ilifUU! Ifiims- M. KLERCQ Mmttilii- Liiiiiiillil VOOR DE SCHOONMAAK. GEESTELIJK LEVEN. Bij Griep Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. Godslastering. Zaterdag 28 Februari 1931. EHAËBR 74ste Jaargang No. 8824 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-. tori tien nog zooveel mogelijk in hel eerstuitkomend nummer geplnaUt POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No 20. Prijs per 3 maanden f t.80- Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen» Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT YJT BLADEN. Dat vrome volk. Dat vrome volk, Bat vrome volk zijn wij! (Naar 't Transvaalsche volkslied) WIJ leven in een gezegend land. Wij hebben het groote vorrecht te worden geregeerd door vrome mannen, wien niets zóó zeer ter harte gaat als de trouw aan de Christelijke be lijdenis, die niets vuriger begeeren dan 't hun toe vertrouwde volk te leiden op den weg, die voert tot de volkomen eerbiediging van Gods ordonantiën op alle gebied des levens. Alles om den eere Gods! Want niet zichzelf zoeken deze mannen. De onderstelling, dat ze dit zouden doen is reeds ongerijmd. Een Christelijke overheid denkt nooit aan eigen voordeel. Zij bekommert zich niet om petroleumdividenden, om alcoholwinsten, om koloniale voordeelen. Zij vraagt alleen: hoe kunnen wij Gode 't meest welge vallig zijn. Helaas, helaas, nog staat ons gansche volk niet op de hoogte van die vrome mannen, welke thans de teugels van 't bewind in handen hebben. En met na me ontbreekt er bij dat volk nog veel aan den eer bied voor God. Ja, er zijn zelfs booze tongen, die be weren, dat ons volk in zooverre een uitzondering maakt op andere volken, dat het veel, benauwend- angstig-veel vloekt! Nog erger: daar worden in de kranten stukken geschreven, die rechtstreeks het Christendom bestrijden en dit doen op grove, ge- meene manier, op godslasterlijke wijze. Mag onze overheid dit dulden? Neen! In naam van God, Nederland en Oranje, neen. Onze minister van justitie is waakzaam. Denk niet min over dezen man van Christelijke beginselen. De nobele ziel heeft al een wetsontwerp in voorbereiding, waarbij openbare godslastering strafbaar zal worden gesteld! Weest gerust, gij vrouwen, die u beklaagt hebt over het vreeselijke Kerstartikel in de Tribune en die daarom in heilige verontwaardiging een beroep hebt gedaan op de overheid. Komt in orde! Even ge duld! Straks komt de nieuwe wet en misschien zelfs komt er een algemeen vloekverbod, waardoor de reeds bestaande gemeentelijke vloekverboden over bodig zullen zijn. Uw heftig geschokt gemoed kan weer de verheven kalmte terug krijgen, welke zoo uitstekend bij uw vroomheid past. Godslasterlijke stukken zullen u weldra niet meer bedroeven en uwe ooren zullen, potverdrie, geen vloek meer behoe ven te hooren! Het zal een gezegende tijd worden. Geen onvertogen woord meer zal klinken over de lage landen aan de Noordzee. En indien, ondanks de wet. toch iemand den euvelen moed zou bezitten om zijn boosheid, zijn ergernis, zijn verontwaardiging te uiten op een gods lasterlijke wijze dan zal de justitie hem mores leeren. Want het Nederlandsche volk moet worden opgevoed in eerbied voor God. En de Hollandsche rechters zullen zeggen: „hard is mijn hand, maar lieflijk mijn gemoed; ik straf niet het kwaad, maar dwing tot goed". Hoerah, hoerah, voor den minister van justitie! Hij is waard eerelid te worden van alle Christelijke vrouwenvereenigingen! Hem moge een pauselijke on derscheiding ten deel vallen! Hij is de moderne Sint Joris, die den afschuwelijken draak, die godslaste ring heet, met zijn scherpe lans doorboort en dóód, voor goed en voor altijd dóód maakt. En het volk van Nederland zal jubelend zingen: dat vrome volk zijn wij! Is dat nu taal voor Astor? vraagt de lezer en klaagt de lezeres. Beste menschen, ik kan er niets aan doen. Ik moest mijn hart eens luchten. En als gij bezwaar maakt tegen den toon van het voorafgaande, een ioon, welken gij niet gewoon zijt, van mij in de „Geestelijke Levens", och, wilt dan bedenken, dat de kalmste man ook oogenblikken kan hebben, waarin 't hem te machtig wordt en hij zich voelt gedreven tot spot en sarcasme. En het is me te machtig geworden! Ik kan niet tegen weeë femelarij en schijnheiligheid. En deze proef ik achter al dat gebazel over het ergerlijke van godslastering, achter het streven om een anti-gods lasteringwetje in het leven te roepen, een vloekver bod of hoe men 't noemen wil. Ik zelf ben een tegenstander van vloeken. Slechts een paar malen in mijn leven is mij een vloek ont vallen en hst heeft me gespeten. Want ik vind vloe ken onbeschaafd, ruw het is ook vaak een uiting van gebrek aan zelfbeheersching. Ik verdedig dus de vloek-gcwoonte niet, ben zelfs van oordeel, dat op het verkeerde daarvan met nadruk mag worden ge wezen, maar ik kom met alle kracht er tegen op, dat het misbruiken van Gods naam en het smalend en grof spreken over voor andersdenkenden heilige zaken, als godslastering wordt gebrandmerkt, terwijl dezelfde menschen, die dit doen, op veel vreeselijkcr manier God lasteren. Kort geleden viel mijn oog op een foto in de Nieu we Rott. Courant. Deze foto stelde voor den kansel in de Nieuwe Kerk van Amsterdam, en op dien kan sel stond een geuniformde in groot tenue, een vice- admiraal naar ik me meen te herinneren. Dat heb ik als godslastering gevoeld. De lezers der „Geestelijke Levens" weten, hoe ik sta tegenover het persoonlijk Godsgeloof. Maar ik wil me nu eens plaatsen op het standpunt van hen, die gelooven in een bewust, persoonlijk goddelijk Wezen. Dit goddelijk Wezen, deze God wordt ons altoos als 'n God van oneindige liefde en barmhartigheid voor gesteld. Deze God vraagt van de menschen, dat zij elkaar zullen liefhebben. Maar is het dan geen be- leedigen van dien God, dat in een kerk, waar den menschen wordt voorgehouden dien God van liefde te dienen, een militair op de preekstoel staat? Of de man een degen aan zijn zijde had hangen is op de foto niet zichtbaar verwonderen zou 't me niet. Nooit godslasterlijke taal spreken! Goed! Maar wat hebben we te denken van het zegenen der wapenen als een oorlog is uitgebroken? En is er gruwelijker godslastering mogelijk dan een gebed tot God ge richt, waarin gesmeekt wordt om zege in den strijd? Och, menschen, denkt u toch den werkelijken toe stand in. De soldaten, als gedrilde slaven, trekken den zoogenaamden vijand tegemoet met granaten en mitrailleurs en gifgasen, zij laten uit de lucht hun verderfzaaiende bommen vallen. En men richt zich tot God, opdat dit alles met succes, d.i. met zooveel mogelijk slachtoffers zal worden bekroond! Men vraagt God om diens bijstand voor gemeen moord- werk! Kan Hij heviger worden gelasterd? Wat al misdaden worden er begaan met een be roep op God. Vele heidenen, het is van algemeene bekendheid, spreken over Christenen op weinig vleiende wijze, wanneer zij hen Christenhonden noemen. Ik moest hieraan denken, toen ik onlangs een beschrijving las van de manier, waarop het Italiaansche leger in Noord-Afrika optreedt om de inboorlingen te onder werpen. Dat is om van te huiveren. En ik kan me voorstellen, dat niet-christenen een diepgewortelden afschuw krijgen van een godsdienst, wiens belijders op dergelijke wijze optreden. Want deze belijders zijn godslasteraars. Gij allen, die gelooft in het bestaan van een God van liefde, lastert, vloekt uw God niet door zijn Wil met voeten te treden; dat is duizendmaal erger dan m onnadenkendheid, in drift, een g.v.d. te uiten. Gij erkent de 10 geboden als een goddelijke wet, nietwaar? Gij onderwerpt u daaraan en daarom wilt gij niet zondigen tegen het: gij zult den naam des Heeren niet ijdei gebruiken. Waarom stoort ge u niet aan de andere geboden? Weet ge dan niet dat er ook is een:: gij zult niet dooden? Weet ge niet dat er is een: gij zult niet stelen en een: gij zult niet begeeren en een: gij zult geen valsche getuigenis spreken? Waarom ontsteelt gij anderen hun goed en hun grond? Waarom begeert gij koloniën, mijnen, dia mantvelden? Waarom liegt en bedriegt gij? Waartoe uw spionnenstelsel? Gij vindt het vreeselijk te hooren vloeken, terwijl uw van moord bloedrood gekleurde handen u niet ergeren. Ja gij betreedt met die handen uw kerken en vouwt ze samen om uw God te danken. O! vrome godslasteraars! Maar ik wil zóó niet verder gaan. Ik vertrouw dat, wat ik neerschreef voldoende is om U te doen gevoelen dat God op ergerlijker, weer zinwekkender wijze kan worden gelasterd dan door een meestal onnadenkend uitgesproken vloek. En ik kan de gedachte niet onderdrukken, dat in al dit verzet tegen het vloeken ontzaglijk veel schijn vroomheid schuilt. Wie God wil eeren eere Hem allereerst door het leven aan Hem te wijden, door Zijn liefdesgebod te vervullen. Of dacht men listigjes God te bedriegen door nooit te vloeken, zijn naam nooit ijdel te gebruiken, maar toch zijn heilige levenswetten te overtreden? Dacht men hem te eeren door Zijn naam hoog te houden, Hem bij alle mogelijke gelegenheden aan te roepen, terwijl men de liefde uit zijn leven bant? Wel, brave Christenen, dan breng ik u in herinnering een woord van hem, die gij als Zone Gods verheerlijkt, een woord van Christus, die en dit gelooft gij immers! eens sprak: Niet Heere Heere roepen, maar doen den wil des Vaders! In het voorafgaande stelde ik mij dan op het door mij niet aanvaarde standpunt y^an het bestaan van een persoonlijk God. Van dit standpunt uit gezien, beschouw ik niet alleen het ordinaire vloeken, maar alles wat in strijd is met Zijn liefdeswil als godslas tering, vooral wanneer het niet onbewust, maar be wust met God in verband wordt gebracht. Dat wil dus zeggen wanneer het kwade het liefdelooze met een beroep op God wordt goedgepraat! Godslastering is t, als christelijke voorgangers den oorlog aannemelijk maken met een „God wil het!" Godslastering is 't, als men in Gods naam berus ting predikt in ondragelijke, onmenschelijke toe standen. Godslastering is 't, als met vroom gebazel men scheiding brengt tuschen menschen en menschen, die toch allen in wezen één zijn en tusschen wie men hooge muren opricht, tusschen wie men verdeeld heid en vijandschap zaait door hen op te sluiten in kerken en kerkjes, waarvan men zegt dat deze de eenig-ware zijn, welgevallig in Gods oog. Godslastering is het, als men het vrije denken be lemmert. en den mensch verbiedt naar Rede's stem te luisteren, als men hem binden wil aan oude, ver ouderde, vaak onzinnige dogma's. Met de Californische kust in 't zicht. Het schoone landschap door opval lend smakelooze en schreeuwerige reclame bedorven. LOS ANGELES, 3 Febr. 1931. ZEKER mag ik zeggen, dat mijn hart vol ver wachting klopte, toen in het morgengloren de hooge blauwe bergen van Californië vanuit ze? opdoemden, terwijl de tallooze twinke lende lichtjes van Los Angeles en Hollywood geleide lijk in den ochtendnevel verflauwden. De grootsche indruk werd nog versterkt door het machtige Pacific- eskader van de Amerikaansche vloot, dat hier gereed lag om op manoeuvres naar 't Zuiden te vertrekken. Hoe meer we Los Angeles naderden, hoe duidelijker alles werd in den ontwakenden morgen. Ver beneden de besneeuwde kam van de bergen lag dicht aan de kust een rij lage heuvels, met bosschen van rare pun tige boomen begroeid. Een dunne rookzuil steeg hier en daar recht omhoog, als van het kampvuur van den een of anderen vergeten Indianenstam, die hier met eenige verbeelding best kon huizen. Doch niets van deze romantiek. Naderbij gekomen, bleken de heuvels bezaaid te zijn met boortorens, die begeerig zagen naar de kostbare vuile olie, die hier veel ge vonden wordt en nog meer gevonden werd. Want honderden onder deze duizenden boortorens werken niet meetr. Hun bronnen zijn opgedroogd en niemand nam de moeite om de vieze, leelijke houten geraam ten af te breken. Arbeidskrachten zijn hier duur en hout goedkoop. Ook op een beetje natuurschoon komt het niet aan. De havenstad van Los Angeles, bij San Pedro, be stond korte jaren geleden nog heelemaal niet en we moeten bewondering koesteren voor de vele goed in gerichte kaden, dokken en loodsen, die nu de haven vormen van de vrij ver in het land gelegen stad. De ongeveer veertig kilometer lange weg daarheen, die in een gemakkelijke electrische trein in drie kwartier wordt afgelegd, is een bittere teleurstelling voor ieder, die hoopt reeds hier met het veelgeprezen schoone Californië kennis te maken. Zeker, er zijn palmboomen, maar ze zien er vuil en verwaarloosd uit. Bovendien zijn ze nog vaak met reclameborden bespijkerd en ze verdwijnen haast in de uitgestrekte lanen en bosschen van telegraafpalen, telefoonpalen, electriciteitspalen en weet ik wat nog al meer voor palen, die met hun draderig netwerk het land over spannen. Langs de uitstekende breede wegen staan de opvallend smakelooze huisjes verspreid. Of in buur- 'ies bij elkaar, waar het geheel nog leelijker gemaakt wordt door vele en verschillende reclames. Misschien zal mijn idee zich nog wijzigen, maar mijn eersten in druk van Amerika is die van reclame. Reclame, al tijd en overal. Ook in Los Angeles zelf, klaarblijke lijk een nieuwe, uit zijn krachten gegroeide stad, zijn de ontelbare schreeuwende reclames het eerste wat opvalt. Vóór ik nog uit den trein stapte, wist ik al wat voor pillen mijn leven zouden verlengen, welk corset ik bepaald dragen moest, waar ik beslist het liefst zou willen wonen en dat acht verschillende soorten van schrijfmachines en dat tien uiteenloopcn- de automerken de beste waren Ik kon al weten, in wiens mosterdpotjes het meeste zat, waar ik geld kon Ieenen en dat ik de Vereenigde Staten van Noord- Amerika moest helpen in den strijd tegen de werk loosheid, door 's morgens twee boterhammen meer te eten. Alle schuttingen zaten vol reclames. Ook de huizen, iets waar we in Holland helaas ook al meer en meer aan gewend aken. Maar een reusachtig, 's avonds hel verlicht reclamebord in de prachtig on derhouden grasvelden van de stadsparken en plant soenen is iets, waarvoor we in Europa tot nog toe ge spaard zijn gebleven. Zelfs de blauwt, bergen, die d n achtergrond vormen voor het filmland van Holly wood, dragen met veel en veel grooter dan huizen hoog letters een geweldige Hollvwood-reclame, die op mijlen afstand nog te lezen is en die 's nachts over de heele stad en den verren omtrek brutaal flikkert. En tenslotte, stel u voor een Hollandsche kerk, waar op een felle, bewegende lichtreclame zou verkondi gen, dat „Jezus het Licht van deze wereld" is. Ik heb er zoo meerdere gezien, ten bewijze, dat hier niets, maar dan ook niets veilig is voor de reclame. De kern van het zakenleven blijkbaar, maar de pest voor na tuur- en stadsschoon. Dr. A. M. Laat nu Uw bedden en matrassen vernieu wen, bijvullen en opnieuw opmaken in eigen werkplaats. Kapok- en Auping-Matrassen in alle maten. MEUBEL- en MATRASSENFABRIEK SPOORSTRAAT 8-10. TELEF. 206. DEN HELDER. Ook ik, die pantheist ben, verklaar me tegen gods lastering. En ik noem godslastering alles wat een beleedi- ging, een hoon, een smaad genoemd moet worden van dat wonderbare, hetwelk wij kennen als de groote stuwing in ons, de stuwing naar waarheid, recht, liefde. Daarmede spotten, daarover spreken met minach tende taal, daar bewust tegen ingaan dat is een vergrijp aan het heilige! Maar evenzeer is het een vergrijp aan het heilige wanneer men, deze innerlijke stuwing beschouwend als de inwerking van een buitenwereldlijke godde lijke macht, eigen zelfzuchtwil verklaart tot Godswil. En wat doen onze vromen? Er wordt gesold met 't woord „God" juist door hen, die zeggen in Hem te gelooven. God wie, wat is Hij? En ik denk aan de mooie woorden, die Faust spreekt tot Margaretha: Wie noemt zijn namen? Wie kan beamen: Ik geloof. Wie verdragen, En wie zou het wagen Te zeggen: ik geloof niet? De Alomvatter De Albehoeder Hoedt en omvat Hij niet Jou, mij, zichzelf? Welft zich de hemel niet daarboven? Ligt de aarde hier niet beneden vast? En rijzen vriend'lijk blikkend Eeuwige sterren niet omhoog? Zie ik niet oog in oog met jou, En dringt niet alles Naar hoofd en hart bij jou, En leeft in eeuwige geheimen Onzichtbaar zichtbaar nevens jou? Vervul daarvan je hart, zoo groot het is En als je gansch in dat gevoel zalig bent, Noem het dan, hoe je wilt, Noemt 't vreugd! hart! liefde! God! Ik zelf heb geen namen Daarvoor! Gevoel is alles; Een naam is klank en rook Verhullend hemelgloed. Naar de diepte van ons eigen hart dalen wij af als wij het hoogste, de eeuwige, opperste werkelijk heid willen ontmoeten. In dat hart ervaren wij haar; in dat hart ook ge voelen wij dat het lastering is te zeggen, dat deze werkelijkheid ooit het onmenschelijke, ooit leugen, onrecht, liefdeloosheid en redeloosheid van ons zou vragen. ASTOR. P.S. Het bovenstaande stuk had ik reeds geschre ven, toen ik het nummer van de S. C. van 19 Fe bruari onder de oogen kreeg en het artikel I over vloeken las. En ik bemerkte, dat er nog een ver volg op komt. Een oogenblik heb ik er over gedacht mijn stuk te vernietigen. Ik heb 't niet gedaan. Mijn getrouwe lezers moeten maar weten hoe ik sta te genover wat ik niet anders kan noemen dan ellen dige schijnheiligheid. Aan C. S. te E. Uw brief in dank ontvangen. Later vind ik wel eens gelegenheid daarop in te gaan. Maar niet terstond, dit zou voor de lezers eentonig worden. Influenza en gevatte koude zullen Mijnhardt's Grieppoeders U spoedig helpen. Prijs per poeder 8 cent en per doos 45 cent. Zoowel op de poeder als op de doos staat de naam Mijnhardt. Let hierop. Verkrijgbaar bij Uw Drogist.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 1