Als de groote Ontwapeningsconferentie Haagsche Brief. Het gestolen luchtballonnetje De geschiedenis van twee deugnieten. BRANIE. komt. „In 1932 zal te Genève over het lot van deze generatie beslist worden." UW SPONTANE SYMPATHIEBETUIGINGEN ZIJN NOODIG. Door ALBERT EINSTEIN. In het volgende artikel geven wij een op wekking van den grooten «geleerde, Prof Einstein, over algemeene ontwapening. Het uitvindingsgenie der menschheid heeft ons in de laatste honderd jaar verblijd met tal van dingen, die het leven vrij en gelukkig zouden kunnen maken, war neer de ontwikkeling van onze machtsorganisaties ge lijken tred kon houden met den tcchnischen vooruit gang. Doch in werkelijkheid zijn de met moeite verkre gen resultaten van den eeuw der machine even gevaar lijk in de handen van deze generatie als een scheermes in de handen van een 3-jarig kind. Het feit. dat wij be schikken over wonderbaarlijke productiemiddelen, heeft de wereld geen vrijheid geschonken, doch slechts zorgen en hongersnood. Vernietiging. Het ergste van alles is die zijde der techniek, die de wereld in staat stelt om menschelijke levens en de re sultaten van jarenlangcn arbeid te vernietigen. Wij, die tot de oudere generatie behooren, begrepen dat met ont zetting tijdens den wereldoorlog. Doch nog vreeselijker dan die verwoestingen is volgens mij de onwaardige slavernij, die de oorlog aan het individu oplegt. Is het niet vrecselijk, door de gemeenschap gedwongen te worden tot daden, die iedereen als verachtelijke mis drijven verafschuwt? Weinigen hebben de morecle groot heid gehad om te weigeren; deze mannen zijn naar myn overtuiging de ware helden van den wereldoorlog. Dooh er is een straal van hoop. Het schijnt mij toe. dat Inderdaad vele verant woordelijke leiders der vol keren den oprechten wensch koesteren om den oorlog af to schaffen. Het verzet te gen dezen noodzakelijken vooruitgang wortelt in tra dities. die van het eene ge slacht op het andere zijn overgegaan als een erfelijke ziekte door de schuld van ons opvoedingssysteem. De militairen met hun verheer lijking van den oorlog ver sterken deze tradities, even als de pers wier belangen van de militairen en van zekere groote Industrieën afhankelijk zijn. Zonder ont wapening zal er geen duurzame vrede zijn. En het voort gaan met de tegenwoordige bewapening zal zonder twij fel leiden tot nieuwe rampen. Dit Is de reden dat de ontwapeningsconferentie, welke In Februari 1932 te Ge nève wordt gehouden, beslissend zal zijn voor het lot van de tegenwoordige generatie en van de eerstvolgende bovendien. Het gaat om uw sympatliie. Wanneer men bedenkt welke schamele resultaten de vele internationale conferenties tot nu toe gehad heb ben, begrijpt men waarom iedereen, die verantwoorde lijkheidsgevoel bezit en wat dieper over de dingen na denkt, onophoudelijk de publieke opinie wijst op het alles overheerschende belang van deze conferentie van 1932. De staatslieden zullen hun doel niet kunnen be- reiken, als zij niet aangemoedigd en gesteund worden door de gedachte, dat de meerderheid hunner landge- nootcn achter hen staat en eveneens den vrede wil. Iedereen, die thans op aarde leeft, draagt een gedeelte van deze verantwoordelijkheid om met alle middelen een publieke opinie te verkrijgen, die gunstig gestemd is jegens de ontwapening. De mislukking der komende conferentie staat thans reeds vast, wanneer de afgevaardigden der mogendhe den to Genève aankomen met van tevoren vastgestelde instructies en wanneer zij het aanzien van hun land op hot spel zetten om hun eigen doeleinden na te streven. Het is algemeen bekend dat bij de onderhandelingen van diplomaten van vcrsohillende hinden, zooals er de laatste maanden verscheidene gehouden zijn, de kwes tie der ontwapening besproken is bij wijze van voorbe reiding voor de ontwapeningsconferentie. Deze omstan digheid lijkt mij zeer gunstig, want twee personen of Prof. Eimlein tweo groepen kunnen gewoonlijk verstandig en zonder heftigheid met elkaar onderhandelen, wanneer er slechts geen derde partij tusschenbelde komt, die zij in een be paalde richting meenen to moeten drijven. Wij kunnen slechts hopen dat deze uiterst belangrijke conferentie een bevredigend resultaat zal hebben, dank zij de goede voorbereiding, waardoor verrassingen worden voorko men, en dank zij een sfeer van wederzijdsch vertrouwen en oprechten goeden wil. Bij de oplossing van zoo belangrijke kwesties is het succes niet zoozeer afhankelijk van de scherpzinnigheid en diplomatieke behendigheid der deelnemers als van hun oprechtheid en hun wederzijdsch vertrouwen. Men kan gelukkig! moraliteit niet vervangen door ver stand. Het individu, dat in deze moeilijke tijden leeft, mag zich er niet mee tevreden stellen, de resultaten af te wachten en ze dan te critiseeren. Hij behoort ook per soonlijk met al zijn krachten de groote zaak te dienen. Want het lot der menschheid zal slechts datgene zijn, wat zij voor zichzelf heeft voorbereid en verdiend. (Nadruk verboden). 'a-GRAVENHAGE, 12 October 1931. HERFSTGEDACHTEN IN MALAISE-TIJ». DE ANNEXATIE. EEN ONOPGE MERKTE STEMBUSDAG> HET KIN DERDRAMA IN WATERINGEN. De herfst is over de residentie neergedaald. Onze parken en bosschen schitteren in matgouden tinten. Eigenlijk mag ik de herfst liever dan de zomer, die in Holland of te warm of te koud is en vooral in Den Haag, dat de pretentie heeft een luxe zomerstad te zijn het leven zuur kan maken. Maar de herfst met zijn duizendvoudige kleurschakeeringen van het lichtgeel, tot het zwartste bruin toovert voor ons een boeiend en vlammend schilderij. Vooral in dezen spannenden tijd vol drukkende zorgen, die den mensch onrustig maakt en in Den Haag vele slachtoffers eischt, hebben we rust noodig, moeten w< a uiterst geprikkelde zenu wen tot bedaren brenge;. Dn dan maken we een wan delingetje door het Haagsche Bosch of de Schevening- sche Boschjes, die beide gemakkelijk te bereiken zijn. want midden in de stad liggen. Daar zien we dan op bankjes in het zonnetje gepensionneerden en jonge moedertjes zitten, die met hun kleinen hierheen ge trokken zijn. De oude heeren binden al spoedig een praatje aan en het gaat dan natuurlijk allereerst over den huidigen wereldtoestand. En we hooren klacht op klacht over geduikelde effecten, over dividenden, die niet uitgekeerd worden, over het al dan niet veilig zijn van den gulden. Met de Haagsche problemen houden zij zich weinig bezig, er is een zekere lauwheid te dien aanzien. En we staan toch aan den vooravond van een groote gebeurtenis, de Annexatie. In Den Haag zijn Woensdag j.1. verkiezingen gehouden voor den z.g. dub belen Raad. Er Is een minimum aan drukwerk ver schenen, de straten zijn niet volgekalkt en de muren niet beplakt met aanbevelingsbiljetten. De verkiezings dag zelf is zoo kalm als maar eenigszins denkbaar is, verloopen. Alleen waren er wat meer kinderen op straat, want de scholen, die op dien dag tot stemlokalen waren gepromoveerd, mochten hun hersentjes niet van wijsheid voorzien. Er waren 's avonds 'geen oploopen voor de courantenbureaux, er hingen ook geen bulle tins over den voorloopigen uitslag, de stad was om, een uur even uitgestorven als op andere dagen om dien tijd. Men vond het allang goed als men het 's ochtends in het ochtendblad kon lezen hoe de strijd was verloopen. Zooals reeds te voorzien was. hebben de voorstanders van de annexatie de meerderheid behaald. Den Haag zal dus tot annexatie adviseeren. De gemeenten, die er voor in aanmerking komen, zullen het minder pleizierig vinden, want die zijn er over het algemeen tegen. Het is echter begrijpelijk, dat Den Haag moet uit breiden, dat het ruimte moet hebben om zijn huizen neer te zetten, om te komen tot een logische stads- oplossing, voor zoover dit nog mogelijk is. Want als er een stad onoordeelkundig is bebouwd, is dit wel de Oolevaarsstad. Hiervoor zal men wel nimmer een op lossing vinden, Den Haag zal wel steeds een doolhof blijven, die voor vreemdelingen soms ondoordringbaar schijnt. En er zijn weinig Hagenaars, die hun eigen stad geheel kennen en er den weg weten. Ik ken men- schen, die reeds meer dan tien jaar hier wonen en nog steeds moeten vragen waar die of die straat ligt en dan een uitvoerige wegaanduiding noodig hebben. Den Haag heeft niet alleen de reputatie de slechtste stedebouwkundlge oplossing te hebben gevonden, maar het heeft ook de wankele reputatie van de stad der drama's met doodeiyken afloop te zijn, en bij voorkeur dan, onopgeloste. Een van de verschrikkelijkste drama's der laatste jaren is vorige week aan de grens van onze gemeente geschied. In Wateringen heeft men een jongetje van zes jaar en een meisje van vier jaar met bijlslagen van het leven beroofd. Eerst dacht men, dat de aanslag van buitenaf was gepleegd en dat dieven, door de kinderen in hun werk gestoord, die verschrikkelijke misdrijf op hun geweten zouden hebben. Maar meer en meer gaat de meening postvatten, dat de moeder, die in hoogst overspannen toestand naar een kliniek is overgebracht het ontzettende in een vlaag van waanzin zelf zou heb ben gedaan. De meest vreemde geruchten doen bij deze zaak op het oogenblik in het anders zoo kalme tuinderdorp de ronde. Deze geruchten hebben alle een zeer persoonlijk karakter, zooals het in dorpen meestal het geval !s. antastische geschiedenissen vinden altijd een gretig gehoor en zoo was het ook bij deze gruwelijke moord aanslag in Wateringen. Het huis, waar het ontzettende gebeurd is, werd verrast door wonderlijke dingen. In deze woning woonde tot*voor korten tijd de boerenar beider van Schalen en zijn gezin. Hij was, evenals het gezin uit Drente afkomstig. Hij had pas honderd kuikens gekocht Dinsdag voor Hemelvaartsdag 's morgens vond hij deze kuikens op 15 na dood In het hok liggen, terwijl de glazen afdekking verwijderd was. Eenige dagen later, 's avonds om 11 uur, werden van Van Schalen's woning de ruiten ingeworpen. De politie heeft toen gedurende een week lang de woning bewaakt zonder iets te be merken. Toen zij echter op een nacht om 5 uur de be waking ophief, werden een kwartier later de ruiten wederom Ingeworpen. Bij Dekker in het huls gebeurde echter niets, tervffi voorvallen als boven geschetst, immer plaatsvond»? wanneer de vrouw van Dekker alleen thuis was. Niettegenstaande vele nasporingen heeft men niaia». het raadsel van deze ruitentikkc-rij kunnen oplost Van Schalen heeft daarop de woning verlaten en naar Drente teruggekeerd. Ook gaan er geruchten, dat onlangs de vroir» lastig gevallen door een gemaskerd man, toen n&4j echtgenoot niet thuis was... Toen de moord moet gebeurd zijn, was Dekker ongeveer 100 meter afstand van zijn woning aan h« melken. Hij heeft zijn hond niet hooren aanslag OJt schoon deze toch een bijzonder woest dier was en zeer gevaarlijk voor vreemdelingen, zooals ook de plaaUe. Iyke postbode, die het weten kan, opmerkte. Want ij) had het zelf korten tijd geleden ondervonden. Toen hj n.1. het huisje naderde, ging de hond verschrikkelijk keer en beet hem een stuk uit zijn broek. De politieautoriteiten zijn daarom ook tot de conciv sie gekomen, dat het zeer onwaarschijnlijk, ja zelfa ot. aannemelijk is dat de moord door vreemden is gepleegd Dit drama getuigt weer eens in welk een ontredder, den tijd wij leven, zegt ons ook, dat we niet naar h« buitenland behoeven te gaan om scnsationeele moord- geschiedenissen te beleven Ze zijn er de laatste Jajt> helaas te over binnen onze eigen grenzen. Zooals zegd, heeft Den Haag de treurige reputatie, aan dt spits van de moordaanslagen te staan. Neen, de vei. ligste en minst misdadige stad van Nederland is residentie allerminst. IB bla< itiéo Of 197. Die zandhoop speelde den man parten, Daarop was hij niet verdacht, Door het zand kon de fiets niet verder En hij viel, heel onverwacht De koopman zweefde door het luchtruim, Alsof hij aan een zweeftouw hing, In zijn val zag hij Wim nog even, Die juist een kleine straat doorging. 198. Pim steeds angstig, liet zich maar drijven, Wat kon de jongen anders doen? Vloog over een tuin vol beelden, Gelijk witte vlekken in het groen, Het was Genua's grootste begraafplaats, Wijd en zijd is zij beroemd, Duizenden marmeren beelden staan daar, „Campo Santo" wordt ze genoemd. Kort verhaal VRIJDAG, bij het begin van 't laatste uur, stap te Veenders, de Engelsche leeraar, 2b binnen. De stemming in de klas was moordend en onverbiddelijk. Wreed onverbiddelijk vooral. Op het roode. zenuwtrekkende gezicht van den leeraar, die reeds drie uren van keet makende scho lieren achter z'n rug had, werd niet gelet. Men was klaar om hem den genadestoot te geven. Veenders en keetschoppen! Dat hóórde hij elkaar. Als jongens later van school waren, vroegen 7.e bij het verezien van lui die nog steeds de H.B.S. bezochten: „Hoe gaat Int met Veenders, wordt-ie nog altijd zoo lekker ge negerd?" en dan kwamen van den anderen kant de avonturen, de krasse staaltjes los. Dan werd er met ontzag, waarachtig ontzag gesproken over lui die de hoogste strafgraad: „Voor drie dagen d'r af" hadden bereikt. Veenders stopte de klas binnen. Waardig was zijn houding bedoeld. Maar het werd een parodie, want op z'n voorhoofd parelden zweetdruppeltjes en zijn handen, groote onbehouwen handen, die zwaar en massief en toch zoo machteloos op het tafelblad kon den neerkomen, z'n handen beefden van agitatie. In de klos merkte men schijnbaar zijn binnentreden niet op. Veenders was alleen maar belangrijk als trei terobject; als leeraar en man van gezag was hij vol maakt van onwaarde. Niemand zat dan ook op z'n plaats. In dc klas hoerschte een onbeschrijfelijke chaos; jongens ston den mot groepjes bij elkaar te praten en achter in het lokaal deed Jantje Sanders serieuze pogingen zijn huurman Kees Diks uit het raam te dringen. Veenders betrad het podium. Niemand zag hem schijnbaar, maar in werkelijkheid wisten ze allen dat je daar stond, lang uitgerekt, de boeken in de smet- telooze kaftjes in zijn rechterhand, de neus wat vie zig opgetrokken om zijn minachting jegens die lawaai schoppers te demonstreeren. „Stilte", zei Veenders. Geen resultaat. „Zitten gaan en je boek nemen", klonk het nu har der. Niemand lette op hem. Ergens uit den hoek van de klas piepte een stem: „Stik jij". Daverend steeg het gelach op. Veenders werd rooder dan rood. ..Wachteris effe schoften van kerels", zei hij met overslaande stem. „Ne< e vachteriseffe nou. Ik zal jullie leerc. Mot dat nou weer zóó beginnen? Pas op, pas op..' Zenuwachtig scharrelden zijn groote handen tus- schen de hoeken op tafel. Daar was het schrift weer, hel bekende straf schrift Veenden gebruikte er één per week, wisten ingewijden. „Wie niet in één minuut op z'n plaats zit, schrijft de les vijf maal uit", vertelde Veenders, pogend kalm te doen. „Gutje. da's een hoop", zei iemand. Gelach steeg weer op, hoonend tergend gelach. Ieder wist, wie dat gezegd had: Karei Deers natuurlijk op de achterste bank. Die was altijd aan den gang bij Veenders. Alle machtig, wat kon je met dien vent lachen. Dat droge gezicht van 'm wnarmee ie alles zei. Letterlijk alles wat voor z'n mond kwam. 't Kon hem niets schelen of-ie straf kreeg. Welnee, vol trots liet hij dikwijls zijn strafbriefjes zien, twee of drie per week. Hij teekende ze zelf natuurlijk. Daar merkten die frikken niets van! Ja, Deers was een vent om mee om te gaan. Een reuze clown! In de klas was het heusch een beetje ordelijk ge worden. De jongens en meisjes zaten nu tenminste, nog druk pratend, in de bank en eenige lui hadden zelfs hun boeken voor zich. Maar een geroezemoes en een geraas bleef 't Karei Deers achteraan, was een toonbeeld van ach teloosheid en nonchalace. Hij praatte nogal vrij hard op met z'n buurman. Soms steeg gesmoord gelach op. De Deers kon ze ook bruin hakken Recht vóór Deers' bank was de meisjes-rij. Een stuk of zes waren het er maar; jonge meisjes in kleu- rige, frissche zomertoilctjes. Op de derde bank Lilly. Deers keek naar 'r met branie. ..Lief kind wel, die Lilly, vin je niet", zei hij tot z'n huurman. „Ben je soms verliefd?" zei de ander spottend, toch met welgevallen in zijn minachtend bedoelden blik naar Lilly. „Ben je gek? verliefd! Neen hoor, in geen duizend jaar. Maar ik bedoel, weloris aardig om mee naar de bios te gaan", grinnikte hij. De buurman begon gesmoord te lachen. Veenders keek op. „Deers, ik hoorde daarnet je stem." Nou keek iedereen op. Het spelletje zou weer be ginnen. Kijk daar had je 't al. „Ik spreken? Maar meneer, hoe komt u dóórbij. Ik ben altijd zoo zoet. Ik let juist op, maar u heeft ge loof ik een beetje de pik op me". Iedereen bulderd. Deers keek vlug op zij; ja, Lilly keek. ook lachend naar zijn kant. Fijn „Als ik jou wat mag zeg jonge", was Veenders aan het woord, „dan mot jij daar nooit zoo'n uitgebreid commentaar op geven, hoor je". ..Gut meneer, wat is dat: commentaar?" was Deers naïef. Hij voelde dat z'n stem trilde van branie. Het was een goeie hak. Lilly zou vast lachen. Gauw keek hij weer haar knnt op. Neen, haar ge zicht bleef strak een beetje verveeld. Minder moe dig ging hij door „Ja ziet U, U gebruikt altijd zooveel vreemde woor den. Die snap ik niet „Hou je mond, misselijke kerel", zei Veenders. „Manrre „Zwijg. Wie wat te zeggen of te vragen heeft, steekt z'n vinger op". Deers' vinger was al in do lucht. Veenders keek verveeld en geërgerd: hè. wat een beroerling, dacht hij. „Wat nou weer?" ,,'k Wou nog 's vragen wat dat was: commentaar", zeurde Karei. Een mop was het. Enkele getrouwen lachten; die lachten om alles wat hij zei. Lilly keek verveeld en verstoord bijna. Karei voelde zich opeens beroerd en klein. Net een klein kind dat een vies woord heeft gezegd in een volle tram en daarom ven moeder klappen krijgt. Hij hield zich koest toen Veenders hem uit ging kaffe ren Een poosje was ie stil zoo. Hij deed of hij in zijn boek keek, maar langs de schouder van z'n buurman gluurde hij schichtig naar Lilly, die daar rechts voor hem zat. Ze deed mee met de les. Vlijtig kind. Had geen reputatie van grappenmaker en luilak op te hou den zooals hij. Daar kwam je beslist niet meer onder uit. Alle lui verwachtten een bak als hij z'n mond opendeed. Z'n herrietrappen bij VeendeTs was legen darisch. Voor de school hoorde je de lui vertellen: „En die Deers, jó, die zegt met z'n droge gezicht En een poosje later daverde het gelach op. Om zijn bak, een van de bakken van Deers, het grootste beest van de H.B.S. Och lieve hemel, dat was allemaal heel leuk ge weest, in 't begin. Toen had-ie het fijn gevonden dat zc om 'm lachten. En nou: hij hield het vol. Moest het volhouden, 't Was de eenige manier waarop hij een beetje opviel. Talenten en kennis had hij niet. Hij was alleen maar de „lollige Deers"; Deers, die het niets kon schelen Maar als ie 's avonds thuis kwam met z'n twee brief jes: strafbriefjes, probeerde hij luchtig te kletsen, maakte ie z'n vader aan 't lachen, tot hij ruw-goedig teekende. „Deers, ga door". Lieve hemel wat zat-ie sentimenteel te suffen. Waar waren ze nou? Hij wist 't niet. Langzaam, wétend ko misch streek hij langs zijn kin. „Doorgaan zei u toch?" Zoo kon hij tijd winnen. Z'n buurman had het al aangewezen. ,,'t Is al niet meer noodig. Schrijf de les maar vijf keer uit". „Maar meneer", redeneerde hij tegen het wrevelige gezicht van Veenders in. „Waarom heb ik nou weer straf? Ziet u wel dat u mij niet kunt zetten „Hou je mond". „Ja, kijk u is „Ik heb je antwoorden niet noodig. jongen „Maar ik wou er toch even op wijzen De klas lachte gesmoord, Veenders stond op. „Nou nog één woord „Stik vent". Dat had ie beslist te hard gezegd. Veenders hoorde het. Werd rooder dan rood. Het ge lach in de klas werd benepen. „D'r uit, brutale bliksem, vooruit, d'r uit". Hij zou maar gaan. Loom stond-ie op. begon lang zaam z'n boeken in te pakken; om te negeren even... Daar had je het al: „L&at die boeken liggen; dadelijk d'r uit gaan.... Hij liep langs de banken, aangestaard door de 1 Lilly keek ook; was er afkeurig in haar blik? Hij wilr 't niet. Lachen deed ze in elk geval niet I Bij de deur nog even 'n mop. Hij zou d'r op ga« 1 krijgen. Op den drempel keek hij om; z'n droogsteP zicht en hikte erg komisch. f Toen de deur dicht was hoorde hij het buldertfla gelach en Veender's schreeuwstem er amper bovea uit: „Whóat, whóót, lachen jullie nog om dien ai- selijken kerel. Whaat wacht is effe De Dirk deed koud en minachtend. „We hebben genoeg van je pretjes, jongeman.?* keer kom je er niet zoo makkelijk af. Ik verwjjfel* voor drie dagen van school." Allemachtig, dat was niet mis Enfin. Vrij uiterlijk tenminste, knikte hij en ging naar de le«« klas waar hij de rest van het uur zou moeten M" ven Toen hij om vier uur lachend aan de poort stond, kwamen de jongens op hem af: „Wat heb je? "al heb je?" „Fijn drie daagjes vacantie, jong", was-ie ooüjK. maar van harte ging het niet. liet werd dóórvertelfl. „Deers is er voor drie dagen af." Hij praatte opgewekt met de jongens, tapte mop pen en keek, zoo schuins een beetje naar de poon of Lilly er uit kwam. 0 ja, daar was ze. Hij nara komisch diep z'n pet af en zei: „Daag meisje'. Ze groette terug weer verveeld. Toen fietste te de straat uit, den ho#k om ,,'k Ben d'r voor drie dagen af", zei hij thuis, tn toon hij het verschrikte gezicht* van moeder, moeder die hem zoo verwende, zag, verdween plotseling au» branie, om plaats te maken voor moedeloosheid. En de korte woede-bui van vader liet hij over zn hoofd gaan zonder tegenspreken. Boven op z'n kamertje ging hij voor het raam 9jM^: Hij had zoo'n leeg, moedeloos gevoel over zich, (,ac" hij hij zichzelf en hij herinnerde zich Lilly bijna niet gelachen had en hoe vervelend ze had g groet n Hij ging zitten, gooide z'n smerige tasch w c- hoek. Bah, bah, bah, wat een rommel, die school. - plotseling, nèt of ie een klein ondeugend kind wasw niet de branie Karei Deers, die nou ictternjK a durfde, begon hij te huilen; ieuwende snikken, ze-nu achtig en moeilijk. „Karei eten", klonk beneden moeders stem» een stem waaruit alweer vergiffenis klonk. „Ik kom", zei hij hard. j ur.v Bij de waschtafel wiesch hij z'n rood gezien't. j ie gèk om te huilen; dat moesten de jongens of Lilly Benoden aan tafel zajt hij dat vadert booze bui alweer over was. En valsch-vroolijk begon hij tellen: „Die Veenders ook hij heeft de pik op m® heusch vader,moet U hooren

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 8