Als dieren menschen aanvallen. HET MEISJE VAN „STALLES 12". Voor elck wat wils. Is de leeuw het moedigste dier? Hoe maakt men een huis inbraakvrij? De luipaarden zijn gevaarlijker. ZOO moedig als een Leeuw" luidt een bekende spreekwijze. Over de geheele wereld wordt de leeuw als een symbool van een goed karakter, van moed en van kracht be schouwd. Nu is een leeuw weliswaar geen laf dier. maar toch wordt zijn moed door die van andere dieren over troffen. Want er is moed en moed. en hetzelfde woord wordt ook gebruikt voor roekelooze durf. Ongeveer twee jaar geleden bevond een jager zich met een vriend op jacht ln Noord-Rhodesia. Zij lagen er op een platform van stokken, dat ongeveer 2% M. boven den grond was bevestigd op stevige vorkmasten In de nabijheid was een uitgedroogd riviertje en zij waren om geven door kreupelhout. Do regentijd naderde het was October en dan zijn de nachten altiid warm dooi de zwaar bewolkte lucht. Zij lagen stil op het platvorm. Ongeveer 7 M. voor hen uit lag een jonge buffel, die den vorigen nacht door vier leeuwen gedood was. Zij konden er vrij wel niets van zien en toch was de nacht niet eens bijzonder donker. Er schitterden talrijke sterren en de enkele groote boomen, die in den drogen tijd hun bla deren hadden laten vallen," waren tegen den donkergrau wen horizon zichtbaar en vormden fantastische figuren met hun kale takken. De leeuw haalt zyn prooi. De jagers vielen in slaap. Het uitkijken en luisteren naar iets, wat zich maar steeds niet liet hooren of zien, bleek te eentonig. Terwijl zij sliepen, kwam er een leeuw en haalde den dooden buffel weg. Het schurende geluid, dat het karkas maakte, wekte hen. Zij luisterden, grepen naar het electrische zoeklicht en naar hun geweren. Zij moesten nu even wachten, tot de leeuw stilstond om uit te rusten en op dat oogenblik richtten zij het zoeklicht op hem. Hij zette juist zijn zware klauw op zijn prooi en keerde zijn kop om om verbaasd en verstoord te grommen. Een schot. Een vreeselijk gebrul. De leeuw viel neer. trok met zijn liöhaam, stond weer op en kwam op de jagers af. Hij was zwaar gewond, doch hij viel aan langs den weg die het licht hem wees. Zijn woede was prach tig. Zijn oogen vlamden van rood tot groen en van groen tol rood. Het speeksel liep van zijn glinsterende tanden af. Zijn lippen krulden en stonden bloedrood tegen zijn snuit; zijn manen stonden stijf overeind. Een der jagers schoot nog driemaal en raakte den leeuw bij elk schot, doch telkens vond het dier zyn evenwicht weer en hernieuwde het zijn aanval. Hij was nog maar 9 M. van hen af, toen een welgemikt schot hem doodde. De moed der wanhoop. Zeer zeker gaf deze leeuw blijk van grooten moed. En toch was het geep moed, die een mensch tot eer zou strekken en die zelfs bij enkele diersoorten onze bewon dering afdwingt. Die trotsche woedende aanval in den nacht vertoonde een soort moed, dien men den moed der wanhoop zou kunnen noemen. Als wij de gevaarlijke dieren van Afrika voor den geest halen, blijken het er vijf te zijn: de leeuw, de lui paard, de rhinoceros, de olifant en de buffel. Men noemt deze diersoorten gevaarlijk, omdat bij de jacht erop meermalen slachtoffers vallen. Welk van de vijf het ge vaarlijkste is. blijft een vraag. Elke jager heeft er zijn eigen meening over. die natuurlijk gebaseerd is op de ervaringen, die hij zelf gehad heeft. Een jager, die door het dichte kreupelhout gaat om een gewonden buffel te zoeken en er plotseling door aangevallen wordt, terwijl hij op handen en voeten voortkruipt, zal door de uitge stane emotie zijn leven lang den buffel beschouwen als het meest gevaarlijke dier. Later jaagt hij misschien op olifanten, zonder ooit in zoo'n moeilijke positie te ko men. Hij zal het dan ook nooit eens worden met een anderen jager, die eens onder ongunstige omstandigheden door een olifant is aangevallen. De luipaard, de gevaarlijkste vijand. Men schijnt het er vrij algemeen over eens te zijn, dat een luipaard een van de gemeenste en meest onbevrees de vijanden van den mensch is. Zij vallen aan, wanneer men b.v. een hoed laat vallen of een andere kleine be weging veroorzaakt. Van voren zijn zij zoo smal, dat men hen tijdens den aanval haast niet schieten kan, vooral waar zij zoo snel zijn. Een jager, die met hen in aanra king is geweest, heeft dan ook ontzag voor hen en is daarom geneigd om hen eigenschappen toe te dichten, die zij niet bezitten. Het zijn vooral lastige dieren, wan neer men een kamp opslaat. Zij zijn ongehoord brutaal en bovendien vinden zij niets zoo lekker als honden- vleesch, zoodat zij de honden tot in het midden van het kamp najagen en dooden. Het gebeurde eens in Portugeesch Oost Afrika tus- schen de Luia en de Capoche. ten Noorden van de Zam- besi. Eiken nacht jaagden er luipaarden op de jagers honden en voordat zij onschadelijk waren gemaakt, had den zij er meer dan tien gedood. Drie of vier keer per week steeg een gegil op uit de hutten, waarin de 200 in boorlingen van het daar opgeslagen kamp bij elkaar woonden. Grastoortsen vlamden dan op en men sloeg op de tomtoms. Dat alles beteekende, dat een luipaard een der honden op de hielen zat. Een der jagers vertelde daarover het volgende: Ik heb ook eens een grooten luipaard vlak voor mij zien zitten in laag gras. Ik kwam met een fraar dragers voor mijn geweren terug van de jacht. Het was tegen zonsondergang. Plotseling voelde ik. dat er naar mij ge keken werd. Ik liep iets langzamer door, doch de indruk was zoo sterk, dat ik stilstond en met mijn oogen de omgeving zorgvuldig afzocht. Bijna dadelijk zag ik iets wits. wat al verdacht was. Ik hield de plek in het oog en even later kwam er plotseling een luipaard uit te voorschijn. Hij zat daar op zijn hurken en keek mij aan van een 12 M. afstand. Fluisterend waarschuwde ik mijn dragers en een volle minuut bleven wij naar het dier kijken. Toen kon het den Blik van zooveel oogen niet langer verdragen. Het verwijderde zich met groote, le nige sprongen. Luipaarden, die honden stelen. Een vail mijn vrienden sliep eens in een tent in het dal van de Zambesi. Het is daar bijzonder warm en daarom waren de losse lappen van zijn tent opgeslagen Op het voeteneinde van zijn bed sliep een kleine terrler. Op eens schrok hij wakker in het hartje van den nacht door een duw op zijn bed. Hij hoorde slechts een licht gekraak van eenige takken, daarna niets meer. Hij stond op. stak een lantaarn aan en ging op zoek. Zyn hond was weg en op den drogen stoffigen grond zag hij de sporen van een grooten luipaard. Toch is het mijn vaste overtuig-'ng, dat geen der ge noemde luipaarden werkelijk dapper was. Zij zijn woe dende duivels gelijk, wanneer zij vervolgd of gewond zijn. Zii vallen aan op een gevaarlijke manier en men kan hen slechts tegenhouden door hen morsdood te schieten. Zij zijn ook brutaal, want/zij wagen zich in een kamp op tijden, dat geen ander dier daarover zou denken. Doch naar mijn meening toonen zij door dit alles meer domheid en nieuwsgierigheid dan moed. Zij denken niet eens voorzichtig na, zooals een leeuw doet, die desnoods een geheelen nacht blijft rondsluipen oin een veekraaJ, doch niet naar binnen zal gaan, wanneer hij niet ook de kans ziet om te ontsnappen. Een lui paard springt er echter dadelijk in, zonder zich ergens om te bekommeren. Een luipaard is dan ook veel ge makkelijker te vangen dan een leeuw ;ik ving er op mijn laatste reis zeven levend tegen twee leeuwen. En den tweeden leeuw had ik nog niet eens gevangen, wanneer hij niet onvoorzichtig was geweest bij het zoeken naar zijn wijfje, dat ik twee nachten tevoren op dezelfde plek had gevangen. Het lawaai, dat een dier maakt, heeft ook een grooten invloed op den jager. Zoo is een olifant, die zwijgend aanvalt, veel minder angstwekkend dan een andere, die schreeuwt. Zelfs het gekraak van de omvallende boo men beinvloedt een jager. En het gebrul van een leeuw, het schelle gekrijsch van een rhinoceros is ook niet pret tig om aan te hooren. De giraffe daarentegen geeft nooit geluid en hij wordt dan ook niet gerekend tot de vijf zeer gevaarlijke en de vele andere min of meer gevaar lijke diersoorten. Ook het vluchten van dieren eener be paalde soort voor die van een andere soort is nog niet altijd een bewijs van lafheid. Een antilope zal onver saagd vechten, als hij gewond is en hij zal zich zelfs te gen een aanvallenden leeuw nog wel eens met succes verdedigen. Gewoonlijk zal hij echter wegloopen; hij is dan bang, doch alleen omdat zijn verstand hem zegt, dat hij geen schijn van een kans heeft. AJs een nijlpaard aanvalt. Sommige dieren vertoonen wat ik een wilden moed noem. Ik heb eens gekampeerd aan den oever van de Kafoea, dicht bij den grens van 't Congogebied; wij wa ren daarheen getrokken om nijlpaarden te fotografee ren, waarvan er een groot aantal moesten rondzwem men Wij dachten, dat zij nog wel een 400 M. van ons kamp verwijderd waren, doch *s nachts werden wij plot seling opgeschrikt door het geloei van een groot nijl paard. dat de rivier overgezwommen was en nu op ons vuur afkwam, dwars door het dichte kreupelhout dat den oever bedekte. Hij maakte een vreeselijk lawaai en bedreigde ons met geloei en woedend gesnuif. Wij maak ten op onze beurt ook zooveel mogelijk rumoer en lieten de vuren hoog op branden, zoodat de vlammen meer dan een meter hoog oplaaiden. Het duurde verscheidene mi nuten, voordat wij wisten of wij al dan niet het veld zouden moeten ruimen, want schieten was onmogelijk. Niemand had echter zin om met een razend nijlpaard een wedstrijd te houden in het donker en wij waren al blij, dat het dier het water weer opzocht. Hij bleef ech ter den geheelen nacht in onze buurt en schrikte ons telkens wakker door zijn geloei. Antilopen, zebra's, varkens en de kleinere dieren, die in het wild leven; wilde honden, jakhalzen en andere kleine roofdieren zijn doodsbang voor menschen. Zij zijn ook al zoo dikwijls gejaagd of in vallen gevangen, dat zij weten hoe machteloos zij zijn. Het is dan ook te be grijpen. dat zelfs de moederdieren van deze soorten schijnbaar hun jongen verlaten, wanneer men toevallig hun nest vind. Ik heb zebraveulens, jonge antilopen, enz. dikwijls kunnen vangen, terwijl de moeder in de buurt bleef en angstig rond liep. Soms kwamen de moederdie ren zoo dicht bij, dat ik de grootste moeite had om de inboorlingen van een vervolging af te houden. Deze die ren wisten echter, dat zij niets tegen ons konden be ginnen. Dieren verdedigen hun jongen. Leeuwen, buffels, nijlpaarden, enz. kunnen dat echter wel en zij vechten dan ook woedend en met niets ont ziende roekeloosheid om hun jongen te verdedigen. Als men een olifantenkalf gevangen neemt, vallen de olifan ten het kamp aan. Leeuwen bewaken altijd hun leger, en wae de welpen tracht weg te nemen, wordt eer hij het weet, aangevallen door een razend, vechtend, klau wend en bijtend gevaarte van 200 kilo. Dit vechten om de jongen te verdedigen is echter moed. want het moe- derdier kan er niets door winnen voor zichzelf en loopt de kans om gedood of gewond te worden uit liefde voor haar jongen. Buffels komen dikwijls in kudden terug, waneer een van hen ingevaar is geraakt. Daarom is het vangen van buffels ook zeer gevaarlijk. Tweemaal heb ik jonge buffels in verdekte kuilen gevangen en tweemaal kwam een kudde buffels op ons af. toen wij het kalf eruit ge haald hadden. In zoo'n geval kan men niets anders doen dan wegloopen, want een kudde buffels, die tot den aanval overgaat, maakt er ernst van. Zij laten zich niet afschrikken, wanneer men een of twee van hen neerschiet, en het zoowel onmogelijk als ongewenscht is om de geheele kudde neer te schieten. In beide geval len waren de kalveren weer verdwenen en hadden de dieren dus het doel bereikt, waarvoor zq zich vrijwillig in het gevaar hadden begeven. De moedige olifant. De grootste persoonlijke moed, die men bij dieren heeft waargenomen, wordt getoond door olifanten. Slechts weinige jagers hebben het voorrecht gehad, zulke staaltjes van moed mee te maken, doch die wei nigen zijn er zoo door getroffen, dat de jacht alleen met het doel om te dooden haar aantrekkelijkheid grooten- deels voor hen verloor. (Nadruk verboden). IN HET POLITIEMUSEUM. „Uw huisdeur kan net zoo goed open staan...." Wij staan in een groot gebouw met gindelooze gangen en we zien kamerdeur naast kamerdeur, nummer naast nummer. Op een bord zijn griezelige foto's geprikt van onbekende lijken, soms verminkt of in staat van ont binding. Wij zijn in het hoofdbureau van politie. Hier komen alle draden samen van het dichte web. dat de politie beschermend uitbreidt over de bufgertf. Vreem delingendienst, verkeers-, politieke-, crimlneele- en ze denpolitie en nog heel wat meer afdeellngen bevinden zich in het gebouw. De taak der politie is zeer uitge breid en zy maakt van zeer verschillende middelen ge bruik om haar plicht te vervullen. De modernste vin dingen worden toegepast en men kan ook om raad vragen over verschillende onderwerpen. Wij openen de betrokken deur en doen verschrikt een stap achteruit, want er weerklinkt een akelig schel alarmsignaal. Dadelijk verschijnt er een politieambte naar, een boom van een kerel, die eiken indringer de baas is. Hij kijkt ons onderzoekend aan en zegt afge meten: „Wij moeten vooraf van u eischen, dat u uw eerlijke bedoelingen eenigermate weet te bewijzen." Deze eisch is begrijpelijk, want voor menigen beroeps inbreker zou het kantoor een ideale leerschool zijn. Wij kunnen ons echter voldoende verantwoorden en nu is de grimmige Cerberus ineens veranderd in een vriende lijken gids. Eerst laat hij ons een heele verzameling geldkisten en brandkasten zien. Het is een klein museum waar spaarbusjes voor kinderen evengoed aanwezig zijn als groote kluizen voor banken. Als men zoo'n groote vier kante kast ziet, zou men niet vermoeden, welk een fijne machinerie erin verborgen is. Als leek raakt men ln de war door de ingewikkelde grendels, versperrin gen, electrische draden en batterijen; het slot ls geen slot meer, maar een echte machine. Men kan ook doorsneden zien van de wanden, die 30 a 40 c.M. dik zijn en opgevuld zijn met keihard kiezelcement, waar door een net van gevlochten stalen stangen loopt; er zyn ook dikke pantserplaten in van een bijzondere le geering en koperplaten, die zelfs de hitte van een steekvlam afleiden en verdeelen. Menige inbreker heeft al tevergeefs getracht, zoo'n kluis open te maken; dit is echter onmogelijk, ook al beschikt hij over de beste werktuigen. Als men dan ook hoort van geforceerde brandkasten, kan men er zeker van zijn, dat het kasten van een verouderd systeem waren. Van deze zwaar gepantserde brandkasten komen wij weer bij heel eenvoudige mechanische veiligheidsinrich tingen. Het was ons er n.1. in de eerste plaats om to deen, iets te hooren over het inbraakvrij maken van huizen. Ook op dit gebied toonde men ons een groot aantal modellen, van kleine hangsloten tot de sterkste afsluitingen. Zoo hoorden wij ook tot onzen schrik, dat 90 der huisdeuren evengoed open zou kunnen staan. De ambtenaar laat ons zes eenvoudige uit blik ge slagen loopers zien; dit gereedschap bezit elke beroeps inbreker. Wij haalden voor de aardigheid onze huls sleutel te voorschijn en het bleek dat een van de zes loopers hem altijd kan vervangen. Dat is het nadeel van de massafabricatie. Het enkele feit, dat een architect ongeveer f 5.— rekent voor ai het metaal aan een huls deur, waarbij dus ook het slot, de deurknop, enz. be hoort bewijst op zichzelf reeds dat het publiek geheel onvoldoende wordt beveiligd. De enkele sloten, die door geen der loopers geopend kunnen worden, kunnen altijd geforceerd worden door een andere methode, die zeer eenvoudig is, maar hier niet verraden kan worden; anders zou iemand misschien ln de verleiding komen, haar toe te passen. Doch men ziet eruit, dat men 's avonds niet angstvallig de deur behoeft te sluiten voor die leelijke inbrekers. „Belache lijk!" zegt de gids. „Het is alleen lastig voor de bewo ners zelf. Maar de deuren7 Die kan immers elke bak kersjongen en elke krantenverkooper openmaken met een stukje omgebogen ijzerdraad.' „Maar de veiligheidssloten dan 7" „Veiligheidssloten krijgt men zonder meer niet open. Maar dat hindert niet. die boren ze wel rondom uit. Dat is in een ommezientje gedaan. En het gemakkelijk ste van alles is een deur met pancelen. al zitten er ook een dozijn sloten op. Men boort ze in de hoeken aan en kan dan met een zakmes gemakkelijk het geheele pa neel verwijderen. En dan heeft u nog een steekbeitel, waar een gewoon slot maar zelden tegen bestand is. Daar worden de helft van de Inbraken mee gepleegd." „Hoe kan men dan zijn deur veilig afsluiten?" „Heel gemakkelijk: door een staalplaat van 1 a 2 m.M. dikte. In die plaat kan dan een goed veiligheidsslot worden gemaakt Dat is alles." Hij laat ons verder nog tralies en ijzeren rolluiken eien en vooral electrische beveiligingsmiddelen. Er zyn er in alle soorten: onzichtbare contactplaatsen, dwars door de kamer gespannen draden, z.g. dievenvallen en een heele vitrine met handschoenen, fotografietoestellen, chemische stoffen, enz. Men kan b.v. elk voorwerp in een etalage en ook de ru't zelf door onzichtbare con tactplaatsen verbinden met een alarmsignaal, dat da delijk werkt, zoodra een der voorwerpen aangeraakt of de ruit ingeslagen wordt. Het is zelfs mogelijk, dat er geen signaal wordt gegeven in het perceel zelf, doch een bepaald sein in het naastbijzijnde politiebureau; daar mee is dus de ideale toestand bereikt, dat de dief zelf onbewust de politie roept om hem te arresteeren. Ook de door de radio bekend geworden versterkings lampen spelen een rol in de beveiliging van geluids dichte ruimten, bijv. een kluis van een bank. Als men daarin een geluid maakt, wordt dit opgevangen door 'n onzichtbare microfoon en duidelijk hoorbaar gemaakt door een luidspreker in het politiebureau. En een nog interessanter beveiligingsmiddel is... de ons omringen de lucht. Men zet de kluis, die inbraakvrij gemaakt moet worden, onder een bepaalden luchtdruk. Zoodra echter de deur geopend of een der wanden doorboord wordt, verandert deze luchtdruk en wordt hij langza merhand gelijk aan dien der buitenlucht. Zoodra de luchtdruk begint te veranderen, wordt er door een ver nuftig toestelletje alarm gemaakt. En waar de dieven nog niet handig genoeg zijn, om door een deur te gaan zonder hem te openen, staat ook de meest geroutineer de inbreker hier machteloos tegenover. Duizenden menschen vragen de politie om hulp bij het nemen van veiligheidsmaatregelen en om hun be zittingen te verlaten. Helaas zijn dat voor 't meerendeel menschen, die niets te verliezen hebben. De welgestelden die voor een inbreker de moeite waard zijn, komen bijna nooit. Onze vriendelijke gids vertelt er ons de meest komische dingen van. Oude vrouwtjes komen aan met groote sleutelbossen en beklagen zich erover, dat er voortdurend tuinaarde en kunstmest bij hen verdwijnt; soms brengen zij zelfs een paar beddelakens of hand doeken ,dan wel een koffiepot bij de politie, uit angst dat die tijdens hun afwezigheid gestolen zullen worden. Ze verwachten dan, dat de politie dat alles in bewaring zal nemen; dan kunnen zij pas rustig weggaan en hun zaken in orde brengen. Ze zijn zelfs nog verwonderd, dat de politie-ambtenaren niets voor hen kunnen doen en hen ergens anders heenstur.en. (Nadruk verboden). Kort verhaal DRIEMAAL had zij de groote advertentie gele zen. en was daarna in gedachten verzonken geraakt. Hem weerzien... deze gedachte, en dit vooruitzicht hielden haar bezig. Hem weerzien na negen jaar,... negen lange jaren was dat nu gele den, sinds hij was vertrokken. Gelezen had zij veel over hem. Zijn succes was groot geweest, zoowel In Weenen als Berlijn, Parijs en Lon den. Daarna was zijn tournee door Amerika begonnen, die heel gelukkig was geweest eh nu., was hij dan terug, beladen met lauweren. Hier zou hij een concert geven, en dan, zou hij rust gaan nemen, aldus de be richten. In alle couranten stonden foto's van hem en inter views. Terwijl Nelly de schoolschriften van de kinderen uit haar klas nakeek, of als zij sommen op het bord schreef, de gedachten aan hem verlieten haar niet. In haar stille uren dacht zij erover na, hoe zij samen waren schoolgegaan, zij en William, aan hun jonge oprechte liefde, hun geheime verloving. Toen was hij muziek gaan studeeren en vertrokken naar het conservatorium in Keulen Eerst hadden zy eikaar regelmatig geschreven, doch toen hij was gaan reizen en trekken, ontving zij haar brieven onbestelbaar te rug en ten slotte, het moordende zwijgen... Vergeten zou hij haar zijn, ach natuurlijk, kon dat anders? Hoeveel mooie, rijke vrouwen zouden er niet om hem heen danken, dat ging immers altijd zoo met beroemde mensch »n. Wat was zij' Een onderwijzeresje. die op kamers woonde bij een oud echtpaar, met één boezemvrien din. waar zij tweemaal per week mee naar een bios coop ging en verder blokte om de cene acte na de andere, te halen. Maar zien, terug" zien wilde zij hem en... luisteren naar de wonderklanken, die hij ontlokken zou uit zijn viool... en bloemen wilde zij hem geven. De rij was groot, de politie moest er zelfs bij te pas komen, maar na anderhalf uur geduldig wachten was zij toch aan het loketje gekomen en had daar de laatste stalles genomen. Daarna was zij voldaan naar een bloemenwinkel gegaan en daar had zij met den o'genaar uitvoerig besproken hoe haar mand zou wor den. En nu nog het kaartje had Nelly gedacht wat moet daar nu op? Gewoon „Nelly" of haar achternaam er bij, of een kaartje met adres. Ach, dat alles zou gelijk staan met het zenden van een kaart met „vergeet mij niet jes." In eens schoot haar iets te binnen. Met keurige let ters schreef zij op een blanco kaartje „Stalles No 12". Dit zou dan aan de mand komen te hangen. Toen de deuren nog gesloten waren, stond Nelly ai voor het concertgebouw, en zij was het die als eerste de zaal binnen kwam. Zij keek naar het podium waar hij zou komen te staan, waar hij bloemen zou krijgen, ook haar bloemen, daar zou hij ook het donderende applaus in ontvangst nemen. Zou hij et er zijn... nu al... of was hij nog in zijn hotel? Honderden vragen kwamen in haar op en smolten onbeantwoord weer weg. Langzaam vulde de zaal zich. De heer naast Nelly kende blijkbaar velen van hen, want zij hoorde hem zeggen: Kijk nou, dat is nu de minister Degelsma, en die is de burg- meester, die beer daar is generaal Buns- ma. en dat is nu de Noorsche gezant. De minuten gingen traag, het publiek wss v! snan- ning. Langzaam naderde acht uur... U kunt haar nergens vinden? Zelfs geen spoor, mijnheer William Hebt u gedaan, wat ik gezegd heb? Zeker, mijnheer. Maar u moet rekenen, dat het voor een detectlef heel wat moeilijker is een jong meisje op te zoeken, dan een dief. En die foto dan? Hoe oud Is die foto? Ruim negen jaar. Daar kan ik het gezicht niet meer uit herkennen. Hebt u aan de deur gestaan? Jawel, aan één deur, maar er zijn aan het con certgebouw drie Ingangen en dan is het nog de vraag... Hebt u de ziekenhuizen opgebeld? Mijnheer daar is z|j niet, dat weet ik zeker. Wat gaat u nu doen? Dat weet lk niet, ik wacht op een Ingeving. Ik verhoog mijn belooning met duizend gulden, tot 11 uur vanavond. Dus twee duizend gulden premie als ik... Twee duizend gulden voor u als u haar om 11 uur hier brengt of mij het adres geeft waar ik haar vinden kan, en nu is het 10 minuten voor acht en ik moet gaan. William drukte den detectief de hand. „Doe uw best nog eens", zeide hij terwijl hij zijn viool greep. „Twee duizend gulden twee duizend gulden, mom pelde de detectlef in zichzelf, wat zou dat een bof zijn. Maar waar moet ik in vredesnaam die Nelly vinden, met haast geen gegevens. Waar kan zij zijn? Als er niet geluk en toeval komen opdagen dan is alles verkeken. Een beetje stom geluk, wat kan een mensch en vooral een mensch die detec tie?, is, daar toch een behoefte aan hebben. Met een zucht stond hij op, keek op zijn horloge, 't Was nu acht uur twintig, nog ruim twee en een hal.' uur tyd. Kostbare uren, duizend gulden per uur, zeld zaam aanbod, aardige man die William, mompelde hij bij zichzelf. Hier zal ik haar toch niet vinden, dacht hij, maar je kunt nooit weten. De groote vestibule lag eenzaam en verlaten. In de portiersloge rookte de portier heimelijk een si gaartje. Hij ging naar hem toe, een oude kennis van vroeger was het Kan je ze nogal vinden? lachte de portier goedig. Neen, het is mij, niet gelukt. Dan zoek je zeker een ras echte valschemunter of een gladdo zakkenroller. Was dat maar waar, klaagde de detectief, dan was het niet zoo moeilijk. Wot zoek je dan? Een jong meisje. Waar jullie al niet naar zoeken, grinnikte de por tier. Even was er stilte. Zeg, begon de portier, wil je eens wat moois zien? Graag. Kom dan mee, dan zal ik je de bloemen laten zien, die Williams krijgt vanavond, 't Zijn er zooveel, dat het wel een bloemenwinkel lijkt Even later stonden ze in een koele kamer, die op de vestibule uitkwam in bewondering voor den bloemen- schat. Van wie krijgen zulke menschen nu die bloemen. De portier wees enkele aan. Die van de studenten, dit is van de directie, die krans is van een muziekgezel schap, dit stuk van het gemeentebestuur. Mooie hè? Geweldig, van wie is die mand? Die is van, even kijken... die is van „Stalles no. 12" schaterde do portier. Wat zeg je? Hier, lees dan „stalles 12", gek hè? Zeker merkwaardig, zei de detectief ln gedachten. Zeg, hoe bereik ik die plaats het snelste? De portier duidde het uit. Dan ga ik in de pauze eens kijken, wie daar wel zit. Even later barstte er een enthousiast applaus los. De detectlef schoot de zaal in. De menschen, die naar de foyer gingen drongen tegen hem op, doch hij wist zich er door heen te wringen. Stalles twaalf... hier... was het met die bloemen dus een grap? Met een somberen blik keek hij naar de leege plaats. Wat nu? Ja, wat had hij eigenlijk gedacht? De prooi te vinden, die hij zocht! Schuchter informeerde hij aan een dame. die naast stalles 12 zat of de plaats bezet was. Ja, een oude heer zit daar. O, dank u, ik dacht... Ik had die plaats oorspronkelijk, maar ik heb hem geruild omdat die heer dan naast een kennis kon zitten, en ik ben maar alleen. Zoo, dus u bent eigenlijk .stalles 12". Hoe bedoelt u dat? - Ik was in de kamer, waar de bloemen bewaard werden, en zag toen een kaartje met „Stalles 12" er op. Mag ik ook weten of u soms Nelly... Ja, zei ze verrast, zoekt iemand naar me? De detectief nam zich geen tijd om te antwoorden, holde naar de stemkamer, waar William wachtte op het tweede gedeelte van het concert en vertelde hem zijn ontdekking. Toen het tweede gedeelte van het programma begon, zag Nelly, hoe William strak naar de stallesplaatsen keek. Doch door het scherpe voetlicht en het halfduis ter vah de zaal. scheen hij haar niet te zien. In een kleine pauze tusschen twee nummers in bracht een por tier haar een kaartje: „Wacht je na afloop artistenuit- gang." Onder een donderende ovatie werden na het laatste stuk de bloemen aangebracht, die voor de lessenaar wer den neergelegd. Doch het publiek begreep niet, waarom de kunstenaar één bloemstuk er tusschen uit nam en tegen zijn borst drukte. Zijn tranen, dacht het, waren tranen over zijn overweldigend succes. Maar wie het beter wist, was de detectief, die na afloop van het concert met twee lapjes van duizend naar huis ging. DIRK VAN MERLEX.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 8