar de eetka mer ging. Altijd stond hij vroeg op en hield er van om alleen te ontbijten. Midden op de tafel brandde de kaars, wier vlam, met langzaam afbrokkelende flikkeringen, tusschen het kristallen glaswerk in de spiegelkast dans te. De schaduw van de leuningen der stoelen viel op den muur. Christoffel Ulwing las haastig de courant door. Domheid, dacht hij, om uit Weenen een gevol machtigden, keizerlijken commissaris te sturen. Waar dient dat voor? In de, met kleine letters gedrukte cou rant stond overigens niets nieuws. Alsof de censoren weer aan het werk geweest waren. Hij nam de kaars mee naar het kantoor. Een groote stapel papieren lag op de tafel. Men zag op alle het re gelmatige, nette schrift van Jan Hubert. De bouwmees ter boog zich over zijn werk, in koortsachtige haast kraste zijn pen over het papier. Op eens werd de gekleurde kaart van PestBuda, in de vergulde lijst, helderder. Aan den gewitten wand var. de kamer hingen ontwerpteekeningen. Naast de kachel stond een divan, die ook vol papieren lag. Buiten klonken voetstappen, in de stilte van den mor gen. De schaduwen der hoofden van voorbijgaande ge stalten vielen telkens op het lage venster en dan kwa men, kleine donkere plekjes op het papier, onder de pen van Christoffel Ulwing. Andere kwamen en verdwenen v- - De tijd ging voorbij. Op eens begon men haastig in de richting van den Donau te loopen. Opgestoken zeisklingen glinsterden in de zon. De dienstmeisjes liepen de poort uit. Hierop werd gehoord de 65-jarige arts Taverne te Apeldoorn, welke geneeseer Stegeman op zijn con sulturen assisteerde en door zijn medische bevoegdhe den dekte. Thans was die relatie beëindigd, doch in Sept. 1930 was Dr. Taverne als zoodanig nog in functie. Voorheen stond Dr. Taverne in relatie met een broe der van verdachte, die ook als Staphorster boertje optreedt. Eens in de maand hield Dr. Taverne met Stegeman zitting, doch hij wist niet of dat in Septem ber te Den Helder ook was geschied. Getuige geloofde niet meer dan een keer of drie vier geassisteerd te hebben. Enkele malen onderzocht getuige de patiënten. Indien zij tuberculose hadden, behandelde Stegeman hen niet. Na dit verhoor kon de dokter met het oog op zijn drukke praktijk onmiddellijk vertrekken. Een drietal getuigen a decharge waren niet versche nen, tot teleurstelling van verdediger, die veel prijs stelde op het hooren van enkele dier getuigen, vooral mej. Kwak te Den Helder. De Officier zag de noodzakelijkheid niet in om de zaak uit te stellen. Hij achtte de verklaring van mej. de wed. Zon betrouwbaar en aannemelijk. Wat Stege man betrof, die scheen aan iédere vinger een dokter te kunnen krijgen. De Officier had wel eens gehoord van een jongen, die aan iedere vinger een meisje kon krijgen, maar 'n boertje, dat aan iedere vinger 'n dokter krijgt, is weer iets nieuws in dezen modernen tijd. Spreker becritiseerde voorts krachtig die genees- heeren, die een dergelijken onbevoegde als verdachte, nog willen assisteeren. Voorts qualificeerde de Officier de houding van Stegeman als ontzettend flauw en kinderachtig en wees op het gevaar dat deze kwak zalvers kunnen veroorzaken. Ten slotte recuireerde de Officier bevestiging van het gewezen vonnis. Hierop werd het verzoek van verdediger tot aan houding in raadkamer overwogen en toegestaan. De zaak werd alsnu voor onbepaalden tijd geschorst. ALWEER OVERTREDING LEERPLICHTWET IN HOOGER BEROEP. Mej. Sara Gl., gehuwd met den heer H.. 'n met kinderen gezegende Heldersche huisvrouw, had niet vol doende gezorgd, dat haar dochtertje Wilhelmina gere geld de school had bezocht en had deswege voor den Kantonrechter te Den Helder terecht gestaan. Aan haar was een officieele aanzegging uitgereikt. Het meisje was tot Sept. 1930 leerplichtig en had de vak school, waarop zij geplaatst was. verlaten. De moeder had haar dochtertje thuis gehouden, omdat zij met ziekte in haar gezin had te kampen. De Officier vor derde bevestiging van het vonnis, waaroij verdachte tot f 20 boete of 20 dagen was veroordeeld Daarop volgde een dergelijke appèlzaak tegen de zelfde verdachte, mej. Sara Gl .te Den Helder. Eisch f 10 boete of 10 dageji. Vervolgens werd nog een derde hooger beroepzaak tegen mej. G. voorgedragen. Eisch f 10 boete of 10 dg. Tri* eerste instantie was verdqchte vrijgesproken. EEN GECOMBINEERDE VECHTPARTIJ OP NIEUWJAARSDAG. De heeren Petrus D. en Hieronimus Sn., beiden niet verschenen, hadden zich in den avond van 1 Januari te Bovenkarspel schuldig gemaakt aan mishandeling en wel van den getuige Stoz Uit Grootebroek, die door hen werd geslagen en getrapt. Petrus D. gaf Stoz zulk een geduchte klap op het hoofd, dat hij neerviel en eenige oogenblikken buiten westen raakte. De heer Keeman ontving een slag op zijn hoed en daarna een schop tegen zijn zitvlak. Ook de heer Laan bleef niet schotvrij en had eenige trappen en slagen te incassee- ren, onder meer een kwaadaardige slag tegen zijn oor en raakte deze strijder bloedend verwond. Ook de heer Groen, die in gezelschap verkeerde van verdachten, pikte nog een vorkje mee en had Stoz tegen het hoofd geslagen. De heer Officier vorderde tegen ieder f 30 boete of 30 dagen. DE GERUCHTMAKENDE ONTVOERING DOOR ..JEAN DE^. BELG. 2 jhar gevangenisstraf geëlscht. In de midagzitting werd behan'deld de nog resteeren- de zaak, welke betrof de sensationeele schaking van een Hongaarsch meisje, dat door den landbouwer Jan Blom was thuisgehaald. Voor dit feit, het onttrekken van dit meisje aan het toezicht van gemelden heer J. Blom, stond dan heden terecht de 28-jarige „servist" Jean Baptist Hector R., 'n Belgisch onderdaan, laat stelijk wonende te Rotterdam en levende met genoem de Hongaarsche en thans gedetineerd in het huis van bewaring. Dit jongemensch was te Wognum op het tooneel ver schenen en had daar een „pension" gezocht. Hij kwam in kennis met de destijds 19-jarige Marget Anna Vargo en raakte met haar verloofd, hoewel niet met veel enthousiasme van de zijde der pleegouders. Op 11 Mei bleek dit meisje plotseling verdwenen, vermoedelijk in gezelschap, van den Belg, die eveneens uit Wognum vertrokken bleek te zijn. De pleegmoeder vond later bij het bed opmaken onder het hoofdkussen een brief, waarin het meisje haar vlucht mededeelde. Het paartje werd opgespoord te Rotterdam en de ontvoerder gearresteerd en in voorarrest gesteld. Het meisje, dat heden door omstandigheden niet als getuige kon verschijnen, was door den Belg leelijk be drogen, want hij was getrouwd en had met zijn vrouw Wat is er te doen Een stem schreeuwde terug: Ze hebben een Weener commissaris aan een lan taarnpaal opgehangen! Neen, ze hebben hem uit elkaar gescheurd... Ze hebben hem op den schipbrug neergestoken! Is hij dood! vroeg een der laatst aangekomenen. De bouwmeester legde zijn pen neer. Hij keek naar het venster en had het gevoel alsof een vreeselijk, pijn lijk, verwrongen gelaat hem door het venster aangrijns de. Maanden lang was" het al in aantocht. Nu was het hier... Zonder eenige reden nam hij telkens weer zijn boeken op en legde ze weer neer... Hij moest er nog aan wennen. Hij schoof zijn scheeve kin in zijn uit staanden boord en telde nog eens de getallen op, die in lange rijen zich over het papier uitstrekten. Ergens buiten klonk het lied, dat Anna voor het eerst in den winkel van grootvader Jörg gehoord had. In de keuken sloeg Netti het eiwit tot schuim. En 's avonds als iederen avond, werden op de schipbrug de lantarens aangestoken; ook die, waaronder heden een mensch was gestorven. Haar licht was even rustig, als dat van de overige. De straten zwegen reeds over het gebeurde. Maar in. het donker, wiesch de Donau de bloedige han den van de stad. VIL Op Zaterdagavond bracht men een brief van barones Geramb. Er zou geen dansles meer gegeven worden. De zelden bewegende oogleden van Christoffel waren een oogenblik als dood boven zijn oogen. Maar waarom toch? en hij liet treurig zijn hoofd hangen. Het past niet om te dansen, als er oorlog is. Is het toch' waar? Dus toch oorlog, dacht Anna, maar had ook nu een gevoel, alsof de oorlog onwaar schijnlijk ver af was. Alsof men daarover in een boek las. In een boek, waarvan men de bladen, een voor een, iederen morgen, volgens een vastgesteld plan, op de muren der huizen plakte. Het was na Kerstmis. De Donau was niet te zien. Een dichte, kleverige nevel plakte tegen het vensterruit. In den schemerenden morgen stapte Christoffel huiverend naar buiten. Als gewoonlijk had hij zich ook nu verlaat, zijn ontbijt in den steek gelaten en at zijn boterham op straat op. Hij had geen flauw idee van zijn les. Flo- rian liep met een lantaarn in de hand naast hem. In den winter lichtte hij hem iederen morgen bij tot daar, waar de bestrating begon. In de binnenstad liep een mank, oud mannetje voor Christoffel uit, op het trottoir. Hij droeg een groot pak en ziek door gevatte koude, alsmede bij pijnen van velerlei aard, zullen een van de hieronder genoemde Mijnhardt's Poeders U spoedig helpen: Mijnhardt's Hoofdpijn- poeders. -— Grieppoeders. Verkoudheids- poeders Kiespijn poeders. Hoestpoeders. Maagpoeders. Rheumatiekpoeders. Op poeders en doos staat de naam Mijnhardt. Let bij het koopen hierop! Prijs per poeder 8 ct. en per doos 45 ct. Verkrijgbaar bij Uw drogist. een echtscheidingsproces, maar de echtscheiding was nog niet uitgesproken. De heer Blom, die als getuige werd gehoord, beweer de den verdachte te hebben gezegd, dat Marget onder zijn voogdij stond, wat door den Belg werd ontkend- Hij beweerde ook aan Marget te hebben gezegd, dat hij getrouwd was. Bij den Rechter-commissaris had verdachte erkend, kend te hebben geweten, dat het meisje 19 jaar en minderjarig was. De jongelieden hadden zich op 11 Mei verwijderd, onder voorwendsel te Hoorn naar de Bioscoop te wil len gaan. Gehoord werd pok de burgemeester van Wognum, de heer J. Commandeur, die verdachte aldaar eenige malen had verhoord in kwaliteit van hulpofficier van Justitie. De Belg had aan den burgemeester erkend, dat hij geen toestemming had van de pleegouders en hij wist dat het meisje minderjarig was, hetwelk thans door verdachte werd tegengesproken. De Belg insinueerde nog dat hij aan de pleegmoeder gevraagd had om met het meisje te mogen verkeeren, want de heer Blom zelf had thuis niet veel te zeggen. Het meisje droeg op haar hart een geschreven ver klaring in zijn voordeel, doch die was door Majoor Korver weggenomen. De Majoor der Rijksveldwacht, de heer Pieter Kor ver. deelde mede, dat verdachte hem had verklaard, dat het meisje beneden de 20 jaar was en geen toe stemming had. De inlichtingen omtrent het verleden van verdachte, waren verre van gunstig. Hem werden verschillende misdrijven ten laste gelegd, waarvoor hij gestraft was geworden. De majoor verklaarde later nog geen brief te heb ben vernietigd. Wel had het meisje een blief geschre ven aan haar pleegouders en deze brief had verdachte haar afgenomen en in den kachel geworpen. Ook werd nog gehoord mr. Ubbens, de Rechter commissaris, die ontkende dat verdachte had verlangd het verhoor van Blom's vrouw. Vervolgens verkreeg de heer Officier van Justitie het woord. Deze nam aan, dat de pleegvader Blom tot het uitoefenen van gezag over het meisje bevoegd was. Eveneens stond vast, dat verdachte kennis droeg van de minderjarigheid van het meisje. De verdediging van verdachte berustte op foefjes en verdachtmakingen, alsmede op zoogenaamde verklaringen van menschen die er niet waren. Het lag in zijn lijn om te verzwijgen dat hij gehuwd was. Evenmin was juist, dat hij in echtscheiding was. Dit was klinklare leugen Er was niets van aan. Het paartje heeft een groote reis ge maakt in Frankrijk, Spanje. Luxemburg en België, In Frankrijk werd hij nog gearresteerd. Na al die omzwer vingen zijn ze ten slotte in armoede in Rotterdam terecht gekomen. De Officier maakte daarop ook duidelijk onder welke omstandigheden Blom het wettig gezag over het meisje had verkregen. Verdachte ver bleef te Brielle en te Rotterdam onder een valschen naam, die van Victor Boudewijns. Het meisje is zijn slachtoffer geworden. Zijn strafregister wijst uit de onbetrouwbaarheid van verdachte. De Officier hoopte dat hij met die grappen maar in België moest blijven en vorderde tot slot van zijn requisitoir 2 jaar ge vangen i sstraf Mr. de Groot, ter vervanging van mr. A. Prins Jr., die door ongesteldheid was verhinderd, als verdediger optredende, besprak de ilefde tusschen deze beide men schen en de omstandigheden, die hen hadden bewogen uit Wognum te vertrekken. Volgens verdachte was de houding van Blom's vrouw tegenover het meisje groo- tendeels daarvan de oorzaak. Verdediger hield voorts een uitvoerige juridische be schouwing over de onttrekking die aan verdachte was ten laste gelegd en ontkende dat het opzet om te ont trekken hier was bewezen. Ten slotte betwistte pleiter of Blom het wettig gezag over het meisje had uitgeoefend. De pleegkinderen van Blom verkeerden in een absoluut rechtloozen toestand. Blom meende wel voogd te ^ijn, doch was het rech tens niet. Eindelijk besprak pleiter nog den persoon van den verdachte en zijn verhouding tot het meisje en beëin digde zijn breedsprakig betoog door het wettig en overtuigend bewijs van het ten laste gelegde feit niet geleverd te achten, reden waarom hij concludeerde, dat verdachte zou worden vrijgesproken, subsidiair bij eventueele veroordeeling, een lichtere straf zou worden opgelegd. Tot besluit volgde nog een geanimeerde dis cussie tusschen Officier en verdediger. Uitspraak a.s. Dinsdag. vochtige papieren onder den eenen arm, aan zijn anderen arm bengelde een emmer met stijfsel. Zwijgend stonden de menschen bij groepjes te wachten op de hoeken der straten, en die de versche plakkaten gelezen hadden, gingen langzaam, moedeloos verder. Wat gebeurt er? Wat wil men van ons? Zij be grepen er niets van. De naderende oorlog drong tot het bewustzijn der men schen door. Het volk verdrong zich voor de wisselkan toren. De sabels der soldaten rinkelden over de straat- steenen. Iedereen had haast, alsof men voor den avond nog dringende zaken moest afdoen. Anna had juist pianoles, toen op de wallen van Buda een zwart-gele vlag aan een vlaggestok werd gehe- sohen. Toenmaals wisselden de vlaggen herhaaldelijk. Het einde van de vrijheid, zei Sztaviarszky en vloekte in het Poolsch. Vrijheid? Anna dacht aan twee koortsige oogen. Dus voor de vrijheid is er oorlog? Sedert dien tijd zag zij de Kroatische janitsaren, die de keizerlijke officieren bij hen hadden ingekwartierd, vijandig aan. Zij stond voor het ronde trapvenster. De roode sergeant stond midden in den hof rauwe uien te eten. Als lompe, groote kinderen wierpen de ja nitsaren met sneeuwballen. Zij trapten de struiken plat en vernielden alles. Bij de pomp maakten zij een sneeuw pop en zetten hem een roode muts op het hoofd, juist zoo als de Hongaarsche soldaten droegen en schoten er op met hun geweren. Later smolt de sneeuwpop. Langzamerhand begonnen in den tuin de vlierboomen uit te botten. De janitsaren waschten hun vuile kleeren aan de pomp. Halfnaakt stonden zij bij denkuip. De wind sloeg het grauwe zeep- schuim tegen hun behaarde borst. Als een noodkreet klonk plotseling een ongewoon trompetgeschal. Anna vloog naar het venster. Voor het huis liepen soldaten. De janitsaren in den hof grepen hunne natte hemden uit de kuip en reden de anderen achtema.Zij kwamen niet meer terug. Eenige dagen later droomde Anna. dat er onweer was. Tegen den morgen klonk het in de kamer, alsof men van buiten erwten tegen de ruiten gooide, met handen vol... heel veel erwten, oen begonnen alie ramen in huis te rinkelen, alsof onzichtbare wezens door de lucht vlogen. Maak de vensterluiken dioht.'riep de bouwmeester van uit de poort. Hijgende kwam Christoffel de trap opgevlogen. De school is gesloten! Hij had zijn zakken vol sui- kenboonen en stak er twee tegelijk in zijn mond. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 5