DE STORMAANVAL Ingezonden Stukken. Plaatselijk Nieuws. De fokveemarkt en -keuring. Theater Royal. Del buik- w HET WITTE KRUIS EN DE TOEGEZEGDE SUBSIDIE VOOR EEN TWEEDE WIJKVERPLEEGSTER. Geachte Redacteur. Hoewel ik aanvankelijk de meening toegedaan was dat het ontstane misverstand over de verhoogde subsidie, welke door de Langcndijker Gemeentera den is toegezegd aan onze afd. Langendijk van het Witte Kruis, ten behoeve van het aanstellen van een tweede zuster, niet in eenige courant moest worden behandeld, lijkt het me toch. gezien de ver warring. die er door ontstaan is, óók bij diegene welke aanstonds nog hebben te oordeel en over het wel en wee hiervan, niet geheel Aan nut ontbloot, dit misverstand zoo mogelijk, uit den weg te ruimen. liet meest is dit wel tot uiting gekomen in den Raad der Gemeente Zuidflcharwoude. Daar toch werden nogal krasse beschuldigingen gericht tot het Bestuur van het Witte Kruis waarvan ook onder- geteekendo deel uitmaakt. Ik wil zooveel mogelijk de discussies, welke hier- over gehouden zijn op den voet volgen. Waar de Voorzitter van den Raad zegt, dat de aangevraagde subsidie van 15 cent per inwoner is toegestaan met nlgeineene stemmen, dit in een be hoefte voorziet en dat dc zieken nu voldoende kun nen worden verzorgd, reden waarom wordt voorge steld op het verzoek van het R.K. Wit-Gele Kruis niet in te gaan. Dan is het den heer Bekker, die in het.midden meent te moeten brengen, (let wel:) dat het Witte Kruis er mee bekend was dat er een R.K. zuster zou komen. M. de Redacteur, waar dit het kardinale punt is waar alles omheen draait, lijkt het me gewenscht de juiste toedracht hiervan in het volle licht te stellen. Reeds langen tijd werd door het Bestuur van het Witte Kruis gevoeld dat de vele werkzaamheden aan de wijkverpleging verbonden, niet langer door één zuster zou kunnen worden uitgevoerd, temeer werd deze behoefte gevoeld toen, in overleg met de Hoeren Doktoren van don Langendijk, besloten wérd om zoo mogelijk een Hoogtezon aan te schaffen, wel ke dan bediend zou kunnen worden door de wijk verpleging. Maar, zooals in vele gevallen, bleken de inkomsten van ons Witte Kruis niet toereikend om tot het aanstellen van een tweede zuster over te ktinnen gaan. Na lang en wel overwogen gedachten wisselingen word met algemeen© tstetnmon besloten, de Ra den der vier gemeenten aan den Langendijk te ver zoeken ten behoeve van het Witte Kruis, een verhoogde subsidie aan te vragen tot 15 cents per inwoner. Bovengenoemd besluit is niet eerder genomen dan eerst aan het R.K. Bestuurslid te vragen, of het waar was wat we bij geruchte hoorden, dat er van R.K. zijde ook aan gedacht werd om een wijkver pleegster aan te stollen, speciaal voor R.K. bedie ning, want, als dit op waarheid berustte, zou dit dc aan te vragen subsidie in den weg kunnen staan. Mon lette nu wel op het v o lg e n d e ant woord, gegeven door ons R.K. Bestuurslid, tevens secretaris van het voor kort opgerichte Wit-G e 1 c Kruis: „Dat er van R.K. zijde wel oens was gespro ken over een kraamvrouwverpleegster, maar niet over een wijkverpleegster, omdat dn wijkverpleging, uitgaande van het Witte Kruis, zeer tot een ieders genoegen werd uitgevoerd." Na dit antwoord, M. de Redacteur, meen ik dat het Bestuur van het Witte Kruis geheel vrij uit ging om.voor hare instelling een verboogdo sub sidie aan te vragen bij de raden. Deze besluiten werden genomen in de Bestuurs vergadering van het Witte Kruis op 9 Januari 1931, waarvan notulen zijn gehouden,, welke de daarop volgende vergadering, zonder bemerking werden goedgekeurd. Deze notulen zullen voor een ieder die hierin wer kelijk belang stelt, wel ter inzage worden overlegd. Gaarne laat ik nu aan het lezend publiek het oor deel over of het Bestuur van het Witte Kruis er mee op de hoogte was dat er van R.K. zijde een wijk verpleegster zou worden aangesteld. Hiermee heb ik meteen een antwoord gegeven op de vraag van Weth. du Burck, welke er blijkbaar ook niet van overtuigd was. dat men er op dat mo ment iets van wist, en daarom den voorzichtigsten weg meende te moeten bewandelen, alvorens hij zijn houding wilde bepalen. Vervolgens redeneert het raadslid Kramer er maar verder op los. dat alle samenwerking in deze door het Witte Kruisbestuur pertinent is afgewezen en erger nog, dat hot zelfs de schuld is van het Witte Kruisbestuur dat er een derde zus ter zal komen. We zullen eens zien wat er van deze redeneering over blijft! Toen het laatste antwoord der betrokken gemeen ten op 23 April was ingekomen bij het Witte Kruis bestuur, werd cr op 28 April ten dezen opzichte een bestuursvergadering gehouden, waarin de Voorzitter de heugelijke tijdinig kon doen dat alle gemeente raden goedgunstig op het verzoek, betreffende een verhoogde subsidie, beschikt hadden. Inmiddels hadden wij dit reeds in de couranten kunnen lezen, anderen blijkbaar ook. want niet zoodra deze mededeeling door den Voorzitter was gedaan, kre gen we toen van ons R.K. bestuurslid, het volgende te hooren: „Dat er een Vereeniging van het Wit-Gele Kruis was opgericht en dat er nu wel een R.K. wijkverpleegster zou worden aangesteld, en wat de toegestane verhoogde subsidie be trof. meende hij dat dit ook evengoed voor de R.K. was toegestaan en dat het Witte Kruis hier best wat kon afstaan aan hun pas opge richte vereeniging." Het Witte Kruisbestuur was echter eéi andere meening toegedaan en mijns inziens zeer terecht. Zij ging van de volgende gedachten uit: Ten eerste: meende zij haar besluit, genomen in hare vergadering van 9 Januari ten uitvoer te moe ten brengen, om tot het aanstellen van een tweede wijkverpleegster over te gaan en ten tweede: meende zij dat zij al het recht miste om de toeges.ane subsidie, ook maar ten deele, over te geven aan een instelling waarvoor het niet was beschikbaar ge steld. Hoewel er nog in den breede over dazo, even onge paste als onverwachte inmenging, is gediscuseerd, had een verdere onderhandeling voor het Witte Kruisbestuur geen zin meer. M. de Redacteur, ik heb hierbij wat uitvoerig stil gestaan om te laten uitkomen wie of nu met een derde zuster is komen aandragen. Eveneens is het van waarheid ontbloot, dat er geen antwoord is gericht aan het Wit-Gele Kruis, er is wel degelijk te kennen gegeven dat, om bovenge noemde redenen een bespreking geen nut zou kun nen afwerpen, hetgeen ook latei', hij een toch nog gehouden conferentie ook wel is gebleken. De heer Mulder had wel gelijk toen hij het ver moeden uitsprak, dat er toch wel „iets moest zijn" en zich aan den veiligen kant schaarde om toch eerst eens te onderzoeken hoe het nu toch w e 1 zat. Ten zeerste bevreemdt me de houding van het raadslid Dijkhuizen, welke zonder eenigen goeden grond de houding van het Witte Kruisbestuur meent te moeten laken en aan dit laakbare maar alvast toevoegt dat er een tweede zuster moet verdwijnen, blijkbaar dan de zuster van ons èn van zijn Witte Kruis. Zou het toch niet eerder op den weg liggen van Heoren Raadsleden, om toch alvorens zoon hard oordeel uit te spreken, eerst eens ter bevoegder plaatse een grondig onderzoek in te stellen? Verder vraagt do heer Dijkhuizen, waarom is er maar een Roomsch bestuurslid van het Witte Kruis? Moet dit ook al verweten worden aan het. Bestuur? Ik donk dat ook dit juist andersom is, en wel: om dat het mijn vaste overtuiging is. dat het eenige Roomsche lid nog gekozen is met de stemmen van het geheele Witte Kruisbestuur, waarmee ze te ken nen wilde geven dat ze graag alle gezindten in zich op wil nemen. Als er over deze aangelegenheid ontstemming be staat. welnu: laat er dan van R.K. zijde eens wat meer belangstelling komen voor de aangelegenheden van het Witte Kruis, dan is hier wel verandering aan te brengen en is dit nog geen toeken van haal tjes jagerij. Ik hoop, M. de Redacteur, dat ik er in geslaagd ben, de beschuldigingen aan ons Witte Kruisbestuur te weerleggen en hoop zeer dat de verkeerde begrip pen omtrent het toekennen van de verhoogde subsi dié, ten behoeve van een tweede wijkverpleegster, hierdoor voor een groot deel zijn weggenomen. U, Mijnheer de Redaceur. dankend voor de afge stane ruimte, J. KLIFFEN. Noordscharwoude, 29 October 1931. GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN verkoope» wij onder GARANTIE en op PROEF. Garage C. NIEUWLAND, BERGEN. Op het Oudeslotplein werd Donderdag, onder groote belangstelling van heeren fokkers e.a. de markt van geregistreerd fokvee gehouden, met een daaraan ver bonden keuring. De aanvoer was dit jaar bijzonder groot, vooral van do stierkalveren. De handel in «leze rubriek was, gezien den flinken aanvoer en de tegenwoordige veeprijzen niet onbe vredigend en varieerde voor de stierkalveren van fSO tot de f 140.—. De uitslag van de keuring was als volgt; er werd gekeurd in drie klassen: le klasse: le prijs Frans Wodan 7 van W. van der Oord Cz.; 2e prijs Frans K 14 van J. E. Kramer; 3c prijs Frans B 5 van Jn. Eriks; 4e prijs Frans A 4 van G. Appel; 5e prijs Wodan Jan van W. Jimmink Jbz.; 6e prijs Wodan F. 9 van Jn. Eriks; 7e prijs Frans 8 van W. Jimmink Jbz.; 8e prijs Frans Con- stantijn 16 van Jb. Jimmink Hz.; 2e klasse: le prijs Frans Nicolaas 33 van W. van der Oord Cz.; 2e prijs Frans Max 68 van D. Sleutel; 3e prijs Wodan Frons 10 van C. R. Blaauboer; 4e prijs Frans Wodan 14 van Jm. Blaauboer; 5e prijs Wodan 21 van K. Eriks; 6e prijs Frans Constantijn 20 van N. Appel; 7e prijs Cónstantijn Albcrt 21 van A. Win-, kei Pz;. 3e klasse: le prijs Frans Cónstantijn van A. Win kel Pz.; 2e prijs Frans Wodan 18 van E. G. Wonder; 3e prijs Cónstantijn Albert 20 van A. Winkel Pz.; 4e prijs Frans Dirk 24 van C. Spaans; 5e prijs Frans Ja- cob 5 van Jb. Th. Broersma; 6e prijs Frans Nicolaas 34 van I). P. Timmerman; 7e prijs Anna III's Frans van D. Hoornsman; 8e prijs Jacoba's Frans van W. Jimmink Hz. Kuikalveren: le prijs Ponnie 15 van W. v. d. Oord; 2e prijs Antje 53 van W. Jimmink Jbz.; 3e prijs Pietcrtje 11 van H. C. Kooij. De keuringscommissie bestond uit de heeren Ir. de Vries, rijksvceteeltconsulent in deze provincie en E. Koster te Berkhout. Twee hoofdfilms geeft de Directie van ons Theater Royal deze week, waaronder in de eerste plaats: Tus- schen 14 en 17 jaar. Het is een bijzondere film, die allen moeten gaan zien. De toeschouwer wordt binnengeleid bij een groote schare van jongens en meisjes, allen in de „opgescho ten" leeftijd van 14 tot 17 jaar. Onder hen bevindt zich ook Ina, het dochtertje van een ouderpaar, waar van de moeder de meest moderne theorieën der op voedkunde huldigt, en aanneemt, dat de kloof, die tusschen ouders en kinderen bestaat, volstrekt niet te overbruggen is, en voor die opvatting in woord en geschrift ernstige propaganda maakt en de vader, die zich wenscht te houden aan de oude traditie. Ina is in alle opzichten een kind van haar tijd. Dit zijn ook haar vrienden en vriendinnen, de jongens en meisjes, die we verzameld vinden ten huize van een ander echtpaar, de ouders van den jongen Axel. Do jongeman heeft in een sport-wedstrijd een over winning behaald, die moet gevierd worden met een partijtje, koek en koffie, ten huize van zijn ouders, dio evenwel, in zorgeloos vertrouwen op het dege lijk karakter van hun flinken zoon, het jeugdige ge zelschap alleen laten en samen naar den schouw burg gaan. Nauwelijks hebben zij de deur achter zich gesloten, of de jongelui leggen alle reserve af, geven zich over aan de grootste uitgelatenheid. Axel weet zelfs den weg naar den wijnkelder te vinden; er wordt een bowl bereid; het gemoedelijke feestje ont aardt in ruwheid en brooddronkenheid. Toch worden nog spelletje gespeeld. Het luidst toegejuichte is het zoeken van een verstopte schoen; de gelukkige vin der wordt beloond met een zoen van de eigenaresse van het schoentje. En zoo krijgt het tweetal Ina en Axel gelegenheid om een kus te wisselen, hetgeen evenwel een der andere jongelui prikkelt tot een heftig vertoon van ijverzucht, wat weer aanleiding is tot een woeste vechtpartij, en het in gruisels-vallen van een kostbare vaas. Dit ontnuchtert liet gezelschap volkomen. Men gaat ijlings naar huis. Ook Ina gaat, en wordt door Axel naar huis gebracht. Onderweg verzuimen zij niet, een afspraakje te maken voort volgenden dag. Dan haast zich Axel naar huist<2 om nog vóór den terugkeer van zijn ouders des^m van het feest en de vechtpartij te verwijderen. .\S hij komt te laat. Zijn ouders zijn hem vóór gewS en worden de verontwaardigde getuigen van wangedrag der jongelui. Ook Ina's ouders worden van de zaak op do W gebracht. Nu grijpen dc ouders weer naar op* dingsmethoden. die zij zélf van hun ouders heba overgenomen. Er wordt gestraft met intrekking i zakgeld, met huisarrest, met een verbod aan Ina Axel om nog met elkaar om te gaan. Maar nóch Ina's moeder, dc propagandiste van moderne opvoedings stelsels, nóch do strenge, ourle opvattingen vasthoudende vader, trachten den grond der zaak door te dringen. Ze laten de| deren hun moeilijkheden zelf uitvechten. Maar verbod en de afwezigheid van werkelijke leiding, p kelt dc kinderen tot het ontduiken van de straQ tot het maken van heimelijke afspraakjes, tot heti zinnen van leugentjes om samen te kunnen wantij En zoo gaat het tweetal Ina en Axel als door noodlot gedreven, het ongeluk tegemoet. Ina k!i haar nood in vroeg-wijze woorden aan haar dart en bekent daarin haar liefde voor Axel. En zoo dert, als onafwendbaar, de dag, die een einde zal ken aan de onschuld der kinderen. Weer makt* een afspraakje. Ze zullen gaan roeien. Het is( heerlijke zomerdag. Zwoel is de natuur. Ze wandt door bosscheu en weiden. Op het water onttrekks zich plotseling aan het gezelschap der andere rooi. de gezelschapjes. Zo drijven naar een stil hoé gaan aan land, vlijen zich neer op het gras, tusyj struiken en bloemen. Het is een gedachtenloos jj met het gevaar. De gevolgen blijven niet uit. Ina moet moeder worden. Wel begrijpt ze dit) Graag zou ze haar moeder raad vragen in de w lijke omstandigheden, dio haar drukken. Mi moeder heeft geen tijd voor haar kind. Zij m< deeren en zich voorbereiden voor lezingen ovi opvoedingsvraagstuk. Dan sluipt het kind in de] kerij van haar moeder en vindt daar antwoord) vraag, die haar kwelt. Waar vindt ze nu hulp?; niemand dan haar vriend Axel. Hem klaagt zij nood. Maar ook de hevig geschdrokken Axel »j loos. Ook deze heeft geen ouderen, tot wien in vertrouwen kan wenden. In zijn radel maakt hij eindelijk een van zijn jonge vrient zijn vertrouweling. Met hun tweeën vinden zij, advertentiekolommen van een dagblad het adrai een vrouw, die raad en hulp verleent in zulke lijke gevallen. Axel gaat er heen. De vrouw b_ hulp, maar in ruil van een voor de kinderen] hooge som, contant te betalen. Axel tracht het; te vinden, eerst bij zijn moeder, dan bij zijn Hij durft niet zeggen, waarvoor het geld nu nen. De moeder kan hem niet helpen. De vi het niet. Ten einde raad, gaat de jongen er toni, toe over, in den nacht, als zijn vader slaapt, liet| uit diens portefeuille te stelen. Den volgenden gen brengt Axel zijn meisje naar de vrouw, avonds zal hij haar weer terug halen. Als het is, brengt hij een ten doode opgeschreven kind huis. En terwijl Ina's moeder zich wijdt aan haar kundige studies, worstelt haar kind met den Terwijl Ina's vader zich bezorgd maakt over het] te uiterlijk van zijn kind, weet haar moeder een paar algemeene woorden te spreken over schelijkheid van méér wandelen en een vérbl' openlucht. Terwijl het kind in onduldbare pijn het lei schittert de moeder in een vergadering van derraad. Doch er is één lid in de vergadi alle dilletanten in opvoedkundige philisoi schande maakt en het luide verkondigt: Li&l leen, liefde tusschen ouders en kinderen, kan dat effenen en haar behoeden voor tragedies, zoedi hier weer een is afgespeeld. Ieder kind, leertip op zijn eigen manier worden behandeld. Alp» regelen en recepten baten niet. En die getóiii vidueele behandeling en opvoeding kan allee. vinden, waar het ouderhuis is gevuld met Mie, met vertrouwen, dat uit liefde geboren wordt li alleen kan den afgrond dempen tusschen oudei kinderen dié in onzen tijd breeder en dieperik hij voorheen ooit geweest is. Zooals gezegd, is het een zeer aparte film, d:< ter in zijn ontroerende werkelijkheid diep m en voor velen een goede levensles kan zijn. D V Nie bon wei- dat liep ntn* V< ral M Dé niet waa ct Big de h De fiUCfa wein De «te si dan 1 Ou boud Er De aanvi Tlug. Op iippe Het ttfvrec In De. otveri Het tweede hoofdnummer is van een heel 1 aard en brengt ons met den ijsbreker Krasjëj schen verraderlijke ijsbergen, in machtige Wij vertoeven in het hooge Noorden en mal strijd mee tegen ijsschotsen en stormen cn del van hen die in nood en ellende verkeerden. Ook hier geen gebrek aan spanning!! Burge |«n ood 1 Nu rem het Harkt za den Dec« uur i Ie, d jtil vöói Schage Kort verhaal door LEO TOLSTOI. Kort geleden werd een nog onbekende novelle van Tolstoi ontdekt iu het Tolstoi- archief. De schrijver heeft deze schets, die betrekking heeft op zijn verblijf in den Kau- kasus. vermoedelijk eerst later in Sebasto- pol neergeschreven. In 1853 bracht ik eenige dagen door in de vesting Tsjagir. een van de schilderachtigste en onrustigste plaatsje® van den Kauknsus. Op den dag na inijn aan komst zat ik rret een kennis, bij wien ik logeerde, tegen den avoyd op een gemetselde bank voor zijn huisje. Wij wachtten op thee. toen kapitein W., een goede bekende voor ons beiden, op ons toe trad. Het was in den zomer, de hitte was verdwenen en witte zomerwolken stoven aan den horizon uit el kaar. De hergen waren duidelijker zichtbaar ilan ge woonlijk en snelle zwaluwen cirkelden vroolljk door de lucht. Twee kersenboomen en een paar eentonige zonnebloemen stonden onbewegelijk voor ons en wier pen hun schaduwen tot ver over de straat. Het was stil en prettig in den kleinen tuin. Plotseling «loorscneurde een kanonschot in de verte de stilte „Wat is dat?" vroeg ik. „Ik weet het niet. Het schijnt van den toren te ko men". antwoordde mijn gastheer. „Zou het een alarmschot zijn? Een kozak reed met groote sprongen over de straat, een soldaat liep stampend met zijn groote laarzen over den weg. In het naburige huis hoorden wij ge rucht cn stemmen. Wij gingen naar de heg toe. „Wat is er aan de hand?" vroegen wij een officiers- oppasser, wiens gestreepte broek slechts aan een zijde van zijn bretels was vastgemaakt. Hij krabde zich op den rug. terwijl hij over straat rende. „Alarm!" riep hij, zonder stil te blijven staan, „ik" zoek mijn baas". Kapitein N. had zijn pelsmuts gegrepen en rende weg. al loopend zijn mantel dichtknoopend. Zijn com pagnie had dienst. Een tweede en een derde schot weerklonken van den wachttoren „Loten we naar het ravijn gaan om te kijken. Er is vermoedelijk iets gebeurd bij het drenken van de paarden", zei mij«n gastheer. „Doof de samowar niet uit, wij komen dadelijk weer terug"o voegde hij zijn bediende nog toe. In de straten renden de menschen: hier een kozak, daar een officier te paard, daar weer een soldaat met het geweer in de eenc, en zijn uitrusting in de andere hand. Verschrikte gezichten van Joden en vrouwen vertoonden zich bij do tuinhekken en in de geopende deuren en ramen Alles was in beweging. „Waar is er iets gebeurd broertje waar?" klonk een hijgende stem. „A^liter de brug van de «artillerie halen ze onze paarden weg", antwoordde, een andere stem. „Zoo'n groote troep broertje, dat is verschrikke lijk'. „Ach lieve hemel, als ze in de vesting binnendrin genOh weeoh weeriep een vrouw, half huilend uit. ..Zou je niet Sjamil's vrouw willen worden, tan tetje?" vroeg knipoogend een jonge soldaat met een blauwe pofbroek en een scheef opgezette papasja We hadden nauwelijks de steile helling bereikt, toen de dienstdoende compagnie met ransel en gewe ren ons inhaalde en de helling afstormde. De com pagniescommandant, kapitein N., reed vooraan. „Piotr Iwanowitsj". riep mijn gastheer hem na, „geef ze er flink van langs!" Doch kapitein N. keek niet om; hij zag met een be zorgd gezicht voor zich uil. Zijn oogen schitterden meer dan gewoonlijk. Geheel achteraan liep de zie kenvader met zijn leeren zak en achter hem werden brancards gedragen. Ik begreep de uitdrukking op het gezicht van den compagniescommandant. liet doet goed, een mensch te zien cue niet bang schijnt voor den dood en hier zijn honderden men schen bereid om eik uur van den «lag manmoedig en in alle stilte den dood in le gaan. Toen de compagniescommandant reeds halverwege den berg was afgedaald, liep een pokdalige soldaat met een door de zon verbrand gezicht, een witte nek en een ring in zijn cene oor, hijgend naar de helling toe. Toen hij ons voorbij wilde loopen struikelde hij en viel languit op den grond. Om hem heen klonk ge lach. „Pas op, Antonitsj, vallen is een slecht begin en een slecht voorteeken", sprak de vrijpostige soldaat met de blauwe broek. De ander bleef staan. Zijn vermoeid, bezorgd ge zicht nam een uitdrukking van hevige ergernis en groote strengheid aan. „As jij niet zoo'n sukkel wasmaar dat bon je nu eenmaal!" sprak hij minachtend. „Meer dan dom--- zoo is het". En na deze zonderlinge woorden rende hij de compagnie na. Het was een rustige, heldere avond. In de kloven zweefden altijd wolken, doch de hemel was onbedekt. Twee zawrto adelaars vlogen hoog .boven one in sier lijke bogen. Aan de tegenoverliggende zijde van den zilverachtig lichtenden Argoen, was «le eenzame, bak- steenen toren duidelijk zichtbaar ons eeuig bezit iu het groote Tsjetsjnaja. Op eenigen afstand van den toren joeg een troep bereden Tsjetsjenzen de gestolen paard entegen de steile helling op en wisselden scho ten met de soldaten in den toren. Toen de compagnie de brug overgestoken had, wa ren de Tsjetsjenzen reeds buiten het bereik van hun schoten gekomen, doch niettemin was er bij de onzen een rookwolkje te zien een tweede een derde en eindelijk een aaneengesloten vuur langs het ge heele front der compagnie. Het knetterent der schoten bereikte onze ooren tot algemeen vreugde der toe kijkende en toehoorende menigte eerst na onge veer vijftig seconden. „Bravo! Bravo! Ze rennen, ze rennen! Kijk ze eens wegrennen!" hoorde men de menigte lachend uitroe pen. „Als men hun langzaam den weg in het gebergte had afgesneden, zou het hun onmogelijk zijn geweest om terug te trekken", zei de kletskous in blauwe broek, wiens gezegden de belangstelling van alle toe schouwers trokken. Na het salvo reden de Tsjetsjenzen werkelijk snel ler naar den berg toe. Slechts enkele Dsjigiten bleven uit overmoed achter en wisselden schoten met de compagnie. Vooral één man in een zwarte Tsjerkes- sische schoudermantel liet zijn paard schoolrijden, terwijl hij pas een vijftig pas van de onze verwijderd was. Het was een ergerlijk gezicht. Ondanks het on afgebroken schieten reed hij stapvoets voor de com pagnie langs: slechts af en" toe zagen wij een rook wolkje naast hem en hoorden wij den korten knal van een geweerschot. Dadelijk na het schot liet hij zijn paard eenige sprongen uitvoeren en bleef dan op nieuw staan. „Hij heeft wéér geschoten, de schoft!" zeiden de menschen naast ons. „Daar, één is er getroffen! Dat is prachtig! Heerlijk! De paarden hebben wij wel niet teruggekregen, maar ze hebben tenminste een van die duivels te pakken. Kijk die grappenmakerij daar eens!" Onder de Tsjetsjenzon onstond plotseling beweging, alsof zij een gewonde wilden opbeuren; een paard zonder ruiter rende voor hen langs. De geestdrift der menigte bereikte bij het zien daarva nhet hoogtepunt. De menschen lachten en praatten door elkaar. Ach ter den laatste» uitlooper van het gebergte verdwe nen de Tsjetsjenzen eindelijk en de compagnie bleef staan. „Nu is het afgeloopen'-. zei mijn gastheer tot mij, laten we gaan theedrinken." „Hé broeders, het lijkt mij toe dat er een van onzen gewond is", zei de oude man op dat oogenbli. Hij beschermde zijn oogen met zijn hand 'en keek naar de torugkeerende compagnie. „Zij dragen iemand. Wij besloten dus, den terugkeer van de compagnie af te wachten. De compagniescommandant reed voor op. Na hem kwamen de zangers die een der overmoe digste Kaukaslsche liederen zongen. Op de gezichten der soldaten en op dat van den officier viel mij een uitdrukking van zelfbewustzijn en trots op. „Heeft L' een sigaret voor mij, heeren?" vroeg N., die op ons toetrad. „Ik zou buitengewoon graag wil len rooken." „En hoe is het?" vroegen wij hem. „De duivel hale hen en hun paarden', hij, terwijl hij de rook van zijn sigaret p'*"0? zijn longen. „Zij hebben Bomlartsjoek gewoii „Wat voor een Bondartsjoek?" v „De zadelmaker, dien ik naar U toegestuurd m*1 het zadel te repareeren." „Ik weel het al: de blonde". „Hij was een goed soldaat. Op hem steunde de compagnie". „Is hij zwaar gewond?" ..Hier door en door geschoten." En hij wwsop Nu verscheen achter de compagnie «en -TL daten, die den gewonde op een brancard ures Tusschen hen door zag men slechts een pa»r trokken knieën en een wit voorhoofd onder een muts. Twee vrouwen begonnen plotseling weet warom te huilen en in de menigte hoorei onduidelijke uitroepen van medelijden, die kreunen van den gewonde een drukkende, stemming teweeg brachten. „Zoo is ons leven", zei de praatzieke soldr blauwe broek, terwijl hij met de tong klap'*- Wij kwamen dichterbij om den gewonde Het was dezelfde blonde soldaat met een ring oor, die de compagnie nageloopen had en dfl«T gestruikeld. Hij scheen magerder en eenige ouder geworden te zijn. In de uitdrukking oogen en in de lijn van zijn lippen lag iets di] De gedachte aan den naderenden «lood h y. rew schoone, rustige, verheven lijnen op dit eernt gezicht gelegd. „Hoe voel je je?" vroeg N. hem. „Slecht edelachtbare!" zei hij en bewoog me zijn toch hel schitterende oogen. „Met Gods hulp zul je genezen." „Eens moet men toch sterven", antwoorm» sloot de oogen. De soldaten zétten zich mel in beweging; de stervende wilde echter neg gen. Opnieuw gingen wij naar hem toe. „Edelachtbare", zeide hij tol mijn S*\stne- stijgbeugels gekocht zij liggen onder Van het geld is niets meer overgebleven -7 Den volgenden morgen gingen wij naar taal om den gewonde te bezoeken. - „Waar is de soldaat van de achtste conJP®' ^°&DS< ÖSRVE ,4*ajevoi *0-54 M t fA-7.60 klei 100 iti JtX Hl fais- i fcrren f jy*- *>0 RN*, '«•pel» ttui 7* B<x Jad»; v JARHE; 5 e> fk**koo! Informeerden wij daar. „Hij is gestorven", klonk een zwakke bed. Hij lag naast mij edelachtbare en nu «H gestonkenverschrikkelijk!" Groot is de geschiedenis van het Niet voor niets is deze rustige ziclestci kte b« deze onbewuste kracht. (Nadruk verboden.) U D *ttt«

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 14