VOOR
onze jeuGD
DE WONDER-EIEREN
DE BALKAN-REIS DER
HOLLANDSCHE PADVINDERS
GEFOPT
(Een verhaal met een onverwachte ontknooping)
door ESSAY.
In het oude politic-bureautje op de Lelie
gracht ratelde de telefoon.
Hallo, zei de grijze hoofdcommissaris
lusteloos. Maar dadelijk daarna sprong hij
op en, met een verheerlijkten glimlach op
zijn baardig gezicht, stond hij met de spreek
buis aan het oor gedrukt te buigen als een
knipmes.
Ja meneer de burgemeester, hoorden de
agenten, die, omdat er toch niets te doen was
een pijpje zaten te rooken in 't wachtlokaal,
hem zeggen en toen wisten ze al hoe laat het
was. De burgemeester van het provincie
stadje had weer wat aan te merken op het
werk van de politie. Dat gebeurde zoo dik
wiJls. Dan weer was er een kleedje geklopt
in de Achterstraat en de politie had dat moe
ten zien, vond de burgemeester, want hij had
het immers ook wel gezien, dan weer hadden
de Jongens te veel leven gemaakt tijdens het
concert in de muziektentdaar had de
politie naar moeten kijkenEn dan, voor
al niet te vergeten de misère met het stads-
parkje. De agenten verwenschten het kleine
fraaie parkje in stilte, want er kon geen
steentje scheef liggen of de burgemeester
«hing aan de telefoon om te klagen."
Nu was er natuurlijk wéér wat met het
parkje, dat zou Je zien. Het gesprek was in
tusschen geëindigd en de commissaris legde
de telefoon op den haak met de verzekering
dat hij „een ernstig onderzoek zou doen in-
steller.
Peters
De Jonge agent stond op en trad op den
commissaris toe.
Peters, sprak de commissaris ik hoor
daar zoojuist van den burgemeester, dat er
ergerlijk wordt gestolen uit het stadsparkje.
Wat wordt er gestolen, commissaris, big
getjes misschien poogde Peters een grapje
te maken.
Maar zijn chef lachte niet. Het scheen dus
ernst te zijn
Kijk Peters, er worden bloemen gestolen.
Het parkje wordt regelmatig geplunderd. De
mooie seringen en rozen worden weggehaald.
Zal ik maar eens gaan kijken opperde
Peters.
Maar de commissaris vond het beter dat
hij 's avonds een beetje ging spionneeren. De
dief zou wel 's avonds in het donker komen
om zijn slag te slaan.
's Avonds ging Peters er op uit. Hij woonde
met zijn vrouw vlak bij het parkje, zoodat hij
niet ver behoefde te loopen. In het parkje
aangekomen begaf hij zich naar een donker
laantje en wachtte af.
De torenklok sloeg acht uur. Peters ijs
beerde. In het parkje was niemand te zien.
Het weer was dan ook niet bijster mooi.
zoodat de menschen die hier wel eens voor
hun plezier gingen wandelen, nu lekker thuis
bleven.
Om half negen echter kraakten voetstap
pen. De agent sprong in een kreupelboschje
en keek toe. Vlak tegenover hem was een
Beringenboom. Bloemen van een eigenaardige
kleur lila, die Peters nog nooit had gezien.
Ben zonderlinge kleurom overal te her
kennen.
1 De voetstappen kwamen intusschen nader
bij. Op het zij laantje kwam behoedzaam een
Jongen van een Jaar of zestien aangeslopen.
Hij zag er erg schameltjes uit. Een opgelapte
broek die om zUn beenen slobberde, werd
opgehouden door 'n lang, oranjeachtig koord
dat een paar maal om zUn middel was ge
slagen en toen nog te lang bleek. Een groot
stuk hing er tenminste Wj. Het jasje, dat de
Jongen aanhad, had vroeger zeker aan een
gTooter iemand toebehoord. Er konden wel
twee zulke Jongens in. De mouwen waren
omgeslagen en lieten een paar magere, groe
zelige polsen bloot; over de verwarde, veel
te lange haren was een vuile pet getrokken.
Peters keek medelUdend naar hem vanuit
zUn schuilhoek. Stakkerddacht hU-
Want Peters was nog niet zoo heel lang
agent
De Jongen was bU den boom met de lila
seringen aangekomen. HU keek weer behoed
zaam om zich heen. Peters hield zich dood
stil. De Jongen haalde een knipmes uit zUn
zak en begon de lila seringen af te snUden.
Peters bleef nog toekUken. DadelUk zou hU
dien kleinen dief op heeterdaad betrappen.
De Jongen sneed door. Toen hU een groote
bos bloemen bU elkaar had. hield hU op. keek
nog even om zich heen. sneed toen een stuk
van zUn oranje broekband af en bond daar
mede de bloemen tezamen.
Dat was voor Peters het moment. HU
sprong uit de struiken en greep den Jongen
bU de hand. Zoo. zoo. mannetjezei hU
De Jongen was doodelUk verschrikt. HU liet
de bloemen uit zUn bevende handen vallen
en keek Peters angstig aan. Toen plotseling
sloeg hU de handen voor zUn gezicht en be
gon te snikken.
Nou. nou. nou.zei Peters en hU voelde
zich een beetje verlegen met dien huilenden
Jongen naast zich. Jullie moeten begrUpen.
Peters was nog niet zoo lang agent.
Waarom heb Je die bloemen gestolen,
jó vroeg Peters. En toen ging de Jongen
Oom Piet en tante Anna waren op een
klein boerderUtje begonnen Maar het was
goed gegaan. Oom en tante hadden hard
gewerkt, het boerderUtje werd een boerderij
en tenslotte was de hoeve van Oom Piet de
grootste van den geheelen omtrek. Paul, de
zoon van oom Piet en tante Anna, kreeg een
goede opvoeding. Hij werd eerst naar de
lagere school, daarna naar de H.B.S. en ten
Slotte naar de universiteit gestuurd.
Maar zooals het meer gaat in de wereld:
Paul merkte wel. dat vader en moeder rUk
waren en was zoo dom te denken, dat hij
..het dan wel op z'n gemakje aan kon doen."
HU werkte niet meer. gaf zich af met slechte
vrienden en sloeg veel geld stuk.
Oom Piet begon dat zoo zoetjes aan te
vervelen en tenslotte nam hU rijn jongen van
de universiteit af. Paul kwam thuis op de
boerderU. Maarook hier ging het niet
goed. HU verveelde zich op de hoeve en lede
ren avond ging hU er met zUn kleine autotje
van door naar het dorp, waar hU tUd en
geld verknoeide in café's met slechte vrien-
Dle gans zal 't ei uitbroeien. Wat den inhoud
van het ei zou zUn, wilde het engeltje nog
niet zeggen. Wel zeide ze. dat er eiken eer
sten dag van de maand weer een ei zou zUn.
Den volgenden dag ging tante Anna naar
de aangegeven plek in het bosch, want de
droom was zoo duidelUk geweest, en zU kon
hem zich zoo goed herinneren, dat zU er wel
aan gelooven moest. En terechtWant op
de aangeduide plaats vond zU inderdaad het
beloofde ei. Ze nam het heel voorzichtig op
en droeg het naar huis Toen leende ze een
gans van haar buurvrouw en zette deze op
de eieren. En het „uitbroeden" scheen al zeer
snel te gaan. Want reeds den volgenden dag
was de gans van het ei af. Dit lag intusschen
gebroken op de plaats waar tante Anna het
den vorigen dag had neergelegd entus
schen de gebroken schaal lag een pak bank
biljetten. Dat tante Anna blU was met dit
geld zullen jullie begrUpen. Alleen wist ze
edgenlUk niet goed, wat ze met zóóveel zou
moeten doen. Ze leefde weliswaar in niet al
te ruime omstandigheden, maar ochze
den.
Toen oom Plet gestorven was, was het
voor Paul een kleine moeite om tante Anna
rijn moeder, die zooveel van hem hield, dat
zUn fouten niet zag, over te halen om in
de stad te gaan wonen.
En nu werd het hoe langer hoe erger met
hem. lederen avond vroeg WJ veel geld aan
zUn moeder om „op stap" te gaan en
tante Anna. in haar liefde voor haar eenigen
«>on, gaf het geld. En dieper en dieper zonk
Paul en toen het geld van zUn moeder ver
dwenen was, verdween ook hU en hoorde
men nooit meer iets van hem
Tante Anna leefde nu in een klein huisje
weer in het oude dorp. Ze werd gesteund
door oude ware, vrienden, die blU waren al
het goede, dat zU vroeger van tante Anna
hadden mogen ontvangen, te kunnen ver
gelden.
Het was op een mooien herfstavond, dat
tante Anna, terwUl ze voor het raam zat, in
slaap viel. En ze kreeg een wonderrijke
droom. Ze droomde, dat een Engeltje tot
haar kwam en sprak: „Tante Anna, ga in
het bosch, daar en daar zal je een zUpaadje
vinden en op dat zUpaadje ligt een groot wit
ei. Dat ei moet Je naar huis brengen (héél
voorzichtig) en als je thuis gekomen bent,
moet Je een gans leenen van je buurvrouw.
was er aan gewend geraakt, en ze had zich
in haar lot geschikt.
Maar den volgenden nacht werd het haar
duidelUk, waarvoor dit geld allemaal was
bestemd.
Toen kreeg zU nameUJk wéér een droom,
waarin het Engeltje verscheen. En het
engeltje zei, dat tante Anna de armen moest
gaan bezoeken en in elk huis, waar leed en
zorg was, wat van haar geld moest achter
laten. En zooals het engeltje had gezegd, deed
tante Anna ook. ZU werd een weldoenster
der menschheid, hoe langer hoe meer geliefd
In haar dorpje.
Maareeuwig kon dit alles niet duren.
Er kwam een tUd, dat het engeltje verscheen
om de ziel van tante Anna naar den hemel
te brengen. Of toen de armen zonder steun
achter moesten brij ven
Neen
Want al waren de eieren op het stille rij-
laantje in het bosch dan ook verdwenen, nu
zorgde het engeltje ervoor, dat de armen wer
den geholpen en gesteund. Iedere maand
kregen de zieken en zwakken en misdeelden
geld thuisgestuurd. En ze zeiden: „Hé, het
is net of tante Anna nog leeftMaar tante
Anna genoot van haar rust in den hemel en
het engeltje deed haar werk. En doet het nu
nog.
vertellen. Van zUn moeder die zoo ziek was.
't ouwe menschen dat ze zooveel van
een blommetje hieldenne dat hU geen
cente had om ze te koopenenne dat hU
er nou maar een paar gejat had. HU wist
wel dat het slecht was, maar de gemeente
had toch immers centen genoeg en z'n moe
der hield zooveel van een blommetje
En weer begon de Jongen te snikken.
Toen, plotseling kreeg Peters die nog maar
pas agent was. een zwak oogenblik. HU vond
die diefstal eigenhjk heelemaal niet zoo erg
meer. En zou hU nu toch dien Jongen naar
het bureau brengenhem op laten slui
ten. ver van zUn zieke moeder die hem mis
schien zoo noodig had
Peters voerde een hevigen strijd tusschen
plicht en menschelUkheid. En hU koos het
laatste. Vlug duwde hU den Jongen de bloe
men in de hand en fluisterde, nu op zijn
beurt behoedzaam om zich heen kUkend
Smeer 'm jó, naar Je moeder. En blfjf
voortaan van die bloemen af. Vanavond heb
ik Je niet gezlenl
De Jongen liet zich dit geen tweemaal zeg
gen. Hij draaide zich snel om en holde weg
of 't geheele politiebureau hem op de hielen
zat.
Peters keek hem glimlachend na. De glim
lach van iemand die vindt dat hU een goede
daad gedaan heeft
De agent had er een zeker genoegen in om
op het bureau het leugentje te vertellen, dat
hU niets gezien hadHU stapte daarna
naar huis in een zonnige stemming. Maar
toen hU in de kamer kwam. bleef hU plotse
ling stokstUf staan: op tafel lageen bos
lila seringen. Neen, neen. hU vergiste zich
niet, het was diezelfde eigenaardige kleur lila.
En ten overvloede zat daar nog het oranje
koord een stuk van de broekband van den
Jongen omheen.
Vrouw, zei Peters hoe kom JU aan die
bloemen
O Ja, zei z'n vrouw, dat moet ik Je nog
vertellen. Ik heb er een reuze koopje aan
gehad. Daarnet, nog geen kwartier geleden,
belde hier een arme stakkerd van een Jongen
aan en vroeg of ik die bos bloemen wilde
koopen. Het waren z'n laatste, zei hU. Een
kwartje die heele bos. Dat is voor niets,
vind je niet
Peters knikte en zei een beetje schor
Ja, dat is voor niets.en bliksemsnel schoot
hem het gebeurde van dien avond door het
hoofd: de comediespelende Jongen het
praatje over de zieke moeder, terwUl hU de
bloemen alleen stal om ze te verkoopen
Oo, o, wat had hU zich leelUk laten beet
nemen.
Nou, vroeg zUn vrouw hoe vind je
m'n koopje nou ZUn ze niet mooi
Peters keek even op een eigenaardige ma
nier naar de bloemen voor hem. Toen kuchte
hU eens, trok zUn wenkbrauwen op en zeide
langzaam
„Ochmóói Ik zal Je zeggen, dat
lila, die eigenaardige kleur lila, daar houd ik
niet zoo erg van
(Nadruk verboden.)
VAN ALLES WAT.
EVENTJES LACHEN.
Bob wandelt met zUn moeder in het park.
Daar vindt hU op den weg een klein duiven-
eitje. Vol belangstelling Wjkt hU ernaar en
zegtMoeder, wat is dat
Een duiveneitje. Jongen, zegt moeder. Dat
Is zeker uit het nest gevallen.
Bobby knikt en de wandeling wordt voort
gezet. VUf minuten later vindt Bobby op den
weg een wilde kastanje.
- Moeder, zegt hU snel. dat is nu zeker
het ei van een stekelvarken?"
Vertrek uit Amsterdam.
DE BUIKRIEM AANGETROKKEN. DE
BLAUWE DONAU.
Dat op het plein voor het Centraal-Station te
Amsterdam een dertigtal padvinders bepakt en
gezakt staat te wachten, om zich treinwaarts te
begeven, is in vacantietUd een veel voorkomend
verschijnsel, dat al niet meer de aandacht van
de ln Amsterdam zoo nieuwsgierige omstanders
vraagt.
Toen dan ook op 25 Juli 1931 een groep be
langstellenden en pers-fotografen zich verdrong
om een aantal padvinders, moest men daaruit
wel de conclusie trekken, dat er iets bijzonders
aan het handje was. Inderdaad gingen dien dag
vijf en twintig Amsterdamsche en tien Bilt-ho-
vensche padvinders op reisnaar Bulgarije!
Nu zal de lezer zich ongetwijfeld afvragen,
wat die jongens bezielde om juist naar dat land
te gaan. midden in den Balkan, met al zijn ge
varen en moeilijkheden. Het antwoord daarop
.s gemakkelijk te geven.
Ons land bezit in Bulgarije een consul-gene
raal. jhr. L. M .de Brauw, die het op zich dun
de nemen, een Hollandsche troep padvinders
aan te moedigen om dit mooie, woeste lanu te
bezoeken HU verklaarde zich bereid de voc-'oe-
reidingen voor een dergelijke reis te .reifen.
Toen dat den Amsterdamschen hopman H. A.
Polak ter oore kwam. leek dit hem zoo iets bui
tengewoons en zoo iets leerzaams voor zijn
troep, dat hij geen oogenblik aarzelde deze gele
genheid met beide handen aan te grijpen.
Zoo stond, en gedurende een half jaar, Sofia
en Amsterdam in nauwe correspondentie met
elkaar, waarbij Budapest, Weenen en Konstan-
tinopel ook nog te pas kwamen, daar die plaat
sen ,,en passant" nog eenige dagen ..genomen"
zouden worden.
Het was daarom op 25 Juli een meer dan har
telijk afscheid van de jongens, die enkele oo gen-
blikken later het groote avontuur tegemoet
gingen. Als eerste halteplaats was Linz aan de
Donau gekozen. Dit Oostenrijksche grensplaatsje
lag echter op een spoor-afstand van Amsterdam
van ruim twintig uur. In een derde klasse-wagon
is dit heusch geen grapje. De jongens wisten
echter den langen nacht goed door te komen,
door zich in dekens te wikkelen en op den
grond, de banken en ln de bagage-netten te
gaan liggen. Zelden zal men een dergelijke
vagebond-huishouding in een internationale
trein hebben mede gemaakt.
In Linz zouden wij in een jeugd-herberg over
nachten. Onze verwachtingen hierover waren
nu niet zoo heel hoog gespannen, echter geheel
ten onrechte. Het bleek ni. een zeer groote
school te zijn. die in de zomermaanden hiervoor
werd ingerichtuitstekend van beiden met
dekens en lakens was voorzien, terwijl er verder
een douche- en waschgelegenheid was, zoodat
de Jongens zich na de vermoeiende treinreis
heerlijk konden opknappen. Daar wij gedurende
den tocht steeds van de eene plaats naar de
andere zouden trekken, was het te lastig, zelf
onzen avond-maaltijd te koken, zoodat wij daar
voor steeds goede, doch goedkoope eetge legen-
heden uitzochten. Bi) ons eerste maal. dé&r in
Linz, in een soort gaarkeuken genuttigd, bleek
ons al dadelijk, dat de porties, welke wij opge
diend kregen, niet in overeenstemming waren
met hongerige reismagen van Hollandsche
Jongens dit was dan ook maar het eenige in-
convenient, dat wij gedurende de geheele reis
hebben gemerkt. Ze leerden den buikriem wat
nauwer aan te halen, wat ten slotte voor een
korte periode zoef heel erg niet was.
Den volgenden dag scheepten wij ons in voor
den prachtigen Danau-tocht van Linz naar
Weenen. En inderdaad, ook al door het mooie
weer. konden ce jongens van dien schitterenden
boottocht door de W ach au, volop genieten en de
oevers bewonderen met de vele kasteeltjes en
bewoners in typische kleederdracht. Alleen
scheen de Donau na Strauss*s ..Die schóne
blaue Donau", van kleur veranderd te zijn,
want de machtige stroom had zijne wateren in
het groen omgetooverd,
Weenen. Ontmoeting met Lord Baden
PoweU
In Weenen werden w]J door eenige padvin
ders van de boot gehaald, die ons gedurende de
volgende twee dagen, trouw, als gidsen hebben
gediend. Ook hier sloegen wij ons bivak in een
jeugdherberg op. Wie zich Weener. als een sum
mum van vToolijkheid en JolUt had voorgesteld,
kwam wel erg bedrogen uit. Al direct sloeg ons
zoo een sombere, pessimistische sfeer tegemoet,
dat, als Je het niet beter wist, Je niet zou
denken in Weenen te zijn. Bi) 'navraag bleek
dan ook dat Weenen onder de huidige malaise
zeer te lijden had. Vele bedrijven staan stil.
groote blcecopen en theaters zijn gesloten, daar
ook het aantal vreemdelingen, vooral uit
Duitschland. zeer verminderd is Om elf uur
's avonds liep dagelijks dan ook de laatste tram
of bus, wat gezien het feit, dat dan iedereen
zich al lang ter ruste had begeven, voor die
wereldstad toch wel zeer opmerkelijk kon wor
den genoemd.
Den volgenden dag gingen wij nxt
touring-car Weenen bezichtigen, to?
kende slot „Schönbrunn met door
ligging prachtig uitzicht over Wee
ieders bewondering en fotografeer^
film-man, één der padvinders, die i
Bébé had medegenomen, werd hier
het werk gezet. Bij het verlaten yj
het oude Koningspaleis, werden vij
aangenaam verrast door een hen
regen. Teen wij enkele weken later
pest eveneens een paleis hadden
werden wij merkwaardigerwijze ook
begroet, hetgeen ons daarna deed
geen paleizen op dezen tocht meer
Verder is het weer schitterend
heeft ons iederen dag met een
begenadigd.
Om echter tot Weenen terug te
Toevallig werd in de buurt van
hoofdstad een conferentie g<
vinders-besturen uit elk land, wi
stichter der padvinderij, Lord
aanwezig was. En nu kregen wij
gewoon vereerende uitnoodiging oqi
dags naar de conferentie-plaats
waar wij een moment door den
vangen zouden worden. Wij gingent
dan ook vol verwachting met ons
naar Baden, het kleine plaatsje
Aangekomen, werd de troep in de
steld en ©en spontaan gejuich ging
krasse chief-scout, verscheen! Voor
vinder is Lord: Baden Powell
legendarische figuur. Zijn bijzijn en
delijke opmerkingen tegen de mees
en zijn welgemeende lof over het iej
lijk der troep, maakten dan ook op
een diepen indruk. Bij het afscheid .j
gat onze hopman, dat Baden Porei
een van de jengsten is en de Holland
druk, dien hij den chief-scout gaf,
zen dan cok de pijnlijke uitroep: Jk
again".
Naar Belgradovodi*
en brood met levcrpasteL
In Weenen werd weinig bij zond»
leefd. Den volgenden dag gingen dei
weer naar de Donau om nu mei
salon-boot tot Bulgarije door te w
lig was in Weenen ook een arbeiders-
beëindigd, zoodat de deelnemers ui
met onze boot naar hun land
waardoor ons vaartuig buitengewoon
wij met moeite een plaats konden
het tweede-klasse dek Echter 4M
dat de scheiding tusschen eerste
klasse niet zoo nauw genomen vat
spoedig de jongens over de geheele
spreid waren en hier en daar me:ï
passagiers aanpapten can al vast vsc
op te steken.
De driedaagsche bootreis langs
Belgrado naar Lcm. in Bulgarije,
minst interessante gedeelte van de
Want de Poesta's. die tiu de Domu
gaven niet veel anders te zien dan
oen koe en een bosch je kreupelhout
als op de mailbcoten naar Indlë
bridge-ka&rten voor den dag gehi»
Jongens vermaakten zich met dit
zoodat de geheele troep op het
.zee-reis" het kon spelen, zij het
wü ls nog in een „oerstaat".
's Avonds, toen het om half
donker werd, kreeg een ieder <9
plaatsje, waar geslapen kon
naast mannetje, zoodat een hal
drie met zijn schare jongens i
dine-blik had.
In Budapest stonden H<
vinders, door onzen hopman
boden" met een dertigtal versche'
de boot, als leeftocht voor de
Het kampgeld was er namelijk n»#1
om -het dure eten aan boord te J**"
dat wU deze drie dagen letterlijk 9
brood geleefd hebben, gelukkig vet
frlscht door uit Holland medegenc^
leverpastei!
Den avond van den tweeden boo*H
wij in Belgrado. Hier lag de boot
stil. zoodat wij tijd hadden. enkele W
blikken aan land te gaan. In «r. dl
wij een kop thee naar binnen wesW
wij gelukkig een Duitsch-
Slavië aan. die ons vertelde, vaar
was reeds tien uur 's avonds M
brooden konden inslaan.
Den volgenden dag werd de bootreh
interessant vooral toen wij door
naamde ..IJzeren Poort" vaarden.
nau aan beide kanten door boogg^*
geven wordt. Eindelijk kwamen wüj*
uur in Lom. de bulgaaraohe ?Tt'n5^
vanwaar wij met den nachttrein
zouden vertrekken. Hoewel de
formaliteiten in het Oosten van E*
hert algemeen heel lastig zUr- n**'.
door de ingewikkelde visumkwe-stift
toch de boot direct verlaten, tervt)-
bagage niet werd onderzocht. Ste<®
ons in leder land zeer ter wille
daal vermeldden wij. dat zdfe <k
douane ons bij onze terugkomst
seeren!
(Wordi