Herstel van de Engelsche nijverheid. Tweehonderd Cubaansche politieke gevangenen weggevoerd. Theater Royal. Door lagcro loonen en sterke beperking van den socialen dienst. Naar uit Londen gemeld wordt, begroeten de conser vatieven met geestdrift de verklaringen van het hoofd bestuur van het verbond van Engelsche industrieelen, waarin die mededeelt welke hervormingen het noodig acht om de Engelsche nijverheid te herstellen. Deze her vormingen komen neer op lagere loonen. sterke beper king van den socialen dienst, verlaging van den levens standaard, een hooge graad van bescherming door een vollediger en blijvend tarief en lagere belastingen voor de industrieelen. De Manchester Guardian, het Engel sche arbeldersblad, schrijft, dat men, wanneer dit het hoogtepunt is van de gezamenlijke wijsheid der Eritsche lndustrialisten, enkel kan wanhopen aan de toekomst van de Britsche nijverheid ep dat, gelijk andere liberale bladen zeggen, verbeelding en aanpassingsvermogen voor het herstel der Eritsche industrie het eerst noodig Is, kan het verbond blijkbaar nog altijd niet inzien, of als het dit inziet, acht het zich daartoe niet bekwaam. De Guardian vraagt of deze verklaring misschien zoo uitgelegd moet worden, dat de federatie onder den in vloed geraakt is van die industrieele defaitisten, die alle hoop op concurrentie in het buitenland verloren hebben en wier geest te oelastisch is om andere mogelijkheden te zien dan om hun werknemers uit te persen en voor zich zelf een monopolie te scheppen. Naar ©en klein eiland. Reuter seint uit Havanna: Donderdagmorgen bij het ochtendkrieken kwam bij het fort Principe een karavaan vrachtauto's aan, waar in tweehonderd politieke gevangenen werden geplaatst, die op een schip werden overgebracht, dat koers zette naar het Pijnboomeneiland. Dit vervoer werd door het publiek niet opgemerkt en werd eerst in den loop van den middag bekend, toen familieleden naar het fort Principe gingen om de gevangenen te bezoeken. Het zou zijn uitgelokt door de ontdekking van een complot tot bevrijding van de gevangenen. MILLIOENEN-VERDUISTERING. Door een Belgischen gemeente-ontvanger. De gemeenteontvanger van Sint Joos ten Noode bij Brussel is in hechtenis genomen, nadat men ontdekt had, dat hij de gemeentekas voor zeven millioen francs had benadeeld. De ontvanger heeft dit bedrag aan zijn broer gege ven. Deze, een effectenhandelaar, speculeerde er mede op de beurs, met dö bedoeling, het geld uit zijn winst terug te geven. De speculaties liepen echter mis, waarop de bom barstte. Behalve de ontvanger is ook zijn broer gearresteerd. WEER AARDSCHOKKEN IN JOEGO SLAVIë. Rechtszitting in de open lucht. Wolff meldt uit Boedapest: Do Pester Lloyd verneemt uit Belgrado, dat de aard schokken in het Zuid-Servische aardbevingsgebied zich Donderdag hebben herhaald. De bevolking waagt het nog niet in de huizen terug te keeren. De toestand der naar Ueskueb overgebrachte ge wonden is bevredigend. Te Stroemitza, waar het gerechtsgebouw is inge stort, is een terechtstelling in de open lucht gehou den. DREIGENDE ALGEMEENE MIJNWERKERS STAKING IN FRANKRIJK. Tegen 30 Maart. De gedelegeerdenconferentie van den Franschen mijnwérkersbond, welke gisteren te Parijs bijeen kwam, heeft met algeraeene stemmen een voorstel aangenomen, waarbij, met het oog op het feit dat de onderhandelingen der regeering met de mijnschap- pijen over de tcnietdoening van de sedert kort inge voerde loonsverlagingen geen resultaat hebben opge leverd, het 18 Februari genomen stakingsbesluit wordt bevestigd. Den 30en Maart zou de algemeene staking worden afgekondigd tenzij voor dien tijd overeenstem ming met de mijneigenaars wordt verkregen. Ruwe Huid PUROL Ruwe Handen Doos 30 cent Ruwe Lippen Bij Apoth. en Drogist. aardiger en sympathieker. Het scherp gesneden, mage re gelaat van Thomas Iilley was in tegenspraak met wat zij zich herinnerde. De boomen begonnen schaarscher te worden. Zij kwamen aan een grasveld. Illey nam zfjn hoed af. De zon scheen hem in het gelaat. Anna bleef staan, haar oogen werden groot en blauw, alsof zij geheel gevuld werden met de blauwe lucht en haar herinnering smolt een oogenblik met de werkelijk heid samen. Nu begreep zij niet meer, waarom zij zich verbeeld had, waarom Thomas Illey veranderd was. Hij was het immers... geheel dezelfde was het, dien zij niet vergeten had. Zijn donkere h^ren glansden. Zijn nobel gevormd hoofd boog met een fijne lijn naar zijn nek, als van een volbloed. Met teederen en tevens angsti- gen blik zag Anna naar dien nek. Dat was niet de breede, krachtige nek van de Ulwings. Nooit hadden waarschijnlijk de heeren van Ille op zulk een nek las ten gedragen. Zij had teruggevonden, wat zij meende verloren te hebben. En terwijl zij aan de zijde van Thomas Blev verder ging, had zij een gevoel, alsof een trillend, heer lijk lachen uitstroomde onder haar huid, over haar lip pen, in haar oogen. Kaar teruggetrokkenheid werd minder. Zij kenden elkaar toch reeds lang. Zij hadden elkaar toch zooveel te zeggen. Ook Thomas Illey begon te spreken. Anna vernam, dat zijn ouders niet meer leefden: dat hij beneden, In 't zuiden, aan den oever van den Donau op het land van Die, geboren was. Ver weg in een groot, koud landhuis, waar de voetstappen hol klonken onder do oude portretten. Door het venster zag men In den tuin. Men kon den Donau hooren en in den herfstnevel ook de jachthorens. Voor de ploegen zag men zilverwitte ossen met groote horens en daarachter, de voormalige lijfeigenen van Ille: alsof alles zoo uit de vore gegroeid Was. Voor Anna was dit alles ver en vreemd, maar zij luis terde graag naar de stem van Illey. Slechts langzaam begon zij te voelen, dat datgene, waarvan hij sprak, hem meesleepte, alsof het hem van haar van het voetpad wegtrok. Als het eens waar was? Als hij werkelijk eens wegging? Onwillekeurig vroeg zij: Maar u komt toch weer terug van daar ginds? Terug? De man bleef een oogenblik staan. De glans zijner oogen werd dof. Ik kan daar niet meer heen gaan. Ille behoort niet meer aan ons. Anna luisterde nauwelijks. Zij dacht er slechts aan, dat hy niet weg ging, dat hij hier bleef. En Illey lachte UIT ONZE OOST. VULKAAN IN WERKING. Vier dorpen ontruimd. Naar Reuter d.d. Donderdag uit Menado (Celebes) seint, vertoont de vulkaan Awoch op een der Sangi- eilanden, een verhoogde werking. Vier dorpen op de helling gelegen, zijn met het oog op mogelijk gevaar uit voorzorg ontruimd. Het water in het kratermeer is niet minder dan zestig voet gestegen en wordt ook warmer. Er zijn op de Sangi-eilanden, gelegen ten Noorden van de meest noordoostelijke punt van Celebes, twee vul kanen van den naam Awoe, de ééne op het eiland Groot-Sangi of Sangihé, de andere op het eiland Siaoe. De Awoe op Groot-Sangi, 1000 M. hoog, heeft in de vulkanologische geschiedenis het meest van zich doen spreken. Uitbarstingen zijn bekend van 1711, 1812, 1856, 1875 en 1892; vooral bij die van 1711, 1856 en 1892 zijn vele menschen gedood. Db naamgenoot op Siaoe is bijna tweemaal zoo hoog. Valentijn meldt ons ook omtrent dezen vulkaan een hevige uitbarsting, en wel van begin: 1712, doch de mogelijkheid schijnt niet uitgesloten te zijn, dat er een verwarring met de uitbarsting van den Awoe van Groot-Sangi in t spel was, welke door Va lentijn één maand vroeger gesteld werd. Het geluid der uitbarsting was toen, heet het, tot op Ternate, aan den anderen kant der Molukken-Straat, tegenover de kust van Halmaheira, gehoord. Van den Awoe van Siaoe is in December 1900 verhoogde werking gemeld zonder dat het toen tot een uitbarsting is gekomen. Nog altijd stoot deze vulkaan rookkolommen uit. Deze vulkaan is tot tweederden der hoogte met cultures, in 't bijzonder nootmuskaat, bedekt De bevolking der Sangi- eilanden bestaat grootendeels uit inheemsche Christenen. Uit het leven van beroemde musici. „Wanneer Beethoven spreekt, be hoort de keizer, te zwijgen." De geschiedenis heeft tal van bijzonderheden uit het leven van beroemde musici opgeteelcend, waarbij ernst en humor elkander afwisselen, 't Is mogelijk, dat ze niet alle historisch nawijsbaar zijn, of dat ze lichtelijk zijn aangedikt door een of anderen verteller, aldus lezen we In „De Bonte Waereld" van de „Msb.', maar over het algemeen mogen ze toch aannemelijk worden ge acht omdat ze karakteristiek zijn voor de meester, welken zij betreffen. Van verschillende dezer kunstenaars Is bekend, dat ze niet gemakkelijk waren en geen blad voor den mond plachten te nemen. Zoo wordt van den vermaarden orkest-directeur en pianist, Hans von Bülow, verteld, dat hij eens een Beethovenconcert dirigeerde, waarbij keizer Wilhelm I tegenwoordig was. Nauwelijks was de uitvoering begonnen, of Bülow meende in de zaal te hooren praten en tikte af. Groote verwondering bij het publiek. Uit de keizerlijke loge kwam een adjudant op heldering vragen. „Er werd gepraat onder de uitvoe ring" zeide Bülow. „Het was de keizer, die sprak", lichtte de adjudant hem in, waarop de ander kortweg besliste: „Wanneer Beethoven spreekt, behoort de keizer te zwijgen." Of dit gedurfde antwoord gevolgen had, en welke, vermeldt de geschiedenis niet. Aan een anderen Duitschen dirigent, Hans Richter, overkwam eens het volgende: Als leider van een Wagneivuitvoering, te Bayrcuth, had hij de gewoonte het begin van elk bedrijf te laten aankondigen door een trompetsignaal. En zoo gebeurde het, dat hij op zekeren avond iemand, die bij de trompetten stond, toeriep: „Vooruit, geef het signaal." Doch de andere verontschuldigde zich, en op den dirigent toetredend zcide hij: „He^ is me aangenaam kennis met U te ma ken, mijnheer Richter, maar signalen blazen kan ik tot mijn spijt niet, want ik ben geen musicus, maar Groot-Hertog van beroep, en ik woon te Weimar." Tot de virtuozen, die nog al eens lastig werden ge vallen met invitaties voor diners en avondpartijen, in de hoop, dat zij aan de gasten het genot van hun spel zouden verschaffen, behoorde Franz Liszt. Des te meer waardeerde de geniale pianist het dan ook, dat hij op zekeren dag een briefje ontving van Lamartine, waar- In deze hem uitnoodigde bij hem te komen eten, met deze bijvoeging echter: „Er is hier geen piano in huis. Onze invitatie geldt niet uwe handen, maar uw per soon." Overgens was Liszt een goedhartig en gulhartig man, zooals blijkt uit een gebeurtenis uit den eersten tijd zijner loopbaan. Hij zou in een Duitsche stad een recital geven, maar scheen daar vrij onbekend te zijn, en zoo was er in de zaal slechts heel weinig publiek, dat in de groote ruimte bijna verloren ging. Liszt trad naar voren, maar, instede van zich aan het klavier te zetten, inviteerde hij de aanwezigen met hem naar zijn hotel te gaan, waar het allicht gezelliger zou zijn. Dit ge- ook weer. Eigenaardig, pijnlijk lachte hy. Het meisje bemerkte het. Wat scheelt u? Niets... Waarom ik het vraag? Zoo maar; ik meende, dat een terugslaande tak u raakte De boomen hinderen mij niet. Hij begon over de eikenboomen op Ille te spreken. Zij stonden daar voor het huis. Als de wind woel, braak ten zij. Dan fluisterden zij elkaar iets toe, wat de kin deren graag zouden verstaan, juist als wanneer de oude re menschen in den salon onder elkaar lalijn spraken. En aan den anderen kant van den tuin zwiepte ook een rij populieren in den wind. De populieren bewogen als sjakopluimen. Aan het eind van den tuin stond een siereik, waarin een schommel hing. De touwen hadden den bast van den boom ingesneden en altijd was het littéeken gebleven. Het gelaat van Thomas Illey werd jeugdiger, terwijl hij sprak. Hij zag Anna aan. Daar, waar wij elkaar voor het eerst ontmoetten, op de kleine, open plek, was ook een siereik en hij ge leek op den schommelboom. Hier is er ook een en hij wees met zijn stok naar een boom. Zij hadden haastig gesproken, alsof zij met z'n beiden wilden doorleven, wat zij tot nu toe ieder voor zich be leefd hadden. Maar op eens bleef het gesprek steken. Zij stonden voor de werkelijkheid. De begroeide strui ken verborgen de beide anderen en thans eerst viel het hun op, dat zij alleen waren. Als onder betoovering zweeg het eiland rondom hen. En in deze betoovering zagen twee paar oogen elkaar angstig, vragend aan. Een oogenblik slechts. Toen was het voorbij. Het lachende gezicht van Martha Illey kwam uit het struikgewas te voorschijn. Zij hield een ruiker veldbloe men boven haar hoofd. Christoffel had ze voor haar ge plukt en zij had de bloemen zoo schoon naast elkaar gezet, dat zelfs de weide het niet schooner had kun nen doen. Anna zag naar den ruiker. Toen sloeg zij haar oogen neer op haar uitstaanden, kanten kraag op haar borst; daar zou zij ze steken, ze mee naar huis nemen... maar Thomas Illey gaf haar geen bloemen. Om hen heen verwikkelden zich de struiken langzamer hand tot een wildernis. Het voetpad was met mos be groeid en liep dood tegen een steenen trap. Onder do uitgeloopen, eeuwenoude treden, in de met struikgewas begroeide diepte, zag men een vreedzame, lage ruïne. Een spitsboogvenster tusschen de steenen. Groen gewor den, vervallen kerkmuren: het vroegere klooster van Sint Margriet DOORGEBROKEN DAM. Groot© schade. Aneta seint uit Bandoeng: Het „A. I. D." meldt dat in het meer van Tjisaroea, te Sindanglaja een dam is doorgebroken. Het meer is geheel Ieeggeloopen. De weg is over een lengte van zes tig tot zeventig meter weggeslagen, evenals twee brug gen over de Tji-Walen aan den regentschapsweg en den weg naar Marywatti. De Poentjakpas is aan de oost zijde afgesloten voor het verkeer. Het herstel der wegen zal eenige maandan duren. HET MYSTIEKE OOSTEN. Bezeten inlander in wien „de geest was ge varen". Cp een onderneming in Tjibadak W.-Prlangan deed zich onlangs een geval van geestvervoering voor, hetwelk de vermelding wel waard Is. Op of aan de grens van bedoeld perceel bevindt zdch een aantal grotten, welke alle in een reuk van mysti cisme staan. Af en toe offeren de dichtbij wonende kam- por.glieden aan de geesten, die z.g. de gi-otten bewonen. Zulks nu scheen op deze onderneming in langen tijd niet het geval te zijn geweest. Op zekeren morgen, toen de arbeiders rustig aan het werk waren, sloeg het één hun ner plotseling in zijn hoofd. Hij stiet wartaal uit mei een stemgeluid, hetwelk heelmaa] niet van hem afkomstig scheen. Woest met zijij gereedschap zwaaiende, begaf hij zich naar een plek begroeid met scherpe doornstrui ken, waarop hij met zijn bloote beenen onbekommerd rondtrappelde. Door zijn kameraden gegrepen, verzette hij zich hevig. De man ovei-igen3 heel rustig en ordelijk, is min of meer scharminkelig persoon, maar kon door zes man ternauwernood in bedwang gehouden worden. Men bracht hem naar de administrateurswoning. Daar schiedde, en de groote virtuoos verrukte er zijn klein gehoor met de phenomenale wijze, waarop hij zijn pro gram ten uitvoer bracht. Zelfs bood hij het gehoor na afloop nog een souper aan. De volgende avonden, waar op Liszt wederom speelde liep het storm naar de con certzaal... Van Liszt gesproken, diens buitengewone begaafdheid voor het klavierspel openbaarde zich sinds zijn prille jeugd. Op ^-jarigen leeftijd (hij was in October 1811 geboren)) concerteerde hij reeds, en toen hij 12 jaar oud was ging hij naar Parijs, waar hij met zijn optreden terstond succes oogstte. Het jaar tevoren had hij, door bemiddeling van zijn leermeester, Czerny, een bezoek aan Beethoven mogen brengen, om voor den grooten meester eenige proeven van zijn aanleg te geven. Het had Czerny veel moeite gekost het verlof van Beethoven daartoe te verkrijgen en de ontvangst was dan ook niet zeer aanmoedigend. Maar toen de knaap eenige stukken ten gehoor# had gebracht en tenslotte een gedeelte van een concert van Beethoven zelf, sloeg de stemming geheel om. De mees ter bleek ontroerd te zijn en hij- voorspelde een schoone toekomst aan den jongen, die deze woorden nimmer vergat en herhaaldelijk verklaarde, dat hij op niets zoo trotsch was in zijn leven, als op deze gebeurtenis. Wat Beethoven zelf betreft, deze was op 15-jarigen leeftijd reeds organist aan het hof van den keurvorst Max Franz, broeder van den keizer, Joseph den Tweeden Nog veel verrassender echter was de vroegrijpheid van Mozart, die als 6-jarig kind door zijn vader aan den keizer werd voorgesteld, wien hij een paar stukken op het klavier voorspeelde, terwijl hij slechts eenige jaren daarna met zijn vader en een zusje van enkele jaren ouder een kunstreis maakte, waarbij ook verschillende steden in ons vaderland bezocht. Slechts eenmaal ontmoetten Beethoven en Mozart el kander. Toen de 14 jaar oudere Mozart bij die gelegen heid den ander op een gegeven thema, hoorde phanta- seeren, uitte hy de profetische woorden: „Deze jongeling zal nog veel van zich doen spreken." Van Haydn kreeg Beethoven eenigen tijd les, maar, zegt Schlinder, de leermeester was niet geschikt voor den leerling, noch de leerling voor den meester. De een was te zeer gevorderd in jaren, de ander te vurig en ook te achterdochtig. Beethoven meende, dat Haydn naijverig op hem was, en weigerde op de titelpagina zij ner eerste werken te laten drukken, dat hij een leerling van Haydn was, zooals deze laatste wenschte. ,,Ik heb wel lessen bij Haydn gehad, maar niets van hem ge leerd" zeide hij. Reeds eenige jaren later werd de verhouding tusschen beide mannen beter. Zijn drie eerste sonaten voor piano droeg Beethoven den ouden leermeester op, en gedurende zijn geheele verdere leven liet hij zich met de grootste waardeering over vader Haydn en diens meesterwerken uit. Tot slot een gebeurtenis uit het leven van onzen va- derlandschen componist Verhulst. Tijdens een uitvoering van Bach's Matthaeus-Passion, waarbij Verhulst diri geerde, maakte een deel van het publiek aanstalten om heen te gaan vóór het slotkoor. Verontwaardigd keerde Verhulst zich plotseling om, en met gebiedende stem riep hij: „Blijft op uw plaats! Het is een schande, te wil len heengaan, terwijl een der schoonste koren, welke ooit geschreven zijn, nog moeten worden gezongen!" En men bleef zitten. Opgeschrikt vloog een vogeltje uit de cel van de ko ningsdochter. Aan den anderen kant van de ruine lie pen menschen. Anna herkende de chocoladekleurige parasol van de vrouw van den apotheker. Ook de ouderwetsche cylin- derhoed van dokter Gaardos werd zichtbaar. De sjaal van mevrouw Gaal met de groote ruiten. De hoeden met vergeet-mij-nletjes van de jonge dames Münster. Daar zijn ze, zei Anna. Christoffel greep haar arm en hield haar terug. Buiten op den weg liepen de deelnemers aan het uit stapje hijgende en zich druk makendé, als moesten zij hard werken. Naast Ignace Hold liep vermoeid zijn vrouw. Sophio was leelijk geworden. Alleen haar oogen waren nog al3 vroeger: die mooie donkere oogen. Christoffel zag haar langen tijd na De bakkebaarden van den apotheker fladderden in den wind. Mijnheer Ferdlnand Müller sprak van de ka- milleoogst. De kromme, kleine Gaal, de berekende wijn handelaar, beklaagde zich er over, dat men in Pest niet zooveel wijn meerd ronk als vroeger. z Ik heb dronken menschen noodig! riep hij lachen de uit. Achter hen droegen twee winkelbedienden een mand met flesschen met lange halzen. Anna zag Thomas Illey aan. Het viel haar op, dat zijn gestalte zoo hoog en evenredig was. Zij zag zijn edel, smal gelaat. Onbewust trok iets haar tot hem. Wij volgen hen, zei zij op zachten toon, als wilde zij haar geweten gerust stellen. Ja straks... zei Christoffel lachende en ging den tegenovergestelden kant uit Hij begon over kunst te spreken en zei, dat hij graag schilder wilde worden. Een schilderij maken. Een bosch. Een vuur zou branden onder de boomen en in de vlammen van het vuur zou den kleine, roode feeën zich heen en weer bewegen. Een groot wit kasteel zou hij ook schilderen. Boven op een berg, op een hoogen, eenzamen berg. Op het basti on zou een groote, witte vrouw staan, met donkere oogen Zij zou zwart# haren hebben en deze zouden wapperen als een vlag. Hij sprak ook over andere dingen. Over muziek; over Bach en Mozart. Hij bleef heel handig aan de oppervlakte en begon zachtjes een wals te fluiten Zonder blikken of blozen zei hij, dat hij de maker er van was. Hij sprak ook over reizen, hoewel hij nooit gereisd had, over bouwkunst, over boeken, die hij niet had gelezen en onderwijl lachte bij met kinderlijke uit gelatenheid. Anna keek naar hem, als naar een goochelaar. Wat kon hij aardig zijn, als hij wilde en op eens zag zij den werd hij gekalmeerd, doch bleef, met gesloten oogen een vreemd stemgeluid, allerlei onbegrijpelijks uitkramen en vroeg om koffie, of liever, de geest welke in hem was gevaren, moest koffie, sterke koffie hebben. In allerijl werd het gevraagde bereid en bij hem ge bracht. Hij rukte het kokend heete vocht uit de han den, welke het hem toereikten en goot het in zijn keel gat, zonder een spier te vertrekken. Iedereen verwachtte, dat er iets zou gebeuren, doch niets daarvan. Het scheen hem integendeel te kal- meeren en hij liet zich daarna rustig naar huis bren gen, om te gaan slapen. Daar de overige arbeiders weigerden op de plaats van het gebeurde verder te werken, werd den volgen den dag een slametan godsdienstige maaltijd ge geven. De „bezeten" patiënt was aanwezig. Noch de kokend heete koffie, noch de doornstruiken, noch het geworstel van den vorigen dag hadden eenig spoor ach tergelaten. Na de slamtean zijn de gemoederen weer rustig en alles gaat z'n gewonen gang. JACHT-ONGELUK OP JAVA. Voor een everzwyn aangezien. Uit Nederlandsch-Indië is bericht ontvangen, dat de, tot de Antwerpsche handels- en bankierswereld behoo- rende 23-jarige Willy Osterrieth, te Kaliboroe, op do Oostkust van Java, op een everzwijnenjacht is veron gelukt. Een zijner metgezellen, niet wetende, dat hij in een ravijn was afgedaald, en meenende, er een wild zwijn te zien voortbewegen, vuurde zijn geweer af en het schot trof den heer Osterrieth, die op slag dood was. Willy Osterrieth was een neef vart den minister voor de verkeersmiddelen, den heer Lipvens, en in sport kringen, waar hij vooral als deelnemer aan internatio nale scherm wedstrijden goeden naam had, zeer bekend. Hij bevond zich op Java ter bestudeering van de Ne- derlandsohe plantagemethodes. „Het meisje van de Lunchroom" heet de film, die deze week in Theater Royal draait: een schets uit het dagelijksch leven, dat niet voor iedereen even ge makkelijk valt te dragen. Dit ondervindt ook Maggie Kelly, 'n stevige Iersche weduwe, die 'n harden strijd om het bestaan achter den rug heeft. Moeilijke ja ren heeft zij na den dood van haar man doorgewor steld, doch thans staat een hetere tijd voor de deur vooral, nu haar Molly langzamerhand een aar dig stuivertje begint te verdienen. Zij kunnen er nu met z'n vieren behoo7'lijk van komen. Molly's vurige wensch is eens tegen een million- nair aan te loopen. Dan zouden alle zorgen vergeten zijn en moeder en de broertjes ook een onbezorgd leven krijgen! En wat zij eigenlijk niet heeft durven hopen, gebeurt. Zij maakt kennis met A. B. Charles Jr., den zoon van den restaurant-koning der A.B.C.- lunchrooms. Op de kennismaking volgt een verlo ving, daarna een huwelijk en zoo zijn binnen zes uur Molly en Andy man en vrouw. Edoch, er komt een leelijke kink in den kabel. Papa Charles is niets gesticht over het volgens hem onbekookte huwelijk van Apdy en onterfd hem met dezelfde snelheid als waarmee Molly en Andy ge trouwd zijn. Goede raad is duur. Molly voélt zich schuldig aan Andy's ongeluk en vlucht naar haar moeder, smadelijk verwelkomd door boven- en be nedenburen. Doch Andy is haar gevolgd en hoort juist hoe Molly haar Moeder bekent, dat zij hem boven alles liefheeft. Hij weigert te luisteren naar haar protesten, als zou zij hem slechts om zijn geld getrouwd hebben en besluit zelf de handen uit de mouwen te steken en van onderaf te beginnen. Een van enkele werklieden afgeluisterd gesprek wordt hun geluk. Hij hoort, hoe zij klagen over da sandwiches van de A.B.C.'s, die zoo dun belegd zijn, en dit gesprek heeft de eigenlijke stoot gegeven tot de oprichting van de „Molly Lunch Doos My." eerlang de gevaarlijke concurrent van de A.B.C.'s Hadden zij maar kapitaal, met succes zou de strijd tegen de machtige A.B.C. Mij. aangebonden kunnen worden. Doch het geld ontbrak en vaak maakte Molly zich zorgen over do uitbetaling der loonen, als zij de leege geldkist aanschouwde. A. B. Charles was het verminderd debiet van zijn zaken wel degelijk opgevallen en ook begreep hij wel van welken kant de wind woei. Zou die Molly Box Lunchroom Cy. zijn A.B.C. schade mogen doen? Dat nooit dat maatschappijtje zou hij wel .even uitkoopen! De directrice van de Molly L. D. My. bleek echter niet gemakkelijk. Hoe Mr. Charles ook loofde en bood en bedreigingen uitte, zij bleef staan op haar eisch van 100.000 dollar en woedend schreef de oude heer tenslotte een chèque voor dit bedrag. Andy, die zich tegenover papa voor boekhouder heeft uitgege ven, zal directeur worden deze voorwaarde heeft Mr. Charles bij de stijfhoofdige directrice er zoowaar doorgekregen. „Als je nu maar een meisje getrouwd had, zooals zij, dan gaf ik nog eens honderd duizend dollar", zegt de vader tegen zijn zoon. Wie beschrijft zijn verbazing, als hij de waarheid verneemt en zijn schoondochter hem dolgelukkig om den hals vliegt! vroegeren Christoffel in hem, met het zilverglanzende, blonde haar en met zijn «enigszins ziekelijk gelaat. Daarna was alleen Thomas Illey weer naast Anna Het was, of zij beiden op een voor anker liggend schip stonden, bij de spits van het eiland. De smalle, steenachtige kuststrook voor hen scheidde het water in tweeën. Kabbelend stroomde de rivier aan beide kanten. Op eens leek het of het water stil bleef staan en het anker op... Het schip *kwam in beweging en bracht hen ver weg, in het oneindige, waar geen oevers meer wa ren. De zon ging onder achter de bergen. Anna schrok op. Zij gaat onder... Aan de koude hemel kwam de sikkel van de maan to voorschijn. Zij keerden terug, maar zochten tevergeefs naar de deelnemers van het uitstapje. Rondom de boerderij lagen stukken papier en leeg# flesschen met lange halzen, op het platgetrapte gras. De veerman wachtte hen onder de, in het water rei kende takken. Christoffel was vermoeid, de rol, die hij gespeeld had, verveelde hem. Hij wist nu ook, wat hij kon bereiken, als hij zich vriendelijk toonde. Maar de betoovering van den alouden naam Illey was verminderd, het maakte geen indruk meer op heim, dat hun overgrootvader vicepalatijn geweest was, hy vond het ook gewoon, dat hij Thomas Illey met jij aansprak evenals zijn clubgenooten. Toen zij in het bootje zaten, werd Anna ook stil. Het was een feestavond en morgen was het weer werkdag... De heldere lach verdween van haar lippen. Zij zag nog eens om naar het eiland, trok toen haar handschoenen uit en greep naar beneden, alsof zij de rivier wilde stre#» len. De golven sloegen tegen haar hand. Illey boog over den rand der boot en zag in het water. In het zilverbleeke maanlicht glinsterden de ringen aan. de kleine hand van Anna. Een saphir: een blauwe flikkering; een robijn: een bloeddroppel. De rivier kon hem niet van de vingers van het meisje wasschen. Wat trekt de stroom, zei Anna. Half bewust greep Illey naar het water. En de Donau, de gemeenschappelijke stroom van verre Duitsche steden en van groote Hongaarsche vlakten, deed een oogenblik, alsof zij hunne handen wilde samenbinden. Het bootje stootte tegen den oever. Wordt vervolgt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 14