GEESTELIJK LEVEN. Kantongerecht te Schagen. Fierheid. PRIMA ZUIVERE KRISTAL STIJFSEL Schoonmaak. Ons nationalisme heeft niet, zooals vele zijner naamgcnooten, een uitdagend, heersch- zuchtig, veroverend karakter. Zijn geest is verdedigend en beschermend. Het is familie- zin in de gezonde beteekenis van het woord. Het is meegevoel en hulp voor den onder drukten broeder. Het is in hart en nieren volksgezind, en staat rebelsch tegen eiken druk van boven. Het heeft een afkeer van. den fascistischen bezem, van soldateska en politiegeweld. Het is de strijd voor de vrij heid in eigen huls, de strijd tegen bedilzucht van aanmatigende buren. Het wordt gedra gen door den oprechten drang naar vrede op den gronds'.ag van rechtvaardigheid; naar vrede, maar niet zonder fierheid. Prof. Dr. H. BURGER. W\T gij hierboven als aanhaling leest, is het slot van het verslag eener redevoering door prof. Burger, gehouden te Groningen op het 16de Dietsch studentencongres. Ik las dit verslag in do Nieu we Rotterdamsche Courant van 26 Maart j.1. Deze rede heeft reeds meerdere pennen in beweging gebracht Aanvankelijk was het niet mijn plan er over te schrij ven. Ik voelde geen onmiddellijk verband tusschen wat ik in de geestelijke levens gewoonlijk bespreek en tus schen het onderwerp „vrede en fierheid", waaraan de professorale rede werd gewijd. Door een toeval werd mijn aandacht weer op die rede gevestigd. Ik herlas het verslag en toen kwam opeens de gedachte bij me op om naar aanleiding daarvan iets te schrijven over fierheid en in verband daarmede over het laatste gedeelte, als een soort van motto hierboven afgedrukt. Onder fierheid verstaan wij een soms wel zeer sterk, maar toch nooit ongepast gevoel van eigenwaarde. Deze fierheid wordt zeer terecht als een menschelijke deugd beschouwd. Wie vreemd is aan deze deugd, kenmerkt zich door dit gemis als slap en laf en onbeteekenend. Menschen, die geen fierheid bezitten, laten met zich sol len, zijn in het uiterste geval zelfs bijna onvatbaar voor beleediging. Prof. Burger nu, is blijkens zijn rede een voorstander van den vrede (wie is het niet?) maar hij wil dien vre de niet ten koste van het verzaken der nationale fierheid Daarom keert hij zich tegen hen, die de (éénzijdige) ontwapening en de dienstweigering voorstaan. Deze opvatting wordt door velen gehuldigd. En juist, omdat ik weet hoe er talloozen zijn, die in den geest van prof. Burger gewoon zijn op de volgende wijze te redeneeren: „een volk, evenmin als een enkeling mag zich laten vernederen en moet voor zijn eer opkomen en daarvoor zoo noodig het geweld aanvaarden", wil ik daarover mijn meening uitspreken. En dan moet mij allereerst een opmerking van het hart: Hoe weinfg leeft toch eigenlyk In de harten der menschen, dat wat zy zeggen to gelooven! Of laat ik me wat krasser én duidelijker uitspreken: hce treurig is het gesteld met de beleving van wat men noemt de Christelijke beginselen door hen, die zich christenen noemen. Daar zyn weinig dingen, waaraan ik me zóó hevig kan ergeren dan aan de verloochening van de hoogste be ginselen onder den schijn van zoogenaamde fierheid. En ik kan maar niet begrijpen, dat men niet inziet, hoe men daardoor feitelijk den hooggeprezen, ja tot God verheven Christus een slag in het ^aangezicht geeft. Als er ooit één is geweest, die werd gehoond en ver nederd, dan was het Christus. En wat deed hij? Hij plaatste zich daarbóven! En dat vinden de Christenen prachtig en zij kunnen geen woorden vinden, schoon genoeg, om juist daarom hem te verheerlijken. En bij voorkeur wijzen ze daarbij op het ontroerende „vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen". Dat Is het hoogste, dat is het verhevenste, roepen zij uit. Dat Is de opperste fierheid n.1. die van den mensch, die ten volle liefheeft. Hoe schril steekt daartegen af de praktijk der Chris tenen! Want deze praktijk is voor de christenvolken, dat zij naar de wapenen grijpen, voor de christenmen- Rchen, dat zij óf er zelf op losslaan óf een aanklacht indienen en door de justitie de klappen laten geven. Zij moeten immers voor hun eer, hun goeden naam opkomen. Han fierheid eischt dit van hen, zeggen zij. Hier werken nog na de barbaarsche opvattingen en neigingen. Hier spreekt nog het wraakgevoel, daj vol doening eischt door wedervergelding. Van fierheid ech ter is m.i. geen sprake. De echte fierheid gaat zwijgend en trotsch aan alle vernedering voorbij. De fiere mensch gevoelt wel de vernedering, de beleediging hem aangedaan, hij kan er zelfs diep door gewond worden, echter niet uit lafheid, maar uit besef van eigenwaarde zal hij daarop niet reageeren door een geweldsdaad. Hij zal geestelijk ver weren: in de allereerste plaats door zijn persoonlijkheid hoog te houden. Om eer kan niet gevochten worden, nóch door een volk, nóoh door een enkeilng. Is het niet een dwaasheid te mcenen dat door geweld zou kunnen worden uitgemaakt, wie recht heeft: de beleediger of de beleedigdé? Wat den enkeling betreft, is men wel geneigd dit toe te geven, maar voor een volk, voor een staat loochent men dit gewoonlijk. En van vooraanstaande „christe lijke" staatslieden kan men meer dan eens vernemen dat wat voor den enkeling als „christelijke" deugd wordt beschouwd, voor den staat niet geldt En dit is temeer opmerkelijk als wij daarbij bedenken, dat deze staats lieden voor en na beweren, dat ook in den staat de „christelijke" ideeën moeten doordringen en worden tot leidend beginsel. Bij den staat (verkeerdelijk maar al te vaak vereen zelvigd met volk) moet de fierheid zich uiten door des noods naar de wapenen te grijpen en zich op de bekende gemeen*. wreede, ononenschelijke manier te verdedigen! Ik ben van tegenovergestelde meening. Een waarlijk fiere natie zou m. i. den moed behooren te bezitten om afstand te doen van de barbaarsche gewoonte om door geweld voor zijn eer op te komen. Haar fierheid zou moeten bestaan in het zich handhaven door haar zedelijke, geestelijke meerderheid. En gesteld zelfs het naar m. I. ondenkbare geval, dat een natie haar poli tieke onafhankelijkheid zou verliezen door zich te ont wapenen, dan zou zij geestelijk toch onafhankelijk blyven en een machtigen moreelen invloed blijven uit oefenen. Wat een natie 2ich aan geestelijke waarden heeft verworven, haar cultuur, kan haar nooit ontroofd worden. En het is een leugen, dat cultuur met stoffe lijke wapenen zou moeten worden verdedigd. Daarom kom ik op tegen wat door prof. Burger in de boven aangehaalde woorden wordt beweerd. Och, het klinkt wel mooi, als hij zegt dat ons (d. i. het Nederlandsche) nationalisme geen uitdagend, heerschzuchtig, veroverend karakter heeft en dat zijn geest slechts verdedigend en beschermend is. Maar daarom is het nog niet waar. Alle nationalisme is in wezen hetzelfde. In elk nationalisme komt tot uiting de gedachte, dat het eigen volk toch iets beter is dan ieder ander volk. Men moet de volksliederen maar lezen om hiervan overtuigd te worden! En het klinkt belachelijk, als wij lezen dat ons natio nalisme wordt aangeduid als familiezin in de gezonde beteekenis van het woord. Hot is er een familie naar! Welk een verdeeldheid en vijandschap! En is het niet kostelijk als prof. Burger zegt,- dat het meegevoel ls en hulp voor den broeder? Hoe menige broeder wordt niet door ellende gedwongen dien dierbaren familiekring te verlaten om in een ander land een bestaan te zoeken Je moet 't van je familie hebben! Maar als er dan oor log uitbreekt, dan moet de broeder uit het land, waarin hij een bestaan vond, terug komen en dan mag hij vechten vóór het volk, waar hij niet te eten had, tégen het volk, waar hij zich door zijn arbeid een boterham wist te veroveren. Ik zal niet verder op deze dingen, noch op wat wij nog meer lezen in het motto, ingaan. Op iets anders wil ik wijzen. Met allen nadruk wil ik opkomen tegen een dwaling, welke maar steeds blijft voortbestaan en welke allernoodlottigste gevolgen heeft. Het is de dwaling, dat de verschillende volken van elkander onafhankelijk zouden kunnen zijn? In den tegenwoordigen tijd hebben de volken elkaar noodig voor hun bestaan, zoowel stoffelijk als geeste lijk. Geen beschaafd volk op aarde kan op zichzelf staan. Het heeft behoefte aan producten, door andere volken voortgebracht; het moet op gebied van kunst en wetenschap voortdurend met anderen buiten de grenzen in aanraking en in ideeën-uitwisseling blijven. Een volk, dat zich zou afzonderen van zijn buren, dat, gelijk eens de Chineezen, een hooge muur zou op richten om zijn nationaal terrein, zou daarmede zich zelf veroordeelen tot verstarring en versteening. Is het dan niet ongerijmd, dat thans meer en meer het streven zich openbaart naar afzondering op econo misch gebied door middel van verhooging van Invoer rechten? Komen deze-niet in de plaats van den Chi- neeschen muur? Is het niet logischer om het feit der wereldgemeen schap te erkennen en alle internationale belemmerin gen uit den weg te ruimen? Waarom geschiedt dit niet? Omdat het ongezonde nationalisme, wat niet anders is dan een verenging van het menschelijk solidariteits gevoel (bedenkt dit eens goed, gij christenen!), nog al tijd door de machthebbers in den staat wordt aange kweekt Want zij hebben dit noodig om het volk d. i. de groote massa der voortbrengers, als het in hun werkelijk of vermeend voordeel- is, te kunnen opzwee- pen tot oorlog tegen andere volken! Oorlog zou onbestaanbaar zijn, wanneer de volken hem moesten verklaren. De volken hebben slechts belang bij een vrede en bij algemeene conomisohe en cultureele ontwikkeling. En deze ont- ikkeling wordt altijd door den oorlog geschaad. Het is echter zoo volkomen juist gesegd in een ge licht van Charivarius: „Een kleine groep beslist. Mil- 'loenen buigen het hoofd." Die kleine groep, dat zijn de diplomaten en hunne 'astgevers: de groote industrieelen, de mannen van de 'rusts, de machtige bankiers. Die millioenen, dat zijn de volksmassa's. En deze volksmassa's, welke toch wel een duister vermoeden he-bben van de ware oorlogsredenen, ont breekt het aan fierheid, aan gevoel van eigenwaarde! Want deze fierheid zcu er hen toe brengen om een einde te maken aan de onderlinge vijandschap der volken, aan den krankzinnigen oorlog. Deze fierheid zou hen voeren tot waarachtige ver broedering en tot opbouw van een wereldgemeenschap waarin de onderlinge tegenstrijdigheden zijn opgeheven en hebben plaats gemaakt voor een samenstrewen naar werkelijk menschelijike verhoud'ngen in den geest van •dien Christus, dien zij zeggen te vereeren, maar dien zij inderdaad iederen dag opnieuw kruisigen. ASTOR. Zitting van Dondierdcg 16 April. DE SCHAGER VELDSLAG. De vorige terechtzitting is reeds een zaakje voor ge weest. dat betrekking had op den rumoerigen nacht to Schagen van den 3den op den 4den Maart j.1. Een paar jongelingen, St. uit Harenkarspel en V. uit Schagerbrug stonden toon terecht wegens het in staat van dronken schap verstoren van do orde. De laatste is ook nu weer niet verschenen, terwij! de eerste, evenals vorige maal, volhoudt zich niet aan het strafbare feit te hebben schuldig gemaakt. Veldwachter Van Haren echter, do verbalisant, zogt dat het den bewusten nacht een groot lawaai was vóór de bioscoop, waarbij gevochten en ge schreeuwd. werd. Zij hadden de twee verdachten, die ook tot vechten hadden uitgedaagd, mee naar het bureau genomen en geconstateerd, dat de verdachten wel dege lijk dronken geweest waren, hetgeen door dezen ontkend wordt Een onderzoek naar deze beide heeren door de politie gedaan heeft volgens de verklaringen, aan het licht ge bracht, dat het nogal een paar branie's zijn, die gaarne het zaakje „aan den gang brengen" en er dan tusschen uitknijpen. Het een en ander is dan ook voor den ambtenaar van het O.M. reden genoeg om ieder tot f 12 boete of 12 da gen hechtenis te veroordeelen. De kantonrechter is het echter met deze zienwijze niet eens, want voor hem is het wettig en overtuigend be wijs van het ten laste gelegde niet bewezen, weshalve hij vrijspraak vraagt, daarbij nog opmerkende, dat hel O.M. het zich onnoodig moeilijk gemaakt heeft. Vooral dronkenschap is niet bewezen en het O.M. had daarom beter verstoring van de nachtrust ten laste kunnen leg gen. (De gronden, waarop de heer kantonrechter zijn vrij spraak baseert, zullen ongetwijfeld juist zijn, maar wij vragen ons af, of de Schager politie dan voortaan haar processen-verbaal niet op een dusdanige wijze kan sa menstellen dat er een straf-veroordeeling op volgt, daar er toch in den bewusten nacht dingen gebeurd zijn, die in andere gevallen zeer zeker niet ongestraft blijven). HfcT BEROUW DAT TE LAAT KWAM. De zaak tegen P. Joh. R., chauffeur te Den Helder wegens het in gevaar brengen van het verkeer wordt heden voortgezet. Men zal zich herinneren, dat verdachte den 11 Januari op den Kanaalweg bij 't Zand een vracht wagen in de berm van den weg heeft gereden, zoodat deze vóór- noch achteruit kon. De wagen was gerepa reerd bij V. d. Linden te 't Zand en nu zou R. hem voor zijn patroon, den heer Bont, uit Den Helder halen. Hij verkeerde echter onder een dusdanigen invloed van sterken drank, dat ooggetuigen hem voor dit werk be slist onbekwaam achtten, hetgeen dan ook weldra bleek. En inplaats van zich te laten helpen, toen hij veronge lukt was, ging hy tegen iedereen geweldig te keer. Ook tegen den melkrijder H. Bakker, die reeds zijn wagen aan de zijne gebonden had, om hem er uit te trekken, zoodat deze hulpvaardige mensch tenslotte ook zei: „Dan moet je jezelf maar redden!" De ambtenaar van het O.M. zegt nog geïnformeerd te hebben en daarbij bleek, dat verdachte veel misbruik maakt van sterken drank Spr. acht het een ernstig feit en niet gewenscht dat verdachte nog langer achter het stuur zit: hij eischt daarom f 80 boete of 80 dagen hech tenis met intrekking van het rijbewijs voor den tijd van één jaar. Ook de kantonrechter vindt dat aan de gevallen waar bij bestuurders dronken achter het rad zitten paal en perk moet worden gesteld, maar hij wil het in plaats van een jaar voor een half jaar met verdachte probeeren. De straf wordt verder f 40 of 40 dagen. Verdachte, die overigens geen onsympathieken indruk maakt, zegt dat hij met zijn gezin van 5 kinderen nu broodeloos gemaakt is, daar hij juist weer een betrek king als chauffeur had. Maar thans is er niets meer aan te doen en het is een vrij wanhopig man, die schreiende de rechtszaal verlaat: het berouw, dat ook ditmaal te laat kwam. Laten we hopen, dat het een goede les voor hem geweest is. VERDERE VERKEERS-OVERTREDINGEN. De overtredingen op Verkeerswet zijn hedenmorgen wederom vele. Volgt eerst Klaas Z., een 21-jarig chauffeur te Den Helder, die in den Oosterzandvaartsweg te Anna Pau- na zijn wagen met steenen op zoodanige wijze had neer gezet, dat niemand er door kon. Ook Jb. Kossen niet met zijn bakkers-auto. Verdachte had tegen laatstgenoemde gezegd, dat deze maar wachten moest totdat hij (ver dachte) klaar was. Ja, zooiets gaat natuurlijk niet en ofschoon hier nu niet bepaald kwaadwilligheid in het spel was eischt de ambtenaar van het O. M. f 8 boete of 8 dagen hechtenis tegen hem. De uitspraak luidt f 5 of 5 dagen. De volgende zaak tegen Corn. A. B. te Harenkarspel, die niet ver genoeg met zijn paard en wagen was uitge weken, was al heel spoedig van de baan, daar de dag-» teelcening van de dagvaarding foutipf bleek. Voorloopig tenminste, omdat de ambtenaar binnenkort wel een be ter gedateerd „bonnetje" aan Cornelis zal toezenden. Een zekere A. F. M. had de roekeloosheid begaan om den 16den Februari te Anna Paulowna met zijn auto tegen een rood en wit geschilderden boom te rijden, die een weg afsloot. Deze onhandigheid komt hem te staan op f 5 boete of 5 dagen hechtenis. De 53-jartge kleermaker J. v. d. St. te Nieuwe Nie- dorp was op zijn motorfiets door Winkel gereden en aangehouden om voor de politie eens een remproef te demonstreeren. Verdachte heeft toenain zijn zenuw achtigheid, zooals hij zegt de klepüchter gebruikt in plaats van het handel van de vóórrem, zoodat de hee ren politie-dienaren bepaald heel weinig moeite gehad moeten hebben om de combinatie v. d. St.-Gilette met de hand voort te duwen, hetgeen onvermijdelijk een pro ces-verbaal tengevolge had. Raaselachtig, dat èn berijder èn politie dit niet be merkt hebben. Waar verdachte, dio het een en ander bij zijn thuiskomst bemerkt en er den gemeenteve'.d^ wachter van in kennis stelde, als een eerlijk en betrouw baar man bekend staat, zal- zijn zaak den 21sten Mei nog eens dienen. Sirnon K„ chauffeur te Kolhorn, had een proces-ver baal opgeloopen, omdat hij zonder rijbewijs een auto be stuurde. De ambtenaar zei, dat verdachte altijd zonder rijbewijs reed, maar dat liet deze niet op zich zitten, en al heel spoedig kwam het rijbewijs ter tafel, waarbij bleek, dat verdachte het den lsten April had aangevraagd dat het den 7den April was verzonden en dat verdachte op 0 April was bekeurd. De ambtenaar meent echter reden genoeg te hebben, ook waar verdachte al eerder gewaarschuwd was, tegen deze f 15 boete of 15 dagen hechtenis te eischen. De kantonrechter vindt, dat met de afzending in Haarlem wel wat lang gewacht is, en in aanmerking ge nomen deze verzachtende omstandigheid veroordeelt hij verdachte tot f 5 boete of 5 d^en hechtenis. STRAATSCHENDERIJ TE WARMENHUIZEN. Volgt weer eens een van die stukjes baldadigheid, waarom' de gemeente Warmenhuizen in de toekomst be roemd dreigt te worden. In den nacht van 3 op 4 Maart zijn namelijk uit een schuitje de daarin aanwezige voQr- werpen zonder meer in het water geworpen en werd later in de Oude Wal een poortje uit zijn scharnieren gelicht, dat eveneens naar het rijk der kikkers verhuisde. Mis schien dat de door drank benevelde geest van den... 18- jarigen P. de J. die hedenmorgen terecht staat, verhin derde dat op deze wijze geheei Warmenhuizen „in den vloed" verdween. iGON" PURE VIRGINIA SHAG j j Pit hg /oor pyp o[ aqarer J.GQUNO GRONINGEN t En dat het gevaar nu voor goed is afgewenteld, daar zal nu blijkbaar de kantonrechter wel voor zorgen, die over deze straatschenderij al heel slecht te spreken is. Zijne Edelachtbare begint er verdachte op te wijzen, dat deze al een heel slechte repu'Latie in de plaats van zijn inwoning geniet. „Als je wat op hebt", zoo zegt mr. Bastert, „dan is er niets meer voor je veilig, maar ik verzeker je, dat we den lust van deze boosdoeners in Waiir.erJ-.uizen zullen breidelen. En jij bent de bel hamel, maar ik zal de politie opdracht geven om ten strengste op je toe te zien. Verdachte ontkent alles. Daarop wordt gehoord Klaas Faher, die den bewus ten naoht met verdachte was sam enge we est. Getuigp geeft toe, dat verdachte een beetje dronken was, maar -iij had nie>t gezien, wat verdachte had uitgeroerd. Wel had hij plenzen in het water gehoord. Als 'het schijnt dat getuige zijn vriend wat wil spa ren, leest de kantonrechter hem voor, wat hij aan da politie verklaard heeft, hem daarbij de gevolgen van meineed onder het oog brengende. De angst hiervoor doet getuige wel wat duidelijker zijn. Vervolgens worden nog gehoord de gemeentewerk man P. Groot, die den volgenden morgen al zijn gereed schap vermiste en later in de sloot terugvond, alsme de de 78-jarlge M. Mosch, wiens poortje het had moe ten ontgelden. Kantonrechter vindt dat Warmenhuizen een tweeda Heemskerk het dorp bij Beverwijk, waar de balda digheid hocgtij viert wordt. De ambtenaar van het O. M. zegt dat verdachte bui tengewoon ongunstig bekend staat en voor galg en rad opgroeit. Hij zal de politie opdracht geven om speci aal op hem te letten, dus weet hij van nu af aan dat voortaan heel zijn doen en laten zal worden nagegaan. Conform den eisch wordt verdachte daarop tot 2 X •f 15 boete of 2 X 15 dagen hechtenis veroordeeld. Hij geeft te kennen van dit vonnis in hooger beroep te zullen gaan. DE BAKKER MOET MAAR WACHTEN. Ant. Br., bakker te Oudkarspel, had niet voldaan aan de zegeltjes-plakkerij. Het zat hem in <de financiën vertelde Br. hedenmorgen. De tijden zijn voor den Lan- gendijk zoo shlecht, dat de menschen moeilijk kunnen betalen en dan is het de bakker het eerst, die maar op zijn centen moet wachten. Een alleszins aanneme lijke ra'en. De ambtenaar had verdachte dan ook een schikking aangeboden, waarbij deze er met X f 0.50 boete afkon. Dit was blijkbaar niet geaccepteerd en nu was de geringste straf, die gevraagd kon worden, 28 X 50 cent of 28 X 1 dag. Voorwaar, de schikking vas heel wat voordeeliger geweest. HET GROOTE RAADSEL. Al heel wat meikverkoopers hebben zich moeten ver antwoorden wegen vergunning van wat de koeien ons van een zuiver gehalte geven. En de rechter is onver biddelijk met hen (met de verkoopers dan). Het raad selachtige hierbij is. dat men doorgaans niet weet, hoe het water in de bussen gekomen is. De kantonrechter veronderstelt dat het de aardmannetjes zijn, en als de wet niet zei, dat hij, die melk, waaraan water is toege voegd, ten verkoop in voorraad heeft, dan zouden mis schien genoemde aardmannetjes nog voor het feit aan sprakelijk gesteld kunnen worden. Maar hoe dan ook, M. K. te St. Maarte», die heden morgen, voor een dergelijk feit terecht stond moest ondervinden, dat deze wet streng wordt toegepast, ook al was hij er van overtu'lgd, niet te weten hoe het water bij de melk was gekomen. Verdachte wordt conform de eisch tot f 50 boete of 50 dagen hechtenis veroordeeld. De schoonmaaktijd is aangebroken, Daar is toch weinig aan te doen, Wij, mannen, blijven keurig netjes, En houden waardig ons fatsoen. Men dwingt ons tijdelijk te zwijgen, Welnu, we doen dat zeer gepast, Soms, als het ons wordt opgedragen, Hanteeren we de witterskwast! We wagen fluitende ons leven Vlak bij een eindeloos plafond, We klimmen op een wank'le ladder, Of spreiden bedden op 't balcon. Soms laten we ons commandeeren. Dat hoort zoo bij den schoonmaaktijd, En praten met gedempte stemmen, Verdraaid van onderdanigheid! We vragen niet naar tijd of eten Bij veel huishoudelijk gezwoeg, Je vrouwtje zegt bij 't binnenkomer „Ben je vandaag niet veel te vroeg?" Dan staan we stuntelig te kijken. Of draaien rond een schrijfbureau, Waar een papieren revolutie Ons toegrijnst uit een rommelzoo! Toch zijn wij mannen niet onaardig Als 't schoonmaakmonster om zich grijpt. De vrouwtjes kribbig zich verweren, En fel de nood der ty'den nijpt. Dan trachten we wat mee te helpen, Al hebben we 't nooit geleerd, Al snauwt men ons ondankbaar tegen: „Wat staan je handen weer verkeerd!" Slechts eenmaal vraagt men onze meening, Op een zielkundig oogenblik. Dat is bij 't hangen der gordijnen. Toon je verrast en in je schik. Zeg, dat ze keurig zijn geworden, En niets gekrompen, schoon en net, Dan geeft je vrouwtje zich gewonnen, En is je eer als man gered!! April 193L kp.o;.^. (Nadruk verboden).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 2