GEESTELIJK LEVEN.
Kantongerecht te Schagen.
Fierheid.
PRIMA
ZUIVERE
KRISTAL
STIJFSEL
Schoonmaak.
Ons nationalisme heeft niet, zooals vele
zijner naamgcnooten, een uitdagend, heersch-
zuchtig, veroverend karakter. Zijn geest is
verdedigend en beschermend. Het is familie-
zin in de gezonde beteekenis van het woord.
Het is meegevoel en hulp voor den onder
drukten broeder. Het is in hart en nieren
volksgezind, en staat rebelsch tegen eiken
druk van boven. Het heeft een afkeer van.
den fascistischen bezem, van soldateska en
politiegeweld. Het is de strijd voor de vrij
heid in eigen huls, de strijd tegen bedilzucht
van aanmatigende buren. Het wordt gedra
gen door den oprechten drang naar vrede
op den gronds'.ag van rechtvaardigheid;
naar vrede, maar niet zonder fierheid.
Prof. Dr. H. BURGER.
W\T gij hierboven als aanhaling leest, is het
slot van het verslag eener redevoering door
prof. Burger, gehouden te Groningen op het 16de
Dietsch studentencongres. Ik las dit verslag in do Nieu
we Rotterdamsche Courant van 26 Maart j.1. Deze rede
heeft reeds meerdere pennen in beweging gebracht
Aanvankelijk was het niet mijn plan er over te schrij
ven. Ik voelde geen onmiddellijk verband tusschen wat
ik in de geestelijke levens gewoonlijk bespreek en tus
schen het onderwerp „vrede en fierheid", waaraan de
professorale rede werd gewijd. Door een toeval werd
mijn aandacht weer op die rede gevestigd. Ik herlas het
verslag en toen kwam opeens de gedachte bij me op om
naar aanleiding daarvan iets te schrijven over fierheid
en in verband daarmede over het laatste gedeelte, als
een soort van motto hierboven afgedrukt.
Onder fierheid verstaan wij een soms wel zeer sterk,
maar toch nooit ongepast gevoel van eigenwaarde. Deze
fierheid wordt zeer terecht als een menschelijke deugd
beschouwd. Wie vreemd is aan deze deugd, kenmerkt
zich door dit gemis als slap en laf en onbeteekenend.
Menschen, die geen fierheid bezitten, laten met zich sol
len, zijn in het uiterste geval zelfs bijna onvatbaar voor
beleediging.
Prof. Burger nu, is blijkens zijn rede een voorstander
van den vrede (wie is het niet?) maar hij wil dien vre
de niet ten koste van het verzaken der nationale fierheid
Daarom keert hij zich tegen hen, die de (éénzijdige)
ontwapening en de dienstweigering voorstaan.
Deze opvatting wordt door velen gehuldigd. En juist,
omdat ik weet hoe er talloozen zijn, die in den geest
van prof. Burger gewoon zijn op de volgende wijze te
redeneeren: „een volk, evenmin als een enkeling mag
zich laten vernederen en moet voor zijn eer opkomen en
daarvoor zoo noodig het geweld aanvaarden", wil ik
daarover mijn meening uitspreken.
En dan moet mij allereerst een opmerking van het
hart: Hoe weinfg leeft toch eigenlyk In de harten der
menschen, dat wat zy zeggen to gelooven! Of laat ik
me wat krasser én duidelijker uitspreken: hce treurig
is het gesteld met de beleving van wat men noemt de
Christelijke beginselen door hen, die zich christenen
noemen.
Daar zyn weinig dingen, waaraan ik me zóó hevig kan
ergeren dan aan de verloochening van de hoogste be
ginselen onder den schijn van zoogenaamde fierheid.
En ik kan maar niet begrijpen, dat men niet inziet, hoe
men daardoor feitelijk den hooggeprezen, ja tot God
verheven Christus een slag in het ^aangezicht geeft.
Als er ooit één is geweest, die werd gehoond en ver
nederd, dan was het Christus. En wat deed hij? Hij
plaatste zich daarbóven! En dat vinden de Christenen
prachtig en zij kunnen geen woorden vinden, schoon
genoeg, om juist daarom hem te verheerlijken. En bij
voorkeur wijzen ze daarbij op het ontroerende „vader,
vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen". Dat
Is het hoogste, dat is het verhevenste, roepen zij uit. Dat
Is de opperste fierheid n.1. die van den mensch, die ten
volle liefheeft.
Hoe schril steekt daartegen af de praktijk der Chris
tenen! Want deze praktijk is voor de christenvolken,
dat zij naar de wapenen grijpen, voor de christenmen-
Rchen, dat zij óf er zelf op losslaan óf een aanklacht
indienen en door de justitie de klappen laten geven. Zij
moeten immers voor hun eer, hun goeden naam opkomen.
Han fierheid eischt dit van hen, zeggen zij.
Hier werken nog na de barbaarsche opvattingen en
neigingen. Hier spreekt nog het wraakgevoel, daj vol
doening eischt door wedervergelding. Van fierheid ech
ter is m.i. geen sprake.
De echte fierheid gaat zwijgend en trotsch aan alle
vernedering voorbij. De fiere mensch gevoelt wel de
vernedering, de beleediging hem aangedaan, hij kan er
zelfs diep door gewond worden, echter niet uit lafheid,
maar uit besef van eigenwaarde zal hij daarop niet
reageeren door een geweldsdaad. Hij zal geestelijk ver
weren: in de allereerste plaats door zijn persoonlijkheid
hoog te houden. Om eer kan niet gevochten worden,
nóch door een volk, nóoh door een enkeilng. Is het niet
een dwaasheid te mcenen dat door geweld zou kunnen
worden uitgemaakt, wie recht heeft: de beleediger of de
beleedigdé?
Wat den enkeling betreft, is men wel geneigd dit toe
te geven, maar voor een volk, voor een staat loochent
men dit gewoonlijk. En van vooraanstaande „christe
lijke" staatslieden kan men meer dan eens vernemen dat
wat voor den enkeling als „christelijke" deugd wordt
beschouwd, voor den staat niet geldt En dit is temeer
opmerkelijk als wij daarbij bedenken, dat deze staats
lieden voor en na beweren, dat ook in den staat de
„christelijke" ideeën moeten doordringen en worden tot
leidend beginsel.
Bij den staat (verkeerdelijk maar al te vaak vereen
zelvigd met volk) moet de fierheid zich uiten door des
noods naar de wapenen te grijpen en zich op de bekende
gemeen*. wreede, ononenschelijke manier te verdedigen!
Ik ben van tegenovergestelde meening. Een waarlijk
fiere natie zou m. i. den moed behooren te bezitten
om afstand te doen van de barbaarsche gewoonte om
door geweld voor zijn eer op te komen. Haar fierheid
zou moeten bestaan in het zich handhaven door haar
zedelijke, geestelijke meerderheid. En gesteld zelfs het
naar m. I. ondenkbare geval, dat een natie haar poli
tieke onafhankelijkheid zou verliezen door zich te ont
wapenen, dan zou zij geestelijk toch onafhankelijk
blyven en een machtigen moreelen invloed blijven uit
oefenen. Wat een natie 2ich aan geestelijke waarden
heeft verworven, haar cultuur, kan haar nooit ontroofd
worden. En het is een leugen, dat cultuur met stoffe
lijke wapenen zou moeten worden verdedigd.
Daarom kom ik op tegen wat door prof. Burger in
de boven aangehaalde woorden wordt beweerd.
Och, het klinkt wel mooi, als hij zegt dat ons (d. i.
het Nederlandsche) nationalisme geen uitdagend,
heerschzuchtig, veroverend karakter heeft en dat zijn
geest slechts verdedigend en beschermend is. Maar
daarom is het nog niet waar. Alle nationalisme is in
wezen hetzelfde. In elk nationalisme komt tot uiting
de gedachte, dat het eigen volk toch iets beter is dan
ieder ander volk. Men moet de volksliederen maar
lezen om hiervan overtuigd te worden!
En het klinkt belachelijk, als wij lezen dat ons natio
nalisme wordt aangeduid als familiezin in de gezonde
beteekenis van het woord. Hot is er een familie naar!
Welk een verdeeldheid en vijandschap! En is het niet
kostelijk als prof. Burger zegt,- dat het meegevoel ls en
hulp voor den broeder? Hoe menige broeder wordt niet
door ellende gedwongen dien dierbaren familiekring te
verlaten om in een ander land een bestaan te zoeken
Je moet 't van je familie hebben! Maar als er dan oor
log uitbreekt, dan moet de broeder uit het land, waarin
hij een bestaan vond, terug komen en dan mag hij
vechten vóór het volk, waar hij niet te eten had, tégen
het volk, waar hij zich door zijn arbeid een boterham
wist te veroveren.
Ik zal niet verder op deze dingen, noch op wat wij
nog meer lezen in het motto, ingaan.
Op iets anders wil ik wijzen. Met allen nadruk wil
ik opkomen tegen een dwaling, welke maar steeds blijft
voortbestaan en welke allernoodlottigste gevolgen
heeft. Het is de dwaling, dat de verschillende volken
van elkander onafhankelijk zouden kunnen zijn?
In den tegenwoordigen tijd hebben de volken elkaar
noodig voor hun bestaan, zoowel stoffelijk als geeste
lijk. Geen beschaafd volk op aarde kan op zichzelf
staan. Het heeft behoefte aan producten, door andere
volken voortgebracht; het moet op gebied van kunst
en wetenschap voortdurend met anderen buiten de
grenzen in aanraking en in ideeën-uitwisseling blijven.
Een volk, dat zich zou afzonderen van zijn buren, dat,
gelijk eens de Chineezen, een hooge muur zou op
richten om zijn nationaal terrein, zou daarmede zich
zelf veroordeelen tot verstarring en versteening.
Is het dan niet ongerijmd, dat thans meer en meer
het streven zich openbaart naar afzondering op econo
misch gebied door middel van verhooging van Invoer
rechten? Komen deze-niet in de plaats van den Chi-
neeschen muur?
Is het niet logischer om het feit der wereldgemeen
schap te erkennen en alle internationale belemmerin
gen uit den weg te ruimen?
Waarom geschiedt dit niet?
Omdat het ongezonde nationalisme, wat niet anders
is dan een verenging van het menschelijk solidariteits
gevoel (bedenkt dit eens goed, gij christenen!), nog al
tijd door de machthebbers in den staat wordt aange
kweekt Want zij hebben dit noodig om het volk d. i.
de groote massa der voortbrengers, als het in hun
werkelijk of vermeend voordeel- is, te kunnen opzwee-
pen tot oorlog tegen andere volken!
Oorlog zou onbestaanbaar zijn, wanneer de volken
hem moesten verklaren. De volken hebben
slechts belang bij een vrede en bij algemeene
conomisohe en cultureele ontwikkeling. En deze ont-
ikkeling wordt altijd door den oorlog geschaad.
Het is echter zoo volkomen juist gesegd in een ge
licht van Charivarius: „Een kleine groep beslist. Mil-
'loenen buigen het hoofd."
Die kleine groep, dat zijn de diplomaten en hunne
'astgevers: de groote industrieelen, de mannen van de
'rusts, de machtige bankiers.
Die millioenen, dat zijn de volksmassa's.
En deze volksmassa's, welke toch wel een duister
vermoeden he-bben van de ware oorlogsredenen, ont
breekt het aan fierheid, aan gevoel van eigenwaarde!
Want deze fierheid zcu er hen toe brengen om een
einde te maken aan de onderlinge vijandschap der
volken, aan den krankzinnigen oorlog.
Deze fierheid zou hen voeren tot waarachtige ver
broedering en tot opbouw van een wereldgemeenschap
waarin de onderlinge tegenstrijdigheden zijn opgeheven
en hebben plaats gemaakt voor een samenstrewen naar
werkelijk menschelijike verhoud'ngen in den geest van
•dien Christus, dien zij zeggen te vereeren, maar dien
zij inderdaad iederen dag opnieuw kruisigen.
ASTOR.
Zitting van Dondierdcg 16 April.
DE SCHAGER VELDSLAG.
De vorige terechtzitting is reeds een zaakje voor ge
weest. dat betrekking had op den rumoerigen nacht to
Schagen van den 3den op den 4den Maart j.1. Een paar
jongelingen, St. uit Harenkarspel en V. uit Schagerbrug
stonden toon terecht wegens het in staat van dronken
schap verstoren van do orde. De laatste is ook nu weer
niet verschenen, terwij! de eerste, evenals vorige maal,
volhoudt zich niet aan het strafbare feit te hebben
schuldig gemaakt. Veldwachter Van Haren echter, do
verbalisant, zogt dat het den bewusten nacht een groot
lawaai was vóór de bioscoop, waarbij gevochten en ge
schreeuwd. werd. Zij hadden de twee verdachten, die
ook tot vechten hadden uitgedaagd, mee naar het bureau
genomen en geconstateerd, dat de verdachten wel dege
lijk dronken geweest waren, hetgeen door dezen ontkend
wordt
Een onderzoek naar deze beide heeren door de politie
gedaan heeft volgens de verklaringen, aan het licht ge
bracht, dat het nogal een paar branie's zijn, die gaarne
het zaakje „aan den gang brengen" en er dan tusschen
uitknijpen.
Het een en ander is dan ook voor den ambtenaar van
het O.M. reden genoeg om ieder tot f 12 boete of 12 da
gen hechtenis te veroordeelen.
De kantonrechter is het echter met deze zienwijze niet
eens, want voor hem is het wettig en overtuigend be
wijs van het ten laste gelegde niet bewezen, weshalve
hij vrijspraak vraagt, daarbij nog opmerkende, dat hel
O.M. het zich onnoodig moeilijk gemaakt heeft. Vooral
dronkenschap is niet bewezen en het O.M. had daarom
beter verstoring van de nachtrust ten laste kunnen leg
gen.
(De gronden, waarop de heer kantonrechter zijn vrij
spraak baseert, zullen ongetwijfeld juist zijn, maar wij
vragen ons af, of de Schager politie dan voortaan haar
processen-verbaal niet op een dusdanige wijze kan sa
menstellen dat er een straf-veroordeeling op volgt, daar
er toch in den bewusten nacht dingen gebeurd zijn, die
in andere gevallen zeer zeker niet ongestraft blijven).
HfcT BEROUW DAT TE LAAT KWAM.
De zaak tegen P. Joh. R., chauffeur te Den Helder
wegens het in gevaar brengen van het verkeer wordt
heden voortgezet. Men zal zich herinneren, dat verdachte
den 11 Januari op den Kanaalweg bij 't Zand een vracht
wagen in de berm van den weg heeft gereden, zoodat
deze vóór- noch achteruit kon. De wagen was gerepa
reerd bij V. d. Linden te 't Zand en nu zou R. hem voor
zijn patroon, den heer Bont, uit Den Helder halen. Hij
verkeerde echter onder een dusdanigen invloed van
sterken drank, dat ooggetuigen hem voor dit werk be
slist onbekwaam achtten, hetgeen dan ook weldra bleek.
En inplaats van zich te laten helpen, toen hij veronge
lukt was, ging hy tegen iedereen geweldig te keer. Ook
tegen den melkrijder H. Bakker, die reeds zijn wagen
aan de zijne gebonden had, om hem er uit te trekken,
zoodat deze hulpvaardige mensch tenslotte ook zei:
„Dan moet je jezelf maar redden!"
De ambtenaar van het O.M. zegt nog geïnformeerd te
hebben en daarbij bleek, dat verdachte veel misbruik
maakt van sterken drank Spr. acht het een ernstig feit
en niet gewenscht dat verdachte nog langer achter het
stuur zit: hij eischt daarom f 80 boete of 80 dagen hech
tenis met intrekking van het rijbewijs voor den tijd
van één jaar.
Ook de kantonrechter vindt dat aan de gevallen waar
bij bestuurders dronken achter het rad zitten paal en
perk moet worden gesteld, maar hij wil het in
plaats van een jaar voor een half jaar met verdachte
probeeren. De straf wordt verder f 40 of 40 dagen.
Verdachte, die overigens geen onsympathieken indruk
maakt, zegt dat hij met zijn gezin van 5 kinderen nu
broodeloos gemaakt is, daar hij juist weer een betrek
king als chauffeur had. Maar thans is er niets meer aan
te doen en het is een vrij wanhopig man, die schreiende
de rechtszaal verlaat: het berouw, dat ook ditmaal te
laat kwam. Laten we hopen, dat het een goede les voor
hem geweest is.
VERDERE VERKEERS-OVERTREDINGEN.
De overtredingen op Verkeerswet zijn hedenmorgen
wederom vele.
Volgt eerst Klaas Z., een 21-jarig chauffeur te Den
Helder, die in den Oosterzandvaartsweg te Anna Pau-
na zijn wagen met steenen op zoodanige wijze had neer
gezet, dat niemand er door kon. Ook Jb. Kossen niet met
zijn bakkers-auto. Verdachte had tegen laatstgenoemde
gezegd, dat deze maar wachten moest totdat hij (ver
dachte) klaar was. Ja, zooiets gaat natuurlijk niet en
ofschoon hier nu niet bepaald kwaadwilligheid in het
spel was eischt de ambtenaar van het O. M. f 8 boete
of 8 dagen hechtenis tegen hem.
De uitspraak luidt f 5 of 5 dagen.
De volgende zaak tegen Corn. A. B. te Harenkarspel,
die niet ver genoeg met zijn paard en wagen was uitge
weken, was al heel spoedig van de baan, daar de dag-»
teelcening van de dagvaarding foutipf bleek. Voorloopig
tenminste, omdat de ambtenaar binnenkort wel een be
ter gedateerd „bonnetje" aan Cornelis zal toezenden.
Een zekere A. F. M. had de roekeloosheid begaan om
den 16den Februari te Anna Paulowna met zijn auto
tegen een rood en wit geschilderden boom te rijden, die
een weg afsloot. Deze onhandigheid komt hem te staan
op f 5 boete of 5 dagen hechtenis.
De 53-jartge kleermaker J. v. d. St. te Nieuwe Nie-
dorp was op zijn motorfiets door Winkel gereden en
aangehouden om voor de politie eens een remproef te
demonstreeren. Verdachte heeft toenain zijn zenuw
achtigheid, zooals hij zegt de klepüchter gebruikt in
plaats van het handel van de vóórrem, zoodat de hee
ren politie-dienaren bepaald heel weinig moeite gehad
moeten hebben om de combinatie v. d. St.-Gilette met
de hand voort te duwen, hetgeen onvermijdelijk een pro
ces-verbaal tengevolge had.
Raaselachtig, dat èn berijder èn politie dit niet be
merkt hebben. Waar verdachte, dio het een en ander
bij zijn thuiskomst bemerkt en er den gemeenteve'.d^
wachter van in kennis stelde, als een eerlijk en betrouw
baar man bekend staat, zal- zijn zaak den 21sten Mei
nog eens dienen.
Sirnon K„ chauffeur te Kolhorn, had een proces-ver
baal opgeloopen, omdat hij zonder rijbewijs een auto be
stuurde. De ambtenaar zei, dat verdachte altijd zonder
rijbewijs reed, maar dat liet deze niet op zich zitten,
en al heel spoedig kwam het rijbewijs ter tafel, waarbij
bleek, dat verdachte het den lsten April had aangevraagd
dat het den 7den April was verzonden en dat verdachte
op 0 April was bekeurd.
De ambtenaar meent echter reden genoeg te hebben,
ook waar verdachte al eerder gewaarschuwd was, tegen
deze f 15 boete of 15 dagen hechtenis te eischen.
De kantonrechter vindt, dat met de afzending in
Haarlem wel wat lang gewacht is, en in aanmerking ge
nomen deze verzachtende omstandigheid veroordeelt hij
verdachte tot f 5 boete of 5 d^en hechtenis.
STRAATSCHENDERIJ TE WARMENHUIZEN.
Volgt weer eens een van die stukjes baldadigheid,
waarom' de gemeente Warmenhuizen in de toekomst be
roemd dreigt te worden. In den nacht van 3 op 4 Maart
zijn namelijk uit een schuitje de daarin aanwezige voQr-
werpen zonder meer in het water geworpen en werd later
in de Oude Wal een poortje uit zijn scharnieren gelicht,
dat eveneens naar het rijk der kikkers verhuisde. Mis
schien dat de door drank benevelde geest van den... 18-
jarigen P. de J. die hedenmorgen terecht staat, verhin
derde dat op deze wijze geheei Warmenhuizen „in den
vloed" verdween.
iGON"
PURE VIRGINIA SHAG j
j Pit hg /oor pyp o[ aqarer
J.GQUNO GRONINGEN t
En dat het gevaar nu voor goed is afgewenteld, daar
zal nu blijkbaar de kantonrechter wel voor zorgen, die
over deze straatschenderij al heel slecht te spreken is.
Zijne Edelachtbare begint er verdachte op te wijzen,
dat deze al een heel slechte repu'Latie in de plaats
van zijn inwoning geniet. „Als je wat op hebt", zoo zegt
mr. Bastert, „dan is er niets meer voor je veilig, maar
ik verzeker je, dat we den lust van deze boosdoeners
in Waiir.erJ-.uizen zullen breidelen. En jij bent de bel
hamel, maar ik zal de politie opdracht geven om ten
strengste op je toe te zien.
Verdachte ontkent alles.
Daarop wordt gehoord Klaas Faher, die den bewus
ten naoht met verdachte was sam enge we est. Getuigp
geeft toe, dat verdachte een beetje dronken was, maar
-iij had nie>t gezien, wat verdachte had uitgeroerd. Wel
had hij plenzen in het water gehoord.
Als 'het schijnt dat getuige zijn vriend wat wil spa
ren, leest de kantonrechter hem voor, wat hij aan da
politie verklaard heeft, hem daarbij de gevolgen van
meineed onder het oog brengende. De angst hiervoor
doet getuige wel wat duidelijker zijn.
Vervolgens worden nog gehoord de gemeentewerk
man P. Groot, die den volgenden morgen al zijn gereed
schap vermiste en later in de sloot terugvond, alsme
de de 78-jarlge M. Mosch, wiens poortje het had moe
ten ontgelden.
Kantonrechter vindt dat Warmenhuizen een tweeda
Heemskerk het dorp bij Beverwijk, waar de balda
digheid hocgtij viert wordt.
De ambtenaar van het O. M. zegt dat verdachte bui
tengewoon ongunstig bekend staat en voor galg en rad
opgroeit. Hij zal de politie opdracht geven om speci
aal op hem te letten, dus weet hij van nu af aan dat
voortaan heel zijn doen en laten zal worden nagegaan.
Conform den eisch wordt verdachte daarop tot 2 X
•f 15 boete of 2 X 15 dagen hechtenis veroordeeld.
Hij geeft te kennen van dit vonnis in hooger beroep
te zullen gaan.
DE BAKKER MOET MAAR WACHTEN.
Ant. Br., bakker te Oudkarspel, had niet voldaan
aan de zegeltjes-plakkerij. Het zat hem in <de financiën
vertelde Br. hedenmorgen. De tijden zijn voor den Lan-
gendijk zoo shlecht, dat de menschen moeilijk kunnen
betalen en dan is het de bakker het eerst, die maar
op zijn centen moet wachten. Een alleszins aanneme
lijke ra'en. De ambtenaar had verdachte dan ook een
schikking aangeboden, waarbij deze er met X f 0.50
boete afkon. Dit was blijkbaar niet geaccepteerd en nu
was de geringste straf, die gevraagd kon worden, 28
X 50 cent of 28 X 1 dag. Voorwaar, de schikking vas
heel wat voordeeliger geweest.
HET GROOTE RAADSEL.
Al heel wat meikverkoopers hebben zich moeten ver
antwoorden wegen vergunning van wat de koeien ons
van een zuiver gehalte geven. En de rechter is onver
biddelijk met hen (met de verkoopers dan). Het raad
selachtige hierbij is. dat men doorgaans niet weet, hoe
het water in de bussen gekomen is. De kantonrechter
veronderstelt dat het de aardmannetjes zijn, en als de
wet niet zei, dat hij, die melk, waaraan water is toege
voegd, ten verkoop in voorraad heeft, dan zouden mis
schien genoemde aardmannetjes nog voor het feit aan
sprakelijk gesteld kunnen worden.
Maar hoe dan ook, M. K. te St. Maarte», die heden
morgen, voor een dergelijk feit terecht stond moest
ondervinden, dat deze wet streng wordt toegepast, ook
al was hij er van overtu'lgd, niet te weten hoe het
water bij de melk was gekomen.
Verdachte wordt conform de eisch tot f 50 boete of
50 dagen hechtenis veroordeeld.
De schoonmaaktijd is aangebroken,
Daar is toch weinig aan te doen,
Wij, mannen, blijven keurig netjes,
En houden waardig ons fatsoen.
Men dwingt ons tijdelijk te zwijgen,
Welnu, we doen dat zeer gepast,
Soms, als het ons wordt opgedragen,
Hanteeren we de witterskwast!
We wagen fluitende ons leven
Vlak bij een eindeloos plafond,
We klimmen op een wank'le ladder,
Of spreiden bedden op 't balcon.
Soms laten we ons commandeeren.
Dat hoort zoo bij den schoonmaaktijd,
En praten met gedempte stemmen,
Verdraaid van onderdanigheid!
We vragen niet naar tijd of eten
Bij veel huishoudelijk gezwoeg,
Je vrouwtje zegt bij 't binnenkomer
„Ben je vandaag niet veel te vroeg?"
Dan staan we stuntelig te kijken.
Of draaien rond een schrijfbureau,
Waar een papieren revolutie
Ons toegrijnst uit een rommelzoo!
Toch zijn wij mannen niet onaardig
Als 't schoonmaakmonster om zich grijpt.
De vrouwtjes kribbig zich verweren,
En fel de nood der ty'den nijpt.
Dan trachten we wat mee te helpen,
Al hebben we 't nooit geleerd,
Al snauwt men ons ondankbaar tegen:
„Wat staan je handen weer verkeerd!"
Slechts eenmaal vraagt men onze meening,
Op een zielkundig oogenblik.
Dat is bij 't hangen der gordijnen.
Toon je verrast en in je schik.
Zeg, dat ze keurig zijn geworden,
En niets gekrompen, schoon en net,
Dan geeft je vrouwtje zich gewonnen,
En is je eer als man gered!!
April 193L
kp.o;.^.
(Nadruk verboden).