Speelbal van Wind en Golven
Duitschland's grootste kolonisten.
De zwarte „gedienstige".
De levensloop van
Karl Peters.
FEUILLETON
Ethel M. Dell.
BU zUn 75en geboortedag.
ZIJ-N WELVERDIEND .STANDBEELD SPOORLOOS
VERDWENEN.
Op 27 September 1856 werd Karl Petera geboren a's
achtste kind In het gezin van een dominee te Neuhaus
aan de Elbe. Voor de zooveelste maal bevestigt hij dus
de theorie, dat genieën als regel niet voorkomen onder
de oudste kinderen van een gezin. Karl Peters zou de
grootste en feitelijk de eenlge Afrikaansche kolonist
worden, dien Duitschland ooit heeft voortgebracht. Vóór
hem hadden wel Duitache geleerden het donkere wereld
deel bezocht op hun ontdekkingsreizen, doch een aan
tal nieuwe schetskaarten is niet het doel van den ech
ten wereldreiziger. In het diepst van zijn hart schuilt
het primitieve kolonisatiegenie, de aangeboren drang
om te heerschen. nieuwe landen en nieuwe onderdanen
te onderwerpen. Zulke echte kolonisten zijn Duitschland
over het algemeen onthouden; Karl Peters ls de eenige
van zijn landgenooten, die met andere groote mannen
als Lord Robert Clive, Cecil Rhodes en H.M. Stanley
vergeleken kan worden.
Peters en andere ontdekkers-
In tegenstelling met hen heeft hij nog de verdienste,
dat hij geheel op eigen Initiatief heeft gewerkt. Hij was
niet opgegroeid onder de grootsche tradities van het En-
gelsche wereldrijk zooals Cllve; hij was niet door zijn
beroep iemand, die het buitengewone en avontuurlijk-»
Instinctief zocht en vond. zooals de journalist Stanley,
die gesteund werd door de macht en het geld van den
Amerlkaanschen krantenkoning Gordon Bennett; hij had
niet als Rhodes van kinds af gehoord, dat de eerste kan
sen. om rijkdom en macht te veroveren. In de koloniën
lagen. Alles wat do domineeszoon uit Neuhaus bereikt
heeft, heeft hU aan zichzelf te danken. Niemand moedig
de hem aan. niemand steunde hem.
Het is niet algemeen bekend, hoeveel het levenswerk
van Peters eigenlijk omvat. Men denkt by zijn naam
gewoonlijk slechts aan het vroegere Duitsch-Oost Afrika,
doch volgens de laatste verdragen, die hij op 30 April
1887 met Sultan Said Bargasjoean van Zanzlbar afsloot,
zou Duitschland het gcheele gebied van de monding der
Umba tot een Kaap Delgado hebben kunnen bezitten.
Het ls ook niet Juist, dat Duitschland terwille van He!-
goland alleen Zanzlbar heeft opgegeven; behalvo dat
stond het de Afrlkaansch kust van de baal Kwahoe tot
de .Tuba af, benevens de provincies Tana, Massai, Kenya
en Uganda. het gebied van den Boven-NUl en de equa
toriale provincie, terwijl bovendien Somaliland Itall-
aansch werd. En al die gebieden zonder uitzondering
zijn door Peters verworven tusschen Nov. 1884. toen
hij zijn eerste verdrag sloot met het stamhoofd van Oese-
goeha, en April 1887. In nog geen twee en een half jaar
verschafte hij zyn vaderland een koloniaal gebied, dat
Vijfmaal zoo groot was als Duitschland zelf.
Zijn eerste „reis".
Peters ondervond het eerst, dat er op de wereld nog
meer was dan de pastorie van zijn vader, toon hij op 15-
jarlgen leeftijd op het gymnasium met kostschool te
Ihlfeld kwam. Hier ging hij om met jongens uit de voor
naamste families, hier leerde hij geheel andere levensom
etandlgheilen kennen, waarin het erop aan kwam, zich
te laten gelden. En Peters liet zich niet alleen gelden,
hö toonde zich ook toen reeds een heerscher. Het toe
kent hem. dat hU een schoolvcreeniging stichtte (die te
Ihlfeld nog steeds bestaat) alleen met het doel. om er
voorzitter van te kunnen worden. Hij studeerde ook. te
Gottingen, Tubingen en Berlijn. De middelen daartoo
verschafte de zeer begaafde student zichzelf door prij
zen, journalistiek werk. enz. Ook hierin toonde hU zich
een buitengewoon man. Zoo heeft hij, hoewel de geschie
denis volstrekt niet zijn bijzondere belangstelling had.
eens In tien weken een beschrijving van den Vrede van
Vcnetie geschreven, waarmee hij inderdaad den vurig
begeerden prijs won. Toen hij zich voor de prijsvraag in
schreef, wist hy nog niet eens wie dien vrede gesloten
had.
onder Driitach bestuur te brengen. Peters g'ng tot aan
Victoria-Nyassa naar het Zuiden en keerde toen terug,
op den terugweg ontmoette hij op Paschen 1890 Emin
en een eind verder bij toeval ook Stanley, die op zoek
was naar den verdwenen zendeling Livingstone.. Deze
expeditie zette de kroon op Peters' levens werk; van toen
af schonk de fortuin haar vroegeren gunstgenoot niets
meer.
Een schandaal.
In 1891, toen het Duitsche rijk Peter's geschenk offi
cieel aangenomen en voor het grootste gedeelte alweer
weggegeven had, werd hij ais rijkscommissaris naar het
Kilimanójarogebied gezonden. Doch reeds een jaar .la
ter werd hij teruggeroepen wegens wreedheden jegens de
inboorlingen. Er ontstond een groot schandaal. Peters
verliet zijn vaderland en keerde terug naar Londen. Ook
toen kon hij Afrika niet loslaten; hij heeft nog een in
Rhodesië werkende maatschappij gesticht en een groote
ontdekkingsreis ondernomen om het geheimzinnig»
land Ophir te vinden, doch hij kon niet verkrop^
men hem op nog geen veertigjarigen leeftijd, op
punt van zijn kracht, uit zijn levenswerk had ger^t
zijn hopen en streven van zijn latere levensjaren k J
wens op niets uitgeloopen. Hij heeft nog veel gesck^
en munte uit door de buitengewone wijze, waarop
wist te vertellen en te verklaren. Toen kwam
ste alag. De oorlog verdreef hem uit Engeland. Op Kj.
tember 1918 is hij tenslotte bij Waltorf bij Hannor»:
storven. Men heeft nog te Dar-es-Salem een staa^.
voor hem willen oprichten, doch daar is het precis
afgeloopen ais met Peters' leven. Het prachtige
beeld is wel uit Hamburg verzonden, doch door fc t
geregelde toestanden na den oorlog nooit op de
van bestemming aangekomen; het is zelfs niet btk^
waar het thans ligt te verroesten.
(Nadruk verboden).
Dr. Karl Peters.
In deze Jaren wilde hij zich aan de filosofie wijden; na
zijn promotie trok hij naar Hannover om daar de meis
jes uit de hoogere kringen les te geven in de Duitsche
literatuurgeschiedenis en in zijn vrijen -tijd zijn boek
„Weltwille und Willenswelt" te schrijven, waarmee hij
zijn naam wilde vestigen en dat ook Inderdaad veel op
zien baarde. Doch toen in December 1880 zijn rijke oom
naar Londen moest gaan. hing hij de heele filosofie aan
den kapstok en ging mee. Gedurende twee jaar dronk hy
den geest van het Engelsche wereldrijk in, leerde hij hot
Engelschc zelfvertrouwen kennen en de daaruit voort
spruitende kans op succes en nam, hoewel hij in zijn
hart Duitscher bleef, van zijn Engelsche neven alles
over. wat hem goed en nuttig scheen. En toen kreeg hy
in 1883 zyn idee.
Peters* levenstaak.
De Amerikaan Stacy trachtte hem aan te werven
voor zyn groote expeditie naar Britsch-Rhodesië. Peters
weigert, omdat hy op hetzelfde oogenblik zijn levenstaak
voor zich ziet. Dadeiyk reist hy terug naar Duitschland,
sticht een Maatschappy voor Duitsche Kolonisatie en
laat daardoor zichzelf met Juhlke en Graaf Pfell naar
Afrika sturen. Verbazingwekkend is de snelheid, waarmee
hy alles tot stand heeft gebracht. In het begin van
1S34 bevond hy zich nog te Londen, aan het eind ervan
had hy reeds zijn eerste verdragen In Afrika afgesloten
Toch heeft zUn buitengewone werk en zyn merkwaar
dig succes hem niet zoo populair gemaakt als zyn groote
expeditie om Emin Pasja te zoeken. Emin was een
Duitscher, die door den Engelschen Generaal Gordon
was belast met het bestuur van de equatoriale provincie.
Door den Mahdi-opstand werd hy afgesneden van het
hoofdkwartier: men hoorde niets meer van hem; wist
niet wat er van hem was geworden. In 1885 gaf Engeland
officieel de provincie op. Vier jaar later ging Peters op
weg om Emin te zoeken en vermoedelyk nog meer om
de thans niet meer tot Engeland behoorende provincie
Massai-negers in den aanval. l'U het in 1891
verschenen werk van Dr. Peters over de
F. min-Pasja-expcdi'ic.
DE GEWAPENDE DIENSTBODE MET DE ZWARTE
HUID. LIEFDE AAN DE IVOORKUST.
EERLIJKHEID. DREIGENDE
EPIDEMIEÖN.
(Van onzen reizenden correspondent).
DAMASCUS, 22 September 1931.
OVER de vrouwenquacstie in den Oriënt, deze zoo
moeilyke. tragische quaestle, schreef ik in mijn
vorig artikel. Deze zelfde quaestle heeft even
wel ook haar minder tragische, zeifs komische
zyde.
Door de onder de Mohamedanen bestaande opvattin
gen zullen natuurlyk geen ouders toestaan, dat hun
dochters hetzy by geloofsgenooten of by andersden
kenden als dienstbode een betrekking aanvaarden. Het
gevolg Is een algemeene dienstbodennood.
In het huis, waarin ik een kamer bewoon, een ruime,
echt Oostersch ingerichte kamer met sofa's, kussens,
draperieën, lijdt men onder dezen dienstbcdennood
evenwel niet. 's Morgens, ais ik ontwaak, staat op een
tafeitje bij myn bed reeds de thee gereed, myn schoe
nen zyn gepoetst, mijn kleederen geborsteld. Ga ik de
straat op en kom ik na twee uur terug, dan ls myn
kamer reeds „gedaan" en zelfs is myn schryftafel af
gestoft, zonder dat er een stukje papier, een blaadje
met notities, een postzegel, een sigaret is weggeraakt.
Alles ligt zooals het lag, doch is afgestoft, blijkbaar
stuk voor stuk, boek voor bock, courant na courant,
zonder dat er iets ontbreekt. Eenmaal was er zonder
dat ik het bemerkt had, uit mijn vest kleingeld op
den vloer gevallen. Eerst op straat constateerde ik het."
Toen ik op myn kamer terug kwam, lag dat verloren
geld naast den inktkoker op myn schryftafel.
Dat vond Ik heel zonderling, want eerlykheid is hier
niet de meest verspreide deugd. Ik werd nieuwsgierig
en wilde dan elndeiyk het wezen zien, dat, zonder zich
ooit aan me te verioonen, zoo uitstekend voor me
zorgde en ik oordeelde, dat een fooitje voor zooveel
toewyding niet misplaatst zou zyn.
Toen ik myn hospita eens in den gang ontmoette,
wilde ik haar naar de dienstbode vragen, wat niet een
voudig was. De huiedame is namelyk een Levantinerin,
dus afstammelinge van Europeanen, doch in den Le
vant, den Oriënt geboren. Fransoh spreekt zy zoo goed
als niet, maar wel Grieksch, Turksch en Arabisch,
talen, waarin ik niet sterk ben. Bovendien is zy in
hooge mate hardhoorend. Schreeuwend, vroeg ik haar
naar het dienstmeisje, dat me zoo eerlyk en trouw ver
zorgde, zonder dat ik het ooit had gezien, maar myn
hospita verstond me niet. Toen ging plotseling de deur
van een zykamer open en er vertoonde zich het lachen
de gelaat van een in het zelfde huls wonenden Fran-
schen officier. „Het dienstmeisje?" vroeg hy. „Het is
op het oogenblik by my aan het werk; binnen twee
minuten zal ik het by u zenden, doch verbaas u niet"
Laohend knikte hy en sloot de deur. Ik begreep van
zyn vrooiykheld niet veel en nog minder van zyn raad
me niet te verbazen.
Even later, toen ik op myn kamer zat, werd er aan
de deur geklopt. Dat moest het trouwe, eerlyke dienst
meisje zyn. Op myn „binnen" werd de deur geopend
en daar stond... een zwarte soldaat, een neger in lin
nen uniform, beenwindsels, een rood mutsje op het
wollige haar, een gordel met bajonet om. Ik keek hem
niet meer denkend aan den raad dien de Fransche
officier my had gegeven, verbaasd aan. In zyn glan
zend zwart gezicht lachten twee ryen helderwitte tan
den. Hij bracht me model het militaire saluut en zcide
me In gebroken Fransoh: „De luitenant heeft me ge
zegd. dat u naar me gevraagd heeft."
Dót was dus het trcuwe, eerlijke dienstmeisje! Toen
lk eenigszins van mijn verbazing was bekomen, lachten
we beiden. Ik gaf hem de toegedachte fcoi en babbelde
met hem. Hij was van de Ivoorkust (Afrika) afkomstig.
Op mijn vraag hoe oud hij was, klonk het antwoord:
„ik ben nog klein", bedoelend vermoedelyk, dat hij
nog jong was. lieer wist hy er niet van. Ik schatte
hem op ongeveer negentien jaar en daar de negers
over het algemeen ouder schynen dan ze zyn, is h;
misschien zeventien. Hy was Christen, deelde hi;
mede en hy was getrouwd. ZUn vrouw was act*,
negen jaar geweest, toen ze trouwden, wat geb«n
op den dag van zijn vertrek als vrywilliger. Slechts
oogenblik had hy zyn vrouw gezien en hy kon
niet meer goed herinneren, hoe ze er uitzag. Doch
was zoo erg niet, want zyn moeder leefde nog
hield wel een oogje in het zeiL Als hy na eenige ja
terug kwam, zou zyn moeder er wel voor zorgen,
ze hem geen verkeerde in de handen stopten. ]f
vooreerst wilde hy niet terug, want het beviel
goed in het leger: een goed bed en goed te eten.
aan de Ivoorkust had de jongen vermoedelyk nooit
een bed geslapen, en het leven als soldaat moeste
een leven van weelde schynen.
Deze soldaat-dienstbode was eigeniyk de opjag
van den in 't zelfde huis inwonenden Franschen o:
met wiens goedvinden hij tegen een kleine vergot<|
de vrouw des huizes behulpzaam ls, voor zoovel»
militaire dienst dat toelaat.
Deze neger met zyn koeterwaalsch Fransch
zloh thans eiken dag bij me melden om te vragen*
ik noodig heb. Ik zend hem uit om sigaretten, bi*
sardines, bier, wyn, e.d. De eerste dagen was ik te&e
verbaasd, omdat hy veel meer geld terug bracht fc
ik verwachtte. Alles kocht hy biykbaar veel goed»
per, dan ik ooit ergens te Damascus had betaald.!*
ik hem er den eersten keer over sprak, lacht®
doch zweeg. Later heeft hy me het geheim gedeeft$
opgehelderd. Hy koopt alles in een militaire irttt
vereeniging, die aan de Fransche militairen Eurc?»
sche artikelen tegen lagen prUs kan leveren. Hoe sj
neger my ook deze goedkoope waren bezorgt, li i
een raadsel? Stelt hy het voor of alles wat hjj koq
bestemd is voor zyn luitenant? Ik weet het niet, naj
in plaats het verschil in zyn eigen zak te steken
elke Arabier zou doen) rekent hy eerlyk met
wat ik beloon met een rykelyker drinkgeld.
Algemeen staan, zooals ik later hoorde, deze Air-
kaansche soldaten bekend om hun groote eerljjlua
Trouw zijn ze, gewillig en goedig. In vele olStia
families vindt men dan ook zulke zwarte soldata®
„hulp in de huishouding". Vaak ziet men hen, te
men met officiersvrouwen, Europeesche dames, ito
pen doen en de soldaat draagt dan den boodschap
mand. De niet-Christenen onder deze zwarten zijnr»
strekt niet oneerlijker dan de Christenen onder ia
Zeer zeker zy ze verre te verkiezen boven de Arabta
van deze streken, ook al zien dezen dan minach»
op hen neer. De verschillen tusschen de menjóa
rassen zitten niet alleen in den gelaatsvorm
huidskleur, maar meer nog van binnen en al konen
Arabieren voor een groot deel ulteriyk meer ar.
Europeanen overeen dan deze zwarten, toch zijl i
laatsten me liever.
Een groote deugd bezit myn zwarte dienende geett»
Heeft hy die van huis medegebracht of in het Fraa*
leger geleerd? Ik weet het niet, maar zeker ia, dn
al even verzot is op zindelykheid als een Nederland*
huisvrouw. HU boent en schrobt en plast, dat h««
lust is. En dat heeft hier thans byzondere waarde
verband met in deze streken heerschende epidea*
In Irak woedt de cholera en er gaan geruchten,
er zich ook te Damascus reeds gevallen met dook
ken afloop voordeden. Officieel wordt dit tegen)
ken, maar bevat deze tegenspraak waarheid? OfSes
wordt ook ontkend, dat hier typhus zou heeni
maar ongelukkigerwyze zyn in myn naaste orogefl
de laatste weken twee personen, waaronder een
Fransch journalist, aan typhus gestorven. Onder
omstandigheden is strenge zindelijkheid eerste
eischte. Buiten de deur, als ik me beweeg tusstf
Arabieren, of als ik op bezoek ben bij de
kan ik vrywel niets ter bescherming myner gezoi
doen en berust ik fatalistisch in den toestand,
thui3, op mijne kamer, is het anders en mijn met
bajonet gewapende zwarte dienstbode beseft dit eet
ontziet geen water en zeep.
Brave ziel in een zwarte huid!
J. K. BREDESfl»
NAAR HET ENGELSCH VAN
34.
Tiggie sliep aan één stuk door tot aan den avond. Het
was heel stil in de cottage cn de dorpedokter was ver
trokken. De kinderen met uitzondering van Joyce. die
naar binnen sloop om thee met haar vader te drinken
mochten niet in het tuintje komen en hadden hun
troost op het strand gezicht. Zo waren allemaal erg rus
tig en lief goweest. Joyce had goed op Peter gepast
en Jenny Wren had totaal geen last veroorzaakt en
waa, na een poos gespeeld te hebben, In haar wagentje
in slaap gevallen.
En de lange mugere man die oom Tiggle's vriend was,
had met hem gespeeld, en Joyce gevraagd of ze een
aprookjeskind of een gewoon meisje was, waarom ze
vreeseiyk had moeten lachen.
Hy had geruimen tyd met Jenny Wren geravot en het
kind had gekraaid van plezier. En hy had het verder
niets erg gevonden dat de kinderen hem onder zand
begroeven en was geduldig biyven liggen. Toen ze moe
werden had hy hun een sprookje verteld, waarnaar ze
ademloos hadden ritten luisteren. Joyce hsd werkelijk
op een boschgeest geleken, eindigde ze.
„Paa maar op dat hy Jou en Jenny Wren niet in witte
muizen verandert", plaagde Spot. „In dat geval zal ik een
koot voor Jullie moeten koopen. Ik zal eens met dien
heer praten en hem verzoeken medelijden met jullie te
hebben."
Joyce lachte zachtjes en toen begon ze Ineens over
Viola.
„Tante Viola is beter, is het niet?" vroeg ze op e mati
gen toon.
„Dat kan lk nu nog niet zeggen, kindje", zei Spot
„Dan zal ze wel gauw weer heelcmaal gezond wezen"
zei Joyce bedaard. „Oom Tlggie weet ook dat zo beter
wordt. En daarom slaapt hij nntuuriyk zoo gerust."
„Wie heeft Je dat verteld?" informeerde Spot verbaasd
Ineens werd Joyce erg verlegen. Ze schudde met haar
hoofdje en maakte dat ze weg kwam.
Eerst laat in den avond werd Tiggie wakker. Hij
geeuwde cn rekte zich eens flink uit. Er gingen een paar
minuten voorbij voordat het tot hem doordrong, waar
hy zich bevond en toen dit gebeurde, kwam hy met een
ruk overeind om onmïddeliyk daarop aan 'n ongewoon
gevoel van zwakte ten prooi, weer neer te vallen.
„Groote goedheid, dat is vreemd," mompelde hy.
En Ineens liet een hoog, kinderiyk stemmetje zich
hooren.
„O, oom Tiggie ls u eindelijk wakker? Daar ben Ik
erg biy o«n. Mams zei dat lk in de kamer mocht blijven
als ik me erg rustig hield. En zoodra u wakker werd,
moest u dit drinken heeft vader gezegd."
„Hoe lang heb ik geslapen, Joyce?" vroeg Tiggie ver
wonderd. „Is het al morgen, vandaag of overmorgen?
Hoe zit het eigeniyk?"
Ze liep langznam op hem toe en hield voorzichtig een
glas omvat. „Nee, oom Tiggie, het is nog vandaag. En
wilt u dit nu alsjeblieft dadeiyk opdrinken, voordat u Iets
anders doet?"
Tiggie nam het glas van haar over, maar bracht het
niet naar zijn lippen. ZUn herinneringsvermogen wa3
teruggekeerd en hy was te bang om iets te vragen. Toen
kon hy het echter Ineens niet langer uithouden en
en barstte los: „Vertel met in 's hemelsnaam hoe 't met
haar ls
Het kind stond vlak voor hem en ze legde haar handje
op zyn knie.
„Tante Viola ls beter," zei ze.
Tiggie keerde zich met een ruk om. „Weet je dat wel
heel, heel zeker? Hebben ze Je niet hierheen gestuurd
om me Iets anders te zeggen?"
„Ik weet het heel, heel zeker, oom Tiggie," gaf Joyce
met nadruk te kennen. „Vader is er ook erg biy om.
Maar wy samen wisten het toch. Is het niet?"
„Wisten we het werkelijk?" vroeg Tiggie. Hy leunde
achterover en hij voelde zich kalmer worden.
„Drink nu alsjeblieft dat glas leeg, voordat u morst,
drong Joyce aan. Gehoorzaam deed hij wat zo vroeg.
Ze nam het glas van hem over. „Ja. wij tweeën wisten
het, oom Tiggie." zei ze op ernstigen toon. „Dat weet
u zelf ook wel."
HU sloeg zyn arm om haar heen. „Denkt vader werke-
lijk dat ze beter wordt?" vroeg hU weer.
Joyce leunde dicht tegen hem aan. „Ja. ik hoorde hel
hem aan mams zeggen. Ze was beter dan hU had dur
ven verwachten, zei hij. Maar wy samen wisten het gis
teravond al, nietwaar, oom Tiggie? We voelden dat het
in orde zou komen."
Ze wachtte op zijn antwoord, en Tiggie zei half be
schaamd: „Ik voelde het niet, Joyce. Ik kon het heusch
niet helpen, kindje, want ik deed er myn uiterste best
voor het te gelooven."
„O, arme oom Tiggie." Ze boog zich voorover en kusta
hem. „Het was werkeiyk in orde. U zult nu niet meer
bang wezen, is het wel? Belocf het me alsjeblieft.
Hy kuste haar zachte wang. „God zegene je kindje",
zei hij. „Ja, ik beloof je niet meer bang te zullen wezen,
maar hee! dapper."
Ze bevrijdde zich uit zijn armen. „Ik ga nu naar bed.
want het Is al laat. Wel te ru3tcn. oom Tiggie. Tante
Viola zal nu heel gauw beter zijn
Zachtjes opende ze de deur en het vclgende oogenblik
was ze verdwenen. Tiggie zat korten tyd onbewegelyk
in de duisternis voor zich uit te staren. Daarna stond
hy op en keek naar buiten. De zee geleek een spiegel
en de sterren pronkten aan den diepblauwen avond
hemel.
Gedurende enkele seconden stond hij cnbewegeiyk en
daarna ineens, met het gebaar alsof hy iemand groette,
ging zijn hand naar zijn voorhoofd.
„Ik dank U". zei hU eenvoudig en toen wendde hij zich
om. Tiggie was nooit een man geweest die veel woorden
gebruikte en er viel op dat oogenblik niets anders te
zeggen.
HOOFDSTUK JIL
HET SCHILDERIJ.
Toen Tiggie Viola terugzag, lag er een zachtroee
kleur op haar wangen, en hoewel ze nog zoo zwak was
dat ze ternauwernood haar hand kon opheffen, was ze
tooh in staat hem met een glimlach welkom te heeten.
Spot had hem slechts toegestaan tien minuts*
zieke te blyven, maar wellicht zou hy goederti^*
zen ais hy zag hoe stil hy by haar zat. Hy
handje in de zUne geklemd en streek zoo nu fi31''",
haar tengeren pols. Ze schenen zich allerminst
te voelen in elkanders nabijheid en begrepen
de storm voorby was en de zee niet langer hec#^
golven opwierp.
Toen hy haar vroeg of ze zich beter voelde, *n»
bevestigend, en even voordat hy wegging begon
zichzelf ta spreken
„Ik dank je voor alles wat je voor me gedass
Tiggie. Ik zal mijn uiterste best doen je nu nie'-
last te bezorgen
„Wordt zoo gauw mogelijk weer gezond: dst
eenige wat van belang ls," zei Tiggie. a
Met haar lieven glimlach scheen ze een belofl*
schenken. Hij verliet haar en hy voelde zich gelu**
dan in maanden het geval was geweest.
HU vond Harvey op het strand met zijn ezel: ho
een breeden cirkel om zich heen getrokken
geen der kinderen mochten heenstappen. Hij heg
Tiggie met zijn gewone gegrinnik.
„Hallo, oude jongen! Ben je op ziekenbezoek ff**
Ik hoorde zooevcn dat alles naar wensch Kaat-
Tiggie liet zich in het zand naast zijn stoeltje
vallen. „Ja, alles gaat naar wensch. Spot i* er
biy om, doch hij zei nadrukkelUk dat ze slecht*
langzaam vooruit zou gaan."
„Dat is niet anders te verwachten." verklaarde
vey. ,3Iaar in leder geval is ze op weg naar her»
!s zoo de beste oplossing geweest, dat valt nie
kenr.en. Je had haar toch zeker liever zonder n
waar of niet?"
„Ik weet het niet," zei Tiggie. „Ze heeft me nog -
gezegd, hoe ze er over denkt." t ..u
„Als zo een verstandige vrouw is. dan zal ze
zen dat het op die manier geloopen is." oordeel e
Hy keek Tiggie by de laatste woorden onderzoe
..Je hebt het den laatsten tyd zwaar te veran
gehad, oude jongen." u
„Ja. het is tenminste een zegen even op adem
men." zei Tiggie met een gelukkigen *llmliC* durfe*
Hy wydde zijn aandacht aan zUn werk en ff
eenige oogcnblikken werd er niet gesproken
was degene die de stilte verbrak. „Ik ben je
baar dat je me hier hebt gebracht Het P
omgeving waaraan ik behoefte had." nrti®
„Het doet mc plezier dat te hooren." zei W
Harvey knikte tevreden. „Ik werd bier