SGHAGER
Alititti Nitin-
COURANT.
Mrattitii- Lniliitllii
GEESTELIJK LEVEN.
IJEV5ND BEGRAVEN.
Uitgevers: N.V. ?.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Eerste Blad.
Het verval der kerken.
Zaterdag 27 Juni 1931.
74ste Jaargang No. 8889
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag cn Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
teritiën nog zooveel mogelijk in hei eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No, 20.
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent ADVERTEN*
TIëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno,
inhegrepon). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT VIJF BLADEN.
IK heb altijd nog een belofte te vervullen te
genover C. S. te E. Het is reeds enkele
maanden geleden dat hij mij vroeg naar
mijn oordeel over de kerk, welke door hem als een
sta-in-den-weg, als een rom van den vooruitgang
werd beschouwd. Omdat ik reeds enkele keeren over
de kerk in het algemeen had geschreven, meende
ik een poosje te moeten wachten met het voldoen
aan het verzoek van C. S. Maar nu vind ik een bij
zondere aanleiding, welke mij er toe brengt.
Het is niet zonder reden, dat ik als titel van dit
geestelijk leven, hierboven zet „het verval der ker
ken". Plotseling drong zich deze titel aan mij op en
besloot ik tot mijn artikel door het lezen van een
bericht, dat mij sterk trof. Een bericht van den
pastoor-deken van Amsterdam, dr. van Noort. Het
behelsde de mededeeling van den toestand in de
Roomsche gemeente aldaar.
Er wordt steeds gewezen op de groote eenheid en
macht van de Roomsche kerk. Voor velen schijnt
die kerk een onaantastbare veste te zijn, wier mu
ren onverwoestbaar zijn en wier duur eeuwig. En de
goed-Roomsche roept uit: „de poorten der hel zul
len haar niet overweldigen". En inderdaad, als wij
de Roomsche kerk op het platleland beschouwen,
kunnen wij ons voorstellen dat er zijn, die gaan ge-
looven in den onverwelkbaren bloei, in de eeuwige
jeugd en onbreekbare levenskracht van Rome's
kerk. Hoeveel nieuwe parochies zijn er niet in
Noord-Holland bijgekomen gedurende de laatste 10,
20 jaren?
En wat heeft pastoor van Noort verteld?
Hij heeft ons medegedeeld dat er in Amsterdam
206.000 Roomschen zijn. Een respectabel getal.
Maar265C0 kinderen hebben hun eerste com
munie niet gedaan. Die moeten we dus van de 206000
aftrekken. Dan blijven er over 179500 Roomschen en
van dit aantal hebben er 68000 hun Paas^hplichten
niet vervuld! Deze 68000 hebben dus praktisch ook
met de kerk gebroken Ze mogen als Roomsch te
boek staan, feitelijk behooren zij niet meer bij de
kerk. Het is bekend hoe fel de Roomsche geestelijk
heid te velde trekt tegen het gemengde huwelijk.
Toch werden in 1930 in Amsterdam 1233 van deze
huwelijken gesloten en slechts 51 van deze 1233 wer
den gesloten met dispensatie der kerk In ditzelfde
jaar werden 1469 kinderen, die uit gemengde huwe
lijken waren geboren, aangegeven als niet-roomsch!
Ziet. als wij zulke berichten lezen, krijgen we
toch wel een anderen kijk op de Roomsche kerk. dan
wanneer wij alleen maar letten op het platteland,
waar groote kerken en Roomsche scholen verrijzen
en waar de Roomsche bpvolking aanwast met ko-
nijnensnelheid. Dan wordt het ons duidelijk dat ook
de Roomsche kerk een tijd van verval doormaakt.
Want ik vermoed dat wat de Amsterdamsche ge
meente ons laat zien. eveneens in de andere groote
steden, zooals Den Haag en Rotterdam, zal zijn op
te merken.
Ik zal straks wijzen op wat, naar mijne meening,
FEUILLETON
Door
ARNOLD BENNETT
10.
De deur werd opengedaan door een man in een def
tige zwarte livrei, die hem vijandig opnam.
„Estamelde Priam Fa ril, verward en angstig,
„woont hier meneer Parker?"
Nu heette de Deken niet Parker en dat wist Priam.
Parker was eenvoudig de eerste naam, die in zijn laf
fcrein opkwam.
„Neen", zei de lakei streng. „Hier woontde Deken".
„O. neem me niet kwalijk." zei Priam Farll, „Ik dacht,
dat hier meneer Parker woonde."
En hi1 ging heen.
Tusschen !t schellen en 't verschijnen van den lakei
was 't hem duidelijk geworden, waartoe hij wèl en waar
toe hij niet in staat was. En Engeland uit zijn dwaling
te verlossen behoorde tot de dingen, die voor hem on
mogelijk waren. Hij kon de Deken niet onder de oogen
komen. Hij kon niemand zien. In die dingen was hij een
lafaard; gewoonweg een lafaard. Het hielp niets, er over
te praten! Hij kon 't nu eenmaal niet doen.
„Ik dacht, dat hier meneer Parker woonde!" Groote
Hemel! Hoe diep kan een groot kunstenaar zinken!
Dien avond kreeg hij een koelen brief van Duncan
Farll, met een toegangskaart voor 't schip van de kerk.
Duncan Farll was er niet zeker van, of de heer Henry
Leek 't gepast zou vinden de begrafenis van zijn meester
bij te wonen: maar hij sloot hierbij een kaart in. Ten
•lotte schreef hij, dat verscheidene vertegenwoordigers
raa dagbladen 't adres van den neer Leek gevraagd
hiervan de oorzaak is. Maar ik moet eerst den blik
nu vestigen op de Protestantsche kerken. Hoe staat
het daarmede? Zij, die in Noord-Holland wonen, be
hoeven niet lang naar een antwoord te zoeken. Zij
weten, hoe de kerk steeds meer komt te staan bui
ten het leven der menschen, ook al behooren zij of
ficieel nog tot haar door doop en aanneming en be
vestiging. Het Zondagmorgenbezoek is buitenge
woon klein Alleen in Orthodoxe gemeenten leeft
nog belangstelling. Maar ook hier moeten wij onder
scheid maken tusschen het platte land en de ste
den, in 't bijzonder de groote steden. Wanneer van de
Amsterdamsche Ned Hervormde Gemeente eens een
nauwkeurig verslag werd uitgebracht, dan zou blij
ken dat deze gemeente, die uitsluitend Orthodoxe
predikanten heeft, een massa leden telt, die wel in
de boeken zijn ingeschreven, maar die overigens van
de kerk zich niets, volkomen niets aantrekken. Geen
wonder dat in kerkelijke bladen en op kerkelijke ver
gaderingen klacht op klacht wordt vernomen over
het verval der kerk.
Misschien is er feitelijk maar één kerk, welke een
uitzondering maakt: de Gereformeerde.
Bij haar is een zeer groote belangstelling, die on
getwijfeld bij de meesten zeer echt en zuiver is, of
schoon zeker óók bij de jeugd veel belangstelling
maar schijn genoemd moet worden, omdat zij niet
anders is dan pressie der ouderen.
Echter is hierbij ook te bedenkene dat wie voor de
Gereformeerdheid niet meer gevoelt, gewoonlijk zijn
kerk verlaat. Daardoor vinden wij bij de Gerefer-
meerde kerken niet dien aanhang van naamleden
zonder moer.
In het ko-t samengevat kom ik tot deze conclusie:
onze tijd zegt ons zeer duidelijk, dat zoowel de Room
sche kerk als de Protestantsche kerken steeds min
der plaats innemen in het leven.
Ik heb nog geen cijfers van de laatste volkstel
ling onder de oogen gehad, maar ik hen er zeker
van dat, wanneer deze gepubliceerd zullen worden,
zij stPllig een belangrijken groei zullen vermelden
van het aantal der niet-tot-een-kerkgenoot9chap-be-
hoorenden.
Welke is de oorzaak van dit verschijnsel, dat niet
alleen in ons land, maar evenzeer in andere landen
is waar te nemen?
Ik geloof niet dat wij hier van één oorzaak kun
nen spreken Er zijn verschillende oorzaken. Ten
minste zóó zie ik het.
Ten eerste wijs ik op het conservatieve karakter
der kerken. F.n dwars tegen dit conservatieve karak
ter in, waakt bij duizenden in onze dagen óp een
verlangen naar nieuw, frisch geestelijk en religieus
leven, naar nieuwe vormen en symbolen ook, waarin
dit zich kan uiten Moreel zijn talloos velen reeds
uitgegroeid boven de leer der kerken. Ik noem
slechts de klassetegenstellingcn, het heerschende
strafrecht, het militairisme, den oorlog! Zij voelen
zich niet meer bevredied door wat de kerken pre
diken of sterker nog: zij beschouwen de kerken als
een belemmering voor den groei der ideeën, die hun
als nieuwe, bevrijdende ideeën zijn lief geworden.
Wij mogen hier vooral niet uit het oog verliezen dat
hadden, maar dat hij 't niet noodig had gevonden, aan
hunne nieuwsgierigheid te voldoen.
Priam verheugde zich daarover.
Daar lag de kaart, groot, glanzig, werkelijk.
In 't Walhalla.
In 't groote schip waren betrekkelijk weinig menschen
dat wil zeggen, een paar honderd, die ruimte genoeg
hadden om zich op hun gemak heen en weer te bewe
gen onder toezicht van de ktrk-suppoosten. Priam Farll
was binnengekomen door de kruisgang, zooals op zijn
kaart was aangegeven. In zijn zenuwachtigen toestand
verbeeldde hij zich. dat iedereen hem argwanend aan
keek. maar in werkelijkheid lette niemand op hem. Hu
stond onder de niet bevoorrechten, aan don verkeerden
kant van 't ondoorzichtige scherm, dat het schip scheid
de van 't koor en de kruisvleugels, en de niet-bevoor-
rechten stellen nooit belang in elkaar, zij stellen alleen
belang In de bevoorrechten. Het orgel deed een lied
van Purcell weerschahen tot In de verste uithoeken
van de Abbey Rondom een met touwen afgezette ruim
te hielden eenige geestelijken de wacht over den grond,
die !n 't graf zou worden. De middagzon schoot in tril
lende stralen door de roode en blauwe kerkramen.
Toen begonnen de suppoosten een doorgang te maken
door de toeschouwers en de aandoening werd heviger
Het orgel zweeg een oogenblik, en toen 't zijn gezang
weer hervatte, weerklonk het lied, dat de uitdrukking
is van de diepste menschensmart, de Doodenmarsch van
Chopin; de heele cathedraal was als 't ware In diepen
rouw gedompeld. En toen die smeekbede verstorven
was in de trillende lucht, verhieven zich in de verte de
reine stemmen van kleine jongens, die nog aandoenlijker
klonken dan de stem der smarte.
Zoover was de plechtigheid gevorderd .toen Priam
Farll Lady Sophia Entwistle ontwaarde, een groote, ge
sluierde gedaante In rwaren rouw. Ze stond tusschen
de( betrekkelijk-onbevoorrechten bij deze begrafenis.
Zender twijfel zou zjj, met haar invloed, een zitplaats
het niet alleen geestelijke onverschilligheid en even
min volkomen gebrek aan religie is, welke de men
schen van de kerk afhoudt. Wij zien immers als
tijdverschijnsel in onze dagen een ópleven van de
belangstelling in de geestelijke en religieuse proble
men. De literatuur getuigt ervan, evenzeer als de
kunst En dit hangt weer samen met tfe groote re
volutie, welke over de gansche beschaafde wereld
bezig is zich te voltrekken in den menscheüjken
geest. Want er is niet alleen een economische crisis,
ook een geestelijke. En deze geestelijke crisis open
baart zich in het los worden van de oude geestelijke
waarden en het zoeken van nieuwe, waardoor de
diepste zielsverlangens der menschheid zullen kun
nen worden bevredigd. Zij, die zich hiervan bewust
worden, wenden zich vergeefs tot de kerken!
Wat de Roomsche kerk betreft, is dit duidelijk.
Wel bemoeit zij zich met bewouderingswaardige
takt met de vele maatschappelijke en zedelijke
vraagstukken en toont zij zich plooibaar, maar daar
nevens blijft zij onverzettelijk haar oude leer hand
haven en zij tracht dit te doen door hare leden, zoo
veel zij kan, te isoleeren en buiten aanraking met
andersdenkenden te houden. Dit kan haar gelukken
op dorpen en kleine steden Dit vermag ze niet meer
in de groote bevolkingscentra. Vandaar de afval der
duizenden in de groote steden. Ze zijn niet meer
buiten de aanraking met de nieuwe ideeën, welke
zich baanbreken. Het denken en daarmede het ver
langen naar geestelijke zelfstandigheid ontwaakt.
De kerk verliest de macht over hen. Zij gelooven
niet meer wat zij leert. Zij breken met haar. Voor
goed. Zij is niet langer de goede moeder, maar de
harde stiefmoeder.
Bij het orthodoxe protestantisme zien wij iets der
gelijks. Maar het is een uitvloeisel van het Protes
tantsche beginsel zelf, dat hier meer vrijheid van
denken wordt toegestaan. Met des te meer ijver
poogt de orthodoxie evenals'de oRomsche kerk
door de bijzondere school de jeugd reeds vroeg te
doordringen van hóór opvattingen, hóór burgerlijke
moraal, hó&r staats vergod ing, hóór Godsvoorstelling.
En toch verliest ook het orthodoxe protestantisme
dagelijks terrein. Zijn dogma's worden niet meer
aanvaard door de onnoembaar velen, die zijn aan
geraakt door den nieuwen geest, welke zich in alles
steeds krachtiger manifesteert.
En wat te zeggen van het vrijzinnig protestantis
me? Waarom daar jui*t het sterkst de neiging om de
kerk den rug toe te keeren? Ik wijt dit in hoofdzaak
aan zijn gebrek aan durf. Het is alsof het vrijzinnig
protestantisme bang is geworden voor eigen begin
sel, d.i. voor het beginsel der geestelijke vrijheid en
daarom een bedenkelijke neiging vertoont om toch
maar zooveel mogelijk van het oude vast te houden.
Gevolg hiervan is halfslachtigheid. Eéns werd de
dappere leuze luide aangeheven: „religie en leven
zijn één".
En door vele harten ging een beving van geluk.
Maar spoedig kwam de reactie en vele woordvoer
ders der vrijzinnigheid grepen weer terug naar het
oude en drukten zich uit in verwarringwekkende
woorden. Zij dorstten het niet aan nieuwe vormen
te zoeken. Zij klemden zich vast aan de kerk met
haar gebruiken en waren bang om met het hadwa
ter ook het kind weg te' werpen. Zij waren theolo
gisch radicaal, maar zij bleven in hun denken
burgerlijk.
En toen de frissche adem van levensvernieuwing
ging over de aarde, toen een schreeuw opging uit
de ziel der menschheid om beter leven, om recht, om
waarheid, om liefde en zij een kans kregen om de
hebben kunnen krijgen, maar zij had de bescheiden plaats
in 't schip verkozen. Zij was voor de begrafenis uit Pa
rijs overgekomen. Ze weende over haar verloofde. Zij
stond daar. feitelijk niet meer dan tien meter van hem
af. Ze had hem nog niet gezien, maar ze kon hem elk
oogenblik in 't oog krijgen en ze naderde langzaam de
plek, waar hij sidderde. Hij vluchtte en voelde slechts
woede in zijn hart tegen haar. Zij had hem niet ten
huwelijk gevraagd, maar hij had haar een aanzoek ge
daan. Ze had hem niet geweigerd; hij had haar den
bons gegeven. Hij was geen vergissing van haar; zij
was een van zijne vergissingen. Niet zij was grillig, on
doordacht, haastig geweest, maar hij. Toch haatte hij
haar. HU dacht werkelijk, dat zU tegenover hem misdaan
had, en hij vond, dat zij vernietigd moest worden. HU ver
oordeelde haar om allerlei dingen, waaraan ze part noch
deel had: bUv. de onregelmatigheid van haar tanden en
't kuiltje in haar kin en de kleine aansteilerUtjes in haar
gang en houding, die ongetrouwde dames dikwijls in
practijk brengen, als ze de veertig bereiken. HU ont
vluchtte haar in groote vrees. Als zij een glimpje van
hem gewaar werd en hem herkende, zouden de ge
volgen allernoodlottig8t zUn, noodlottig uit elk oogpunt;
en er zou voor hem een periode aanbreken, waarin hU
geheel aan 't publiek overgeleverd zou zUn, 'n periode,
waaraan hU nog in koelen, noch in warmen bloede ook
maar een seconde vermocht te denken. HU vluchtte
blindelings, en wrong zich door de menigte tot hU een
hek bereikte, waarin een deur op een kier stond. Zijn
wonderlUk starende angstoogen joegen den wachter bij
de deur zeker schrik aan, want hU ging op zU en Priam
Farll ging de deur door en zag een trap. die hU opging.
Boven lagen stapels brandspuitslangen. HU hoorde het
klikken van het slot in de deur, toen de beambte haar
sloot en was dankbaar voor zijn ontsnapping. De trap
leidde naar 't orgelkoor, dat steunde op het bovenstuk
van den scheidingsmuur. De organist zat achter een half
weggeschoven gordUn. onder overkapte electrische lam
pen. en op 't ruime balkon, vanwaar men het koor kon
overzien, fluisterden twee jonge mannen met den orga-
GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN
verkoopen wij onder GARANTIE en op PROEF.
Garage C. NIEUWLAND, BERGEN.
wereld te toonen dat hun religie een algeheele lou
tering bedoelde, toen trokken zij terug, de kerk met
haar traditie, met haar gebrek aan soepelheid en
bewegelijkheid met haar conservatisme werd hun
de baas, was sterker dan zij.
De vrijzinnigheid, welke zoo ontzaglijk veel men
schen had bevrijd van knellende, benauwende dog
ma's en daardoor hen had vatbaar gemaakt voor de
nieuwe ideeën, verloochende zichzelf, omdat zij met
het kerkelijk conservatisme niet durfde breken En
het gevolg was, dat de vrijzinnigen braken met de
kerk.
Ik ben van meening dat in dit alles de hoofdoor
zaak moet worden gevonden van het verval der
kerken.
Maar er is méér.
Er was een tijd dat het religieuse leven zich con
centreerde in de kerk. Zij onderwees de menschen,
zij schonk hun het voedsel voor den geest, zij gaf
hun rustige, gewijde uren Hoe ontzaglijk is dit
veranderd! Er wordt veel meer gelezen, meer ver
gaderd, er is overal een rijke uitwisseling van ge
dachten. Zelfs de couranten van thans geven de ge
legenheid om geestelijk zich te verfrisschen. De ra
dio biedt de gelegenheid aan tienduizenden om over
vele vraagstukken te hooren spreken. Ligt het
niet voor de hand dat de kerk niet langer beschouwd
wordt als de uitdeelster van geestelijk voedsel?
De schouwburgdirecties, de voordrachtkunstenaars
klagen over belangstelling en smalen op de radio.
De dominé's en de pastoors kunnen hetzelfde doen.
Ze hebben te erkennen dat de kerk in 't gedrang
komt
Laten zij zich daarbij het bekende woord van
Goethe herinneren: al wat bestaat is waard dat het
vergaat!
Tot dit al behoort ook: de kerk.
Maar laten zij zich dan óók herinneren dat er iets
is, dat nooit vergaan kón.
En dit „iets" is het onuitroeibaar in den rnensch
aanwezige verlangen om geestelijk te groeien, om
steeds meer het waarachtige menschzijn te bena
deren.
Dit verlangen, hetwelk in diepste wezen religieus
is, zal altijd zoeken naar bevrediging en wanneer
deze bevrediging niet langer in de kerk wordt ge
stild, welnu dan zal het nieuwe wegen zoeken. Zien
we dit nu reeds niet gebeuren? Vormen zich niet
overal nieuwe menschengroepen, die pogen buiten
de kerken om zich innerlijk te versterken? Speuren
we niet, hoe vele religieuse vereenigingen zich be
ijveren om de menschen te geven, wat zij behoeven
om geestelijk te groeien? En openbaart zich in dit
nlles niet de oude. eeuwige waarheid, welke zegt
dat de rnensch bij brood alleen niet leven kan?
Het is altijd gewaagd om de toekomst te voorspel
len. Zal de kerk zich weer in eeie herstellen, zal zij
weer worden een instelling, welke een groote en
goede plaat9 inneemt in het leven der menschen?
Ik persoonlijk geloof het niet. Maar misschien zie
ik het verkeerd. Dit echter staat voor mij onom-
stootclijk vast. Als zij blijft wat ze is, dan is zij ten
doode gedoemd.
ASTOR.
nlst. Geen van drieën keek naar Priam. Priam zette zich
angstig neer op een van de stoelen en keerde zijn gezicht
naar 't koor. Hii voelde zich als een indringer.
Het gefluister hield op; de vingers van den organist
begonnen zich te bewegen over vijf rijen toetsen en langs
vele registers, terwijl zijn voeten onder hem heen en
weer bewogen en Priam hoorde muziek, in de verte.
En vlak bii zich vernam hij gerommel, een geluid, alsof
cr gas ontsnapte; en hij begreep, dat dit de schorre ant
woorden waren op de aanrakingen van den organist van
de 32 en 64 voet lange pijpen, die horizontaal lagen langs
den boven kant van den scheidingsmuur.
Alles was even greizelig, bovennatuurlijk, spookach
tig, duivelsch, als ge wilt 't was een deel van het ge
heimzinnige mechanisme van een groote, indrukwekken
de gebeurtenis, een grootsch schouwspel. Het maakte
Priam van streek, vooral toen de organist, een knappe
jonge man met schitterende oogen. zich half omkeerde
en tegen een van zijn metgezellen knipoogde.
De doordringende stemmen van de koorzangers wer
den luider, en Priam Farll voelde een vreemde gewaar
wording in zijn keel, die zich krampachtig samentrok.
Om zijn aandacht wat af te leiden van zijn keel. stond
hij op van zijn stoel en keek over de leuning, in 't koor,
dat met kaarsen verlicht was en grillig beschreven werd
door de telkens onderbroken stralen van de zon. En ver
beneden hem. rondom den preekstoel en tusschen het
woud van standbeelden in den zijvleugel, kon men loo-
pen over de hoofden van de bevoorrechten beroemde
en bekende mannen, die hun roem en bekendheid te
danken hadden aan hunne talenten of aan 't toeval, en
wier namen hij in de Telegraph gelezen had.
Priam Farll ging rechtop staan en boog zich over de,
leuning. Aller blikken waren gericht op een punt onder
hem. dat hij niet zien kon. En toen zaaide er iets van
beneden in zijn gezichtsveld. Het was een groot kruis,
dat door den koster gedragen werd. Achter 't kruis volg
den plechtige geestelijken, die twee aan twee liepen en
toen kwam een man in een toga. Hij liep achteruit en
gebaarde met zijn handen. Na dezen heftigen togadrager