DE BIECHT EENER POES.
VOOR ONZE SCHAKERS
B
lP
m
§11
H
u
llü
i
H
H
1
#Sj
IÉ!
jjg]
n
ui
H
iiü
m
ÜÜP
B
ju
mi
EVENTJES DENKEN
VOOR ONZE DAMMERS
Vraagstuk No. 707.
Vraagstuk No. 705.
Vraagstuk No. 706.
Vraagstuk No. 708.
2ij, die niet werken.
WARE WOORDEN.
WETENSWAARDIGHEDEN.
boe of ba mijn mandje op. Nu,.wie.is er nu de bafts.
en gebieder in dit huis, jij of ik, baas? O. zoo!
Stil nou, baas, als ik spreek. Je hoeft me heusch
niet te zeggen, dat die kater van hiernaast voor het
venster zit. Dat had ik al een kwartier geleden ge
roken. Maar wat donk je wel van me, baas? Ik ben
een fatsoenlijke poes, en moeder van zes en veertig
welgeschapen kinderen, welgeteld. Wat verbeeldt dat
magre scharminkel van hiernaast met zijn uitge
rafelde ooren zich wel! Hij is amper droog achter
zijn ooren, paha, ik kon zijn bet-overgrootmoeder wel
zijn! Nee, dan heb ik ze beter in mijn kladboekje
staan. Stil nou, baas, roep nou niet „poesie, poesie,
poesie" tegen die cypersche kater die daar over de
schutting springt, want ik wil dat serpent niet meer
zien! Ja, het is zonde dat ik'het zeg, maar ik mag lij
den dat de kattenmeppel hem vandaag of morgen
nog eens te pakken krijgt. Want het is me een nette
kater, nou, eon fijn nummer, dat moet ik zeggen,
hoor. Ja zeker, dat valsche dierage is mijn zesde man
geweest: ik wou dat ik 'm nooit gezien had, met zijn
valsche groene oogen en zijn braniesnorren! U had
hem moeten hooren, toen ie voor het eerst hier over
de schutting kwam en me een serenade bracht. O,
beloften van eeuwige trouw, geen gebrek! En ik,
stommerd, ik geloofde hem nog! En wat doet de
deugniet? Nog geen week, baas. nog geen week na
dat ik die vierling had: U weet wel, die cypersche
wurmen de schapies konden nog geen eens kij
ken! zie ik hem malle fratsen maken tegen dat
uitgemergelde gevlekte kattenmisbaksel van den
melkboer van den hoek! Laat ie me nou zoo met
zijn vier bloeien van kinderen-die-nog-niet-eens-kon-
den-kijken laten zitten en met die melkboersche aan
den zwier gaan, dat er in alle tuinen schandaal van
gesproken werd en er s nachts iemand met bloem
potten is gaan gooien? En wie werd er op aangeke
ken? Ik natuurlijk, ik die met permissie zes en veer
tig kinderen in eer en deugd heb grootgebracht!
Als ik 's avqnds, als mijn bloeien van kinderen slie
pen, eens even een luchtje ging scheppen, dan zei
den de buren: „daar heb je die kat van hiernaast,
dat mispunt heeft vannacht tekeer gegaan nee meer
dan vreeselijk!" Nou, maar ik heb d;e cypersche toch
even te pakken gehad en hem eon klein aandenken
gegeven. Hij kwam op een avond doodleuk over de
schutting en deed heel poeslief tegen me, of er niks
gebeurd was, en hij niet pas van dat geraamte van
den melkboer terugkwam. Maar ik had hem in de ga
ten en ik gaf hem toen een haal over zijn neus, dat
hij vijf minuten lang stond te proesten en te bla
zen en met zijn kop te schudden! Hij heeft een week
lang met een gezwollen neus geloopen en hij zag er
zóó mal uit, dat zelfs dat aanstellerige dier van den
melkboer hem zijn congé gaf. En nou durft hij hier
in den tuin niet meer te komen, als ik mijn neus
maar om de deur steek. Wat een held niet? Nou ja,
zoo zijn jelui mannen immers allemaal?"
Toen opeens zweeg Pietje en draaide zich om en
ging met haar rug naar me toe, naar buiten zitten
kijken. Wat was dat nu? Had ik gewaakt of
droomd? Had Pietje werkelijk gesprokenof? En
toen opeens rende ik naar mijn schrijfmachine en
schreef deze ware gebeurtenis neer, terwijl Pietji
zich af en toe met een hautain gebaar omdraaide
en me scheen toe te lachen.
hebben de ligging van de door ons ontdekte ruïnes
nauwkeurig aangeleekend op de kaart en later zullen
andere expedities er te voet heengaan om de over
blijfselen van vroegeren bloei te verzamelen van on
der de struiken en klimplanten, die de pyramidevor-
mige tempels omringen.
Wij hebben ook wel ondervonden, dat de archeolo
gie niet saai is, wat de leek wel eens denkt. Sommige
oogenblikken zullen wij geen van allen ooit vergeten.
Zoo moest ons vliegtuig eens zeer snel stijgen om
een keten van steile, hooge bergen te ontwijken, waar
van de toppen onzichtbaar waren door de omringende
wolkenmassa's; wij waren vlak voor dien bergketen
laag gaan vliegen boven een kristalhelder meer,
waaraan wij drie primitieve hutten hadden gezien
van Lucandon-Indianen, de meest schuwe en achter
lijke nakomelingen der oude Maya's. Dikwijls moest
het vliegtuig ook omgekeerd worden op één vleugel-
punt, om kapitein Smith in staat te stellen, zijn 20
K.G. zware camera naar beneden te richten en de
daar aanwezige ruïnes, bergpassen, Indianenhutten
of kudden wild te fotografeeren. Dan moesten wij op
passen, dat onze kaarten, kijkers en andere losse voor
werpen niet over de vloer der cabine rolden en ook
voor onszelf was het een vreemde gewaarwording.
Wij hebben ook andere merkwaardige dingen be
leefd. Zoo hebben eenige Indianen zich in twee
kano's van uitgeholde boomstammen gewaagd op de
.stroomversnellingen van de Ulsumacinta, om ons te
kunnen zien, zoodra wij gepasseerd waren, werd een
der kano's ondersteboven geworpen. Wij konden niets
doen om de menschen te helpen en draaiden verder
aan onze film; gelukkig wisten zij zichzelf te redden.
Van alles wat wij beleefd hebben, heeft ons echter het
meest getroffen, dat de grootste steden van een der
edelste en machtigste volken uit de geheele geschie
denis nu in het aaneengesloten oorwoud niet meer
zijn dan kleine oneffenheden aan den horizon.
(Nadruk verboden.)
ZATEFDAOAVONDSCHETS
Een zonderling gevaldoor S I R O L F»
(Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden.)
OM U de waarheid te zeggen, had ik er haar
a.1 lang van verdacht. Ze kon soms uren
lang naast me op mijn schrijfbureau zit
ten, zoogenaamd slapend. Maar ik wist zeker, dat ze
me door vlijmscherpe oogspleetjes gadesloeg. Want
wanneer ik maar een enkele onhoorbare armbewe
ging maakte, dan gingen soms plots haar ondoor
grondelijke gele oogen wijdopen en keek ze me vra
gend aan alsof zo zeggen wilde: „Wat heeft dat te
beteekenen?" Soms ook zat ze me minutenlang aan
te staren, zonder oogenknipperen, zoodat ik elk
oogenblik verwachtte, dat ze haar nuffige bekje zou
openen en me toespreken. Maar natuurlijk was dat
nooit gebeurd. En toen kwam die wonderlijke avond,
dat ik urenlang achter mijn schrijfbureau had zit
ten broeien, om toch maar een goed onderwerp te
vinden voor de schets, die ik een bevriend redacteur
beloofd had te schrijven, en maar geen behoorlijk
idéé had kunnen vinden. Pietje zoo heette ze
had al dien tijd op mijn schrijfbureau gezeten en
me natuurlijk gadegeslagen, Op eens richtte ze zich
lui op, rekte zich uit met stijve pooten en een krom
gebogen rug, likte zich eens traag de witte borst,
snorde een paar accoorden in mineur, opende dan
haar bek een weinig en sprak met een fijn, zacht
stemmetje, terwijl ze me met haar groote gele oogen
aankeek:
„Wat ben je toch een armzalige stakker, baas, als
ik het zoo eens zeggen mag. Ja, kijk nu niet zoo
verbaasd, alsof je het in Keulen hoort donderen. Je
had immers al altijd gedacht, dat ik nog eens zou
spreken? Nu, en nou doe ik het! Omdat ik je eens
een enkele keer de waarheid wil zeggen en Je een
pleziertje doen. Je zit nu al uren te stuntelen om een
onderwerp te vinden om over te schrijven en al dien
tijd ligt het onderwerp voor je. Ja, ik bedoel me
zelf. Maar me goeie man, wat heeft die Duitsche
dichter toch ook weer gezegd? Was het niet iets zoo
als: Greift nur hinein ins volle Leben, und wo man
es greift, da ist es interessant? Och me goeie man,
kijk niet zoo verbaasd, ik heb toch zeker aan alle
boeken hier in je kamer geroken en op menigeen
ervan urenlang geslapen en gerustEn zou ik
dan niet weten?
Ik zei je dan, baas, dat ik je zoo'n armzalige stak
ker vond. Ja zeker, en je weet het zelf niet, dat is
nog het ergste. Je denkt, dat je een vrij man bent
en allerlei rechten hebt en zoo ver verheven bent
boven een dier, boven mij bijvoorbeeld. Ach, stum
per die je bent, je denkt dat het zoo is, maar het
is niet zoo. Weet je wie de baas hier in huis is?
IkJa zeker, ik, de poes, die jij Pietje noemt
Tut, tutkalm an, ik zal het je bewijzen. Hoor
maar: heb je mij er ooit op betrapt, dat ik werkte?
Nee natuurlijk; nou daar ga je al. Als ik 's morgens
uit mijn mandje met het fluweelen kussen opsta,
of van het zijden divankussen in den salon, waarin
ik me den vorigen avond op liet sluiten, omdat ik
het aangenamer in den warmen salon vond, dan heb
ik niets anders te doen, dan eens even met mijn
hoogen rug langs je beenen, of langs die van je
vrouw te strijkenen ik heb mijn eerste bakkie
warme melk al beet, nog voordat jij een kop thee
heb gehad. Terwijl ik dan mijn snorren eens aflik,
loop jij met je bloote beenen in je sloffen door het
huis te'ijsberen en doet allerlei akelige koude werk
jes. Tegen den tijd dat je de haard lekker hebt op
gepookt, ga ik naar binnen en strek me uit voor den
kaard. Ondertusschen zijn jij en je vrouw als maar
aan het werk en als eindelijk de havermout gekookt
Is, krijg ik het eerste schoteltje. Ik consumeer dat
rustig, terwijl jij jouw portie naar binnen slokt, en
dan je op een dwaze manier onder een straal koud
water drijfnat maakt om je vervolgens met een doek
weer droog te wrijven. Een nogal overbodig geknoei,
vin je niet? En dan ga jij als maar weer werken. Ik
word er soms tureluurs van. En dan maak ik maar
eens een wandelingetje door den tuin, om als het me
verveelt, jou de deur open te laten maken, want te
gen mijn onophoudelijk gemiauw ben je toch niet
bestand. Dat weet je heel goed baas, want zelfs mid
den in den nacht haal ik je je bed uit, al is het om
drie uur! Als ik me op een avondwandeling wat ver
laat heb en ik verlang naar mijn mandje, dan miauw
ik maar een beetje hartverscheurend voor je slaap
kamerdeur en dan ben je niet zoo goed, of je moet
er uit, al vriest het ook bakstcenen. En dan loop ik
statig naar binnen, als een vorstin en zoek zonder
van G. F. A n d e r s o n.
Zw. 5.
1MM
V'w
abcdefgh
Wit: 10.
Diagramstand: Zw. pions op a6, f3; Pg2, Lhl, Kh3.
Wit pions op d6, a5, b5, c5, b4, Ta3, Td4, Kd5, De5,
Lfl. Zelfmat in vier zetten.
OPLOSSING VRAAGSTUK No. 703,
(van G. E. Carpentier).
De diagramstand was: Zw. Kd3, pions op e2, e3, h5;
wit Pa2, La8, Db4, Tb8, Kc8, Pdö, Tg2, Lh4. Het mat
wordt hier bereikt door den schitterenden sleutelzet
Dd6. Dit probleem won in 1871 den 2en prijs in Du-
buque Chess Journal.
OPLOSSINGEN VAN DE PUZZLES
uit ons vorfpi nummer.
No. 70L „EEN REKENKUNST JE."
Het kleinst mogelijke getal, dat deelbaar is door 3 en
7, en waarvan de som der cijfers eveneens deelbaar
!s door 3 en 7 Is: 3333377733, waarvan de som der
cijfers 42 is, dus eveneens deelbaar door 3 en 7. Er
moeten op zijn minst 3 zevens en 7 drieën zijn, en de
zevens moeten zoo ver mogelijk naar rechts geplaatst
worden.
No. 702. „EEN TOEKOMST-DROOM".
Men ziet dadelijk, dat het nieuwe getal uit minstens
één millioen en 90 duizend zal bestaan, en men dus met
minstens 500 moet vermenigvuldigen. Om 8 als laatste
cijfers te verkrijgen, moet er met een zes als laatste
cijfer van den vermenigvuldiger vermenigvuldigd zijn.
Bij het nemen van de proef op de som vindt men al
spoedig, dat het nog onbekende cijfer ook 6 is, en de
vermenigvuldiger dus 566 moet zijn. Dan krijgt men
tot uitkomst: 1091243.
NIEUWE OPGAVEN.
„DE TROEP GANZEN EN HUN SCHATTERS".
Twee vrienden, die een vrouw tegenkwamen met een
troep ganzen (het was even voor Kerstmis!) gingen
samen een weddenschap aan, wie het best zou kunnen
raden, hoeveel ganzen er ongeveer waren, zonder ze te
tellen. De één beweerde, dat er niet meer dan 30 waren,
de ander, dat re over de 40 waren. Toen zij de vrouw
vroegen, wie van beiden er gelijk had, antwoordde zij:
„Als ik er eens zooveel had en nog half zooveel en een
vierde maal zooveel zou ik er één minder hebben dan
100. Nu moet gij nog maar eens raden (of uitrekenen)
hoeveel Ik er heb." En daarmee stapte zij door. Hoe
groot was het aantal ganzen?
„EEN RARE AFTREKKING".
Hoe kan men 45 van vijf en veertig aftrekken en
toch 45 overhouden?
OPLOSSING VRAAGSTUK No. 704,
(van J. Noome Mzn., Purmerend).
De diagramstand in cijfers luidde: Zw. 16 sch. op 1,
3, 5, 10, 12—14, 18—20, 22—25, 27, 28. Wit 15 sch. op U,
26, 31, 33—39, 42, 44, 45, 48, 50. Wit wint door 35—30,
44—40, 37—32, 33—28, li—1711, 43:8, 31:4, 4—10!, 10:35.
Een zwaar slagprobleem van ouderwetsche constructie.
van Berthenod (Frankrijk).
Zw. 10 sch.
Wit 11 sch.
De diagramstand in cijfers behoort te luiden: Zw. 10
sch. op 2, 3, 6. 8, 14, 19, 22—24, 30; wit 11 sch. op
11, 17, 28, 31, 32, 36, 37, 39—41, 43. Wit speelt en wint
EEN EIGENAARDIGE REMISEGANG.
De onderstaande stand kwam voor ln een partij tus-
schen de heeren G. Alblas met zwart en A. van Eeuwen
met wit. Wit, die geen bijzonder moolen stand heeft,
en zich derhalve met remise zal moeten tevreden stel
len, dwingt deze onmiddellijk af door:
Zw. 8 sch.
Wit 8 sch.
3731, 2520, 29:9!! (eigenaardig is hier het rusten
der zwarte dam op 40) 15:4 (zw. 40 18 het beste)
4540 en 4:15, met remise. Fraai gezien.
(En nog steeds zijn de cijfers stijgende...)
Dit is het spookbeeld onzer dagen,
Dat duizenden vertwijf'len doet,
Daar is zooveelzooveel te klagen,
En sneller slinkt de levensmoed.
Er is geen uitkomst in het heden
Voor het verkommerde gezin,
Daar wordt in stilte zoo geleden,
De wanhoop trekt de wereld in.
De harde, grauwe feiten dreigen
De cijfers stijgen!
Er zijn millioenen, die niet werken,
Omdat de wereld hen vergeet,
Niet slechts de zwakken, ook de sterken
Tot d'arbeid hunkerend gereed,
De sterken, die zich machtloos voelen,
Er is geen plaats meer voor hun taak,
Die onrecht zien in het bedoelen
Van de maatschappelijke zaak.
Ze wachten in verbeten zwijgen
De cijfers stijgen!
En 3teeds weer kruipen traag de weken
Van 't hulploos leven al maar voort,
Waarin de zwakkeren bezweken,
Door de verleiding aangespoord.
Waarin de dapperen verloren
't Geloof aan een gesterkt bestaan,
Dat eenmaal in hen werd geboren,
En nu voorgoed is doodgegaan.
Verwording en ontzetting dreigen
De cijfers stijgen!
Wanneer zal de verlossing komen?
Is nu het diepste punt bereikt,
Wordt er een nieuw geluid vernomen,
Waarvoor het spook „Malaise" wijkt?
Millioenen dobberen geteisterd
Langs de maatschappelijke zee,
Gewond, verslagen en verbijsterd
Door levensnood en levenswee.
Schel klinkt hun roepde tijden zwijgen,
De cijfers stijgen!
Maart 1931. KROES.
(Nadruk verboden.)
Thuis wacht U een gezellig uurtje,
'iedere week opnieuw. Indien U zich
abonneert op ons
GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD.
Abonnementsprijs; ct. p. kwartaal.
Elk nummer telt 16 bladzijden groot
formaat. Abonneert U bij de Uitgevers
van deze oourant. Proefnummer gratis.
Niet iedereen kan zich onderscheiden door grootê
daden, maar wel kan en moet ieder medewerken tot
het algemeen welzijn.
o
De ouderdom ls een wreed tiran, daar hij de genoe
gens der jeugd verbiedt op straffe des doods.
o
Er moet arbeid met de handen verricht worden, an
ders zou niemand onzer kunnen leven. Er moet arbeid
met de hersenen verricht worden, anders zou ons levea
niet waard zijn geleefd te worden. En dezelfde men
schen kunnen niet "beide doen.
o
In ons lijden ligt een zegen, die men onmogelijk zon
der te hebben geleden, verkrijgen kan.
Hij, die met veel „mlsschiens" omgaat, ls een slecht
gezelschap.
o
Te veel denken aan wat gedaan moet worden, in
plaats aan 't geen men bezig is te doen. leidt tot ver
warring ln den geest
o
De vrouw is geboren, om zich toe te wijden. Dat
maakt haar kracht en tevens haar aantrekkelijkheid
uit; het is een geheim van haar geluk.
Is het U bekend:
dat aan den oever van de Euphrates al 4000 jaar
dadelpalmen bloeien?
dat vandaar de dadelpalmen naar vele ver verwijderd»
deelen van de wereld verspreid zijn?
dat sommige van die dadelpalmen al meer dan een
eeuw vrucht hebben gedragen, soms wel 600 pond da
dels per jaar?
dat Andorra, een klein republiekje in het Noorden van
Spanje, al sedert het jaar 1728 zelfbestuur heeft?
dat het in 1806 van Napoleon een grondwet kreeg als
republiek?
dat de gevangenisbevolking in Nederland in de vijf
Jaren 1923—'28 daalde met 20
dat het eiland Formosa zijn naam kreeg van Portu-
geesche koopvaarders, die het eiland ln 1590 bij hun
vaart langs de Chineesche kust ontdekten en het erg
schoon (Formosa) vonden?