SchagerCourant Raad Wieringen. Derde Blad. Dinsdag 21 April 1931. 74ste Jaargang. No. 8852 Vergadering van den Raad op Zaterdag 18 April 1931, des middags 2 uur. Voorzitter de heer L. C. Kolff, burgemeester; secre taris de heer C. F. van Duin. De Voorzitter opent met een woord van welkom de vergadering en deelt mede dat door den heer Kaan mondelinge mededeeling is gedaan, dat hij verhinderd 1b de vergadering bij te wonen. De notulen worden gelezen, ze worden onveranderd goedgekeurd. Ingekomen stukken. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen de vol gende stukken: van de heeren Jb. Lont, D. Minnes, S. Busselman, D. Blaauboer en B. Kat berichten van aan neming hunner benoemingen bij de stembureaux; van den heer L. Geusebroek bericht van aanneming zijner benoeming tot lid van de commissie van toezicht op het lager onderwijs; van het Instituut voor Arb. Ont wikkeling, afd. Wieringen, een dankbetuiging voor het verleend subsidie; van den Griffier der Prov. Staten namens Ged. Staten mededeeling, dat de bank in het nieuwe Gouvernementsgebouw, geschonken door de zes eilandgemeenten, is geplaatst en de Staten met het geschenk bijzonder ingenomen zijn; van Ged. Staten de goedgekeurde le suppl. begrooting dienst 1930; het goedgekeurd raadsbesluit tot aankoop van grond voor verruiming van den hoek KoningstraatElfstraat; het goedgekeurd raadsbesluit tot wijziging van de huur overeenkomst betreffende het perceel Beltstaat 2, be woond door C. Witvliet; het goedgekeurd raadsbesluit betreffende voorschotten aan akkerbouwers; het goed gekeurd raadsbesluit tot verkoop van perceelen bouw grond te Den Oever aan J. Verfaille en C. Kaan; de goedgekeurde verordening tot wijziging van de vleesch- keuringsverordening; van Ged. Staten besluit, waarbij de grenzen zijn aangewezen van de kommer der dor pen Hippolytushoef en Den Oever voor de werking van het Prov. Wegenreglement Ged. Staten berichtten dat in de kosten voor het bij werken van de leggers der wegen, geen provinciale bij drage zal worden verleend. Wel zou de provincie daar toe bereid zijn, wat den weg AfsluitdijkHipp.Den Oever betreft, Waar evenwel de vraag is gerezen of de tegenwoordige leggers der wegen wel aan hun doel beantwoorden, en een andere regeling wordt overwogen, geven Ged. Staten in overweging, het bijwerken van den legger der wegen uit te stellen. Verder zijn ingekomen: van het ministerie van onder wijs de Kon. beslissing, waarbij het beroep van het gemeentebestuur inzake de stichting van een R.K. school ongegrond is verklaard; de Kon. beslissing, waar bij het beroep van W. Jansen e.a. inzake stichting van een OD.-school te Den Oever ongegrond is verklaard; van Burg. en Weth. proces-verbaal van kasopneming bij den ontvanger, in kas was en moest zijn f 5886.32li; van B. en W. proces-verbaal van opname van kas en boeken van kassier en administrateur der Zeegras-exploitatie, in kas was en moest zijn f 1957.68%: de maandstaten der Zeegras-exploitatie over Januari, Februari en Maart, verkocht zijn in die maanden resp. 450, 596 en 652 pak; het verslag omtrent de volkshuisvesting over 1930; van de comm. van toezicht op het lager onder- Wijs het verslag over den toestand van het onderwijs over 1930; van den directeur van den keuringsdienst van vee en vleesch te Den Helder het verslag van den dienst over 1930; van den Vleeschkeuringsdienst, kring Barsingerhorn, het verslag over 1930; van de vereeni- glng van Zuiderzeegemeenten het jaarverslag; van de commissie voor den legwedstrijd te Beemster verslag van den 7en wedstrijd; van de Bank voor Nederl. Ge meenten het jaarverslag; van de Ver, van leeraren en onderwijzers in de lich. opvoeding afsch. van een door verschillende organisaties aan den Min. van Onderwijs gericht adres inzake lichamelijke opvoeding. Verbreeding van het pad langs dfe alge- meene begraafplaats te Hippolytushoef. In de vergadering van 7 Februari j.1. werd door den heer P. Kaan het denkbeeld geopperd om het pad, loo- pende langs den Zuidwestkant van de algemeene be graafplaats te Hippolytushoef door afgraving van het kerkhof te verbreeden en voor het verkeer geschikt te maken. B. en tV. hebben deze aangelegenheid nader bezien, doch moeten verklaren, dat zij in het aanbrengen van de bedoelde wijziging geen enkel voordeel hebben kun nen ontdekken. Het verkeer zal van het aldus ver- breede pad geen gebruik maken, omdat er geen be hoefte aan bestaat. Het komt hun zelfs voor, dat het lelden van het verkeer over dat pad niet zonder ge vaar is met het oog op de voertuigen, die uit de Hoofd straat komen. B. en W. deelen daarom mede, dat het niet in hun voornemen ligt een voorstel dienaangaande bij den Baad in te dienen. Van P. Veerdig een schrijven, houdende een klacht over niet-hetaling van werkzaamheden, verricht bij den brand in het perceel van N. Mostert te Westerland. Door den Vorzitter wordt medegedeeld, dat de opper- brandmeester Klein heeft gezegd, Veerdig voor het uit eenhalen van hooi niet te hebben aangesteld. De heer Lub deelt mede, dat Klein zijn gezag heeft overgegeven aan P. Doves en spr. vraagt of dat in overeenstemming is met diens instructie en of dan Doves het recht heeft menschen aan te nemen. De Voorzitter zegt, dat de opperbrandmeester zijn functie maar niet kan overdragen. De heer Lub: En als Doves dan zegt, ik neem je aan en waarborg je een belooning van f 1. De Voorzitter: Dan zal Doves dat moeten betalen. De heer Oden zegt dat Doves de functie heeft over genomen en adressant aan het uiteenhalen van het hooi heeft gezet. Het werk Is gedaan in het belang van de gemeenschap en dan is toch het logisch gevolg dat het betaald wordt. Het gaat trouwens niet alleen om Veer dig, er zijn nog 10 anderen. De Voorzitter: Er zijn nog 2 anderen. De heer Bosker begrijpt niet, hoe Klein de functie kan overgeven aan Doves. De heer Oden zegt, dat Klein zelf weggegaan ls. De heer Tijsen: Als het zoo gegaan is, is het wat anders. De heer P. Kooij informeert of de instructie een be paling bevat over het overdragen van de functie. De. Voorzitter zegt dat het inderdaad gaat om de vraag of Doves opdracht heeft gekregen menschen kan te stellen. De heer Oden vindt het 't beste dat Doves hier wordt ontboden. De Voorzitter zegt, dat het Klein gevraagd kan wor den. De heer Lub stelt voor aan Veerdig het verschuldig de bedrag te betalen. De Voorzitter merkt echter op, dat hier zoo maar niet op Ingegaan kan worden. Door ledereen kunnen wel menschen aangenomen worden. De heer Jb. Lont geeft in overweging Klein en Doves tegelijk te hooren. De Voorzitter zegt toe, dat er een nader onderzoek zal worden ingesteld. Om prae-adviee. Nog is ingekomen: van een aantal ingezetenen van Westerland een verzoek om in den toren aldaar een uurwerk aan te brengen; van de Afd. Wieringen der Ned. Ver. tot afsch. van alcoholh. dranken een adres inzake invoering van een verbod tot toelating van be neden-zestienjarigen zonder geleide in verlofzaken. Deze stukken gaan om prae-advies naar B. en W. Ontslag onderwijzeres. Naar aanleiding van het door Mej. M. S. A. Glaser tot den Raad gericht schrijven, waarin zij ontslag vraagt als onderwijzeres aan de OJL«.-school te Westerland, stellen B. en W. voor het gevraagde ontslag eervol te verleenen, ingaande op den datum door hen te bepalen. Aldus wordt .besloten. Do overbevolking. De Voorzitter stelt voor, al deze stukken voor ken nisgeving aan te nemen. De heer P. Kooij brengt evenwel naar voren de wijze waarop de vragen in het rapport van de Volkshuis vesting zijn beantwoord. Spr. vindt dat het er treurig mee is gesteld. De vraag of een Zelfstandig onderzoek is ingesteld ter zake overbevolking, wordt beantwoord met „niet noodig geacht". De Voorzitter merkt op. dat dus geen aanmerking wordt gemaakt over het rapport. De vragen zijn naar de werkelijkheid beantwoord. De heer P. Kooij erkent dit, maar uit het rapport blijkt de nalatigheid van B. en W. Dfe Voorzitter geeft den heer Kooij dan in overwe ging, dit bij de rondvraag ter sprake te brengen. De hiervoren genoemde stukken worden voor kennis geving aangenomen. Adres van den Raad van Araemuidten be treffende het geven van onderwijs ln licha melijke oeefning. Naar aanleiding vart het verzoek van den Raad der gemeente Arnemuiden aan de Koningin om de gelegen heid tot het verkrijgen van ontheffing voor het geven van onderwijs in vak j, bedoelde in art. 2 der L.O.-wet 1920, ook na 1 Januari 1936 open te stellen, deelen B. en W. als hun oordeel mede ,dat ook zij eene wetswijzi ging tot dat doel zouden toejuichen. Wel is voor de school te Hippolytushoef reeds een stap gedaan in de richting van het geven van het onderwijs in lichamelijke oefening door stichting van een gymnastieklokaal, doch in aanmerking nemende de zeer hooge uitgaven voor het onderwijs in deze ge meente in den laatsten tijd gedaan en in de komende jaren nog te doen. schijnt het ook hun alle aanbeveling te verdienen, dat eenig uitstel wordt verleend voor het nakomen der verplichting tot het invoeren van ge noemd vak op de scholen. B. en W. stellen daarom voor aan het verzoek te vol doen door aan het adres adhaesie te betuigen. Een conservatief voorstel. De heer P. Kooij wijst er op dat de L.O. wet bepaald dat na zekeren tijd het onderwijs in lichamelijke oefe ning moet worden ingevoerd. En nu gaat het maar niet aan om maar met de kosten te schermen, de opvoeding van het kind behooren we hooger te stellen. Spr. wil maar niet op zulk conservatief voorstel van de gemeente Nergenshuizen of hoe heet die gemeente, ingaan. We hebben nog 4 jaar den tijd en spr. stelt dan ook voor geen adhaesie aan het adres te betuigen. De heer Jn. Lont kan zich juist best met het voorstel van B. en W. vereenigen. De invoering brengt belang rijke kosten mee, als bij iedere school een gymnastiek lokaal moet worden gebouwd. En bedoeld onderwijs vindt spr. voor het platteland niet zoo noodig. De heer P. Kooij zegt dat de L. O. wet het toch bepaalt en als er scholen worden gebouwd wordt er toch een gymnastieklokaal aangehouwd. De Voorzitter zegt dat het natuurlijk ook kan dat voor 2 scholen 1 gymnastieklokaal wordt gebouwd. De heer Jn. Lont geeft toe dat de L. O. wet de ver plichting oplegt, maar we kunnen toch meewerken die verplichting langer uitgesteld te krijgen. De heer Lub is er niet voor de kinderen van het plat teland minder opvoeding te geven dan die uit de stad. Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met 73 stemmen, tegen stemden de heeren P. Kooij, Lub en Oden. Vergoeding waarneming hoofdschap der school te Westerland. Volgens de meening van B. en W. bestaan er termen aan het verzoek van den heer C. H. W. van Rossum du Chattel om vergoeding voor de waarneming van het hoofdschap der school te Westerland te voldoen, aan gezien die waarneming langer dan een maand heeft geduurd en niet is geschied wegens ziekteverzuim. B. en en W. stellen daarom voor deze vergoeding te bepalen op het verschil tusschen de jaarwedde van belangheb bende en hetgeen hij genoten zou hebben indien hij in vasten dienst als hoofd der school ware aangesteld, berekend over een tijdvak van 1 Januari tot 1 Maart 1931, alzoo op een bedrag van f 80. Waar verschillende werkzaamheden, verbonden aan de waarneming van het hoofdschap in het verzoek worden genoemd, vraagt de heer Jb. Lont of het hoofd der school dan het schoolgeld uitmaakt De Voorzitter zegt dat ingezonden moet worden een lyst van schoolkinderen. De heer Jb. Lont vindt f 40 per maand een groot be drag. De heer P. Kooij stelt voorop dat hij de werkzaamhe den niet kan beoordeelen, maar de toe te kennen ver goeding lijkt hem wel wat hoog. Als er 's avonds tot 12 uur aan werd gewerkt, dan nog zou het een flinke beloo ning zijn. De Voorzitter zegt dat het gaat naar het salaris van een hoofd. Zoo gaat het ook met een wethouder, die waarnemend burgemeester is. De heer P. Kooij meent dat er meer voorbeelden zijn waarbij de vergelijking niet opgaat. Spr. merkt nog op dat er kibbelarij is geweest over de waarneming van het hoofdschap. De Voorziter deelt mede. dat B. en W. in dezen neu traal zijn gebleven. Zij hebben advies gevraagd aan den Inspecteur en deze heeft, vermoedelijk op grond van be kwaamheid, geadviseerd het hoofdagentschap aan den heer Van Rossum du Chattel op te dragen. De heer Jb. Lont verklaart zich niet met het voorstel te kunnen vereenigen, de onderwijzer behoeft niet de geheels functie van hoofd waar te nemen. De Voorzitter zegt dat dit wel het geval is. De heer Bakker vraagt of de belooning niet wat min der kan. De Voorzitter brengt het voorstel van B. en W. in stemming, het wordt aangenomen met 5 tegen 4 stemmen tegen stemden de heeren Jb. Lont, Oden, Jn. Lont gn Bakker. De heer P. Kooij nam i^iet aan de stemming deel( had zich verwijderd omdat hij niet over de werk zaamheden kon oordeelen). De heer Lub verklaarde te hebben voorgesteld, alleen omdat een belooning dient te worden gegeven, niet di rect om de f 80. Gelukkige omstandigheden. Ingekomen is een verzoek van den heer H. N. Corae- lissen. hoofd der school te Westerland om hem terug te betalen de vervoerkosten van en naar Anna Paulowna. die hij moet maken in verband met het feit, dat hij tot de stichting van een nieuwe ambtenaarswoning in laatst genoemde gemeente zal blijven wonen. B. en W. stellen voor, dit verzoek in te willigen. De koeten bedragen 50 oent per dag. De heer Jn. Kooij vraagt hoe lang dat kan duren. De Voorzitter zegt van misschien wel een half jaar. In de volgende vergadering zullen B. en W. met 'n voor stel voor den bouw van een nieuwe woning komen. De heer Oden informeert naar de oorzaak van het hier niet komen wonen. De Voorzitter deelt mede dat ln de eerste plaats de vrouw van den heer Cornelissen in gelukkige omstan digheden verkeerde en ten tweede omdat de woning niet goed bewoonbaar was. En opdat niet tweemaal verhuisd behoefde te worden, hebben B. en W. goedgevonden dat de heer Cornelissen in Anna Paulowna bleef wonen. De heer Jb. Lont: Dus doordat de vrouw in gelukkige omstandigheden verkeerde, zal de gemeente Wieringen zooveel moeten betalen. De Voorzitter hamert en zegt, dat dus het voorstel van B. en W. is aangenomen. Verzoek van bewoners van den Gesterweg tot aanleg van rioleering. Naar aanleiding van het verzoek der bewoners van den Gesterweg om aldaar rioleering aan te leggen, deelen B. en W. mede, dat al eerder een dergelijk ver zoek by hen is ingekomen. Zij hebben daarop destijds geantwoord, dat men zich met dit verzoek tot het heemraadschap Wieringen behoorde te wenden, aange zien dit lichaam van den weg eigenaar en onderhouds plichtige is. B. en W. vinden, dat dit standpunt ook thans behoort ingenomen te worden, daar het niet op den weg der gemeente kan liggen een taak op zich te nemen, die aan anderen behoort. Men zou zich hiermede op on zekere banen begeven. B. en W. meenen daarom te moeten voorstellen hun op te dragen adressanten dienovereenkomstig in te lichten. De heer Jn. Lont zegt dat het Heemraadschap toch niet de verplichting heeft voor rioleering voor de wo ningen te zorgen. De Voorzitter vraagt waarom dat niet kan, de gemeen te heeft al genoeg te doen. De heer Bakker merkt op dat er al heel wat in het euvel ls voorzien. De heer Jn. Lont vindt dat het toch niet op gaat om adressanten maar naar het Heemraadschap te verwijzen De heer Oden zegt dat de gemeente toch niet in de wegen van anderen kan laten werken. De heer P. Kooij wijst er op dat de burgemeester het toezicht op de wegen heeft en de burgemeester dus het Heemraadschap op den toestand kunnen wijzen. De heer Jb. Lont meent dat met een buisje onder den weg door voldoende voor waterafvoer kan worden ge zorgd. De heer P. Kooij vraagt of B. en W. zich overtuigd hebben, dat rioleering noodig is. Spr. herhaalt dat de burgemeester het toezicht heeft op de wegen. De Voorzitter zegt dat hij zal kijken ln hoeverre ver plichting is op te leggen. De heer Bosker zegt dat er een greppeltje gemaakt ka n worden onder den wal door. De heer Bakker meent ook dat als de menschen even willen meewerken, zeer goed een oplossing mogelijk is. Steunverleening aan werkloozen. B. en W. deelen mede, dat de weers- en andere om standigheden van dien aard zijn geweest, dat h. i. de ondersteuning van werkloozen ook na den daarvoor vastgestelden termijn van 1 Maart 1931 diende te wor den voortgezet. Mede in verband met de beslissing van de Regeering tot verlenging der ultkeeringstermljnen van de werkloozenkassen der Transportarbeiders- en enkele andere bonden, stellen B. en W. voor alsnog te bepalen, dat de by besluit van 7 Febr. j.1. vastgestelde toeslagen op genoemde uitkeeringen nog kunnen wor den voortgezet tot 24 Maart j.1. Wordt goedgevonden. Toeslag op uitkeeringen aan werkloozen. In de raadsvergadering van 7 Februari j.1. werd be halve tot het verleenen van een toeslag op de uitkeerin gen uit werkloozenkassen. ook een besluit genomen tot regeling van den steun, toe te kennen aan de uitgetrok ken werkloozen. Het is B. en W. gebleken, dat een regt- ling voor de uitgetrokkenen alleen kan worden getroffen bij het voorkomen van crisiswerkloosheid. Is dit niet het geval, dan is volgens het standpunt der regeering het verleenen van steun aan deze categorie van werkloozen alleen mogelijk met inachtneming van de beginselen der Armenwet; m.a,w. steun kan alsdan slechts worden ver leend met beoordeeling van de persoonlijke omstandig heden van eiken ondersteunde. Eene voor allen geldende regeling is dus niet mogelijk. In het midden latende in hoeverre er aanleiding be staat om onderscheid te maken tusschen crisis- en an dere werkloosheid, is het uiteraard noodzakelijk met de opvatting van hoogerhand rekening te houden. B. en W. stellen daarom voor het besluit bovenge noemd. voor, zoover dat betrekking heeft op de steun verleening aan uitgetrokkenen, in te trekken. Zonder discussie wordt overeenkomstig het voorstel van B. en W. besloten. Aanwijzing stemlokalen. Met het oog op de vele kiezers, die behooren tot het varend personeel van de verschillende hier werkzame aannemingsmaatsohappijen en die aan het stembureau in district 5 aan de stemming zullen kunnen deelnemen, is het gewensoht den zetel van dit stembureau, tot dus ver in Oosterland gevestigd, naar Den Oever over te brengen, zulks ten einde belanghebbende onnoodig tijds- verlies te besparen. In verband hiermede stellen B. en W. voor. vast te stellen het ontwerp tot wijziging der verordening tot aan wijzing van de stemlokalen voor de stemdistricten. Te Oosterland zal dan 1 stembureau en te Den Oever 1 stembureau komen. Wordt goedgevonden. Vergoeding kosten van instandhouding van bijzondere scholen. Volgens de lager onderwijswet 1920 verleent de ge meenteraad, in afwachting van de eindbeslissing om trent het bedrag der vergoeding van de exploitatiekos ten voor de bijzondere scholen, op verzoek van he'. schoolbestuur elk jaar daarop een voorschot tot ten hoogste 80 pet. van hetgeen terzelfder zake voor de overeenkomstige openbare lagere scholen in die gemeen te is uitgegeven over het laatste dienstjaar, waarover de rekening is gesloten. In het jaar 1928, ten aanzien waarvan het laatst de rekening door Ged. Staten is vastgesteld, beliepen de exploitatiekosten der openbare scholen volgens eene voor- loopige berekening gemiddeld per leerling f 9.55. Voor de Christelijke school te Den Oever zal dus. bi; een gemiddeld aantal leerlingen over 1930 van 171%. het voorschot moeten bedragen 80 pet. van 171% keer f 9.55 is f 1310.26. Naar aanleiding van het desbetreffende verzoek van het schoolbestuur stellen B. en W. daarom voor het voorschot over 1931 op dit bedrag te bepalen. Aldus wordt besloten. Bezwaarschrift schoolgeld. Naar aanleiding van het door den heer J. van Dom melen Ingediend bezwaar tegen zijn aanslag ln het schoolgeld over het belastingjaar 19301931 en wel over het 2e kwartaal van 1930, stellen B. en W. voor het vol gende te beslissen: Reclamant is, in overeenstemming met zijn aanslag in de Rijksinkomstenbelasting over het belastingjaar 19291930 opgenomen in klasse 5 van het schoolgeldtarief. Het schoolgeld over de voorafgaande termijnen was berekend naar zijn Gageren) aanslag in dezelfde belasting over het belastingjaar 19281929; hij viel toen in de 2e klasse van dat tarief. Aangezien het door reclamant te betalen schoolgeld op de juiste wijze ls berekend, behoort het bezwaar ongegrond te worden verklaard. De heer P. Kooij wijst er op dat het gebeurt dat aan- geslagenen na reclame ontheffing van belasting krijgen maar dan verzuimen hiervan mededeeling te doen aan t het gemeentebestuur teneinde ontheffing van schoolgeld belasting te krijgen. Het zou wel gewenscht zijn aan den Inspecteur te verzoeken mededeeling van dergelijke ont heffingen te mogen hebben. Feitelijk zou het tegenover gestelde plaats moeten vinden, wanneer gewetensgeld wordt ontvangen De Voorzitter zegt dat als de Inspecteur daartoe zou willen meewerken het wel gewenscht zou zijn. De heer Jb. Lont merkt op: Je hebt een categorie die wel direct om een school vragen, maar schoolgeld be- talen willen ze niet. Conform het voorstel van B. en W. wordt besloten. Verhuur onderwyzerswonlng te Wester land. Door een tweetal personen is van de gemeente in huur gevraagd de onderwijzerswoning, gelegen Westerlander- weg No. 47. In verband hiermede, deelen B. en W. mede, dat het op I Maart j.1. in functie getreden hoofd der school, de heer H. N. Cornelissen. aan hen heeft ver kocht op grond van familie-omstandigheden voorloopig te Anna Paulowna te mogen blijven wonen, welke aan vrage door B. en W. is ingewilligd. De woning staat dus thans leeg. B. en W. herinneren mede aan de in de vo rige raadsvergadering gehouden besprekingen om we gens den vervallen staat van de woning stappen te doen tot het bouwen van een nieuw schoolhuis. Een nader uitgewerkt voorstel zal den Raad nog bereiken. Het te genwoordige huis zal dus eerlang moeten verdwijnen, aangezien ter plaatse of de nieuwe woning moet komen, of het speelterrein zal moeten worden aangelegd. B. en W. hebben er geen bezwaar tegen tot het tijd stip. waarop over het lot van de oude woning wordt be slist, deze te verhuren, onder beding echter, dat dc ge meente gedurende dien tyd niets aan onderhoud van het huis ten koste zal behoeven te leggen. Bij het bepalen van den huurprijs zal intusschen met dit beding reke ning gehouden moeten worden. B. en W. zyn van ge voelen, dat degenen, die zich het eerst heeft aangemeld, in de eerste plaats voor den huur in aanmerking komt. Op grond van het vorenstaande stellen B. en W. voor hun te machtigen aan J. Schut alhier by de week on derhands te verhuren de onderwijzerswoning aan den Westerlanderweg No. 47 voor een huurprijs van f 3 per week en verder onder de voorwaarden, door B. en W. te bepalen. De heer J. Kooij zegt dat er 2 aanvragen zijn, kunnen ze beiden niet in de woning ondergebracht worden. Voorzitter zegt dat dit niet mogelijk is. De heer M. Kooij zou het huis liever met den grond gelijk gemaakt willen zien en de te verkrijgen ruimte by het schoolplein trekken. De Voorzitter zegt dat dit ook wel zal gebeuren. De heer M. Kooij wil er direct mee beginnen om het gebouw van den aardbodem te doen verdwijnen en vraagt of advies aan de Gezondheidscommissie is ge vraagd. De heer Bakker is het met den heer M. Kooij eens. De heer Oden oordeelt, dat als het hoofd der schooi de woning niet kan bewonen ook een ander dat niet kan. Spr. wijst op de moeilijkheid om later den huurder eruit te krijgen. De heer Bosker merkt tot den Voorzitter op dat als nu met den bouw van de nieuwe school wordt begonnen de kinderen geen speelterrein hebben. De Voorzitter hakt de knoop door en zegt dat B. en W. hun voorstel intrekken. Als het gebouw gesloopt ia zal de afbraak verkocht worden. De nieuwe weg en het onderhoud van den tegenwoordigen weg. Bij de vaststelling van een tweede suppletoire begroo ting dienst 1930, wijst de heer Jb. Lont op den post f 7000 voor onderhoud van wegen en voetpaden. De heer P. Kooij zegt dat er op deze wijze nooit een einde komt aan het onderhoud van den ouden weg. Nu gooien ze er weer kleiballen op. Spr. vraagt of er nu kans is op subsidie. Even bellen en dan weet men dat. Anders kost het onderhoud aanstonds nog eens f 7000. Al dat uitstel kost geld en spr. oordeelt dat de raad er nu op dient te staan dat in de volgende vergadering het voorstel omtrent den nieuwen weg aan de orde dient te komen. De Voorzitter deelt mede dat het request thans bij Waterstaat is en het wachten nu nog op één advies is. Volgende week kan worden opgebeld. De suppletoire begrooting wordt vervolgens vastge steld. Schattingscommissie voor de ryksLnkomsten- belasting. Op 1 Mei a.s. moeten, ingevolge het bepaalde in- art, 60 der wet op de inkomstenbelasting 1914, de niet-amb- telyke leden van de voor deze gemeente ingestelde schat tingscommissie. bedoeld in art. 57 dier wet. periodiek aftreden. De commissie zal dus opnieuw moeten wor den samengesteld. Ter benoeming bevelen B. en W. aan de aftredende leden, tw. de heeren: 1. D. Minnes. 2. D. Blaauboer, 3. S. Zomerdijk, 4. N. Koorn Jz. Ze worden respectievelijk met 9, 9, 8 en 9 stemmen herkozen, terwijl mede een stem verkregen de heeren Jb. Lont Dz., M. Bakker, J. J. Tijsen en Lub, Schandelijke toestanden. Bij de rondvraag brengt de heer P. Kooij nu nog maals het rapport over de volkshuisvesting ter sprake. In dat rapport staat dat zelfstandig onderzoek naar over bevolking niet noodig was en dat terwijl vele woningen volgepropt zijn. krotten bewoond worden, vele percee len zelfs onbewoonbaar verklaard dienden te worden. Voorts herinnert spr. er aan dat hij reeds op 25 Juli 1930 over de rooilijn heeft gesproken en het is nu weer met medewerking van een aannemer geweest dat een rooilijn achteruit is geraakt, doch anders zouden we weer 200'n ongelukkigen bouw hebben gehad. Da Voorzitter merkt op dat het rapport gaat over 1930 en in 193C hadden we niet de overbevolking die zich nu voordoet. In 1931 zijn honderden en honderden arbeider# hier gekomen en het is spr. een raadsel hoe die allemaal onderdak hebben gekregen, in schuren herbergen, enz. De heer P. Kooij zegt. dat hij. straks den heer M. Kooij heeft hooren spreken over de Gezondheidscommissie, maar als die rondging zouden perceelen, die voor f 7 of f 8 worden verhuurd, zeker wel afgekeurd worden. Sprw noemt als voorbeeld hoe in een perceel 2 gezinnen g«v- huisvest zijn en de vrouw in een ledikant slaapt, dat van sinaasappelenkistjes is getimmerd. Wat gebeurt hier voor de volkshuisvesting? Er is slechts f 2.59 uitgetrok ken op de begrooting en dat ten opzichte van de woning wet, een der mooiste wetten, en waarbij de gemeente veel kan doen. De gemeente heeft hier een taak te vervullen. De Voorzitter zegt, dat we hier in bijzondere omstan digheden verkeeren. Door de aannemers van den Wie- ringermeer wordt niet voor voldoende slaapgelegenheid voor hun arbeiders gezorgd en die zijn dus gedwongen in huiden onderdak te zoeken. Er is dan ook in de huizen een overbevolking, die meer dan bar is. Was er maar wat tegen te doen! De heer M. Kooij acht 't het beste den aannemers er opmerkzaam op te maken. De heer Bosker vindt dat ook, de gemeente kan daar toch geen huizen voor laten bouwen. De heer Lub: De woningen kunnen toch verhuurd worden. De heer Bosker: Maar later zit de gemeente er mee. Geen speelplaats. De heer Jb. Lont beklaagt er zich nog eens over dat het kerkhof gebezigd wordt voor publieke schoolplaats. Spr. noemt bijv. de kinderen van een groot gezin, af komstig van Harlingen, een gezin met 8 a 9 kinderen, en die blijkens mededeeling van de grafmakers maar over het kerkhof rondscharrelen. De boompjes langs de paden worden ondersteboven geloopen. Het hek staat bij na altijd open. De Voorzitter zal er werk van maken dat het hek meer gesloten blijft.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 9