Speelbal van Wind en Golven Duitschland's grootste kolonisten. De zwarte „gedienstige". De levensloop van Karl Peters. FEUILLETON Ethel M. Dell. BU zUn 75en geboortedag. ZIJ-N WELVERDIEND .STANDBEELD SPOORLOOS VERDWENEN. Op 27 September 1856 werd Karl Petera geboren a's achtste kind In het gezin van een dominee te Neuhaus aan de Elbe. Voor de zooveelste maal bevestigt hij dus de theorie, dat genieën als regel niet voorkomen onder de oudste kinderen van een gezin. Karl Peters zou de grootste en feitelijk de eenlge Afrikaansche kolonist worden, dien Duitschland ooit heeft voortgebracht. Vóór hem hadden wel Duitache geleerden het donkere wereld deel bezocht op hun ontdekkingsreizen, doch een aan tal nieuwe schetskaarten is niet het doel van den ech ten wereldreiziger. In het diepst van zijn hart schuilt het primitieve kolonisatiegenie, de aangeboren drang om te heerschen. nieuwe landen en nieuwe onderdanen te onderwerpen. Zulke echte kolonisten zijn Duitschland over het algemeen onthouden; Karl Peters ls de eenige van zijn landgenooten, die met andere groote mannen als Lord Robert Clive, Cecil Rhodes en H.M. Stanley vergeleken kan worden. Peters en andere ontdekkers- In tegenstelling met hen heeft hij nog de verdienste, dat hij geheel op eigen Initiatief heeft gewerkt. Hij was niet opgegroeid onder de grootsche tradities van het En- gelsche wereldrijk zooals Cllve; hij was niet door zijn beroep iemand, die het buitengewone en avontuurlijk-» Instinctief zocht en vond. zooals de journalist Stanley, die gesteund werd door de macht en het geld van den Amerlkaanschen krantenkoning Gordon Bennett; hij had niet als Rhodes van kinds af gehoord, dat de eerste kan sen. om rijkdom en macht te veroveren. In de koloniën lagen. Alles wat do domineeszoon uit Neuhaus bereikt heeft, heeft hU aan zichzelf te danken. Niemand moedig de hem aan. niemand steunde hem. Het is niet algemeen bekend, hoeveel het levenswerk van Peters eigenlijk omvat. Men denkt by zijn naam gewoonlijk slechts aan het vroegere Duitsch-Oost Afrika, doch volgens de laatste verdragen, die hij op 30 April 1887 met Sultan Said Bargasjoean van Zanzlbar afsloot, zou Duitschland het gcheele gebied van de monding der Umba tot een Kaap Delgado hebben kunnen bezitten. Het ls ook niet Juist, dat Duitschland terwille van He!- goland alleen Zanzlbar heeft opgegeven; behalvo dat stond het de Afrlkaansch kust van de baal Kwahoe tot de .Tuba af, benevens de provincies Tana, Massai, Kenya en Uganda. het gebied van den Boven-NUl en de equa toriale provincie, terwijl bovendien Somaliland Itall- aansch werd. En al die gebieden zonder uitzondering zijn door Peters verworven tusschen Nov. 1884. toen hij zijn eerste verdrag sloot met het stamhoofd van Oese- goeha, en April 1887. In nog geen twee en een half jaar verschafte hij zyn vaderland een koloniaal gebied, dat Vijfmaal zoo groot was als Duitschland zelf. Zijn eerste „reis". Peters ondervond het eerst, dat er op de wereld nog meer was dan de pastorie van zijn vader, toon hij op 15- jarlgen leeftijd op het gymnasium met kostschool te Ihlfeld kwam. Hier ging hij om met jongens uit de voor naamste families, hier leerde hij geheel andere levensom etandlgheilen kennen, waarin het erop aan kwam, zich te laten gelden. En Peters liet zich niet alleen gelden, hö toonde zich ook toen reeds een heerscher. Het toe kent hem. dat hU een schoolvcreeniging stichtte (die te Ihlfeld nog steeds bestaat) alleen met het doel. om er voorzitter van te kunnen worden. Hij studeerde ook. te Gottingen, Tubingen en Berlijn. De middelen daartoo verschafte de zeer begaafde student zichzelf door prij zen, journalistiek werk. enz. Ook hierin toonde hU zich een buitengewoon man. Zoo heeft hij, hoewel de geschie denis volstrekt niet zijn bijzondere belangstelling had. eens In tien weken een beschrijving van den Vrede van Vcnetie geschreven, waarmee hij inderdaad den vurig begeerden prijs won. Toen hij zich voor de prijsvraag in schreef, wist hy nog niet eens wie dien vrede gesloten had. onder Driitach bestuur te brengen. Peters g'ng tot aan Victoria-Nyassa naar het Zuiden en keerde toen terug, op den terugweg ontmoette hij op Paschen 1890 Emin en een eind verder bij toeval ook Stanley, die op zoek was naar den verdwenen zendeling Livingstone.. Deze expeditie zette de kroon op Peters' levens werk; van toen af schonk de fortuin haar vroegeren gunstgenoot niets meer. Een schandaal. In 1891, toen het Duitsche rijk Peter's geschenk offi cieel aangenomen en voor het grootste gedeelte alweer weggegeven had, werd hij ais rijkscommissaris naar het Kilimanójarogebied gezonden. Doch reeds een jaar .la ter werd hij teruggeroepen wegens wreedheden jegens de inboorlingen. Er ontstond een groot schandaal. Peters verliet zijn vaderland en keerde terug naar Londen. Ook toen kon hij Afrika niet loslaten; hij heeft nog een in Rhodesië werkende maatschappij gesticht en een groote ontdekkingsreis ondernomen om het geheimzinnig» land Ophir te vinden, doch hij kon niet verkrop^ men hem op nog geen veertigjarigen leeftijd, op punt van zijn kracht, uit zijn levenswerk had ger^t zijn hopen en streven van zijn latere levensjaren k J wens op niets uitgeloopen. Hij heeft nog veel gesck^ en munte uit door de buitengewone wijze, waarop wist te vertellen en te verklaren. Toen kwam ste alag. De oorlog verdreef hem uit Engeland. Op Kj. tember 1918 is hij tenslotte bij Waltorf bij Hannor»: storven. Men heeft nog te Dar-es-Salem een staa^. voor hem willen oprichten, doch daar is het precis afgeloopen ais met Peters' leven. Het prachtige beeld is wel uit Hamburg verzonden, doch door fc t geregelde toestanden na den oorlog nooit op de van bestemming aangekomen; het is zelfs niet btk^ waar het thans ligt te verroesten. (Nadruk verboden). Dr. Karl Peters. In deze Jaren wilde hij zich aan de filosofie wijden; na zijn promotie trok hij naar Hannover om daar de meis jes uit de hoogere kringen les te geven in de Duitsche literatuurgeschiedenis en in zijn vrijen -tijd zijn boek „Weltwille und Willenswelt" te schrijven, waarmee hij zijn naam wilde vestigen en dat ook Inderdaad veel op zien baarde. Doch toen in December 1880 zijn rijke oom naar Londen moest gaan. hing hij de heele filosofie aan den kapstok en ging mee. Gedurende twee jaar dronk hy den geest van het Engelsche wereldrijk in, leerde hij hot Engelschc zelfvertrouwen kennen en de daaruit voort spruitende kans op succes en nam, hoewel hij in zijn hart Duitscher bleef, van zijn Engelsche neven alles over. wat hem goed en nuttig scheen. En toen kreeg hy in 1883 zyn idee. Peters* levenstaak. De Amerikaan Stacy trachtte hem aan te werven voor zyn groote expeditie naar Britsch-Rhodesië. Peters weigert, omdat hy op hetzelfde oogenblik zijn levenstaak voor zich ziet. Dadeiyk reist hy terug naar Duitschland, sticht een Maatschappy voor Duitsche Kolonisatie en laat daardoor zichzelf met Juhlke en Graaf Pfell naar Afrika sturen. Verbazingwekkend is de snelheid, waarmee hy alles tot stand heeft gebracht. In het begin van 1S34 bevond hy zich nog te Londen, aan het eind ervan had hy reeds zijn eerste verdragen In Afrika afgesloten Toch heeft zUn buitengewone werk en zyn merkwaar dig succes hem niet zoo populair gemaakt als zyn groote expeditie om Emin Pasja te zoeken. Emin was een Duitscher, die door den Engelschen Generaal Gordon was belast met het bestuur van de equatoriale provincie. Door den Mahdi-opstand werd hy afgesneden van het hoofdkwartier: men hoorde niets meer van hem; wist niet wat er van hem was geworden. In 1885 gaf Engeland officieel de provincie op. Vier jaar later ging Peters op weg om Emin te zoeken en vermoedelyk nog meer om de thans niet meer tot Engeland behoorende provincie Massai-negers in den aanval. l'U het in 1891 verschenen werk van Dr. Peters over de F. min-Pasja-expcdi'ic. DE GEWAPENDE DIENSTBODE MET DE ZWARTE HUID. LIEFDE AAN DE IVOORKUST. EERLIJKHEID. DREIGENDE EPIDEMIEÖN. (Van onzen reizenden correspondent). DAMASCUS, 22 September 1931. OVER de vrouwenquacstie in den Oriënt, deze zoo moeilyke. tragische quaestle, schreef ik in mijn vorig artikel. Deze zelfde quaestle heeft even wel ook haar minder tragische, zeifs komische zyde. Door de onder de Mohamedanen bestaande opvattin gen zullen natuurlyk geen ouders toestaan, dat hun dochters hetzy by geloofsgenooten of by andersden kenden als dienstbode een betrekking aanvaarden. Het gevolg Is een algemeene dienstbodennood. In het huis, waarin ik een kamer bewoon, een ruime, echt Oostersch ingerichte kamer met sofa's, kussens, draperieën, lijdt men onder dezen dienstbcdennood evenwel niet. 's Morgens, ais ik ontwaak, staat op een tafeitje bij myn bed reeds de thee gereed, myn schoe nen zyn gepoetst, mijn kleederen geborsteld. Ga ik de straat op en kom ik na twee uur terug, dan ls myn kamer reeds „gedaan" en zelfs is myn schryftafel af gestoft, zonder dat er een stukje papier, een blaadje met notities, een postzegel, een sigaret is weggeraakt. Alles ligt zooals het lag, doch is afgestoft, blijkbaar stuk voor stuk, boek voor bock, courant na courant, zonder dat er iets ontbreekt. Eenmaal was er zonder dat ik het bemerkt had, uit mijn vest kleingeld op den vloer gevallen. Eerst op straat constateerde ik het." Toen ik op myn kamer terug kwam, lag dat verloren geld naast den inktkoker op myn schryftafel. Dat vond Ik heel zonderling, want eerlykheid is hier niet de meest verspreide deugd. Ik werd nieuwsgierig en wilde dan elndeiyk het wezen zien, dat, zonder zich ooit aan me te verioonen, zoo uitstekend voor me zorgde en ik oordeelde, dat een fooitje voor zooveel toewyding niet misplaatst zou zyn. Toen ik myn hospita eens in den gang ontmoette, wilde ik haar naar de dienstbode vragen, wat niet een voudig was. De huiedame is namelyk een Levantinerin, dus afstammelinge van Europeanen, doch in den Le vant, den Oriënt geboren. Fransoh spreekt zy zoo goed als niet, maar wel Grieksch, Turksch en Arabisch, talen, waarin ik niet sterk ben. Bovendien is zy in hooge mate hardhoorend. Schreeuwend, vroeg ik haar naar het dienstmeisje, dat me zoo eerlyk en trouw ver zorgde, zonder dat ik het ooit had gezien, maar myn hospita verstond me niet. Toen ging plotseling de deur van een zykamer open en er vertoonde zich het lachen de gelaat van een in het zelfde huls wonenden Fran- schen officier. „Het dienstmeisje?" vroeg hy. „Het is op het oogenblik by my aan het werk; binnen twee minuten zal ik het by u zenden, doch verbaas u niet" Laohend knikte hy en sloot de deur. Ik begreep van zyn vrooiykheld niet veel en nog minder van zyn raad me niet te verbazen. Even later, toen ik op myn kamer zat, werd er aan de deur geklopt. Dat moest het trouwe, eerlyke dienst meisje zyn. Op myn „binnen" werd de deur geopend en daar stond... een zwarte soldaat, een neger in lin nen uniform, beenwindsels, een rood mutsje op het wollige haar, een gordel met bajonet om. Ik keek hem niet meer denkend aan den raad dien de Fransche officier my had gegeven, verbaasd aan. In zyn glan zend zwart gezicht lachten twee ryen helderwitte tan den. Hij bracht me model het militaire saluut en zcide me In gebroken Fransoh: „De luitenant heeft me ge zegd. dat u naar me gevraagd heeft." Dót was dus het trcuwe, eerlijke dienstmeisje! Toen lk eenigszins van mijn verbazing was bekomen, lachten we beiden. Ik gaf hem de toegedachte fcoi en babbelde met hem. Hij was van de Ivoorkust (Afrika) afkomstig. Op mijn vraag hoe oud hij was, klonk het antwoord: „ik ben nog klein", bedoelend vermoedelyk, dat hij nog jong was. lieer wist hy er niet van. Ik schatte hem op ongeveer negentien jaar en daar de negers over het algemeen ouder schynen dan ze zyn, is h; misschien zeventien. Hy was Christen, deelde hi; mede en hy was getrouwd. ZUn vrouw was act*, negen jaar geweest, toen ze trouwden, wat geb«n op den dag van zijn vertrek als vrywilliger. Slechts oogenblik had hy zyn vrouw gezien en hy kon niet meer goed herinneren, hoe ze er uitzag. Doch was zoo erg niet, want zyn moeder leefde nog hield wel een oogje in het zeiL Als hy na eenige ja terug kwam, zou zyn moeder er wel voor zorgen, ze hem geen verkeerde in de handen stopten. ]f vooreerst wilde hy niet terug, want het beviel goed in het leger: een goed bed en goed te eten. aan de Ivoorkust had de jongen vermoedelyk nooit een bed geslapen, en het leven als soldaat moeste een leven van weelde schynen. Deze soldaat-dienstbode was eigeniyk de opjag van den in 't zelfde huis inwonenden Franschen o: met wiens goedvinden hij tegen een kleine vergot<| de vrouw des huizes behulpzaam ls, voor zoovel» militaire dienst dat toelaat. Deze neger met zyn koeterwaalsch Fransch zloh thans eiken dag bij me melden om te vragen* ik noodig heb. Ik zend hem uit om sigaretten, bi* sardines, bier, wyn, e.d. De eerste dagen was ik te&e verbaasd, omdat hy veel meer geld terug bracht fc ik verwachtte. Alles kocht hy biykbaar veel goed» per, dan ik ooit ergens te Damascus had betaald.!* ik hem er den eersten keer over sprak, lacht® doch zweeg. Later heeft hy me het geheim gedeeft$ opgehelderd. Hy koopt alles in een militaire irttt vereeniging, die aan de Fransche militairen Eurc?» sche artikelen tegen lagen prUs kan leveren. Hoe sj neger my ook deze goedkoope waren bezorgt, li i een raadsel? Stelt hy het voor of alles wat hjj koq bestemd is voor zyn luitenant? Ik weet het niet, naj in plaats het verschil in zyn eigen zak te steken elke Arabier zou doen) rekent hy eerlyk met wat ik beloon met een rykelyker drinkgeld. Algemeen staan, zooals ik later hoorde, deze Air- kaansche soldaten bekend om hun groote eerljjlua Trouw zijn ze, gewillig en goedig. In vele olStia families vindt men dan ook zulke zwarte soldata® „hulp in de huishouding". Vaak ziet men hen, te men met officiersvrouwen, Europeesche dames, ito pen doen en de soldaat draagt dan den boodschap mand. De niet-Christenen onder deze zwarten zijnr» strekt niet oneerlijker dan de Christenen onder ia Zeer zeker zy ze verre te verkiezen boven de Arabta van deze streken, ook al zien dezen dan minach» op hen neer. De verschillen tusschen de menjóa rassen zitten niet alleen in den gelaatsvorm huidskleur, maar meer nog van binnen en al konen Arabieren voor een groot deel ulteriyk meer ar. Europeanen overeen dan deze zwarten, toch zijl i laatsten me liever. Een groote deugd bezit myn zwarte dienende geett» Heeft hy die van huis medegebracht of in het Fraa* leger geleerd? Ik weet het niet, maar zeker ia, dn al even verzot is op zindelykheid als een Nederland* huisvrouw. HU boent en schrobt en plast, dat h«« lust is. En dat heeft hier thans byzondere waarde verband met in deze streken heerschende epidea* In Irak woedt de cholera en er gaan geruchten, er zich ook te Damascus reeds gevallen met dook ken afloop voordeden. Officieel wordt dit tegen) ken, maar bevat deze tegenspraak waarheid? OfSes wordt ook ontkend, dat hier typhus zou heeni maar ongelukkigerwyze zyn in myn naaste orogefl de laatste weken twee personen, waaronder een Fransch journalist, aan typhus gestorven. Onder omstandigheden is strenge zindelijkheid eerste eischte. Buiten de deur, als ik me beweeg tusstf Arabieren, of als ik op bezoek ben bij de kan ik vrywel niets ter bescherming myner gezoi doen en berust ik fatalistisch in den toestand, thui3, op mijne kamer, is het anders en mijn met bajonet gewapende zwarte dienstbode beseft dit eet ontziet geen water en zeep. Brave ziel in een zwarte huid! J. K. BREDESfl» NAAR HET ENGELSCH VAN 34. Tiggie sliep aan één stuk door tot aan den avond. Het was heel stil in de cottage cn de dorpedokter was ver trokken. De kinderen met uitzondering van Joyce. die naar binnen sloop om thee met haar vader te drinken mochten niet in het tuintje komen en hadden hun troost op het strand gezicht. Zo waren allemaal erg rus tig en lief goweest. Joyce had goed op Peter gepast en Jenny Wren had totaal geen last veroorzaakt en waa, na een poos gespeeld te hebben, In haar wagentje in slaap gevallen. En de lange mugere man die oom Tiggle's vriend was, had met hem gespeeld, en Joyce gevraagd of ze een aprookjeskind of een gewoon meisje was, waarom ze vreeseiyk had moeten lachen. Hy had geruimen tyd met Jenny Wren geravot en het kind had gekraaid van plezier. En hy had het verder niets erg gevonden dat de kinderen hem onder zand begroeven en was geduldig biyven liggen. Toen ze moe werden had hy hun een sprookje verteld, waarnaar ze ademloos hadden ritten luisteren. Joyce hsd werkelijk op een boschgeest geleken, eindigde ze. „Paa maar op dat hy Jou en Jenny Wren niet in witte muizen verandert", plaagde Spot. „In dat geval zal ik een koot voor Jullie moeten koopen. Ik zal eens met dien heer praten en hem verzoeken medelijden met jullie te hebben." Joyce lachte zachtjes en toen begon ze Ineens over Viola. „Tante Viola is beter, is het niet?" vroeg ze op e mati gen toon. „Dat kan lk nu nog niet zeggen, kindje", zei Spot „Dan zal ze wel gauw weer heelcmaal gezond wezen" zei Joyce bedaard. „Oom Tlggie weet ook dat zo beter wordt. En daarom slaapt hij nntuuriyk zoo gerust." „Wie heeft Je dat verteld?" informeerde Spot verbaasd Ineens werd Joyce erg verlegen. Ze schudde met haar hoofdje en maakte dat ze weg kwam. Eerst laat in den avond werd Tiggie wakker. Hij geeuwde cn rekte zich eens flink uit. Er gingen een paar minuten voorbij voordat het tot hem doordrong, waar hy zich bevond en toen dit gebeurde, kwam hy met een ruk overeind om onmïddeliyk daarop aan 'n ongewoon gevoel van zwakte ten prooi, weer neer te vallen. „Groote goedheid, dat is vreemd," mompelde hy. En Ineens liet een hoog, kinderiyk stemmetje zich hooren. „O, oom Tiggie ls u eindelijk wakker? Daar ben Ik erg biy o«n. Mams zei dat lk in de kamer mocht blijven als ik me erg rustig hield. En zoodra u wakker werd, moest u dit drinken heeft vader gezegd." „Hoe lang heb ik geslapen, Joyce?" vroeg Tiggie ver wonderd. „Is het al morgen, vandaag of overmorgen? Hoe zit het eigeniyk?" Ze liep langznam op hem toe en hield voorzichtig een glas omvat. „Nee, oom Tiggie, het is nog vandaag. En wilt u dit nu alsjeblieft dadeiyk opdrinken, voordat u Iets anders doet?" Tiggie nam het glas van haar over, maar bracht het niet naar zijn lippen. ZUn herinneringsvermogen wa3 teruggekeerd en hy was te bang om iets te vragen. Toen kon hy het echter Ineens niet langer uithouden en en barstte los: „Vertel met in 's hemelsnaam hoe 't met haar ls Het kind stond vlak voor hem en ze legde haar handje op zyn knie. „Tante Viola ls beter," zei ze. Tiggie keerde zich met een ruk om. „Weet je dat wel heel, heel zeker? Hebben ze Je niet hierheen gestuurd om me Iets anders te zeggen?" „Ik weet het heel, heel zeker, oom Tiggie," gaf Joyce met nadruk te kennen. „Vader is er ook erg biy om. Maar wy samen wisten het toch. Is het niet?" „Wisten we het werkelijk?" vroeg Tiggie. Hy leunde achterover en hij voelde zich kalmer worden. „Drink nu alsjeblieft dat glas leeg, voordat u morst, drong Joyce aan. Gehoorzaam deed hij wat zo vroeg. Ze nam het glas van hem over. „Ja. wij tweeën wisten het, oom Tiggie." zei ze op ernstigen toon. „Dat weet u zelf ook wel." HU sloeg zyn arm om haar heen. „Denkt vader werke- lijk dat ze beter wordt?" vroeg hU weer. Joyce leunde dicht tegen hem aan. „Ja. ik hoorde hel hem aan mams zeggen. Ze was beter dan hU had dur ven verwachten, zei hij. Maar wy samen wisten het gis teravond al, nietwaar, oom Tiggie? We voelden dat het in orde zou komen." Ze wachtte op zijn antwoord, en Tiggie zei half be schaamd: „Ik voelde het niet, Joyce. Ik kon het heusch niet helpen, kindje, want ik deed er myn uiterste best voor het te gelooven." „O, arme oom Tiggie." Ze boog zich voorover en kusta hem. „Het was werkeiyk in orde. U zult nu niet meer bang wezen, is het wel? Belocf het me alsjeblieft. Hy kuste haar zachte wang. „God zegene je kindje", zei hij. „Ja, ik beloof je niet meer bang te zullen wezen, maar hee! dapper." Ze bevrijdde zich uit zijn armen. „Ik ga nu naar bed. want het Is al laat. Wel te ru3tcn. oom Tiggie. Tante Viola zal nu heel gauw beter zijn Zachtjes opende ze de deur en het vclgende oogenblik was ze verdwenen. Tiggie zat korten tyd onbewegelyk in de duisternis voor zich uit te staren. Daarna stond hy op en keek naar buiten. De zee geleek een spiegel en de sterren pronkten aan den diepblauwen avond hemel. Gedurende enkele seconden stond hij cnbewegeiyk en daarna ineens, met het gebaar alsof hy iemand groette, ging zijn hand naar zijn voorhoofd. „Ik dank U". zei hU eenvoudig en toen wendde hij zich om. Tiggie was nooit een man geweest die veel woorden gebruikte en er viel op dat oogenblik niets anders te zeggen. HOOFDSTUK JIL HET SCHILDERIJ. Toen Tiggie Viola terugzag, lag er een zachtroee kleur op haar wangen, en hoewel ze nog zoo zwak was dat ze ternauwernood haar hand kon opheffen, was ze tooh in staat hem met een glimlach welkom te heeten. Spot had hem slechts toegestaan tien minuts* zieke te blyven, maar wellicht zou hy goederti^* zen ais hy zag hoe stil hy by haar zat. Hy handje in de zUne geklemd en streek zoo nu fi31''", haar tengeren pols. Ze schenen zich allerminst te voelen in elkanders nabijheid en begrepen de storm voorby was en de zee niet langer hec#^ golven opwierp. Toen hy haar vroeg of ze zich beter voelde, *n» bevestigend, en even voordat hy wegging begon zichzelf ta spreken „Ik dank je voor alles wat je voor me gedass Tiggie. Ik zal mijn uiterste best doen je nu nie'- last te bezorgen „Wordt zoo gauw mogelijk weer gezond: dst eenige wat van belang ls," zei Tiggie. a Met haar lieven glimlach scheen ze een belofl* schenken. Hij verliet haar en hy voelde zich gelu** dan in maanden het geval was geweest. HU vond Harvey op het strand met zijn ezel: ho een breeden cirkel om zich heen getrokken geen der kinderen mochten heenstappen. Hij heg Tiggie met zijn gewone gegrinnik. „Hallo, oude jongen! Ben je op ziekenbezoek ff** Ik hoorde zooevcn dat alles naar wensch Kaat- Tiggie liet zich in het zand naast zijn stoeltje vallen. „Ja, alles gaat naar wensch. Spot i* er biy om, doch hij zei nadrukkelUk dat ze slecht* langzaam vooruit zou gaan." „Dat is niet anders te verwachten." verklaarde vey. ,3Iaar in leder geval is ze op weg naar her» !s zoo de beste oplossing geweest, dat valt nie kenr.en. Je had haar toch zeker liever zonder n waar of niet?" „Ik weet het niet," zei Tiggie. „Ze heeft me nog - gezegd, hoe ze er over denkt." t ..u „Als zo een verstandige vrouw is. dan zal ze zen dat het op die manier geloopen is." oordeel e Hy keek Tiggie by de laatste woorden onderzoe ..Je hebt het den laatsten tyd zwaar te veran gehad, oude jongen." u „Ja. het is tenminste een zegen even op adem men." zei Tiggie met een gelukkigen *llmliC* durfe* Hy wydde zijn aandacht aan zUn werk en ff eenige oogcnblikken werd er niet gesproken was degene die de stilte verbrak. „Ik ben je baar dat je me hier hebt gebracht Het P omgeving waaraan ik behoefte had." nrti® „Het doet mc plezier dat te hooren." zei W Harvey knikte tevreden. „Ik werd bier

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 16