De wereld der Haaiengevechten. Bont Allerlei. Hoe de roofvisschen jagen Jusschen de koraalriffen. Vlammen van duizenden mijlen hoog. Kunnen zonnevlekken een plotselingen dood veroor zaken? Eenigen tijd geleden deed de welbekende Parij- sche geneesheer, Dr. Faure, een merkwaardige mede- deeling aan de Academie der Geneeskunde. Aan de hand van medische en astronomische rapporten, welke hij over een tijdsruimte van vele maanden had samengesteld, kwam hij tot de conclusie, dat de zonnevlekken de oorzaak zijn van de vermeerdering van het aantal plotselinge sterfgevallen Is van astronomisch standpunt gezien ook maar eenige mogelijkheid, dat zulks waar zou zijn? Aleer op de vraag te antwoorden, willen wij éenige gege vens omtrent de zon onderzoeken, om tot een juist be grip te geraken, wat zonnevlekken eigenlijk zijn, al dus lezen we in de Opr. Hrl. Crt. van de hand van prof. A. W. Bickerton, lid van de Soci£té Astronomi- que van Frankrijk. De zon, welke ons planeten-systeem regeert., is een geweldig groote, vlammende vuurbol van zulke in tense hitte, dat. om deze te vormen, dooi- verbranding er wel zeshonderd maal zooveel steenkolen noodig zijn, als al de kolenmijnen op de aarde bevatten. Dit groote zonn'efornuis heeft meer dan een mil- lioen-maal den omvang van de aarde. De Inwendige hitte en de druk daarvan in de zon is zoo groot, dat het inwendige en dynamische hardheid moet bezit ten duizendmaal zoo groot als het sterkste nikkel- staal. Aan de oppervlakte is de temperatuur 600 cen tigraden; naar het middelpunt moet deze stijgen tot millioenen graden. De vlammen van dit reusachtige vreugdevuur laaien dikwijls op tot duizenden mijlen boven haar oppervlak. Bij bijzondere gelegenheden heeft men gezien, dat deze groote vuurtongen boven den rand van de zon uitschoten tot een hoogte van honderden duizenden mijlen. In den gloed van het zonneopper- Botsingen. Deze donkere, snelvoortzwiepende draaikolken in de photosfeer werden duizenden jaren geleden door de Chineezen waargenomen met het bloote oog. Wij weten nu, dat zij aangroeien en weder afnemen in aantal en omvang over een tijdperk van iets meer dan elf jaar. Zij doen zich gewoonlijk het eerst op 35 graden breedte van 't zonne-oppervlak voor en be wegen zich langzamerhand naar het midden van de polen af. vermeerderen daarbij in aantal en om vang, totdat op hun maximumpunt zij ongeveer langs den zonne-equator liggen. Wat is de oorzaak van hun ontstaan, ei- waarom groeien zij aan, en nemen weder af, op de bovenvermelde wijze? Behalve de planeten, draaien nog dicht rond de zon zwermen van meteoren in een dubbele, waaier vormige formatie. Naar alle waarschijnlijkheid is in lang vervlogen tijd een komeet hetgeen niet anders is als een verzameling van meteoren in botsing geraakt met de zon. Zijn kern vverd opge slorpt door de massa van de zon, maar zijn waaier vormige staart, die ver genoeg af was om aan de botsing te ontkomen, werd in da loopbaan van de zon geslingerd. Sindsdien echter worden steeds meer van deze draaiende meteoren, tengevolge van de ingewikkelde krachten, die op hen inwerken, in bot sing met de zon gebracht. De meteorenzwerm. Wat gebeurt er nu, wanneer een meteoor de zon aanraakt? Hoe sneller hij ronddraait, hoe meer ener gie hij bezit. Op het oogenblik, dat hij het oppervlak van de zon bereikt, gesteld dat hij een snelheid heeft van ongeveer 300 mijl per seconde, heeft hij duizendmaal meer kracht dan de sterkste ontplof- fingsstof, die de wetenschap kent. Een meteoor van het gewicht van één ons, zou op de zon een ontplof fing teweeg brengen, gelijkstaande met die van een ton dynamiet. Lang voordat de meteoor 't oppervlak van de zon bereikt word hij omgezet in gas. Bij zijn val trekt hij een groote massa, zonnegas mede, en deze massa te amen dringt diep door in het binnenste van de zon, en doet daar een ontploffing ontstaan, die vele malen krachtiger is dan de energie van den mete oor zelf. Dan is het gevolg, dat een gedeelte van de gewel dige, inwendige energie van de zon vrijkomt, en wordt er een zonnevulkaan gevormd. Wanneer dus een bijzonder groote meteoor op de zon botst, kunnen wij verwachten juist zoo iets te zien ontstaan als een zonnevlek. Wanneer de gevorkte staart van den meteoren zwerm, welke rond de zon draait, zich tegenover het zonneoppervlak bevindt, kan men natuurlijk ver vlak photosfeer genaamd ontstaan geweldige cyclonen, welke daar zwarte vlekken vormen. wachten, dat slechts weinige groote meteoren daarop neervallen, maar wanneer de smalle, en meer gecon centreerde kop van den meteorenzwerm dichtbij de zon komt, zijn de botsingen aan de orde van den dag. Wanneer dus deze meteorenzwerm ongeveer in elf jaar rond de zon draait, hebben wij een verklaring van onze waarnemingen. Uitwerking op het weder en de gezond heid. Daar de zonnevlekken zonnevulcanen zijn, heb ben de botsingen van de meteoren met de zon het zelfde effect, om zoo te zeggen, als wanneer men ©en kachel oppookt. Wanneer dus de zonnevlekken op hun maximum zijn, moeten wij daar op aarde wel iets van bespeuren. En dat is ook inderdaad zoo. Wanneer de zonne vlekken groot en talrijk zijn. bestaat er neiging tot warm weder. Dan komen er veel magnetische stor men voor, en het Noorderlicht dat niets anders is als het lichteffect, voortgebracht door de electri- sche krachten van de zon, schittert in veel grooter pracht. Daar ons geheele leven van de zon afhangt, is het logisch om te veronderstellen, dat iedere verande ring aan de oppervlakte van de zon op verschillende manieren een reactie heeft op de aarde. Zelfs het waterpeil op het Meer Victoria Nyanza varieert met dezen omloop van elf jaar. Wanneer het waar is, wat Dr. Faure beweert ont dekt te hebben, dat het aantal plotselinge sterfgeval len twee maal zoo groot is op dagen, dat er zich zonnevlekken vertoonen, als op dagen, dat die er niet zijn, dan ligt daar niets verwonderlijks in. Het men- schelijk lichaam is een electrisch apparaat in een de- licaten toestand van evenwicht en wie weet, welken invloed een verandering in de uitstralingen der zon daarop kan hebben, ten goede of ten kwade? Een electrisch Pan-Europa. De electrificatie der wereld is een probleem, dat steeds weer aan de orde komt. Men moet alle natuurlijke energie en waterkrachten, voor de geheele wereld nut tig trachten te maken. Een electrisch Pan-Europa zal spoedig uit het rijk der fantasie overgaah tot werkelijkheid, gedwongen door ijzeren noodzaak der industrieele eischen. Alle Euro- peesche krachtbronnen zullen dan met elkaar zijn ver bonden en zouden kunnen worden gebruikt om de aan krachtarme gebieden, met stroom te voorzien. Wat zulk een geratinaliseerde kracht-industrie be duidt, heeft men in Duitschland ingezien. Het Dultsche rijk is nu in drie krachtgebieden ingedeeld: het Roer gebied, dat met bruin- en steenkolen-electriciteit West- Duitschland tot Würtembergen Noordelijk tot Hannover verzorgt; het Beyersche krachtnet dat Duitschland tot aan de Main van stroom voorziet; de Middel-Duitsche bruinkolen, die de stroomlevering van Berlijn en Noord- Duitschland tot aan de Pommersche grens verzorgt. Ook in Oostenrijk is men het er over eens dat een Centralisatie van de electriciteitsindustrie noodzakelijk is Daar is men bezig groote krachtcentralen te bouwen met gebruikmaking van de natuurlijke krachtbronnen. Het zal slechts een kwestie van tijd zijn de onbenutte elec- triciteitskrachten van de Noordelijke watervallen op te vangen en ze voor een Pan-Europa dienstig te maken. Het wereldstroomverbruik wordt dagelijks grooter. Het zoeken naar nieuwe krachtbronnen zal ongetwijfeld zich naar het Noorden uitstrekken. Door het postzegel-labyrinth. Het eiland Madei'ra aan de Westkust van Afrika heeft een nieuwe serie van 21 postzegels uitgegeven, die slechts een dag geldig waren en waarvan de opbrengst moest dienen om een museum te bouwen. Peru en Ar gentinië waren het tooneel vafl revoluties en gaven nieu we postzegels uit. Koning Boris besloot afstand te doen van den troon en Bulgarije voorzag zijn frankeer-pa- piertjes met nieuwe plaatjes. Italië herinnerde zich dat Virgilius 2000 jaar geleden werd geboren en kwam uit met dertien verschillende post-plaatjes. Bijna elk land ter wereld houdt er een arsenaal van luchtpost-zegels op na, zelfs IJsland en Malta ontbreken niet op het ap pel. In alle deelen van de aarde worden postzegels ge drukt om te herinneren aan de geboorte of sterfdag van beroemde persoonlijkheden. In de postzegelwereld heerscht hoog-conjunctuur. Ame rika alleen reeds telt ongeveer ander half millioen post zegelverzamelaars, arm en rijk, oud en jong, die gere gelde postzegelbeurzen houden. Amerika is echter niet recordhouder in het aantal nieuwe uitgiften. Spanje gaf den 12 October. een serie van 27 zegels uit ter herdenking van de ontdekking van Amerika door Columbus, spoedig daarop gevolgd door een uitgifte van 25 verschillende waarden ter gelegen heid van de opening der tentoonstelling te Sevilla. Hon duras heeft in 1930 alleen vijf en vijftig verschillende luchtvaartzegels uitgegeven. Italië gaf herdenkingszegels uit van St. Antonie van Padua èn Ferrucci, een krijgs man uit de zestiende eeuw. Frankrijk eerde haar Jeanne d'Arc Mexico Carranza, Engeland herdacht de stich ting van de Post Unie, alles met nieuwe postzegels. In de laatste tien jaren zijn niet minder dan 23000 nieuwe postzegels verschenen, waarvan in 1930 alleen reeds 1700. Hiervan waren meer dan 400 luchtpostzegels en 600 ter herdenking van de een of andere gebeurtenis. Nieuwe uitgiften beteekenen voor sommige kleine sta ten een niet te onderschatten bron van inkomsten, want de verzamelaars betrekken steeds een groot deel der oplage. San Marino bestaat zelfs grootendeels van zijn postzegels. Andorra in de Pyreneeën, Liechtenstein aan de Rijn, Nyassa in Afrika, Fran&ch Guinea en vele andere klei ne republiekjes geven jaarlijks nieuwe series uit. Er zijn zelfs gouvernementen welke hun geheele oplage aan een handelaar verkoopen, die voor distributie over de geheele wereld zorg draagt. De expeditie van Amundsen werd door Noorwegen ge financierd door een desbetreffende postzegel-uitgifte. Uruguay, dat reeds in 1898 deelnam aan de Olympische spelen gaf ter herinnering aan dat feit een serie post zegels uit om de uitzending van de voetballers in 192S te bekostigen. Italië was het eerste land dat in 1917 luchtpostzegels uitgaf, ter frankeering van brieven, die vervoerd werden van Rome naar Turijn. Daarna drukten meer dan een derde van alle landen luchtpost-zegels, terwijl andere landen de gewone zegels van een overdruk voorzagen. Toen Duitschland voor de twee jaar geleden gedane tocht van den Graf Zeppelin een speciale postzegel liet aanmaken was dit voor de eerste maal in de geschiede nis, dat men voor één verzending een speciale postzegel Instelde. De Ver. Staten eerden de prestatie van Lind- berg door een postzegel met zijn beeltenis uit te geven. Toen hij daartegen bezwaren maakte werd zijn portret veranderd in een voorstelling van zijn overtocht naar Parijs. Groote fortuinen zijn vergaard door handelaars en verzamelaars. De meest waardevolle postzegel, bracht eenige jaren geleden bij een verkooping te Parijs meer dan 800.000 gulden op. Het was een vier vierkante cen timeter rood-achtig stukje papier en het eenig bekende exemplaar van de „one-cent" uitgave van Nieuw Guinea in 1856. Tegenwoordig wordt de waarde op 125 duizend gulden geschat. Arthur Hind, een rijke Ameri kaan, die meer dan 75 van de vijftig zeldzaamste postzegels ter wereld bezit, is er de eigenaar van. 22 Millioen werkloozen over de geheele wereld. De wereld-crisis is algemeen en heeft alle landen in zijn greep omvat, zelfs het rijke Australië. Het eenige land dat tot nu toe een uitzondering maakte is Frankrijk, waar slechts 6000 werkloozen zijn geregistreerd. Dat is niet veel, wanneer men bedenkt, dat over de geheele we reld 22 millioen werkloozen zijn, waarvan alleen in Europa 12 millioen. De meeste werkloozen tellen de Ver. Staten, n.1. 8 millioen. Op de tweede plaats komt Duitschland met 4.700.000, Engeland met 2.500.000 neemt de derde plaats in. In Italië telt men 500.000, in Japan 400.000, in Polen 200.000, in Tsjecho Slowakije 500.000, terwijl in ons land iets minder dan 200.000 werkloozen zijn. Door J. E. WILLIAMSON. DE HEER WILLIAMSON IS EEN PIO NIER OP HET GEBIED DER ONDER- ZEESCHE FOTOGRAFIE EN IS ON LANGS TERUGGEKOMEN VAN EEN- STUDIEREIS NAAR DE BAHAMA-EI- LANDEN, WAAR HIJ HET LEVEN DER HAAIEN HEEFT GEOBSERVEERD. TUSSCHEN de Bahama-eilanden Andros en New Providentie bevindt zich een zeestraat van 1600 M. diepte, die het geliefkoosde jacht terrein is voor haaien en andere roofvisschen. Tijdens mijn laatste studiereis hen ik herhaaldelijk in zee afgedaald in mijn stalen observatiekamer, waar ik door de glazen ramen de bewoners der zee kon waarnemen. Het was mij ditmaal te doen om de haaien, de vraatzuchtige roofvisschen, die ook voor den mensch een ernstig gevaar vormen. Zoo ging ik de eerste maal naar beneden en dwaalde daar rond tusschen de koraalriffen, die de kust omgeven. Er was geen enkele haai. Hoe kwam dat? Waren zij bang voor de stalen kamer? Da wolven der zee. Ik maakte mij al ongerust en vreesde, dat mijn po gingen tevergeefs zouden zijn. Ik zou echter alles doen, wat in mijn vermogen was en daarom stootte ik mijn meegebrachte voorraad van 225 L. ossenbloed in de zee uit. Nu bleef ik die wolk van bloed vol gen en het duurde niet lang, of de wolven der zee kwamen aanzetten met een gretigheid, die aan waan zin grensde. Tegen het zachtblauwe waas van het zee water teekenden zich de silhouetten af van de groot ste school haaien, die ik nog ooit gezien had. Voor op zwom een groote Hamerhaai, die zich haastte om het lokaas liet eerst te bereiken. Spoedig was ik aan alle kanten door haaien omringd, die, vraatzuchtig als zij waren, snel langs de stalen kamer heenzwom- men. Dit. was een prachtige gelegenheid om de dieren vanuit mijn V/o M. breede raam te bestudeeren. Al spoedig bemerkten zij mij en vielen fel op mij aan. Zij stootten natuurlijk hun snuiten tegen het glas en begrepen niets van die onzichtbare hinderpaal. Die gewone haaien zouden niets tegen mij kunnen begin nen, doch ook de groote hamerhaai maakte zich tot den aanval gereed. Zou de glazen plaat het houden? Daar kwam het dier aan met zijn sterke, 4 M. lange lichaam en zijn monsterachtigcn hamerkop. De wijd geopende oogen schitterden van een moordlust, die mij deed huiveren. Ik had tot dat oogenblik een haaienoog beschouwd als een der koudste en meest uitdrukkingslooze oogentin de geheele dierenwereld, doch nu zag ik bij deze' haaien en vooral bij .den hamerhaai een gloed, die verrast en verschrikt. Door haaien omringd. Ik heb menig spannend avontuur beleefd met de zeebewoners, doch ik heb mij nooit zoo bedreigd ge voeld. Van alle kanten zwommen de dieren tegen mijn stalen kamer aan, die met geweld heen en weer geworpen werd. Een van de grootste haaien, die slechts enkele centimeters van mij verwijderd was, knaagde letterlijk zijn weg naar mij uit door met zijn angstwekkend gebit de randen van het raam te be werken. Ik trok mij onwillekeurig terug voor de uit puilende oogen, die mij aanstaarden. Nu kon ik ook beter het groote visschenlichaam in zijn geheel zien; het was sterk gevlekt, een bewijs dat het dier honge rig en dus bijzonder belust op zijn prooi was. Dat maakte het geknars van de scherpe zaagtan den bepaald afschuwelijk om aan te hooren. Lang zou ik het ook niet in mijn vesting kunnen uithouden. Ik gaf daarom aan mijn matrozen, die zich aan de op pervlakte der zee in een schip bevonden, een sein om grooten haak met lokaas te laten zakken. Daardoor keerde inderdaad de kans, want de haai, die den haak in zijn bek kreeg, werd door de anderen aan gevallen, die hem begonnen te verscheuren. Het re- vangen dier werd dol van pijn, rukte zich los van den haak en zwom ernstig gewond weg met de school vlak achter zich. Dat was het laatste, wat ik van de dieren zag. Wanneer haaien aanvallen. De haaien zijn zwervers en zij komen dan ook in alle wereldzeeën voor. Soms verschijnen zij echter alleen met groote tusschenpoozen en dan zeer plot seling, zoodat zij over de ge ïeele aarde gevreesd worden. Soms zijn zij schijnbaar ongevaarlijk, doch daar kan men geen minuut zeker van zijn; op een gegeven oogenblik vallen zij toch aan en dan blijken het geduchte vechtersbazen te zijn Over het alge meen heb ik ook bemerkt, dat een haai een slimme en steeds beweeglijke tegenstander is. waar nog eens voor gewaarschuwd mag worden. De lezer heeft mis schien één kans op de millioen. dat hij mijn raad kan opvolgen, doch wanneer hij ooit over boord ligt met een haai in zijn buurt, kan ik hem maar één raad geven, nl. zich niet kalm te houden. Hij moet zich juist bewegen, spartelen, schoppen, plassen! Dat wil wel eens helpen, want een haaf is een voorzichtig heest en in dat geval zal hij misschien eerst weg zwemmen en pas na eenigen tijd terugkomen om aan te vallen. Sommige menschen voelen zich zelfs in de onmid dellijke nabijheid van een haai veilig, zoolang de rechtopstaande rugvin hen het bewijs geeft, dat het dier nog niet op zijn zijde is gaan liggen voor den aanval. Dat is de grootste onzin, die ik ooit gehoord heb. Een haai behoeft volstrekt niet op zijn zijde te gaan liggen, om te bijten en hij kan happen in alles wat in zijn weg komt, zonder één graad om te draaien. De bek bevindt zich wel onder aan den kop, doch daarom is hij maar al te goed bruikbaar. Ik ben in het bezit van een film, waarin men een haai recht op een duiker ziet afschieten, zonder zich ook maar eenigszins om te draaien. Die duiker had een pak aar- met eigen zuurstof- voorraad, zoodat hij alleen in verbinding stond met de boot op het water met één touw om hem op te trekken, oo werken de duikers dikwijls twee aan twee tusschen de koraalriffen. Er waren veel haaien, want wij lokten hen juist naa: dit gedeelte; voordat de duikers naar beneden gingen was er dan ook af gesproken, dat zij rug aan rug zouden blijven staan en hun pistolen en messen gereed zouden houden, terwijl zij uit hun tanks met samengeperste lucht in geval van nood luchtbellen konden laten ontsnappen. Dat is de gewone manier om haaien te laten schrik ken. Duikers in gevecht met haaien. Ik zat al op den bodem der zee in mijn stalen ka mer om alles op te nemen. Tegen den geheimzinnigen achtergrond der koraalriffen zag men duizenden vis- schen heen en weer zwemmen; een groote haai be merkte de beide duikers en schoot op hen af. Zij lie pen toen langzaam rug aan rug voort over den bo dem der zee; de haai kwam op een der mannen af en scheen hem in zijn hoofd cf schouders te willen bijten. Als hij met zijn groote. snel bewegende lijf den duiker alleen maar aanraakte, zouden zij heiden omrollen en verloren zijn. Nu zag ik een merkwaardig staaltje van duikerstechniek. De aangevallen duiker greep de kolf van het geweer aan zijn zijde, zette den loop op met een hoek en plaatste dien onder dern snuit van het aanstormende dier. Nu stond hij op en drong den kop van de haai naar boven, waarbij het grijze lijf langs zijn schouders streek. Het merk waardigste was, dat de andere duiker niets bemerkt had van wat er achter zijn rug gebeurde. Ik heb ook aan de oppervlakte van het water her haaldelijk kunnen zien. dat een haai zijn prooi aan valt, zonder zich om te keeren voor het bijten. Zoo heb ik eens gezien, hoe een haai een .lendenstuk af- hapte van een geslacht rund, dat wij als lokaas ge bruikten; onder het eenigszins knagende afbijten van het stuk vleesch was de rugvin voortdurend verti caal geplaatst En passant hapte het beest nog even de staart af en met het kwastje, dat uit zijn bek slierde, zwom hij weg. Ik kan dé legende, dat een haai zich omkeert om te hijten, alleen verklaren uit het feit, dat een haai aan de oppervlakte van het wa ter soms op zijn zijde gaat liggen om beter te zien. Dat doet hij dus niet omdat zijn bek onderaan zijn kop zit, maar omdat zijn oogen opzij ervan zitten. Haaien vechten verwoed, als het gaat om het be machtigen van voedsel. Ik herinner mij, dat twee haaien eens met hun koppen over den rand van een sloep kwamen uitkijken naar een stuk vleesch, dat wij hen in het water hadden afgenomen. Naast el kaar werkten zij zich omhoog, hun kaken op elkaar slaande, wanneer wij hen met stokken en ijzeren sta ven op den kop sloegen om hen terug te drijven. Dat hielp ons echter niets en pas toen een der mannen met een bijl op hun koppen sloeg- trokken zij zich onwillig en aarzelend terug. Schipbreuk door een haai. In het riffengebied om het Andros-eiland heb ik eens 's avonds gevaren met een motorboot van IA M. lengte. Plotseling voelden wij een hsvigen schok in het achterdeel van de boot, waaruit wij opmaak ten, dat wij op een rif. gestooten waren; wij verwon derden er ons alleen over, want voor zoover wij wis ten was het daar goed vaarwater. Toen wij naar het roer renden, zagen wij een volwassen haai om en om rollen; Ilij bloedde uit een gapende wonde aan zijn keel. Blijkbaar had hij den onderkant van onze boot aangezien voor een snelzwemmende visch en was hij letterlijk in blinde woede uit de diepte opgestegen om in de planken dicht bij de.i schroef te hijten. Dit geval maakte ook onze boot voor eenigen tijd on bruikbaar, want de schroefas was omgebogen, terwijl er ook een lek in de boot was geslagen. Een haai hapt in alles, wat maar op voedsel lijk». Maar hij heeft een goed ontwikkelde smaak en zal niets inslikken, wat hem niet aanstaat. Dat heb ik eens vanuit mijn stalen kamer kunnen waarnemen, toen een duiker, die met een flinne dot poetskatoen mijn raam schoonveegde, plotseling in het glas voor zich een haai weerspiegeld zag. Hij verschool zich snel achter de stalen kamer en haastte zich ver volgens naar boven. Ik zag, dat de haai hem uit het oog had verloren en inplaats daarvan het poetska toen tot prooi had gekozen. Dit was uit elkaar ge gaan en dreef met den stroom mee: de haai hapte het op, doch spuwde het onmiddellijk weer uit. Dat deed hij misschien wel, omdat hij niets er aan proefde of rook, want als men den maaginhoud van een haai eens onderzoekt, blijkt hij juist de groote vuilnisbak van de zee te wezen. Ternauwernood aan den dood ontsnapt. Omdat een haai een kannibaal is, heeft men het meeste succes met een lokaas van haaienvleesch. Daarmee heb ik ook eens een berucht exemplaar ge vangen, zij het ook na een hevigen strijd, waarbij mijn 60 M. langs noer zich bijna begaf Eindelijk kre gen wij de haai echter langszij; met twee mannen achter mij trok ik den kop van de haai boven het water uit, waarna een jongen met een mes naar be neden ging om den haak los te snijden en de sterven de visch te laten wegzwemmen. Zoodra het dier ech ter zijn vrijheid van beweging terug had, sloeg het naar ons met zijn krachtigen staart, waardoor ik overboord geworpen werd en zelfs de achter mij staande mannen nog een flinken klap kregen. Ik kwam in zee terecht op den rug van de haai als een ruiter te paard en zoo reed ik letterlijk de diepte in. Ik vocht een wanhopigen strijd om het spartelende lichaam te ontkomen; door den voorafgaanden strijd was het water troebel geworden, zoodat ik niets kon zien en in liet wilde weg zwom. Gelukkig* bereikte ik vrij spoedig de oppervlakte van het water, waar vele angstige oogen mij vanuit de boot aankeken. Het was geluk en niets anders, dat ik niet door de scher pe tanden van het dier gegrepen en in de diepte aan mijn einde gekomen was. Ik had voor dien tijd al eens de griezelige gewaar wording meegemaakt die de aanraking van een haai in open water geeft. Op mijn eerste studiereis naar de West-Indische eilanden had ik mij al eens in zee gewaagd, alleen gewapend met een mes. om den strijd met zoo'n monster aan te hinden. Tevoren had ik herhaaldelijk gezien, hoe de inboorlingen zich daarbij gedroegen, terwijl zij mij ook reeds hun kunstgrepen hadden geleerd. Toen ik klaarstond om tw duiken, goed ingesmeerd met olie en met het mes tusschen mijn tanden, zoodat ik de handen vrij had om te zwemmen, kon men reeds in de diepte een paar haaien heen en weer zien zwemmen. Een der haaien kwam onze richting uit en op het geschikte oogenblik dook ik en zwom snel naar he neden om dieper dan de haai te komen. Toen keerde ik mij plotseling om, greop de groote, stijve borstvin en terwijl ik op den witten onderkant van de visch de juiste plaats trachtte te bepalen, stak ik het mes tot het heft in het lichaam van het dier. Daarna had ik nog maar één doel; zoo snel mogelijk de opper vlakte te bereiken. Dat gelukte er werden dade lijk helpende handen naar mij uitgestoken om mij op te trekken, voor het geval dat de haai mij zou ach tervolgen. Dat was echter niet noodig, want ik had mijn werk goed gedaan. (NadAk verboden.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 7