Herstel van de Engelsche nijverheid.
Tweehonderd Cubaansche politieke
gevangenen weggevoerd.
Theater Royal.
Door lagcro loonen en sterke beperking van
den socialen dienst.
Naar uit Londen gemeld wordt, begroeten de conser
vatieven met geestdrift de verklaringen van het hoofd
bestuur van het verbond van Engelsche industrieelen,
waarin die mededeelt welke hervormingen het noodig
acht om de Engelsche nijverheid te herstellen. Deze her
vormingen komen neer op lagere loonen. sterke beper
king van den socialen dienst, verlaging van den levens
standaard, een hooge graad van bescherming door een
vollediger en blijvend tarief en lagere belastingen voor
de industrieelen. De Manchester Guardian, het Engel
sche arbeldersblad, schrijft, dat men, wanneer dit het
hoogtepunt is van de gezamenlijke wijsheid der Eritsche
lndustrialisten, enkel kan wanhopen aan de toekomst
van de Britsche nijverheid ep dat, gelijk andere liberale
bladen zeggen, verbeelding en aanpassingsvermogen
voor het herstel der Eritsche industrie het eerst noodig
Is, kan het verbond blijkbaar nog altijd niet inzien, of
als het dit inziet, acht het zich daartoe niet bekwaam.
De Guardian vraagt of deze verklaring misschien zoo
uitgelegd moet worden, dat de federatie onder den in
vloed geraakt is van die industrieele defaitisten, die alle
hoop op concurrentie in het buitenland verloren hebben
en wier geest te oelastisch is om andere mogelijkheden
te zien dan om hun werknemers uit te persen en voor
zich zelf een monopolie te scheppen.
Naar ©en klein eiland.
Reuter seint uit Havanna:
Donderdagmorgen bij het ochtendkrieken kwam bij
het fort Principe een karavaan vrachtauto's aan, waar
in tweehonderd politieke gevangenen werden geplaatst,
die op een schip werden overgebracht, dat koers zette
naar het Pijnboomeneiland. Dit vervoer werd door het
publiek niet opgemerkt en werd eerst in den loop van
den middag bekend, toen familieleden naar het fort
Principe gingen om de gevangenen te bezoeken. Het
zou zijn uitgelokt door de ontdekking van een complot
tot bevrijding van de gevangenen.
MILLIOENEN-VERDUISTERING.
Door een Belgischen gemeente-ontvanger.
De gemeenteontvanger van Sint Joos ten Noode bij
Brussel is in hechtenis genomen, nadat men ontdekt
had, dat hij de gemeentekas voor zeven millioen
francs had benadeeld.
De ontvanger heeft dit bedrag aan zijn broer gege
ven.
Deze, een effectenhandelaar, speculeerde er mede
op de beurs, met dö bedoeling, het geld uit zijn winst
terug te geven.
De speculaties liepen echter mis, waarop de bom
barstte.
Behalve de ontvanger is ook zijn broer gearresteerd.
WEER AARDSCHOKKEN IN JOEGO SLAVIë.
Rechtszitting in de open lucht.
Wolff meldt uit Boedapest:
Do Pester Lloyd verneemt uit Belgrado, dat de aard
schokken in het Zuid-Servische aardbevingsgebied
zich Donderdag hebben herhaald.
De bevolking waagt het nog niet in de huizen terug
te keeren.
De toestand der naar Ueskueb overgebrachte ge
wonden is bevredigend.
Te Stroemitza, waar het gerechtsgebouw is inge
stort, is een terechtstelling in de open lucht gehou
den.
DREIGENDE ALGEMEENE MIJNWERKERS
STAKING IN FRANKRIJK.
Tegen 30 Maart.
De gedelegeerdenconferentie van den Franschen
mijnwérkersbond, welke gisteren te Parijs bijeen
kwam, heeft met algeraeene stemmen een voorstel
aangenomen, waarbij, met het oog op het feit dat de
onderhandelingen der regeering met de mijnschap-
pijen over de tcnietdoening van de sedert kort inge
voerde loonsverlagingen geen resultaat hebben opge
leverd, het 18 Februari genomen stakingsbesluit wordt
bevestigd. Den 30en Maart zou de algemeene staking
worden afgekondigd tenzij voor dien tijd overeenstem
ming met de mijneigenaars wordt verkregen.
Ruwe Huid PUROL
Ruwe Handen Doos 30 cent
Ruwe Lippen Bij Apoth. en Drogist.
aardiger en sympathieker. Het scherp gesneden, mage
re gelaat van Thomas Iilley was in tegenspraak met
wat zij zich herinnerde.
De boomen begonnen schaarscher te worden. Zij
kwamen aan een grasveld. Illey nam zfjn hoed af. De
zon scheen hem in het gelaat.
Anna bleef staan, haar oogen werden groot en blauw,
alsof zij geheel gevuld werden met de blauwe lucht en
haar herinnering smolt een oogenblik met de werkelijk
heid samen. Nu begreep zij niet meer, waarom zij zich
verbeeld had, waarom Thomas Illey veranderd was. Hij
was het immers... geheel dezelfde was het, dien zij niet
vergeten had. Zijn donkere h^ren glansden. Zijn nobel
gevormd hoofd boog met een fijne lijn naar zijn nek,
als van een volbloed. Met teederen en tevens angsti-
gen blik zag Anna naar dien nek. Dat was niet de
breede, krachtige nek van de Ulwings. Nooit hadden
waarschijnlijk de heeren van Ille op zulk een nek las
ten gedragen.
Zij had teruggevonden, wat zij meende verloren te
hebben. En terwijl zij aan de zijde van Thomas Blev
verder ging, had zij een gevoel, alsof een trillend, heer
lijk lachen uitstroomde onder haar huid, over haar lip
pen, in haar oogen.
Kaar teruggetrokkenheid werd minder. Zij kenden
elkaar toch reeds lang. Zij hadden elkaar toch zooveel
te zeggen.
Ook Thomas Illey begon te spreken.
Anna vernam, dat zijn ouders niet meer leefden: dat
hij beneden, In 't zuiden, aan den oever van den Donau
op het land van Die, geboren was. Ver weg in een groot,
koud landhuis, waar de voetstappen hol klonken onder
do oude portretten. Door het venster zag men In den
tuin. Men kon den Donau hooren en in den herfstnevel
ook de jachthorens. Voor de ploegen zag men zilverwitte
ossen met groote horens en daarachter, de voormalige
lijfeigenen van Ille: alsof alles zoo uit de vore gegroeid
Was.
Voor Anna was dit alles ver en vreemd, maar zij luis
terde graag naar de stem van Illey. Slechts langzaam
begon zij te voelen, dat datgene, waarvan hij sprak, hem
meesleepte, alsof het hem van haar van het voetpad
wegtrok. Als het eens waar was? Als hij werkelijk eens
wegging? Onwillekeurig vroeg zij:
Maar u komt toch weer terug van daar ginds?
Terug? De man bleef een oogenblik staan. De glans
zijner oogen werd dof. Ik kan daar niet meer heen
gaan. Ille behoort niet meer aan ons.
Anna luisterde nauwelijks. Zij dacht er slechts aan,
dat hy niet weg ging, dat hij hier bleef. En Illey lachte
UIT ONZE OOST.
VULKAAN IN WERKING.
Vier dorpen ontruimd.
Naar Reuter d.d. Donderdag uit Menado (Celebes)
seint, vertoont de vulkaan Awoch op een der Sangi-
eilanden, een verhoogde werking. Vier dorpen op de
helling gelegen, zijn met het oog op mogelijk gevaar
uit voorzorg ontruimd.
Het water in het kratermeer is niet minder dan
zestig voet gestegen en wordt ook warmer.
Er zijn op de Sangi-eilanden, gelegen ten Noorden van
de meest noordoostelijke punt van Celebes, twee vul
kanen van den naam Awoe, de ééne op het eiland
Groot-Sangi of Sangihé, de andere op het eiland Siaoe.
De Awoe op Groot-Sangi, 1000 M. hoog, heeft in de
vulkanologische geschiedenis het meest van zich doen
spreken. Uitbarstingen zijn bekend van 1711, 1812, 1856,
1875 en 1892; vooral bij die van 1711, 1856 en 1892 zijn
vele menschen gedood. Db naamgenoot op Siaoe is bijna
tweemaal zoo hoog. Valentijn meldt ons ook omtrent
dezen vulkaan een hevige uitbarsting, en wel van begin:
1712, doch de mogelijkheid schijnt niet uitgesloten te
zijn, dat er een verwarring met de uitbarsting van den
Awoe van Groot-Sangi in t spel was, welke door Va
lentijn één maand vroeger gesteld werd. Het geluid
der uitbarsting was toen, heet het, tot op Ternate, aan
den anderen kant der Molukken-Straat, tegenover de
kust van Halmaheira, gehoord. Van den Awoe van
Siaoe is in December 1900 verhoogde werking gemeld
zonder dat het toen tot een uitbarsting is gekomen.
Nog altijd stoot deze vulkaan rookkolommen uit. Deze
vulkaan is tot tweederden der hoogte met cultures, in 't
bijzonder nootmuskaat, bedekt De bevolking der Sangi-
eilanden bestaat grootendeels uit inheemsche Christenen.
Uit het leven van
beroemde musici.
„Wanneer Beethoven spreekt, be
hoort de keizer, te zwijgen."
De geschiedenis heeft tal van bijzonderheden uit het
leven van beroemde musici opgeteelcend, waarbij ernst
en humor elkander afwisselen, 't Is mogelijk, dat ze
niet alle historisch nawijsbaar zijn, of dat ze lichtelijk
zijn aangedikt door een of anderen verteller, aldus lezen
we In „De Bonte Waereld" van de „Msb.', maar over
het algemeen mogen ze toch aannemelijk worden ge
acht omdat ze karakteristiek zijn voor de meester,
welken zij betreffen.
Van verschillende dezer kunstenaars Is bekend, dat
ze niet gemakkelijk waren en geen blad voor den mond
plachten te nemen. Zoo wordt van den vermaarden
orkest-directeur en pianist, Hans von Bülow, verteld,
dat hij eens een Beethovenconcert dirigeerde, waarbij
keizer Wilhelm I tegenwoordig was. Nauwelijks was
de uitvoering begonnen, of Bülow meende in de zaal te
hooren praten en tikte af. Groote verwondering bij het
publiek. Uit de keizerlijke loge kwam een adjudant op
heldering vragen. „Er werd gepraat onder de uitvoe
ring" zeide Bülow. „Het was de keizer, die sprak",
lichtte de adjudant hem in, waarop de ander kortweg
besliste: „Wanneer Beethoven spreekt, behoort de
keizer te zwijgen."
Of dit gedurfde antwoord gevolgen had, en welke,
vermeldt de geschiedenis niet.
Aan een anderen Duitschen dirigent, Hans Richter,
overkwam eens het volgende: Als leider van een
Wagneivuitvoering, te Bayrcuth, had hij de gewoonte
het begin van elk bedrijf te laten aankondigen door
een trompetsignaal. En zoo gebeurde het, dat hij op
zekeren avond iemand, die bij de trompetten stond,
toeriep: „Vooruit, geef het signaal." Doch de andere
verontschuldigde zich, en op den dirigent toetredend
zcide hij: „He^ is me aangenaam kennis met U te ma
ken, mijnheer Richter, maar signalen blazen kan ik
tot mijn spijt niet, want ik ben geen musicus, maar
Groot-Hertog van beroep, en ik woon te Weimar."
Tot de virtuozen, die nog al eens lastig werden ge
vallen met invitaties voor diners en avondpartijen, in
de hoop, dat zij aan de gasten het genot van hun spel
zouden verschaffen, behoorde Franz Liszt. Des te meer
waardeerde de geniale pianist het dan ook, dat hij op
zekeren dag een briefje ontving van Lamartine, waar-
In deze hem uitnoodigde bij hem te komen eten, met
deze bijvoeging echter: „Er is hier geen piano in huis.
Onze invitatie geldt niet uwe handen, maar uw per
soon."
Overgens was Liszt een goedhartig en gulhartig man,
zooals blijkt uit een gebeurtenis uit den eersten tijd
zijner loopbaan. Hij zou in een Duitsche stad een recital
geven, maar scheen daar vrij onbekend te zijn, en zoo
was er in de zaal slechts heel weinig publiek, dat in
de groote ruimte bijna verloren ging. Liszt trad naar
voren, maar, instede van zich aan het klavier te zetten,
inviteerde hij de aanwezigen met hem naar zijn hotel
te gaan, waar het allicht gezelliger zou zijn. Dit ge-
ook weer. Eigenaardig, pijnlijk lachte hy. Het meisje
bemerkte het.
Wat scheelt u? Niets... Waarom ik het vraag?
Zoo maar; ik meende, dat een terugslaande tak u raakte
De boomen hinderen mij niet.
Hij begon over de eikenboomen op Ille te spreken.
Zij stonden daar voor het huis. Als de wind woel, braak
ten zij. Dan fluisterden zij elkaar iets toe, wat de kin
deren graag zouden verstaan, juist als wanneer de oude
re menschen in den salon onder elkaar lalijn spraken.
En aan den anderen kant van den tuin zwiepte ook een
rij populieren in den wind. De populieren bewogen als
sjakopluimen. Aan het eind van den tuin stond een
siereik, waarin een schommel hing. De touwen hadden
den bast van den boom ingesneden en altijd was het
littéeken gebleven.
Het gelaat van Thomas Illey werd jeugdiger, terwijl
hij sprak. Hij zag Anna aan.
Daar, waar wij elkaar voor het eerst ontmoetten,
op de kleine, open plek, was ook een siereik en hij ge
leek op den schommelboom. Hier is er ook een en hij
wees met zijn stok naar een boom.
Zij hadden haastig gesproken, alsof zij met z'n beiden
wilden doorleven, wat zij tot nu toe ieder voor zich be
leefd hadden. Maar op eens bleef het gesprek steken.
Zij stonden voor de werkelijkheid. De begroeide strui
ken verborgen de beide anderen en thans eerst viel het
hun op, dat zij alleen waren.
Als onder betoovering zweeg het eiland rondom hen.
En in deze betoovering zagen twee paar oogen elkaar
angstig, vragend aan.
Een oogenblik slechts. Toen was het voorbij.
Het lachende gezicht van Martha Illey kwam uit het
struikgewas te voorschijn. Zij hield een ruiker veldbloe
men boven haar hoofd. Christoffel had ze voor haar ge
plukt en zij had de bloemen zoo schoon naast elkaar
gezet, dat zelfs de weide het niet schooner had kun
nen doen.
Anna zag naar den ruiker. Toen sloeg zij haar oogen
neer op haar uitstaanden, kanten kraag op haar borst;
daar zou zij ze steken, ze mee naar huis nemen... maar
Thomas Illey gaf haar geen bloemen.
Om hen heen verwikkelden zich de struiken langzamer
hand tot een wildernis. Het voetpad was met mos be
groeid en liep dood tegen een steenen trap. Onder do
uitgeloopen, eeuwenoude treden, in de met struikgewas
begroeide diepte, zag men een vreedzame, lage ruïne.
Een spitsboogvenster tusschen de steenen. Groen gewor
den, vervallen kerkmuren: het vroegere klooster van
Sint Margriet
DOORGEBROKEN DAM.
Groot© schade.
Aneta seint uit Bandoeng:
Het „A. I. D." meldt dat in het meer van Tjisaroea,
te Sindanglaja een dam is doorgebroken. Het meer is
geheel Ieeggeloopen. De weg is over een lengte van zes
tig tot zeventig meter weggeslagen, evenals twee brug
gen over de Tji-Walen aan den regentschapsweg en den
weg naar Marywatti. De Poentjakpas is aan de oost
zijde afgesloten voor het verkeer. Het herstel der wegen
zal eenige maandan duren.
HET MYSTIEKE OOSTEN.
Bezeten inlander in wien „de geest was ge
varen".
Cp een onderneming in Tjibadak W.-Prlangan
deed zich onlangs een geval van geestvervoering voor,
hetwelk de vermelding wel waard Is.
Op of aan de grens van bedoeld perceel bevindt zdch
een aantal grotten, welke alle in een reuk van mysti
cisme staan. Af en toe offeren de dichtbij wonende kam-
por.glieden aan de geesten, die z.g. de gi-otten bewonen.
Zulks nu scheen op deze onderneming in langen tijd niet
het geval te zijn geweest. Op zekeren morgen, toen de
arbeiders rustig aan het werk waren, sloeg het één hun
ner plotseling in zijn hoofd. Hij stiet wartaal uit mei een
stemgeluid, hetwelk heelmaa] niet van hem afkomstig
scheen. Woest met zijij gereedschap zwaaiende, begaf
hij zich naar een plek begroeid met scherpe doornstrui
ken, waarop hij met zijn bloote beenen onbekommerd
rondtrappelde. Door zijn kameraden gegrepen, verzette
hij zich hevig. De man ovei-igen3 heel rustig en ordelijk,
is min of meer scharminkelig persoon, maar kon door
zes man ternauwernood in bedwang gehouden worden.
Men bracht hem naar de administrateurswoning. Daar
schiedde, en de groote virtuoos verrukte er zijn klein
gehoor met de phenomenale wijze, waarop hij zijn pro
gram ten uitvoer bracht. Zelfs bood hij het gehoor na
afloop nog een souper aan. De volgende avonden, waar
op Liszt wederom speelde liep het storm naar de con
certzaal...
Van Liszt gesproken, diens buitengewone begaafdheid
voor het klavierspel openbaarde zich sinds zijn prille
jeugd. Op ^-jarigen leeftijd (hij was in October 1811
geboren)) concerteerde hij reeds, en toen hij 12 jaar oud
was ging hij naar Parijs, waar hij met zijn optreden
terstond succes oogstte. Het jaar tevoren had hij, door
bemiddeling van zijn leermeester, Czerny, een bezoek
aan Beethoven mogen brengen, om voor den grooten
meester eenige proeven van zijn aanleg te geven. Het
had Czerny veel moeite gekost het verlof van Beethoven
daartoe te verkrijgen en de ontvangst was dan ook
niet zeer aanmoedigend.
Maar toen de knaap eenige stukken ten gehoor# had
gebracht en tenslotte een gedeelte van een concert van
Beethoven zelf, sloeg de stemming geheel om. De mees
ter bleek ontroerd te zijn en hij- voorspelde een schoone
toekomst aan den jongen, die deze woorden nimmer
vergat en herhaaldelijk verklaarde, dat hij op niets zoo
trotsch was in zijn leven, als op deze gebeurtenis.
Wat Beethoven zelf betreft, deze was op 15-jarigen
leeftijd reeds organist aan het hof van den keurvorst
Max Franz, broeder van den keizer, Joseph den Tweeden
Nog veel verrassender echter was de vroegrijpheid van
Mozart, die als 6-jarig kind door zijn vader aan den
keizer werd voorgesteld, wien hij een paar stukken op
het klavier voorspeelde, terwijl hij slechts eenige jaren
daarna met zijn vader en een zusje van enkele jaren
ouder een kunstreis maakte, waarbij ook verschillende
steden in ons vaderland bezocht.
Slechts eenmaal ontmoetten Beethoven en Mozart el
kander. Toen de 14 jaar oudere Mozart bij die gelegen
heid den ander op een gegeven thema, hoorde phanta-
seeren, uitte hy de profetische woorden: „Deze jongeling
zal nog veel van zich doen spreken."
Van Haydn kreeg Beethoven eenigen tijd les, maar,
zegt Schlinder, de leermeester was niet geschikt voor
den leerling, noch de leerling voor den meester. De een
was te zeer gevorderd in jaren, de ander te vurig en
ook te achterdochtig. Beethoven meende, dat Haydn
naijverig op hem was, en weigerde op de titelpagina zij
ner eerste werken te laten drukken, dat hij een leerling
van Haydn was, zooals deze laatste wenschte. ,,Ik heb
wel lessen bij Haydn gehad, maar niets van hem ge
leerd" zeide hij.
Reeds eenige jaren later werd de verhouding tusschen
beide mannen beter. Zijn drie eerste sonaten voor piano
droeg Beethoven den ouden leermeester op, en gedurende
zijn geheele verdere leven liet hij zich met de grootste
waardeering over vader Haydn en diens meesterwerken
uit.
Tot slot een gebeurtenis uit het leven van onzen va-
derlandschen componist Verhulst. Tijdens een uitvoering
van Bach's Matthaeus-Passion, waarbij Verhulst diri
geerde, maakte een deel van het publiek aanstalten om
heen te gaan vóór het slotkoor. Verontwaardigd keerde
Verhulst zich plotseling om, en met gebiedende stem
riep hij: „Blijft op uw plaats! Het is een schande, te wil
len heengaan, terwijl een der schoonste koren, welke
ooit geschreven zijn, nog moeten worden gezongen!"
En men bleef zitten.
Opgeschrikt vloog een vogeltje uit de cel van de ko
ningsdochter. Aan den anderen kant van de ruine lie
pen menschen.
Anna herkende de chocoladekleurige parasol van de
vrouw van den apotheker. Ook de ouderwetsche cylin-
derhoed van dokter Gaardos werd zichtbaar. De sjaal
van mevrouw Gaal met de groote ruiten. De hoeden met
vergeet-mij-nletjes van de jonge dames Münster.
Daar zijn ze, zei Anna. Christoffel greep haar arm
en hield haar terug.
Buiten op den weg liepen de deelnemers aan het uit
stapje hijgende en zich druk makendé, als moesten zij
hard werken.
Naast Ignace Hold liep vermoeid zijn vrouw. Sophio
was leelijk geworden. Alleen haar oogen waren nog al3
vroeger: die mooie donkere oogen.
Christoffel zag haar langen tijd na
De bakkebaarden van den apotheker fladderden in
den wind. Mijnheer Ferdlnand Müller sprak van de ka-
milleoogst. De kromme, kleine Gaal, de berekende wijn
handelaar, beklaagde zich er over, dat men in Pest niet
zooveel wijn meerd ronk als vroeger. z
Ik heb dronken menschen noodig! riep hij lachen
de uit. Achter hen droegen twee winkelbedienden een
mand met flesschen met lange halzen.
Anna zag Thomas Illey aan. Het viel haar op, dat zijn
gestalte zoo hoog en evenredig was. Zij zag zijn edel,
smal gelaat. Onbewust trok iets haar tot hem.
Wij volgen hen, zei zij op zachten toon, als wilde
zij haar geweten gerust stellen.
Ja straks... zei Christoffel lachende en ging den
tegenovergestelden kant uit Hij begon over kunst te
spreken en zei, dat hij graag schilder wilde worden.
Een schilderij maken. Een bosch. Een vuur zou branden
onder de boomen en in de vlammen van het vuur zou
den kleine, roode feeën zich heen en weer bewegen.
Een groot wit kasteel zou hij ook schilderen. Boven op
een berg, op een hoogen, eenzamen berg. Op het basti
on zou een groote, witte vrouw staan, met donkere oogen
Zij zou zwart# haren hebben en deze zouden wapperen
als een vlag. Hij sprak ook over andere dingen. Over
muziek; over Bach en Mozart. Hij bleef heel handig
aan de oppervlakte en begon zachtjes een wals te fluiten
Zonder blikken of blozen zei hij, dat hij de maker er
van was. Hij sprak ook over reizen, hoewel hij nooit
gereisd had, over bouwkunst, over boeken, die hij niet
had gelezen en onderwijl lachte bij met kinderlijke uit
gelatenheid.
Anna keek naar hem, als naar een goochelaar. Wat
kon hij aardig zijn, als hij wilde en op eens zag zij den
werd hij gekalmeerd, doch bleef, met gesloten oogen een
vreemd stemgeluid, allerlei onbegrijpelijks uitkramen en
vroeg om koffie, of liever, de geest welke in hem was
gevaren, moest koffie, sterke koffie hebben.
In allerijl werd het gevraagde bereid en bij hem ge
bracht. Hij rukte het kokend heete vocht uit de han
den, welke het hem toereikten en goot het in zijn keel
gat, zonder een spier te vertrekken.
Iedereen verwachtte, dat er iets zou gebeuren, doch
niets daarvan. Het scheen hem integendeel te kal-
meeren en hij liet zich daarna rustig naar huis bren
gen, om te gaan slapen.
Daar de overige arbeiders weigerden op de plaats
van het gebeurde verder te werken, werd den volgen
den dag een slametan godsdienstige maaltijd ge
geven. De „bezeten" patiënt was aanwezig. Noch de
kokend heete koffie, noch de doornstruiken, noch het
geworstel van den vorigen dag hadden eenig spoor ach
tergelaten.
Na de slamtean zijn de gemoederen weer rustig en
alles gaat z'n gewonen gang.
JACHT-ONGELUK OP JAVA.
Voor een everzwyn aangezien.
Uit Nederlandsch-Indië is bericht ontvangen, dat de,
tot de Antwerpsche handels- en bankierswereld behoo-
rende 23-jarige Willy Osterrieth, te Kaliboroe, op do
Oostkust van Java, op een everzwijnenjacht is veron
gelukt. Een zijner metgezellen, niet wetende, dat hij in
een ravijn was afgedaald, en meenende, er een wild
zwijn te zien voortbewegen, vuurde zijn geweer af en
het schot trof den heer Osterrieth, die op slag dood
was.
Willy Osterrieth was een neef vart den minister voor
de verkeersmiddelen, den heer Lipvens, en in sport
kringen, waar hij vooral als deelnemer aan internatio
nale scherm wedstrijden goeden naam had, zeer bekend.
Hij bevond zich op Java ter bestudeering van de Ne-
derlandsohe plantagemethodes.
„Het meisje van de Lunchroom" heet de film, die
deze week in Theater Royal draait: een schets uit
het dagelijksch leven, dat niet voor iedereen even ge
makkelijk valt te dragen. Dit ondervindt ook Maggie
Kelly, 'n stevige Iersche weduwe, die 'n harden strijd
om het bestaan achter den rug heeft. Moeilijke ja
ren heeft zij na den dood van haar man doorgewor
steld, doch thans staat een hetere tijd voor de deur
vooral, nu haar Molly langzamerhand een aar
dig stuivertje begint te verdienen. Zij kunnen er nu
met z'n vieren behoo7'lijk van komen.
Molly's vurige wensch is eens tegen een million-
nair aan te loopen. Dan zouden alle zorgen vergeten
zijn en moeder en de broertjes ook een onbezorgd
leven krijgen! En wat zij eigenlijk niet heeft durven
hopen, gebeurt. Zij maakt kennis met A. B. Charles
Jr., den zoon van den restaurant-koning der A.B.C.-
lunchrooms. Op de kennismaking volgt een verlo
ving, daarna een huwelijk en zoo zijn binnen zes uur
Molly en Andy man en vrouw.
Edoch, er komt een leelijke kink in den kabel.
Papa Charles is niets gesticht over het volgens hem
onbekookte huwelijk van Apdy en onterfd hem met
dezelfde snelheid als waarmee Molly en Andy ge
trouwd zijn. Goede raad is duur. Molly voélt zich
schuldig aan Andy's ongeluk en vlucht naar haar
moeder, smadelijk verwelkomd door boven- en be
nedenburen. Doch Andy is haar gevolgd en hoort
juist hoe Molly haar Moeder bekent, dat zij hem
boven alles liefheeft. Hij weigert te luisteren naar
haar protesten, als zou zij hem slechts om zijn geld
getrouwd hebben en besluit zelf de handen uit de
mouwen te steken en van onderaf te beginnen.
Een van enkele werklieden afgeluisterd gesprek
wordt hun geluk. Hij hoort, hoe zij klagen over da
sandwiches van de A.B.C.'s, die zoo dun belegd zijn,
en dit gesprek heeft de eigenlijke stoot gegeven tot
de oprichting van de „Molly Lunch Doos My." eerlang
de gevaarlijke concurrent van de A.B.C.'s Hadden zij
maar kapitaal, met succes zou de strijd tegen de
machtige A.B.C. Mij. aangebonden kunnen worden.
Doch het geld ontbrak en vaak maakte Molly
zich zorgen over do uitbetaling der loonen, als zij
de leege geldkist aanschouwde.
A. B. Charles was het verminderd debiet van zijn
zaken wel degelijk opgevallen en ook begreep hij
wel van welken kant de wind woei. Zou die Molly
Box Lunchroom Cy. zijn A.B.C. schade mogen doen?
Dat nooit dat maatschappijtje zou hij wel .even
uitkoopen!
De directrice van de Molly L. D. My. bleek echter
niet gemakkelijk. Hoe Mr. Charles ook loofde en
bood en bedreigingen uitte, zij bleef staan op haar
eisch van 100.000 dollar en woedend schreef de oude
heer tenslotte een chèque voor dit bedrag. Andy, die
zich tegenover papa voor boekhouder heeft uitgege
ven, zal directeur worden deze voorwaarde heeft
Mr. Charles bij de stijfhoofdige directrice er zoowaar
doorgekregen. „Als je nu maar een meisje getrouwd
had, zooals zij, dan gaf ik nog eens honderd duizend
dollar", zegt de vader tegen zijn zoon. Wie beschrijft
zijn verbazing, als hij de waarheid verneemt en zijn
schoondochter hem dolgelukkig om den hals vliegt!
vroegeren Christoffel in hem, met het zilverglanzende,
blonde haar en met zijn «enigszins ziekelijk gelaat.
Daarna was alleen Thomas Illey weer naast Anna
Het was, of zij beiden op een voor anker liggend
schip stonden, bij de spits van het eiland. De smalle,
steenachtige kuststrook voor hen scheidde het water in
tweeën. Kabbelend stroomde de rivier aan beide kanten.
Op eens leek het of het water stil bleef staan en het
anker op... Het schip *kwam in beweging en bracht hen
ver weg, in het oneindige, waar geen oevers meer wa
ren.
De zon ging onder achter de bergen. Anna schrok op.
Zij gaat onder...
Aan de koude hemel kwam de sikkel van de maan
to voorschijn.
Zij keerden terug, maar zochten tevergeefs naar de
deelnemers van het uitstapje.
Rondom de boerderij lagen stukken papier en leeg#
flesschen met lange halzen, op het platgetrapte gras.
De veerman wachtte hen onder de, in het water rei
kende takken. Christoffel was vermoeid, de rol, die hij
gespeeld had, verveelde hem. Hij wist nu ook, wat hij
kon bereiken, als hij zich vriendelijk toonde.
Maar de betoovering van den alouden naam Illey was
verminderd, het maakte geen indruk meer op heim, dat
hun overgrootvader vicepalatijn geweest was, hy vond
het ook gewoon, dat hij Thomas Illey met jij aansprak
evenals zijn clubgenooten.
Toen zij in het bootje zaten, werd Anna ook stil. Het
was een feestavond en morgen was het weer werkdag...
De heldere lach verdween van haar lippen. Zij zag nog
eens om naar het eiland, trok toen haar handschoenen
uit en greep naar beneden, alsof zij de rivier wilde stre#»
len. De golven sloegen tegen haar hand.
Illey boog over den rand der boot en zag in het water.
In het zilverbleeke maanlicht glinsterden de ringen aan.
de kleine hand van Anna.
Een saphir: een blauwe flikkering; een robijn: een
bloeddroppel. De rivier kon hem niet van de vingers
van het meisje wasschen.
Wat trekt de stroom, zei Anna.
Half bewust greep Illey naar het water. En de Donau,
de gemeenschappelijke stroom van verre Duitsche steden
en van groote Hongaarsche vlakten, deed een oogenblik,
alsof zij hunne handen wilde samenbinden. Het bootje
stootte tegen den oever.
Wordt vervolgt.