VOOR
onze jeuGD
ONS HOEKJE.
HET CONCERT.
Ma rietje. Lies Je, Cor en Fred.
Wat zeg je wel van dit kwartet
Ze zingen: „do-re-mi-fa-sol"
Het mooiste zingt de krullebol,
Als moeder strakjes binnen komt,
Dan kijkt en luistert ze verstomd,
Naar 't viertal, dat er zingt in koor.
En zegt ze: „dat klinkt prachtig hoor!'
DE B.L.
DE KIKKERS IN CHINA
Jullie denkt misschien, dat er alleen
in ons land kikkers zijn, maar dan hebt
Jullie het mis 1 In andere landen leven
ze ook; zoo zijn er b.v. In China in de
groote rivier de Yang-Tsee, een heele hoop
kikkertjes.
China is, zooals jullie weet het land
van de langstaarten. Alle mannen hebben
hun haar laten groeien en samengevloch
ten in een vlecht. En hoe langer die vlecht
is, hoe deftiger de man, die hem draagt.
In de buurt van dc rivier woont een
Mandarijn. Dit is geen klein sinaasappeltje
maar een heele rijke, deftige meneer. Die
Mandarijn vond het erg leuk om klapper-
tjes af te schieten. Ja. daar was hij beslist
verzot opDikwijls hield hij groote fees
ten en op het hoogte-punt van den avond
ging dc Mandarijn met zijn familie en zijn
gasten in den tuin bij de rivier om een
heele hoop klappertjes af te schieten.
Iedereen had geweldig veel pret in de
klappertjes en de Mandarijn niet het
minst
En weet Jullie wie óók altijd kwamen
kijken De kikkers Ze gingen op den
dijk van de Yang-Tsee zitten en keken
naar de klappertjes-mandarijn
In de Yang-Tsee woonde o.a. een groote
kikker-familie Dikke, de vader, Tok-tok
de moeder. Jap-Jap de oudste dochter,
Kwak-kwak de oudste zoon en dan nog
een heele hoop klein-goed allemaal kik
kermeisjes en -jongetjes. De allerjopgste
was Klk-kok; hij had nog maar eenlgc
weken tevoren zijn klkker-visschen-pakje
afgelegd. Zijn broertjes en zusjes plaag
den h»'m dikwijls met zijn Jeugd en ze
scholden hem voor „kikkervlschje". Dan
werd Kikkok erg. kwaad
Op een avond hield de Mandarijn weer
een feest, omdat zijn zoon 20 Jaar gewor
den was. Het zou een groot feest worden
met véél klappertjes. en dus gingen vele
kikkertjes naar den dijk om te kijken. Ook
onze familie was van de partij .Maar al
hoewel de klappertjes heel erg leuk waren,
zei pa toch na een half uurtje
We moeten naar huls, want anders
komt de uil om ons op te vreten
Maar de kinderen zanikten Hè, mogen
wc nog een paar minuutjes kijken, 't Is nu
Juist zoo lollig.
Maar nog geen vijf minuten later moes
ten ze alle snel vluchten voor de komst
van een uilKikkok kon zich echter niet
vlug genoeg uit de voeten maken en hij
werd door de uil gepakt.
Zoo. knulletje, zei de uil, ik ga Je lek
ker opeten
Hè nee. meneer, doet u dat nou niet.
Ik ben heelemaal niet lekker. En ik ben
nog zoo klein, een kikkervlschje.
Jij lijkt me wel 'n pienter knaapje
zei de uil vóór ik Je opeet wil ik eerst
een beetje met Je kletsen En als Je
goede antwoorden geeftdan laat ik Je
heel misschien gaan
Ja meneer, zei Kikkok die trilde van
de benauwdheid maar moet niet zoo
moeilijk vragen ik ben pas in het eerste
boekje....
Nee. zei de uil 't is geen boekjes
wijsheid die ik wil weten. Je moet me
alleen vertellen, waar ik ratten kan van
gen.
Déér meneer, daar achter de dijk,
onderaan. Maar 's nachts maffen ze. U
moet overdag komen
Nee, zei de uil, overdag kan ik niet
zien. Ik heb slechte oogen, zie je
Waarom neemt meneer dan geen bril,
net zooals de mandarijn heeft
De uil zei dat hij daaraan wei eens had
gedacht, maar hij wist niet hoe hij eraan
moest komen
Wacht maar zei Kikkok Ik zal
wel maken dat U die bril krijgt.
En meteen sprong hij het water in.
Niemand wilde gelooven dat Kikkok met
de uil aan 't praten was geweest, en toen
hij het volhield, kreeg hij klappen van pa
omdat hij zoo zei deze, zat te jokken
Den volgenden ochtend kwam de man
darijn aangewandeld. Hij bleef bij de
rivier staan en keek glimlachend naar
het water.
Aardig plasje toch zei hij Ik
voel me telkens weer plezierig als ik naar
de Yang-Tsee kijk. Enoh maar wat
is....
Want er was plotseling iets raars ge
beurd. De bril van den mandarijn gleed
van zijn neus en plons, viel in het wa^er
De mandarijn begon te schreeuwen dat
hij niets kon zien en zijn bedienden
brachten hem naar huis. Maar de bril
vond men niet
....Wat geen wonder was, want Kikkok
had de bril genomen en bracht deze
's r.achts op de dijk.
Daar kwam de uil.
Wat, ben je daar alweer Nou ga
je er aan hoor. Ik heb honger voor tien
Nee nee, meneer, riep Kikkok, ik
heb de bril
En hij zette de bril op de snavel van de
Uil.,
Allemachies riep deze, maar dat is
prachtig. Nou zie ik alles reuze-duidelijk.
Ik durf met dat ding ook best overdag op
pad te gaan. Om ratten te vangen b.v. Ik
dank jou wel hoor Krummeltje
Niks te danken, zei Kikkok, maar U
moet me iets beloven
En dat is
Dat U geen kikkers meer vangt en
dat U ook vraagt aan de andere uilen of
ze het laten willen.
Vangt U maar ratten, die zijn veel groo-
ter
Ik beloof het Je, zei de uil, om je
de waarheid te zeggen, ik vond dif kik
kers heelemaal niet lekker. Ze smaken
zoo zanderig.
Ozoo zei Kikkok.
Als vrienden" namen ze afscheid.
In het eerst wilde niemand gelooven
wat Kikkok zei. Maar later merkten de
kikkers wel dat de uilen niet meer vijan
dig waren.
En ze kozen Kikkok tot Koning van de
Yang-Tsee-rivler. Hij kreeg een kroon en
een groene mantel.
Dat stond hem erg mooi
(Nadruk verboden).
VAN KLEITAFEL TOT POSTPAPIER
HOE MEN IN DE OUDHEID BRIEVEN
SCHREEF.
De oude Egyptenaren bedienden zich,
zooals jullie wel reeds zullen weten, van
de „Papyrus" om op te schrijven, d.wz.
van bladen, di? bestonden uit twee op een
gelijmde lagen, samengesteld uit reepen
plantenmerg van de papyrusplant, waar
bij deze reepen zóó opeengelijmd waren,
dat de onderste laag de bovenste laag
kruiste. Men beschreef dit „papier" dooi
middel van een blezenstengel, welke in
een soort Inkt werd gedoopt, die door den
schrijver steeds in zijn uitrusting mede
gevoerd werd, want slechts de „schrijvers",
dwz. de speciaal daarvoor opgeleide men-
schen, konden toen schrijven.
Anders stond het met het schrijfmate
riaal der oude Babyloniërs en onder hun
Invloed staande, overige volken van de
oude Oriënt. Zij „schreven" namelijk hun
„wigvormige" schriftteekens door middel
van een instrumentje, dat veel weg had
van een tegenwoordige spijker, op een
vochtige kleitafel, welke daarna gebakken
werd. Op deze wijze ontstonden documen
ten, die noch door vuur, noch door water
vernietigd konden worden en dus buiten
gewoon lang bewaard bleven. Gewichtige
documenten en brieven werden dikwijls
van een „couvert" voorzien en wel op de
volgende wijze men legde om de eigen
lijke kleitafel een laag zachte klei, waarin
men het adres en ecnige opmerkingen be
treffende den inhoud soms ook een af
schrift van het eigenlijke document af
drukte en bakte het geheel dan nog eens.
Langzamerhand won de papyrusrol ech
ter meer en meer veld en zonder deze is
de Grieksche literatuur haast ondenkbaar
geworden.
De papyrusrol kon slechts uit Egypte
worden ingevoerd, daar er alleen in dit
land voldoende materiaal was voor de
vervaardiging van deze soort papier. Het
werd daar ten slotte een ware industrie
en men voerde de papyrus in rollen of
balen naar de belanghebbende landen uit.
Omvangrijke schrifturen werden steeds op
groote papyrusrollen geschreven, d.w.z. op
papyrusbladen, die door aaneenlijmen tot
et lange strook waren vereenlgd.
De papyrus is ruim tien eeuwen lang de
voornaamste drager der Grieksch-Romein-
sche literatuur geweest en zou het waar
schijnlijk zelfs nog tot ver over de oud
heid zijn gebleven als het sterkere op
bloeien van het literaire leven en de zffch
steeds verder uitbreidende cultuur het
verbruik niet zoo groot had gemaakt, dat
men naar andere middelen ging omzien.
Voordat zich echter het gebrek aan ma
teriaal te zeer liet voelen, had men reeds
het verlangde gevonden in „perkament".
Dit is. een leersoort, die op een bepaalde
wijze oorspronkelijk alleen bekend aan
de bewoners van Pergamon was bewerkt,
waardoor het een gladde, lichte schrift
oppervlakte bood, die zeer goed houdbaar
was. De terzelfdertijd doorgevoerde alge-
meene invoering van het perkament als
schrijfmateriaal had tenslotte ook de uit
vinding van een geschikten boekvorm
tengevolge, namelijk van de „odex", d.w z.
een uit verschillende perkamentbladen sa-
mengestelden boekvorm, zooals heden ten
dage nog steeds in gebruik is. Het had
tegenover de rol het groote voordeel, dat
men er in kon „bladeren" .hetgeen het na
slaan van een bepaalde passage buitenge
woon vereenvoudigde.
Als voorbeeld diende daarbij waarschijn
lijk de rchrljftafel der Ouden, die reeds
langen tijd een soort notitieboek hadden
samengesteld, dat uit houten- of waspla
ten bestond en waarin men met een meta
len stift, de „stilus", de letters in zekeren
zin graveerde. Zulke was-tafels waren
buitengewoon gemakkelijk, daar het daar
op aangebrachte schrift door een glad
strijken van een waslaag met een daarvoor
bestemd vouwbeen, dat aan het andere
einde van de „stilus" was aangebracht,
werd uitgewischt, zoodat men de plaat
weer kon gebruiken. Gewoonlijk waren
meerdere van zulke platen door elkaar
verbonden, dat het geheel kon worden
dichtgeklapt en op deze wijze een „boek"
vormde, waarvan de buitenzijde niet be
schreven werd, terwijl de naar binnen ge
keerde waschtafels tegelijkertijd beter be
schut waren.
De inkt van de Grieken en Romeinen
bestond uit roet of fijngestampte houts
kool vermengd met eenige deelen gummi.
Zelfs de roode inkt was bekend, hiervan
bediende men zich dikwijls om de eerste
letters van een nieuw hoofdstuk beter te
laten uitkomen, terwijl men ook het calli-
grafische schrift ermede versierde. Als
„pen" diende een stuk riet, dat, evenals
onze stalen pennen, van voren spits was
toegesneden en dat van tijd tot tijd met
puimsteen werd bijgeslepen. In de Oriënt
is deze riet-pen hier en daar nog in ge
bruik, terwijl zij in het Avondland vanaf
de 6e eeuw werd verdrongen door de
„ganze-pen". Eerst in de 19e eeuw vond
men de stalen pen uit.
Het krijt en het roode potlood waren
^ok reeds in de oudheid bekend. De lei.de
griffel en het grafiet-potlood kwamen
echter eerst veel later in gebruik. De was
tafel der Oudheid is tegenwoordig de lel
onzer schoolkinderen geworden en de
samenklapbare schrijf platen leven nog
voort in onze „diploma's", want zoo heet
ten vroeger de wastafels. Het perkament
werd tenslotte door het steeds meer en
meer in gebruik komende lompen-papier
verdrongen, hoewel het zoo nu en dan,
wanneer het aankomt op documenten van
tijdswaarde, nog wel wordt gebruikt. De
Papyrus leeft tenslotte nog steeds voort in
ons woord „papier".
Oeloepoeloe wil jam eten.
Oeloepoeloe was een klein negerknulletje
Een jaar of negen was hij. Hij was zoo
zwart als wagensmeer, had een krullebol
van fijn kroeshaar en leefde in de vrije
wildernis met zijn vader en moeder.
Jongetjes, die In de wildernis leven, ach
ja, die weten misschien niet eens hoeveel
één maal één is, maar op andere gebieden
zijn ze het jongetje uit de beschaafde we
reld toch weer de baas. Zoo kon b.v. Oeloe
poeloe heel goed jagen. Hij bracht wild
thuis, al was hij nog maar negen Jaar. Ook
ging hij dikwijls heelemaal alleen visschen
met een boot op de rivier. Ja, die Oeloe
poeloe was een handig knulletjemaar
helaas ook een ondeugend knulletje. Want
dat was nu een van de weinige dingen, die
hij met jongetjes uit de groote steden ge
meen had; hij was erg ondeugend en dik
wijls ook erg brutaal.
Ja, dat was minder mooi van hem. Maar
laat ik jullie nu eens vertellen hoe de Moe
van Ooeloepoeloe hem het vervelende en
brutale dwingen afleerde.
Oeloepoeloe lustte erg graag jam. Maar
hij kreeg het niet zoo dikwijls op zijn bo
terham, want Jam was niet goedkoop.
Op een goeden dag was Oeloepoeloe aan
Kind, wat ben je toch weeri
Kijk, wat heb je toch gedaan]
Heb je op den grond gezets
Met je nieuwe jurkje aan
En je hebt ook roode vlekn
Op je wangen, bij je mond.[
Zat je aan den mand met 1
Die er in de keuken stond?!
het visschen met een bootje op
Toen het bijna donker was
moeder aan den oever en riep,
moest komen om te eten.
Ik kom wel, zei Oeloepoeloe,
dan moet u me een belofte doenf&P a
En dat is?
Dat ik direct jam te eten k$n, u
ig kc
Toch
kere kersenjam uit het potje, da:
de groote stad heeft gekocht. En i
jam krijg, kom ik lekker niet tlat
V zoi
roclit
LD dl
hij er brutaal achter.
Moeder dacht even na.
Kom maar Oeloepoeloetje, u
Jij krijgt jam hoor.
Vroolijk roeide Oeloepoeloe nu
kant. O zoo, dacht hij, ik krijgJkosp
ik wil! ftntre
.Toen hij thuis kwam was
vriendelijk. Ze haalde een gr<
uit de kast en gaf die aan Oei
Eet maar mijn zoon zei ze.
Oeloepoeloe nam een paar hapj
toen:
Moeder geef me nou erls eei
terhammetjes.
Boterhammetjes? zei moeder w>
Maar Je hebt gevraagd om jaaalkei
boterhammetjes. elaa?
Maarrezei Oeloepoeloe. Jjmi
Maar zijn moeder viel hem inF®^
Neen mijn zoon, we hebben*®?
ken, dat je jam zou eten. Wekf
gang.
En Oeloepoeloe kreeg alleen jai
erbij. Hij vond het natuurlijk
maar met jam alleen kah je je 1
stillen. En jongetjes uit de Afil
wildernis hebben juist altijd zoo1!
Oeloepoeloe ging dien avond i
bed. Hij had erg veel van de jaif|
maar niettemin had hij hongm|
paard. I
Hij begreep, dat moeder hemT
had willen geven. En dat lesjel
dankbaar aanvaard. Later heeft 1
meer gezanikt om Jam. Want metl
je nu eenmaal je maal niet doen, J
je een neger-Jochie bent.
TOMMIE, DE MUIZENPOES
IS JARIG.
Er was feest bij de familie
Poes. Tommie, de kleine poes,
was jarig. Moeder Poes had een
mooi schip voor Tommie g
kocht. Zij wilde het hem op den
dag van zijn jaardag laten zoe
ken. Ze zei tegen de twee broer
tjes van Tommie: Dit is het
cadeautje voor Tommie en dat
ga ik in het schuurtje verbergen.
Maar niets vertellen hoorl
Ik heb aan den meneer van het radio-kinderuurtje gevraagd om Tommie te feliciteeren en hem te v^c^
tellen, waar het schip is geborgen. Lrij,
Toen besloten de twee poezebroertjes Tommie een poets te bakken. Straks bij het radio-kinderuurtjtèn<ls
zouden zij naar het schuurtje gaan en met een wit beddelaken zich verkleeden als een spook.
Al gauw kwam het kinderuurtje. Wat was die Tommie blij, toen hij zijn naam door den luidsprek
hoorde. Maar hij was nog veel2 e
blijer toen hij hoorde, dat zijn
verjaardagcadeautje in het
schuurtje lag. Op een draf holde
hij er heen. Maar o, wee, wat
schrikl Daar stond een groot
wit monster dreigende gebaren
te maken. Tommie sprong van
angst wel een halve meter in
de lucht. Maar voordat Tommie
nog wilde wegloopen hadden
zijn broertjes het laken al afge
worpen en wenschten hem har
telijk geluk met zijn verjaardag.