^voniupexv.
,!Hi\teIoocy
0, DIE TANTE
BELLADONNA
ZATETWAGAVONDSCHF.TS
WARE WOORDEN.
WETENSWAARDIGHEDEN.
HUMOR.
KINDERVERHAAL
*n hot later werd, werd de wind sterker. Hy
de laaiende vlammen recht naar den oever.
Bobby en Tinteloog angstig naast 'elkander
Het was geen groote brand. Het vuur kroop
1 droge struikgewas van het bosch bij het
[-meer, naar de geploegde velden van de
oeve en van den ouden houthakkersweg naar
■vier. V aren de booinen niet van zulk hard
1 geweest, dan had er een vuur ontstaan, dat
lm boschgrond had kunnen verslinden. Zooals
pu was. kwam iedereen van de boerderij met
t gonjezakken, om ieder vlammetje, dat kwam
pen over den weg van het meer naar de ri-
i mt te dooven. Zoo bleef het vuur tusschen
peiden grenzen.
^ij.
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 22 Aug. 1931. No. 8921.
naar het Engelsch, bewerkt door SIROLF.
ruk verboden alle rechten voorbehouden.)
L AT is eens, maar nooit weer! En nu kunnen
1 er verre verwanten geboren worden, trouwen,
r" stenen, begraven worden of wat ook, maar
JLgereenvoudig om aan een dergelijke Seremonie
- ft* nemen in gezelschap van mijn tante Bella-
WL
■jfin un'.e is niet heelemaal normaal. Zij is een
jpenseh, een vademecum, een „dokter in
Huts£ttin", U weet wel, zoo'n boekje met allerlei
i voor zweertjes, snijwonden, krampen,
rVaarin je dadelijk gaat kijken, als baby zijn
inslikt of als iemand inkt op het tafellaken
Mijn tante heeft al die nuttige wenken in
f hoofd zitten. Ze weet overal raad op.
ietten elkaar, zooals afgesproken, aan het
JSvallig was mijn tante eens op tijd en ik
[war minuten te laat. 't Kan ook een half uur ge-
tija. Ik wendde voor, dat ik een beetje last van
liever had gehad. Tante glom van genoegen en
®U<» tot een trotpje reizigers dicht genoeg bij
i te hooren wat zij zei: „Mijn beste Jodo-
F«i mijn tante, „nu heb ik je al zoo dikwijls
|r wat je voor je lever moet nemen. Neem 4
Jelarie wortelen, maal die fijn, pers er het
vermeng dit met 2 pond caramanilla, zeef dit
Ita oud schort of een oud hemd, en doe het
1 ia flesschen. Drink daar eiken dag 2 glazen en
Blkrdopje vol van!"
Jn dikke juffrouw van het gezelschap, dat in onze
Phcid stond, was merkbaar geinteresseerd. „Neem
|j niet kwalijk, juffrouw", zei ze. „Maar ik zie, dat
b dame bint, die verstand van ziektes heit!"
a iante glimlachte welwillend. „Ja, weet u, ik
iw hier en daar wel eens wat opgepikt. Weet u
Tial ijiêrroest dadelijk uit uw schort kunt ma
il N*a! Kou, u neemt een snuifje oleum-acidium,
i er een beetje melk en en kruimltje zout bij. Ik
Wt nog heel goed, dat mijn moeder
De conducteur maakte met zijn fluitje een eind aan
b Be conversatie. Maar de dikke juffrouw was niet van
het interessante gezelschap los te slaan en drong er
bij haar reisgenooten op aan, de reis verder met ons
voort te zetten. De echtgenoot van de dikke juffrouw
met een hoofd als een biljartbal, een aschbleek jong-
mensch met een angstig mager meisje, kwamen ook
in onze coupé zitten. Op het laatste oogenblik kwam
er nog een dikke juffrouw met een klein kind binnen.
Ik zag, dat mijn tante haar geneeskunstlusten ging
botvieren*. Zij blonk van genoegen. Het kind huilde
oorverscheurend. „Neem u mij niet kwalijk", zei nu
mijn tante op haar beurt, „maar dat keelbandje van
dat kind zit te stijf, of er zit een speld in d'r luier
of anders zijn het wurmpies. Ik weet er alles van!"
„Het leven is een en al ellende, zeit uwes dat wel",
zei de moeder. Mijn tante haalde uit haar tasch een
flesch melk te voorschijn, toen een lepel en daarna
een bruin medicijnfleschje. „Nou, mag ik effies? Ziet
u ik heb altijd wat bij me voor als er wat gebeurd!
Hier lieffie, hap maar eens! Een lekker happie van
mijn en weg is de pijn!", rijmde mijn tante. Het kind
slikte en begon nog harder te brullen. Maar de moe
der werd gerustgesteld met de mededeeling, dat alles
nu dadelijk in orde zou zijn.
Tante Belladonna ontdekte nu plotseling, dat het
bleeke jongmensch zomeisproeten had. .,U moet eiken
zomersproet met een kameelharen borsteltje, dat u
in een beetje lijm en carboleum-aqudami doopt, wrij
ven. Eiken avond. Daarna uitwrijven met een leeren
pantoffel, 10 minuten lang. In minder dan geen tijd,
bent u uw sproetjes kwijt!", grappigde mijn tante.
Zij had al af en toe schuins naar het kale hoofd van
den anderen meneer gekeken. Ze durfde er echter
niet regelrecht op af gaan en gebruikte dus een di-
plomatieken omweg. „Ja", zei ze, terwijl ze langzaam
met haar zakdoek een denkbeoldrige traan afwischte,
„mijn vader zaliger, die arme man, werkte op de
vuurwerkfabriek in Leiden. Op een goeden dag, 't was
de dag vóór koninginnedag, ontplofte er een vuur
pijl, die mijn vader zijn haar heelemaal afbrandde.
Ik wist er gelukkig een middeltje voor, en als hij
daarop niet zoo gauw gestorven was, zou hij nu een
pracht hoofd met haar hebben gehad," Tante zucht
te. „U moet een paar uur boven de theeketel gaan zit
ten en uw hoofd uitstoomen, goed uitstoomen, ziet
u, anders helpt het niets. Dan moet u het goed in
smeren met pepormuntolie, alcohol en een tikje ter
pentijn. Dat wekt de dood en stervende haarwortels
op en doet uw hoofd gloeien!"
De kale man deed net of het niet tegen hem was
en keek naar buiten. Tante Belladonna was al weer
met iets anders bezig. Gedurende deze gedenkwaar
dige reis ontdekte ik precies, waarom mannen met
zandkleurig haar soms te veel drinken, ik vernam
alle bijzonderheden over het huwelijk, dood, begrafe
nis en geboorte, waarom Landru een baard droeg, als
mede de geneesmiddelen voor een kleine veertig ziek
ten.
Het laatste woord, dat ik van tante Belladonna
hoorde was: „Twee liter kandijstroop met een eier
dopje vol gekookte kruidnagelen
Maar de volgende keer reist tante Belladonna al
leen!
Een verlegen hond blaft harder dan hij bijt,
o
Leg uw wantrouwen bloot; spreek het openlijk uit,
wat gij vermoedt en laat het geen wortel schieten in
uw hart.
o
Wilt gij, dat een ander zwijgt? Zwijg dan.
o
Slechte voorbeelden bederven goede zeden.
o
Elke zonde valt te meer in het oog en heeft kwa
der gevolgen, naarmate de zon daar hooger staat.
o
Dit is een van de grootste lichtzijden van het ver
gankelijke leven, dat de mensch daarin zaden kan
uitstrooien, welker kracht en beteekenis nooit teloor
gaan.
Is het U bekend:
d a t er tot ongeveer 17i
kwamen?
in Ierland wolven voor-
dat de aardwormen, die geen oogen hebben, het
licht door hun huid kunnen aanvoelen?
dat er in den grooten oorlog van de te Lowestoft
thiiishoorende visschersvaartuigen 400 gezonken zijn?
d a t er meer dan 1000 soorten van tarwe bekend
zijn en dat dit aantal nog steeds toeneemt?
dat een deel van de Londensche brandweer voor
het laatst in 1921 met paarden bespannen uitrukte?
dat deze brandweerbrigede in 1833 werd opgericht?,
dat de regeeringspublicaties der verschillende lan
den „witboek, roodboek", enz. genoemd worden, naar
de kleur van den omslag?
dat het Roode Kruis in 1918 meer dan 3000 afdee-
lingen had, met een personeel van meer dan 90000,
waarvan 66000 vrouwen?
dat de jaarlijksche wereldproductie van ruwe wol
geraamd wordt op 3.000.000.000.000 Engelsche ponden?,
d a t de eerste vlucht met een door een machine
voortbewogen vliegtuig in 1903 plaats vond?
Huurder: „Het lekt nu al veertien dag door het dak
vanweg den regen. Hoe lang moet dat nu nog duren?"
Huisbaas: „Weet ik dat? Ik ben geen weerprofeet!
Beklaagde: „Wat, bij de behandeling voor de recht
bank wilt U mij als geestelijk minderwaardig betitelen?
Verdediger: „Maar mijn waarde heer, dat U geestelijk
niet heelemaal normaal bent, dat moet U toch wel Uw
gezonde menschveratand zeggen?"
Wat? U berekent mij f 150 voor centrale verwar
ming op de hotelrekeing? En er is heelemaal geen cen
trale verwarming!
Nu ja, dat is zoo maar wij zijn op het oogen
blik bezig er voor te sparen!
Opa, bent U vroeger ook net zoo klein geweest
ala ik?
Natuurlijk, mijn jongen!
O jé, wat moet U er dan gek uitgezien hebben
met die lange baard en die bril!
Man, daar is een bedelaar buiten!
Nou, geef hem dan wat!
Het is jammer, de keukenmeid heeft zóó lekker
gekookt, dat het zonde en jammer is van het goede
eten, om het weg te geven!
Nou, zeg den kerel, dat hij maar terug komt, als
jij zelf gekookt hebt!
Vader: „Blijf met je vingers uit de suikerpot, Pietje*
Weet je wel, dat dat diefstal is?"
Pietje: „Nou, als ik dan een dief ben, dan bent u het
ook."
„Wat heb ik dan gestolen?"
„Moeder's liefde!"
„Wel, al heb ik dat gedaan, dan heb ik In ieder geval
al 20 jaar dwangarbeid daarvoor achter den rug!"
HET AANGEZICHT VAN EEN GEMEEN
SCHAPPELIJK GEVAAR.
\°°r de boschbewoners, wier verblijf-
IT !n ',et brandende gebied lagen, scheen
ior/r y.Grscbrikkelijkste, dat hun ooit over-
fcipr r r ^en* op ^en oever van de
LnPn Jen j e wachten wat er gebeuren ging,
nuk ak H °rCn(*e v,ammen a' even verschrik-
**<:nmen nvier' zzouden moeten over-
I Ljnx hoestte en knipoogde in den scher-
pen rook terwijl hij zich als een echte kat vast
klemde aan den tak van een pijnboom. Hij ge
voelde wel, dat daar te blijven nauwelijks erger
kon zijn dan in het water te springen. Tinteloog,
die als een zwarte stomp daar beneden zat, staarde
vol verwondering naar een troep hazen, familie
van Mammie Katoenstaart, die als dollen voor de
vlammen uitrenden. Zij snakten naar adem, hun
ronde oogen puilden uit van angst en hun hartjes
klopten als hamers in hun donzige borstjes. Eèn
bruin haasje raakte zoo van streek, dat het om
keerde en recht terugrende in het naderende vuur
Een ander zocht zelfs een schuilplaats tusschen
Tinteloog's zwarte pooten. Maar het beertje was
veel te geboeid door het loeien van de vlammen
om daar notitie van te nemen. Bijna vlak achter
de hazen rende Roodvos en zijn familie, door een
plotselinge windvlaag verjaagd uit hun veilige
schuilplaats. Ook zij gunden de hazen in 't voorbij
gaan nauwelijks een blik, maar gingen tegenover
hen zitten aan den oever van de rivier om al
hoestend en oogknippend af te wachten wat er
zou gebeuren.
Vervolgens kwamen Moeder Eekhoorn en an
dere van haar soort. Zij sprongen van tak tot tak
boven den rookenden grond, tot zij vlak boven
den oever van de rivier zaten.
Daar kwamen ook Betsie Blauwkeel en moeder
Korhoen, die haar kroost, dat nog maar nauwe
lijks vliegen kon, zoo goed mogelijk voor haar uit
joeg. Jan Kraai en zijn zwarte broers, opgejaagd
uit hun nest in den top van den pijnboom, waren
hoog boven den rook gevlogen naar een plek, van
waar zij veilig alles konden gadeslaan.
Er waren nog andere schepsels, die een veilige
haven zochten aan den oever van de rivier.
Daar was Kronkeltje, de zwarte slang en Ti-
motheus Veldmuis en Snelpoot, de hinde, die te
ver van haar moeder was afgedoold. Het hertje
kroop bij de haasjes, zoo ver van Tinteloog en
Roodvosje vandaan, als maar mogelijk was, zon
der van den rivieroever af te vallen. De familie
Eekhoorn bleef buiten het gezicht van Bobby
Lynx en baas Vos, terwijl Timotheus Veldmuis en
zijn grootsten vijand, de zwarte slang, een schuil
plaats probeerden te vinden in hetzelfde hol, vlak
vóór den neus van baas Vos. Maar geen Aan de
drie kon aan iets anders denken dan aan het ge
meenschappelijke gevaar.
L.
ZOO LANG ER LEVEN IS, IS ER HOOP.
Zeker, zoolang er leven is is er hoop'. Maar het
zag er toch wel heel erg slecht uit voor Bobby
Lynx en Tinteloog en baas Vos en zijn familie,
nu de vlammen steeds dichterbij kwamen door de
omringende boomen. De hitte verschroeide bijna
hun oogen, de rook deed hen naar adem snakken
eiken keer, als de wind naar hun kant keerde; en
de kolossale vonken, die nu begonnen te vallen op
hun vacht deden hun erg pijn en dit deed hun
angst nog toenemen. Toch was er geen uitweg be
halve de rivier en die was hier erg breed en diep.
Maar als de grootere dieren door den schrik
bevangen waren, dan kun je je voorstellen, hoe
Moeder Eekhoorn's familie en de bruine haasjes
en Snelvoet, het hertje, en Kronkeltje, de zwarte
slang en Timotheus Veldmuis zich voelden. Want
liepen zij, als ze al ontsnapten aan de roode vlam
men en den scherpen rook. niet in elk geval groo
te kans tot maaltijd te zullen dienen van hun vij
anden, in wier onmiddellijke nabijheid zij nu ge
hurkt zaten?
Toen een loeiende vlam sissend naast baas Voa
uitschoot, nam deze ineens een besluit en plompte
in den stroom, terwijl hij zijn familie toegilde hem
te volgen. Dat dit tenslotte het eenige was. dat hij
doen kon,, had hij al een tijd lang ingezien, maar
hij had aldoor geaarzeld, omdat de kinderen nog
zoo onervaren waren in het water. Maar ten slotte
kunnen jonge dieren in de wildernis, als zij or
eenmaal toe genoodzaakt worden, bijna altijd
zwemmen. En dan waren moeder Vos en hijzelf
er toch ook nog om de kinderen te helpen, wan
neer ze te moe werden, om den heelen afstand af
te leggen.
Reintje Junior plonsde hem direct na, als een
goed kind van zijn vader. Hij roeide zoo krach
tig met zijn dikke pootjes, dat hij weinig moeite
had, zijn vader bij te houden. Op een gegeven
oogenblik echter gevoelde hij, dat hij onder zou
gaan, als hij niet even kon rusten en met één van
die plotselinge schitterende invallen, die de vos
sen kenmerken, als de schranderste dieren uit de
wildernis, pakte hij de punt van zijn vaders staart
tusschen zijn tanden en klemde er zich aan vast.
Die gespierde baas, van wien vosje zijn kracht en
slimheid had geërfd, doorploegde krachtig den
stroom en sleepte Reintje naar het ondiepe water
van den anderen oever.
Toen zij zag, dat Reintje goed was overgekomen,-
gaf moeder Vos op fermen toon aan haar jongste
spruit bevel, om haar na te springen en daarop
sleepte ze hem op dezelfde wijze naar den over
kant. Toen zwommen beide ouders terug, om de
achtergebleven kinderen te helpen.
Den één gaven zij op tijd een woord van bemoe
diging, den ander pakten zij bij het oor en den
derde hielpen zij, zooals zij het de eerste twee ge
daan hadden.
stelen om in veiligheid te komen, volgde Tinteloog
Toen hij de vissenfamilie zoo dapper zag wor-
onmiddellijk hun voorbeeld en begon hijgend en
proestend zijn strijd tegen den stroom. Bobby
Lynx half verblind door den rook. loerde naar
den kant. waar de geluiden onder zijn boom van
daan kwamen. Met den moed der wanhoop sprong
hij toen eveneens ver in het onbekende element.
Maar zoo slecht is dit soort groote katten in het
water thuis, dat hij kopje-onder ging. Bang, dat
het nu gauw met hem afgeloopen zou zijn. klemde
hij zich plotseling vast aan het achterlijf van het
Beertje en werd door dezen naar den oever
gesleept!
Zoo eindigde hun twist!
"Wordt vervolgd.