ichager Courant
Het Oosten ontwaakt.
LEVEND BEGRAVEN.
Derde Blad.
VOOR DEN KANTONRECHTER
TE ALKMAAR.
14 Juli
maa
Dinsdag 21 Juli 1931.
74ste Jaargang. No. 8902
Strafzitting van Vrijdag 17 JulL
een openhartige liohtbakjager.
tEen ingezetene van Egmond aan Z3e, de 30-jarige vis-
(her en werkman, Willem W. had in den nacht van 5
6 Juni te Castricum in de duinen met behulp van een
Jrbidlantaarn, hem door een kennis afgestaan, getracht
Un konijntje te snappen, doch was door de rustelooze
jhtopzieners zelf gesnapt en geverbaliseerd. De on-
irspoedige strooper, thans terechtstaande, maakte van
j hart geen smoorkuil en erkende ruiterlijk het ten
Jste gelegde. Hem werd bij extra gunst opgelegd slechts
|15 boete of 15 dagen, voor welke clemente behandeling,
iermoedelijk gedachtig aan het spreekwoord: een kinder
end is gauw gevuld, hij zich ongewoon dankbaar be
tonde.
GEEN APEN IN DE MACHINEKAMER.
Een wielrijdend paartje, de gemeenteopzichter J. B.
'isser uit Amsterdam en diens meisje, werden op 25
[ei te Alkmaar op den Westerweg hoek Zuiderhoutlaan
itsend, al zeer onaangenaam verrast door een aanko-
icnden auto. waarmede degbestuurder, dronken of to-
j onkundig, allerlei vreemde kuren uithaalde, links
ji den weg en tegen een boom opreed, zoodat de wiel-
jders zich onverwijld in veiligheid moesten stellen. Dit
jlukte nog aan het meisje, doch de heer VLsser kon
let ontkomen, dat zijn rijwiel grootendeels werd ver-
ild. De Alkmaarsche politie, ten spoedigste gerequi-
jrd, stelde een onderzoek in loco in en bleek dat de
jtomobilist. de 24-jarige werkman Pieter T. uit Midwoud
die niet het minste begrip had van automobilsme, nadat
een Jonger broertje den motor had aangeslagen, in de
had zitten prutsen met het hier bovengemelde
ttige gevolg. Natuurlijk was hij ook niet in 't be-
van een rijbewijs, omdat rijvaardigheid hem volkomen
»rak. Het werd voor hem een duur grapje, want niet
jn moet hij f 42.50 schadevergoeding uitkeeren (waar-
[nn h\j bereid f 20 heeft afgedaan), doch ook werd hij
Jen veroordeeld tot f 25 boete of 15 dagen wegens het
gevaar brengen van de veiligheid en tot f 10 boete
10 dagen ter zake het ontbrekende rijbewijs. Van de
redicatie, waarop de verdachte bovendien werd
ild, zullen wij beleefdheidshalve maar geen gewag
BNZE COLLEGA'S WORDEN OOK NIET GESPAARD
f De 33-jarige heer Klaas Sm., litterator en journalist te
poorn, was bij verstek veroordeeld tot f 15 boete of 15
igen, omdat hij te Oudorp 21 Mei was bevonden op een
iwnr met zijspan, niet voorzien van twee onafhankelijk
jurachtig werkende remmen, welk feit na aanhouding
«n proef was geconstateerd door brigadier de Groot uit
terdam, belast met do waarneming van de rijksver-
ipolitiecontrole, kenbaar aan een zilveren distinc-
kf. een wiel. op zijn uniformboord (om bij voorkorr.en-
Wtegenheden te onthouden).
heer Sm. alhoewel voorstander van toezicht in 't
ang der verkeersveiligheid, kon zich niet vereenigen
Jet de opgelegde straf en was thans persoonlijk versche
ten om zijn grieven nader te ontwikkelen. Zijn meenin-
|»en werden niet gedeeld door den ambtenaar, die uiter-
l graag in de contramine is, doch ten slotte konden
t ons verheugen in een blijeindigenden afloop en in
trheid getuigen: zij kregen elkander, aangezien de
donrechter zijn vonnis herzag geheel in den geest van
jl opposant en hem veroordeelde tot f 10 boete of 10
DE ONZINNIGE HAAST ALTIJD VAN MENSCHEN,
DIE NIETS TE DOEN HEBBEN
D« K-jarige landbouwer Gerrit Sm. te Burgerbrug.
I welkt heer met groot succes de slanke lijn bestudeert,
I bevood zich op 25 Mei, tweeden Pinksterdag op den
I Bergwweg onder Alkmaar en een door hem bestuurde
I citrox tweezitter, oud model en meer oneerbiedig „we-
genluis" genoemd. Hij had geen geduld genoeg om een
voor hem zich voortbewegende eindelooze file fietsers
I behoorlijk af te wachten en trachtte deze weggebruikers
l^door vermeerderde snelheid voor te komen. Hield even-
rel geen rekening mete en aankomende autobus, zoodat
ibij den winderigen hoek een lichte aanrijding plaats
sep. De heer S. reed ongestoord door, 'n manuel dat de
^ambtenaar. toen de vlugge Burgerbrugger heden terecht
•'■oud, zoo vrij was, in strijd met de burgerlijke beleefd-
g beid te noemen om vervolgens tegen hem te vorderen
am minder dan f 60 boete of 60 dagen.
De kantonrechter legde het odium er evenwel minder
dik op en veroordeelde hem tot f 40 boete of 40 dagen,
maar met een ernstige waarschuwing tot voorzichtig
heid, omdat anders het rijbewijs in gevaar kon komen.
HET IS DAAR „OFTIG": KIP IK HEB JE!
De 49-jarige Mej. Elisabeth de B., echtgenoote van den
caféhouder Piet G., 'n goudlachsche oubollige kasteleins
vrouw uit Noordscharwoude, stond nu eens in plaats van
haar man terecht, omdat zij op 29 Juni in haar café had
toegelaten 'n persoon die op de zoogenaamde zwarte lijst
stond genoteerd en aan wien dus den toegang tot ver-
gunningslocal 1 teiten officieel was verboden. Mej. G. er
kende alsnu het feit, doch deelde aanvullend mede, dat
gemelde zwarte lijster daar niet als bezoeker was aan
wezig, maar omdat hij aardappelen van de veiling had
gebracht en ter belooning had zij den man een glaasje
bier uitgereikt. Een afgunstige geheelonthouder had de
politie gewaarschuwd en toen was de veldwachter Leu-
ving verschenen. Ten einde een en ander nader te col-
lationeeren werd de zaak verder uitgesteld tot a.s. week
en zal de veldwachter benevens de onder curateele staan
de aardappelenexpediteur, de heer Bram Mijs, als getuige
worden gehoord.
EEN VOERMA&, DIE DE WEG REGELS NIET
KENDE.
De voormalige boerenknecht, thans gelegenheidshande
laar Willem D., uit Dimmen had op 2 Mei te Alkmaar-
met een aangespannen vurig paard zóó onbesuisd gere
den, dat hij bij Langestraat en gToote kerk in botsing
was gekomen met een auto, bestuurd door den landbou
wer v. d. Oord uit Schoor!, waardoor do voorruit brak
en in hot geheel f 25.50 schade werd aangericht De wilde
voerman werd bij verstek veroordeeld tot f 20 boete of
20 dagen en schadevergoeding en was nu tegen dit von
nis in verzet gekomen, doch gaf de nieuwe behandeling
geen aanleiding het gewezen vonnis te wijzigen of te ver
zachten.
DE EERSTE SLACHTOFFERS BEGINNEN TE
VALLEN.
De nieuwe politieverordening te Almaar, waarbij is
verboden voor rijwielgebruikers van het schoone en lee-
lijke geslacht om in de Langestraat met méér dan twee
personen naast elkaar te rijden, begint al 'n aardig ef
fect te sorteeren. Het zou wel wenschelijk zijn, indien
aan de ongerechtigheden op de diverse trottoirs, alwaar
de vrijheid en veiligheid van het verkeer door wielrijders
autopeds en vliegende hollanders geheel in strijd met
art 153 in gevaar wordt gebracht, ook eens wat meer
aandacht besteed werd.
Hoe het zy, de eerste overtreders van het nuttig ver
bod voor fietsrijders in gesloten gelederen beginnen zich
te vertoonen op het koffieuurtje van den kantonrechter
en stonden heden achtereenvolgens terecht de heer Joh.
M., 'n 21-jarige stoffeerder en zijn vriend Hendr. B., 'n
20-jarig timmerman, die ieder ter waarschuwing ook voor
eventueele navolgers, werden veroordeeld tot f 1.50 boete
of 1 dag hechtenis.
Het is natuurlijk te verwachten dat, zoo het verbod
meerdere bekendheid verkrijgt, deze bijzonder billijke
boete met minstens 50 procent en vacantietoeslag verhoog
zal worden!
FEUILLETON
Boor
ARN0LD BEXNETT
1 De dichtbezette rookkamer was het eenige gedeelte
Van de club, waar hardop spreken'geen misdaad was.
Meneer Oxford ontdekte een hoekje, waar slechts en-
f kek dwergen zaten; daar gingen ze ritten en werden
kun sigaren, koffie en likeur gebracht. Hier zag men
I dwergen die. te midden van een wolk van rook. luid
lachten, het praten groeide aan tot een hevig rumoer;
•a by tusschenpoozen kwam een klein jongetje binnen
I brulde den naam uit van een der dwergen. Priam
I voelde zich als geëlectriceerd, en meneer Oxford, dis
voortdurend op zijn hoede was, merkte die ultwerkin;
op
ft Meneer Oxford dronk zijn koffie eenigszins sohielijk
itiit, toen leunde hij wat voorover, bracht zijn volle-
ansgezlcht dicht bij Priam's gelaat, schikte zijn bee
fden in een gemakkelijke houding onder de tafel, en blies
pen zware rookwolk uit.
Dat waren blijkbaar de voorbereidende maatregelen
Ivoor een vertrouwelijk onderhoud, de nadering van de
crisis, waarvoor hij de laatste uren de toebereidselen
getroffen had. Priam's hart bonsde
„Wat is uw meening. maitre," vroeg hij, „omtrent de
Ivraarde van Farli's schilderijen?"
I Priam voelde zich ellendig. Meneer Oxfords houding
I was eerbiedig, beminnelijk, vol gespannen verwachting,
t Maar Priam wist niet, wat hij zeggen moest Hij wist
I alleen, wat hij doen zofl, als hij er den moed toe had
kunnen samenrapen: wegloopen. weg van die club!
Ik weet 't niet." zei Priam, verbleekend.
f •;Ü\mdat ik ,nd«rMjd heel wat Farlls gekocht heb." ver-
Volgde meneer Oxford, „en Ik moet zeggen, dat ik ze
goed verkocht heb. Ik heb alleen dat ééive stuk over.
dat ik u heb laten zien. en ik heb me afgevraagd, of ik
a nog houden zou en wachten op een mogelijke prijsstij
ging of dat ik 't nu maar dadelijk verkoopen zou."
"tuv ï°*vecl kunt u 't verkoopen?" prevelde Priam.
h*b *r nieU °P u te zeggen," antwoordde
EEN REDACTIEBUREAU TE DAMASCUS. DF. WEL
WILLENDE ARABISCHE COLLEGA. OP BE
ZOEK BIJ EEN „EMIR." IN EEN
VORSTELIJK ARABISCH PA
LEIS. NAAR DE WOES-
TIJN-BEDOEINEN.
(Van onzen reizenden correspondent).
DAMASCUS, 7 Juli.
Ook het rustige, droomerige, fantastische Oosten is
in beweging gekomen. Men vertelt er minder sprookjes
en men disputeert er meer over politiek. De hoofdstad
van Syrië. Damascus. is een der belangrijkste intellec-
tueele en politieke centra van velerlei stroomingen op
velerlei gebied. Couranten verschijnen er meest Arabisch
die heftige polemieken voeren en vaak de Syrische re
geering en ook wel de politiek der Franschen scherp
critiseeren. Dit laatste is vrij ongevaarlijk, doch een on
gunstig oordeel over de handelingen der Syrische regee
ring heeft dikwijls een verbod van het critiseerende blad
voor langer of korter tijd ten gevolge.
Er verschijnt ook een blad in het Fransch, de „Echo
de Damas", uitgegeven en geredigeerd door een christe-
lijken Syriaan, den heer G. Phares, die een echt Arabi
sche gastvrijheid bewijst aan mij, den van verre gekomen
journalist-collega, 's Morgens loop ik dikwijls aan by de
redactie en daar vind ik dan den directeur-hoofdredac
teur, een van zyn medewerkers, een jeugdig Fransch-
man, en enkele meestal zeer interessante bezoekers, vo
gels van diverse pluimage. We rooken er enbespreken de
aangelegenheden van den dag, waarbij verschillende
meeningen soms scherp tegenover elkander staan. Felle
nationalisten zijn er, monarchisten, republikeinen, chris
tenen. Mohamedanen, tegenstanders van het Fransche
mandaat, Franschgezinden. Ieder zegt zijn meening.
maar boos wordt niemand daarbij. Voor mij ie dat zooiets
als een hoogere leerschool, die me min of meer wegwijs
maakt in het doolhof van Oostersche vraagstukken.
Mijn collega Phares. dir uiterlijk en in manieren vol
komen Europeaan is en >t Fransoh spreekt, heeft het
zich tot plicht gemaakt mij als gids te dienen, zonder
daarbij zijn meeningen aan me op te dringen. Nu eens
neemt hij me mede yaar een gemengde christelijk-Mo-
hamedaansohe vereeniging, dan weder naar een theater
voorstelling van moderne Muzelmannen, een anderen
keer voert hij me In gezelschap van Roomsch-katholiek?
Arabieren of hij noodigt me uit in een Arabisch restau
rant of in een koffiehuis aan den oever van de Barada.
Gemengd, onontwarbaar bijna is alles hier. Dezer dagen
woonde ik b.v. een concert van Arabische muziek bij,
waarbij ik onder de eeregasten, vreedzaam tezamen zag
zitten een Franschen kapitein in uniform, den consul
van het Arabische koninkrijk Hedjaz in fantastsche
Arabische kleeding. den kleinzoon van Abd-el-Kader, die
omstreeks de helft der vorige eeuw een anderhalf dozijn
jaren in Noord-Afrlka oorlog voerde tegen de Franschen,
en twee Grieksch-orthodoxe priesters. Een gemengder
gezelschap vond ik nog nimmer bijeen.
De kleinzoon van Abd.-el-Kader is een voorname Eu-
ropeesohe verschijning, een statig heer, die evenwel nog
trouw is gebleven aan den rooden fez. Hij voert den titel
van „emir", vorst, en bezit een klein paleis in het hart
der stad en een villa, die men ook gerust een paleisje
kan noeimen, zeven kilometer buiten Damascus. dicht
bij den oever van de Barada in een boschrijke omgeving
„Als u wilt gaan we den „emir" eens in zijn buitenver
blijf bezoeken", zeide mijn Arabische collega Phares. Ver
wonderd keek ik op. „Gaat dat dan zóó maar?" vroeg ik.
Mijn collega Phares meende, dat er geen bezwaar tegen
bestond en op een namiddag zeer laat, toen de heftige
warmte van den dag voorbij was en reeds de avondkoel
te begon te waaien, trokken we er met een zeer gemeng
gezelschap per automobiel op uit: de Syrische journalist,
een Franschman, een Tsjech en een Nederlander.
Het buitenverblijf van den „emir" is gelegen op den
top van een heuvel, waartegen men langs een rood-
steenen trap opklimt. Sprookjesachtig - is het gebouw
met slanke pilaren en heerlijk mozalk. De „emir", die'
reeds meerdere gasten had, ontving ons in den tuin
waar zilveren fonteinen opspoten tusschen groen en
bloemen. In de koelte van een dier fonteinen zaten we
met een groot gezelschap, dronken koffie en rookten
sigaretten. Beminnelijk was Zijne Hoogheid, die gevleid
lachte toen ik sprak over de gevaren, waarin zijn groot
vader eens Frankrijk bracht.
Onder de gasten bevond zich o.a. een vroegere Turk-
sche gezant te Washington, met legioen van eer op de
borst. Zijne Excellentie was studentikoos opgewekt,
vertelde grappen en was dankbaar voor elke grap, die
men hem vertelde, waarbij hem dan de tranen van het
lachen over de wangen rolden.
Het teekenendst was de houding van een hodzja (Mo-
hamedaansch priester), die zich in het gezelschap be
vond. toen wij er aan kwamen. Ik reikte hem bij de
begroeting de hand. die hij aarzelend aannam. Dadelijk
daarop trok hij zich in een ander deel van den tuin
terug, waar hy naar ik zag, ijverig zijn handen waschte
om ze te reinigen van de aanraking met de hand van
een „jaur" (ongeloovige). Natuurlijk deed ik alsof mij
dit ontging. Toen wij afscheid hadden genomen en we
ons reeds weder op den weg bevonden, keek ik nog
eens om en ik zag. dat de hodzja zich dadelijk na ons
vertrek, waarop bij slechts had gewacht, weder bij het
gezelschap had gevoegd. Zijne Hoogheid de „emir" was
evenwel zoo bevreesd niet voor een ..jaur" en hij had
ons uitgenoodlgd hem ook eens in zijn woning te Da
mascus te bezoeken, wat we kort daarna deden. Het
paleisje van Abd-el-Kaders kleinzoon Is gelegen aan
een der nauwe, kronkelende, slecht geplaveide straatjes
in het hart van Damascus. Zooals bij de meest Ooster
sche huizen zijn er aan de straatzijde zoo goed als geen
en dan nog slechts getraliede vensters. Ontoegankelijk,
norsch, geheimzinnig schijnt zoo'n woning. De deur was
beslagen met kunstig gedreven koper, de klopper op de
deur had. in koper, den vorm van een hand, de hand
van Flatima, Mohamed's dochter, de vrouw van den
profeet Ali. Een statige Arabier opende de deur en
voerde ons binnen in een grooten salon. Hier bevonden
we ons temidden van een fantastische Oosterschfe
pracht met het uitzicht op een lommerrijken tuin. Al
het meubilair was Arabisch, heerlijk Ingelegd met
paarlmoer. Een rijkdom van zware draperieën, kleurig
en toch gedekt van toon, dempte het felle licht van den
Oriëntaalschen zomerdag tot een vagen schemer. Koel
was het in deze groote ruimte, waar vele portretten aan
den wand hingen (wat feitelijk in strijd is met de Mo-
hamedaansche leer, die afbeeldingen van levende we
zens verbiedt). Aangrenzend was een rooksalon. met in
het midden een marmeren waterbassin. Prachtige va
zen, voorwerpen van gedreven koper en zilver stonden
rondom. Electrische kroonluchters met lampjes in ver
schillende kleuren verhoogden het phantastische effect
Aan een rek hingen wapens, kunstig bewerkte kromme
meneer Oxford, „dat ik geloof, 't voor een paar duizen-l
pond van de hand te kunnen doen. Het is wel een klein
doek, maar 't is er een van de allermooiste.
„Ik zou 't verkoopen." zei Priam bijna onhoorbaar.
„Zoudt u dat? Ja, misschien hebt u gelijk. Het kwam
zoo bij mij op. of er binnenkort niet een andere schilder
zou kunnen opduiken, die dergelijke stukken nog beter
maakte dan Farll. Ik zou mij de mogelijkheid kunnen
indenken, dat er een knappe man was. die Farll zóó
goed nadeed, dat alleen menschen als u zelf, maitre,
en misschien ik, het verschil zouden zien. Het is juist
een soort van werk, dat schitterend nagebootst kan
worden, als de nabootser er knap genoeg voor is, vindt
u dat niet?"
„Wat bedoelt u toch?" vroeg Priam, wien 't angst
zweet uitbrak.
„Och." zei Oxford vaag, „men kan 't nooit weten,
Den stijl van schilderen kan iemand nabootsen en zoo
schilderijen aan de markt brengen, die even goed zijn
ais die van Farll. Het zou een heelen tyd kunnen
duren, eer iemand 't ontdekte, en dan zou de publieke
opinie in verwarring kunnen raken en daardoor een
scherpe prijsdaling volgen. En 't mooiste zou nog zijn
dat de publieke opinie het nog zoo mis niet had. Om
dat een imitatie, die niemand onderscheiden kan van
het origineel, natuurlijkeven goed is, als 't origineel.
Vat u mij? Degeen, die zoo iets namaken kan, is na
tuurlijk een ware geluksvogel, daarom zal ik uw raad
opvolgen en mijn Farll verkoopen."
Hij glimlachte hoe langer hoe vertrouwelijker. Zijn
blikken duldden op een geheime bedoeling. Hij scheen
Priam aan te willen zetten tot dingen, dis hij niet
wilde uitspreken. Zijn schrander gericht vertoonde een
uitdrukking, zooais dergelijke gezichten bij zulke ge
legenheden plegen te vertoonen een uitdrukking,
die luchtig insinueert, dat er ten slotte geen „kwaad"
of „goed" bestaat of dat ten minste hun. die slaven
der conventie zjjn, vele dingen slecht toeschijnen, die
eigenlijk goed zijn. Dat las Priam uit zijn gelaat.
De gemeene schoft wil dat ik myn eigen schilderijen
voor hem namaak!" dacht Priam, vol plotseling op
laaiende, verborgen woede.
„Hij heeft dadelijk geweten, dat er geen verschil was,
tusschen de schilderij, die hij had en de stukken, die ik
hem verkocht heb. H\j bedoelt, dat wij het op een ac-
coordje konden gooien. Hy heeft eenvoudig een spel
met my gespeeld al dien tijd." En hardop zei hij: ..ik
herinner me niet, dat ik u iets aangeraden heb. Ik ben
geen handelaar, meneer Oxford."
Hij sprak op zulk een vyandigen toon, dat meneer
Oxford er door uit 't veld geslagen moest zijn, maar
dat was hy niet. Meneer Oxford zwierde weg in
v/yden boog. evenals een schaatsenrijder, die een nieuwe
figuur ryden gaat en begon uitvoerig uit te wijden over
de schoonheden van de Valterra schilderij. Hij besprak
haar tot in zulke kleine onderdeelen. en prees haar zoo
te recht, alsof het stuk voor hen gestaan had. Priam
was verbaasd over zooveel nauwkeurigheid.
„Zoo'n schavuit! Hy weet wel 't een en ander!" over
peinsde Priam grimmig.
„U vindt toch niet, dat ik overdryf, wel, cher maitre?"
eindigde Oxford, met een glimlach.
„Een beetje wel," zei Priam.
Als Priam maar had kunnen wegloopen. Maar hy
kon niet! Meneer Oxford had hem veilig in den hoek
gezet. Geen kans op ontsnappen? En hij was over
de vyftig, en gezet
„O. dat verwachte ik wel, dat u dat zeggen zoudt
Wilt u mij niet zeggen, wanneer u 't geschilderd hebt?'
vroeg meneer Oxford vriendelijk, hoewel hij zijn handen
zóó stijf in elkaar geknepen had, dat het bloed uit de
knokkels was weggedrukt Dit was de crisis, die meneer
Oxford's glimlach verborgen, dat hy wist, wie Priam
was!
HOOFDSTUK X.
Het geheim.
„Wat bedoelt u?" vroeg Priam Farll. Maar zyn vraag
klonk flauwtjes, zonder overtuiging, en hij had even
goed kunnen zeggen: „Ik weet. wat u bedoelt en ik zou
wel een millioen pond willen geven, als ik in den grond
zinken kon." Enkele minuten te voren had hy er maar
vijfhonderd pond voor over gehad, om te kunnen weg
loopen. Het heelal scheen ineen te storten en Priam
Farll te bedekken.
Meneer Oxford glimlachte nog altyd; maar 't was
een glimlach van iemand, die zijn adem inhoudt by
een weddenschap. Men voelde, dat hij 't niet lang meer
zou volhouden.
„U Is Priam Farll niet waar?" zei meneer Oxford
heel zacht
„Waarom denkt u. dat ik Priam Farll ben?"
„Ik denk, dat u Priam Farll bent omdat u die schil
derij gemaakt hèb. die ik van morgen van u gekocht
heb, en ik er zeker van ben, dat niemand dan Priam
Op den nationalen feestdag
Was er vreugde te Parijs,
En men vierde de bevrijding
Wel op allerhande wijs.
Mirietons en serpentines,
Dansen in de open lucht,
Vrijheid, blijheid allerwegen,
Onder bruisend feestgeruoht!
In café's en op terrassen
Eerde men do broederschap
Met een puik belegen wijntje,
Met een liedje en een grap.
Militairen en parades.
Prezen luid de deugden aan.
Die er met de jaren groeiden
In het Fransche volksbestaan.
Op den nationalen treurdag,
Was er nood in 't grauw Berlyn,
Toen de groote banken sloten,
Er geen hoop meer scheen te zijn,
Toen de kleine man wanhopig
Voor de dichte deuren stond.
En z'n spaargeld niet kon krijgen
Door den wank'len ondergrond.
Uren stonden ze te wachten
Met de angst op hun gezicht,
Zou er toch nog redding komen?...
De loketten bleven dicht!
En er schrijnde door de harten
Bange vrees voor grooten nood,
'n Nieuwe, heftige inflatie
Is voor velen thans de dood!
Wel. Parijs, viert maar Uw feesten,
Vrijheid is een schoone zaak,
Elke natie op zichzelven
Heeft dan ook zijn eigen taak!
En het leed van and're volken
Bracht Uw vreugde niet van 't spor,
Daar komt. als 't nog niet te laat is,
Wel een conferentie voor!!
L KROI
(Nadruk verboden).
IXo'uj vWi ckoel^otuj,
op geregelde tijden, en
neem zoo noodig '«avonds
een Foster's Maagpil. De
ontlasting geschiedt dan
volkomen normaal en
zonder krampen.
0.65 per flacon.
zwaarden en dolken, pistolen met paarlmoer en zilver
ingelegd en boven het wapenrek een famiiietrophee: de
helm met een deel van den maliënkolder van een kruis
ridder. In den hoek van den salon stond een groot,
groen vaandel (groen is de kleur van Mohamcd) met
erop geborduurd een hand en enkele Arabische woor
den, die beteekenen: „boven de hand der ongeloovigen
is de hand van Allah". Dit is het vaandel, waaronder
de grootvader van mijn gastheer eens de Franschen
zoo moedig bestreed.
Abd-el-Kader sloot, ongeveer tachtig jaar geleden,
vrede met de Franschen en vestigde zich te Damascus,
dat toen tot Turkije behoorde. Toen echter in* 1860 we
der bloedige vervolgingen van de Christenen in Turkije
begonnen, was hy, de overtuigde Mohamedaan en moe
dige strijder, het, die vele Christenen verborg en zoo
hun leven redde. Zijn kleinzoon, mijn gastheer, is een
hoogst beschaafd, wellevend man, die ook in een Euro-
peeschen salon een goed figuur weet te maken. Gedu
rende den wereldoorlog werd zyn broeder, dus even
eens een kleinzoon van Frankrijk's vroegeren doods
vijand, Abd-el-Kader, als verdacht van Franschgezind-
held, door de Turken gefusilleerd.
Vol tegenstellingen en verrassingen is de Oriënt. Het
is of men hier een boek leest, waarvan alke bladzijde
weder andere onverwachte schoonheden biedt. Morgen
hoop ik een nieuwe bladzijde op te slaan: dan trek ik
per automobiel de woestijn in om een rondzwervenden
stam der bedoeïnen op te zoeken.
J. K. BREDERODE.
Farll die kan geschilderd hebben."
„Dan hebt u den heclen morgen een spel met mij
gespeeld!"
„O, vat 't toch niet zóó op. cher maitre," fluisterde
meneer Oxford smeekend. ..Ik wilde alleen maar ze
kerheid hebben. Ik weet, dat Priam Farll veronder
steld wordt, in Westminstcr Abbey begraven te zijn.
Maar voor mij is die schilderij van de Hoogstraat te
Putncy. die blijkbaar pas geschilderd is. een absoluut
bewijs, dat hij nog leeft. Het is vreemd, dat er eenc
vergissing zou plaats gehad hebben bij de begrafenis,
een hoogst wonderlijk geval, dat allerlei gevolgen n*
zich sleept! Maar dat gaat mij niet aan. Er moeten na
tuurlijk redenen zijn voor 't geen er gebeurd is. Die
zijn mij onverschillig ten minste als vakman. Ik re
deneer alleen, als ik een bepaalde schilderij zie waar
van de verf nog vochtig is: „Die schiderij is voor een
bepaalden schilder gemaakt. Ik ben een vakkundige en
mijn naam is er mee gemoeid." Het dien tot niets mij
te zeggen, dat de bedoelde schilder eenige jaren gele
den gestorven is en op staatskosten in Westminster
Abbey begraven is. Ik zeg. dat zulks niet mogelijk is.
Ik ben een kenner. En als de feiten van zijn dood en
begrafenis niet overeenstemmen met 'n geen ik als ken
ner zie, zeg Ik, dat die feiten geen feiten zijn. Ik be
weer, dat er een vergissing heeft plaats gehad met de
de lijken. Welnu, cher maitre, wat zegt u van mijn
stelling?"
t ..Ik weet 't niet." zei Priam en hij loog weer.
..U is Priam Farll, niet waar?" drong meneer Oxford
aan
„Nu. als u 't dan weten wilt", zei Priam woedend.
die ben ik. Nu weet u *t!"
Meneer Oxford glimlachte niet meer. Hij had onge
looflijk lang zijn glimlach volgehouden. Nu was 't lang
genoeg geweest, hij zuchtte zacht van innige voldoening.
Hij had over angBtig dun ijs geloopen en had den oever
bereikt onder vreeselijk gekraak en nu begon hij te be
seffen welk een groot gevaAr hij getrotseerd had. Hij
was volkomen zeker geweest van zijn vakkennis. Maar
wanneer iemand met grooten nadruk zegt „volkomen
zeker", bedoelt hij altijd ..niet heel zeker". Zoo was het
ook met meneer Oxford. En werkelijk, om uit 't bestaan
van een schilderij aI te leiden, dat er met succes een
ontzaglijk bedrog gepleegd was tegenover het geweldig
ste der volkeren, beteekent meer dan onbezonnenheid
van de zijde van den aileider.
Wordt vervolgd.