DE STORMAANVAL
Ingezonden Stukken.
Plaatselijk Nieuws.
De fokveemarkt en -keuring.
Theater Royal.
Del
buik-
w
HET WITTE KRUIS EN DE TOEGEZEGDE
SUBSIDIE VOOR EEN TWEEDE
WIJKVERPLEEGSTER.
Geachte Redacteur.
Hoewel ik aanvankelijk de meening toegedaan was
dat het ontstane misverstand over de verhoogde
subsidie, welke door de Langcndijker Gemeentera
den is toegezegd aan onze afd. Langendijk van het
Witte Kruis, ten behoeve van het aanstellen van
een tweede zuster, niet in eenige courant moest
worden behandeld, lijkt het me toch. gezien de ver
warring. die er door ontstaan is, óók bij diegene
welke aanstonds nog hebben te oordeel en over het
wel en wee hiervan, niet geheel Aan nut ontbloot,
dit misverstand zoo mogelijk, uit den weg te ruimen.
liet meest is dit wel tot uiting gekomen in den
Raad der Gemeente Zuidflcharwoude. Daar toch
werden nogal krasse beschuldigingen gericht tot het
Bestuur van het Witte Kruis waarvan ook onder-
geteekendo deel uitmaakt.
Ik wil zooveel mogelijk de discussies, welke hier-
over gehouden zijn op den voet volgen.
Waar de Voorzitter van den Raad zegt, dat de
aangevraagde subsidie van 15 cent per inwoner is
toegestaan met nlgeineene stemmen, dit in een be
hoefte voorziet en dat dc zieken nu voldoende kun
nen worden verzorgd, reden waarom wordt voorge
steld op het verzoek van het R.K. Wit-Gele Kruis
niet in te gaan.
Dan is het den heer Bekker, die in het.midden
meent te moeten brengen, (let wel:) dat het Witte
Kruis er mee bekend was dat er een R.K. zuster
zou komen.
M. de Redacteur, waar dit het kardinale punt is
waar alles omheen draait, lijkt het me gewenscht
de juiste toedracht hiervan in het volle licht te
stellen.
Reeds langen tijd werd door het Bestuur van het
Witte Kruis gevoeld dat de vele werkzaamheden
aan de wijkverpleging verbonden, niet langer door
één zuster zou kunnen worden uitgevoerd, temeer
werd deze behoefte gevoeld toen, in overleg met de
Hoeren Doktoren van don Langendijk, besloten wérd
om zoo mogelijk een Hoogtezon aan te schaffen, wel
ke dan bediend zou kunnen worden door de wijk
verpleging. Maar, zooals in vele gevallen, bleken de
inkomsten van ons Witte Kruis niet toereikend om
tot het aanstellen van een tweede zuster over te
ktinnen gaan.
Na lang en wel overwogen gedachten wisselingen
word met algemeen© tstetnmon besloten, de Ra
den der vier gemeenten aan den Langendijk te ver
zoeken ten behoeve van het Witte Kruis, een
verhoogde subsidie aan te vragen tot 15 cents per
inwoner.
Bovengenoemd besluit is niet eerder genomen dan
eerst aan het R.K. Bestuurslid te vragen, of het
waar was wat we bij geruchte hoorden, dat er van
R.K. zijde ook aan gedacht werd om een wijkver
pleegster aan te stollen, speciaal voor R.K. bedie
ning, want, als dit op waarheid berustte, zou dit dc
aan te vragen subsidie in den weg kunnen staan.
Mon lette nu wel op het v o lg e n d e ant
woord, gegeven door ons R.K. Bestuurslid, tevens
secretaris van het voor kort opgerichte Wit-G e 1 c
Kruis:
„Dat er van R.K. zijde wel oens was gespro
ken over een kraamvrouwverpleegster, maar niet
over een wijkverpleegster, omdat dn wijkverpleging,
uitgaande van het Witte Kruis, zeer tot een
ieders genoegen werd uitgevoerd."
Na dit antwoord, M. de Redacteur, meen ik dat
het Bestuur van het Witte Kruis geheel vrij uit
ging om.voor hare instelling een verboogdo sub
sidie aan te vragen bij de raden.
Deze besluiten werden genomen in de Bestuurs
vergadering van het Witte Kruis op 9 Januari 1931,
waarvan notulen zijn gehouden,, welke de daarop
volgende vergadering, zonder bemerking werden
goedgekeurd.
Deze notulen zullen voor een ieder die hierin wer
kelijk belang stelt, wel ter inzage worden overlegd.
Gaarne laat ik nu aan het lezend publiek het oor
deel over of het Bestuur van het Witte Kruis er
mee op de hoogte was dat er van R.K. zijde een wijk
verpleegster zou worden aangesteld.
Hiermee heb ik meteen een antwoord gegeven op
de vraag van Weth. du Burck, welke er blijkbaar
ook niet van overtuigd was. dat men er op dat mo
ment iets van wist, en daarom den voorzichtigsten
weg meende te moeten bewandelen, alvorens hij
zijn houding wilde bepalen.
Vervolgens redeneert het raadslid Kramer er maar
verder op los. dat alle samenwerking in deze door
het Witte Kruisbestuur pertinent is afgewezen en
erger nog, dat hot zelfs de schuld is van het
Witte Kruisbestuur dat er een derde zus
ter zal komen.
We zullen eens zien wat er van deze redeneering
over blijft!
Toen het laatste antwoord der betrokken gemeen
ten op 23 April was ingekomen bij het Witte Kruis
bestuur, werd cr op 28 April ten dezen opzichte een
bestuursvergadering gehouden, waarin de Voorzitter
de heugelijke tijdinig kon doen dat alle gemeente
raden goedgunstig op het verzoek, betreffende een
verhoogde subsidie, beschikt hadden. Inmiddels
hadden wij dit reeds in de couranten kunnen lezen,
anderen blijkbaar ook. want niet zoodra deze
mededeeling door den Voorzitter was gedaan, kre
gen we toen van ons R.K. bestuurslid, het volgende
te hooren:
„Dat er een Vereeniging van het Wit-Gele
Kruis was opgericht en dat er nu wel een
R.K. wijkverpleegster zou worden aangesteld,
en wat de toegestane verhoogde subsidie be
trof. meende hij dat dit ook evengoed voor de
R.K. was toegestaan en dat het Witte Kruis
hier best wat kon afstaan aan hun pas opge
richte vereeniging."
Het Witte Kruisbestuur was echter eéi andere
meening toegedaan en mijns inziens zeer terecht.
Zij ging van de volgende gedachten uit:
Ten eerste: meende zij haar besluit, genomen in
hare vergadering van 9 Januari ten uitvoer te moe
ten brengen, om tot het aanstellen van een tweede
wijkverpleegster over te gaan en ten tweede: meende
zij dat zij al het recht miste om de toeges.ane
subsidie, ook maar ten deele, over te geven aan een
instelling waarvoor het niet was beschikbaar ge
steld.
Hoewel er nog in den breede over dazo, even onge
paste als onverwachte inmenging, is gediscuseerd,
had een verdere onderhandeling voor het Witte
Kruisbestuur geen zin meer.
M. de Redacteur, ik heb hierbij wat uitvoerig stil
gestaan om te laten uitkomen wie of nu met een
derde zuster is komen aandragen.
Eveneens is het van waarheid ontbloot, dat er geen
antwoord is gericht aan het Wit-Gele Kruis, er is
wel degelijk te kennen gegeven dat, om bovenge
noemde redenen een bespreking geen nut zou kun
nen afwerpen, hetgeen ook latei', hij een toch nog
gehouden conferentie ook wel is gebleken.
De heer Mulder had wel gelijk toen hij het ver
moeden uitsprak, dat er toch wel „iets moest zijn"
en zich aan den veiligen kant schaarde om toch
eerst eens te onderzoeken hoe het nu toch w e 1 zat.
Ten zeerste bevreemdt me de houding van het
raadslid Dijkhuizen, welke zonder eenigen goeden
grond de houding van het Witte Kruisbestuur meent
te moeten laken en aan dit laakbare maar alvast
toevoegt dat er een tweede zuster moet verdwijnen,
blijkbaar dan de zuster van ons èn van zijn Witte
Kruis.
Zou het toch niet eerder op den weg liggen van
Heoren Raadsleden, om toch alvorens zoon hard
oordeel uit te spreken, eerst eens ter bevoegder
plaatse een grondig onderzoek in te stellen?
Verder vraagt do heer Dijkhuizen, waarom is er
maar een Roomsch bestuurslid van het Witte Kruis?
Moet dit ook al verweten worden aan het. Bestuur?
Ik donk dat ook dit juist andersom is, en wel: om
dat het mijn vaste overtuiging is. dat het eenige
Roomsche lid nog gekozen is met de stemmen van
het geheele Witte Kruisbestuur, waarmee ze te ken
nen wilde geven dat ze graag alle gezindten in zich
op wil nemen.
Als er over deze aangelegenheid ontstemming be
staat. welnu: laat er dan van R.K. zijde eens wat
meer belangstelling komen voor de aangelegenheden
van het Witte Kruis, dan is hier wel verandering
aan te brengen en is dit nog geen toeken van haal
tjes jagerij.
Ik hoop, M. de Redacteur, dat ik er in geslaagd
ben, de beschuldigingen aan ons Witte Kruisbestuur
te weerleggen en hoop zeer dat de verkeerde begrip
pen omtrent het toekennen van de verhoogde subsi
dié, ten behoeve van een tweede wijkverpleegster,
hierdoor voor een groot deel zijn weggenomen.
U, Mijnheer de Redaceur. dankend voor de afge
stane ruimte,
J. KLIFFEN.
Noordscharwoude, 29 October 1931.
GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN
verkoope» wij onder GARANTIE en op PROEF.
Garage C. NIEUWLAND, BERGEN.
Op het Oudeslotplein werd Donderdag, onder groote
belangstelling van heeren fokkers e.a. de markt van
geregistreerd fokvee gehouden, met een daaraan ver
bonden keuring.
De aanvoer was dit jaar bijzonder groot, vooral van
do stierkalveren.
De handel in «leze rubriek was, gezien den flinken
aanvoer en de tegenwoordige veeprijzen niet onbe
vredigend en varieerde voor de stierkalveren van fSO
tot de f 140.—.
De uitslag van de keuring was als volgt; er werd
gekeurd in drie klassen:
le klasse: le prijs Frans Wodan 7 van W. van der
Oord Cz.; 2e prijs Frans K 14 van J. E. Kramer;
3c prijs Frans B 5 van Jn. Eriks; 4e prijs Frans A 4
van G. Appel; 5e prijs Wodan Jan van W. Jimmink
Jbz.; 6e prijs Wodan F. 9 van Jn. Eriks; 7e prijs
Frans 8 van W. Jimmink Jbz.; 8e prijs Frans Con-
stantijn 16 van Jb. Jimmink Hz.;
2e klasse: le prijs Frans Nicolaas 33 van W. van der
Oord Cz.; 2e prijs Frans Max 68 van D. Sleutel; 3e
prijs Wodan Frons 10 van C. R. Blaauboer; 4e prijs
Frans Wodan 14 van Jm. Blaauboer; 5e prijs Wodan
21 van K. Eriks; 6e prijs Frans Constantijn 20 van N.
Appel; 7e prijs Cónstantijn Albcrt 21 van A. Win-,
kei Pz;.
3e klasse: le prijs Frans Cónstantijn van A. Win
kel Pz.; 2e prijs Frans Wodan 18 van E. G. Wonder;
3e prijs Cónstantijn Albert 20 van A. Winkel Pz.; 4e
prijs Frans Dirk 24 van C. Spaans; 5e prijs Frans Ja-
cob 5 van Jb. Th. Broersma; 6e prijs Frans Nicolaas
34 van I). P. Timmerman; 7e prijs Anna III's Frans
van D. Hoornsman; 8e prijs Jacoba's Frans van W.
Jimmink Hz.
Kuikalveren: le prijs Ponnie 15 van W. v. d. Oord;
2e prijs Antje 53 van W. Jimmink Jbz.; 3e prijs
Pietcrtje 11 van H. C. Kooij.
De keuringscommissie bestond uit de heeren Ir. de
Vries, rijksvceteeltconsulent in deze provincie en E.
Koster te Berkhout.
Twee hoofdfilms geeft de Directie van ons Theater
Royal deze week, waaronder in de eerste plaats: Tus-
schen 14 en 17 jaar. Het is een bijzondere film, die
allen moeten gaan zien.
De toeschouwer wordt binnengeleid bij een groote
schare van jongens en meisjes, allen in de „opgescho
ten" leeftijd van 14 tot 17 jaar. Onder hen bevindt
zich ook Ina, het dochtertje van een ouderpaar, waar
van de moeder de meest moderne theorieën der op
voedkunde huldigt, en aanneemt, dat de kloof, die
tusschen ouders en kinderen bestaat, volstrekt niet
te overbruggen is, en voor die opvatting in woord en
geschrift ernstige propaganda maakt en de vader,
die zich wenscht te houden aan de oude traditie.
Ina is in alle opzichten een kind van haar tijd. Dit
zijn ook haar vrienden en vriendinnen, de jongens
en meisjes, die we verzameld vinden ten huize van
een ander echtpaar, de ouders van den jongen Axel.
Do jongeman heeft in een sport-wedstrijd een over
winning behaald, die moet gevierd worden met een
partijtje, koek en koffie, ten huize van zijn ouders,
dio evenwel, in zorgeloos vertrouwen op het dege
lijk karakter van hun flinken zoon, het jeugdige ge
zelschap alleen laten en samen naar den schouw
burg gaan. Nauwelijks hebben zij de deur achter zich
gesloten, of de jongelui leggen alle reserve af, geven
zich over aan de grootste uitgelatenheid. Axel weet
zelfs den weg naar den wijnkelder te vinden; er
wordt een bowl bereid; het gemoedelijke feestje ont
aardt in ruwheid en brooddronkenheid. Toch worden
nog spelletje gespeeld. Het luidst toegejuichte is het
zoeken van een verstopte schoen; de gelukkige vin
der wordt beloond met een zoen van de eigenaresse
van het schoentje. En zoo krijgt het tweetal Ina en
Axel gelegenheid om een kus te wisselen, hetgeen
evenwel een der andere jongelui prikkelt tot een
heftig vertoon van ijverzucht, wat weer aanleiding
is tot een woeste vechtpartij, en het in gruisels-vallen
van een kostbare vaas. Dit ontnuchtert liet gezelschap
volkomen. Men gaat ijlings naar huis. Ook Ina gaat,
en wordt door Axel naar huis gebracht. Onderweg
verzuimen zij niet, een afspraakje te maken voort
volgenden dag. Dan haast zich Axel naar huist<2
om nog vóór den terugkeer van zijn ouders des^m
van het feest en de vechtpartij te verwijderen. .\S
hij komt te laat. Zijn ouders zijn hem vóór gewS
en worden de verontwaardigde getuigen van
wangedrag der jongelui.
Ook Ina's ouders worden van de zaak op do W
gebracht. Nu grijpen dc ouders weer naar op*
dingsmethoden. die zij zélf van hun ouders heba
overgenomen. Er wordt gestraft met intrekking i
zakgeld, met huisarrest, met een verbod aan Ina
Axel om nog met elkaar om te gaan.
Maar nóch Ina's moeder, dc propagandiste van
moderne opvoedings stelsels, nóch do strenge,
ourle opvattingen vasthoudende vader, trachten
den grond der zaak door te dringen. Ze laten de|
deren hun moeilijkheden zelf uitvechten. Maar
verbod en de afwezigheid van werkelijke leiding, p
kelt dc kinderen tot het ontduiken van de straQ
tot het maken van heimelijke afspraakjes, tot heti
zinnen van leugentjes om samen te kunnen wantij
En zoo gaat het tweetal Ina en Axel als door
noodlot gedreven, het ongeluk tegemoet. Ina k!i
haar nood in vroeg-wijze woorden aan haar dart
en bekent daarin haar liefde voor Axel. En zoo
dert, als onafwendbaar, de dag, die een einde zal
ken aan de onschuld der kinderen. Weer makt*
een afspraakje. Ze zullen gaan roeien. Het is(
heerlijke zomerdag. Zwoel is de natuur. Ze wandt
door bosscheu en weiden. Op het water onttrekks
zich plotseling aan het gezelschap der andere rooi.
de gezelschapjes. Zo drijven naar een stil hoé
gaan aan land, vlijen zich neer op het gras, tusyj
struiken en bloemen. Het is een gedachtenloos jj
met het gevaar. De gevolgen blijven niet uit.
Ina moet moeder worden. Wel begrijpt ze dit)
Graag zou ze haar moeder raad vragen in de w
lijke omstandigheden, dio haar drukken. Mi
moeder heeft geen tijd voor haar kind. Zij m<
deeren en zich voorbereiden voor lezingen ovi
opvoedingsvraagstuk. Dan sluipt het kind in de]
kerij van haar moeder en vindt daar antwoord)
vraag, die haar kwelt. Waar vindt ze nu hulp?;
niemand dan haar vriend Axel. Hem klaagt zij
nood. Maar ook de hevig geschdrokken Axel »j
loos. Ook deze heeft geen ouderen, tot wien
in vertrouwen kan wenden. In zijn radel
maakt hij eindelijk een van zijn jonge vrient
zijn vertrouweling. Met hun tweeën vinden zij,
advertentiekolommen van een dagblad het adrai
een vrouw, die raad en hulp verleent in zulke
lijke gevallen. Axel gaat er heen. De vrouw b_
hulp, maar in ruil van een voor de kinderen]
hooge som, contant te betalen. Axel tracht het;
te vinden, eerst bij zijn moeder, dan bij zijn
Hij durft niet zeggen, waarvoor het geld nu
nen. De moeder kan hem niet helpen. De vi
het niet. Ten einde raad, gaat de jongen er toni,
toe over, in den nacht, als zijn vader slaapt, liet|
uit diens portefeuille te stelen. Den volgenden
gen brengt Axel zijn meisje naar de vrouw,
avonds zal hij haar weer terug halen. Als het
is, brengt hij een ten doode opgeschreven kind
huis.
En terwijl Ina's moeder zich wijdt aan haar
kundige studies, worstelt haar kind met den
Terwijl Ina's vader zich bezorgd maakt over het]
te uiterlijk van zijn kind, weet haar moeder
een paar algemeene woorden te spreken over
schelijkheid van méér wandelen en een vérbl'
openlucht.
Terwijl het kind in onduldbare pijn het lei
schittert de moeder in een vergadering van
derraad. Doch er is één lid in de vergadi
alle dilletanten in opvoedkundige philisoi
schande maakt en het luide verkondigt: Li&l
leen, liefde tusschen ouders en kinderen, kan dat
effenen en haar behoeden voor tragedies, zoedi
hier weer een is afgespeeld. Ieder kind, leertip
op zijn eigen manier worden behandeld. Alp»
regelen en recepten baten niet. En die getóiii
vidueele behandeling en opvoeding kan allee.
vinden, waar het ouderhuis is gevuld met Mie,
met vertrouwen, dat uit liefde geboren wordt li
alleen kan den afgrond dempen tusschen oudei
kinderen dié in onzen tijd breeder en dieperik
hij voorheen ooit geweest is.
Zooals gezegd, is het een zeer aparte film, d:<
ter in zijn ontroerende werkelijkheid diep m
en voor velen een goede levensles kan zijn.
D
V
Nie
bon
wei-
dat
liep
ntn*
V<
ral
M
Dé
niet
waa
ct
Big
de h
De
fiUCfa
wein
De
«te si
dan 1
Ou
boud
Er
De
aanvi
Tlug.
Op
iippe
Het
ttfvrec
In
De.
otveri
Het tweede hoofdnummer is van een heel 1
aard en brengt ons met den ijsbreker Krasjëj
schen verraderlijke ijsbergen, in machtige
Wij vertoeven in het hooge Noorden en mal
strijd mee tegen ijsschotsen en stormen cn del
van hen die in nood en ellende verkeerden.
Ook hier geen gebrek aan spanning!!
Burge
|«n ood
1 Nu rem
het
Harkt za
den Dec«
uur i
Ie, d
jtil vöói
Schage
Kort verhaal
door
LEO TOLSTOI.
Kort geleden werd een nog onbekende
novelle van Tolstoi ontdekt iu het Tolstoi-
archief. De schrijver heeft deze schets, die
betrekking heeft op zijn verblijf in den Kau-
kasus. vermoedelijk eerst later in Sebasto-
pol neergeschreven.
In 1853 bracht ik eenige dagen door in de vesting
Tsjagir. een van de schilderachtigste en onrustigste
plaatsje® van den Kauknsus. Op den dag na inijn aan
komst zat ik rret een kennis, bij wien ik logeerde,
tegen den avoyd op een gemetselde bank voor zijn
huisje. Wij wachtten op thee. toen kapitein W., een
goede bekende voor ons beiden, op ons toe trad.
Het was in den zomer, de hitte was verdwenen en
witte zomerwolken stoven aan den horizon uit el
kaar. De hergen waren duidelijker zichtbaar ilan ge
woonlijk en snelle zwaluwen cirkelden vroolljk door
de lucht. Twee kersenboomen en een paar eentonige
zonnebloemen stonden onbewegelijk voor ons en wier
pen hun schaduwen tot ver over de straat. Het was
stil en prettig in den kleinen tuin.
Plotseling «loorscneurde een kanonschot in de
verte de stilte
„Wat is dat?" vroeg ik.
„Ik weet het niet. Het schijnt van den toren te ko
men". antwoordde mijn gastheer. „Zou het een
alarmschot zijn?
Een kozak reed met groote sprongen over de straat,
een soldaat liep stampend met zijn groote laarzen
over den weg. In het naburige huis hoorden wij ge
rucht cn stemmen. Wij gingen naar de heg toe.
„Wat is er aan de hand?" vroegen wij een officiers-
oppasser, wiens gestreepte broek slechts aan een zijde
van zijn bretels was vastgemaakt. Hij krabde zich op
den rug. terwijl hij over straat rende.
„Alarm!" riep hij, zonder stil te blijven staan, „ik"
zoek mijn baas".
Kapitein N. had zijn pelsmuts gegrepen en rende
weg. al loopend zijn mantel dichtknoopend. Zijn com
pagnie had dienst. Een tweede en een derde schot
weerklonken van den wachttoren
„Loten we naar het ravijn gaan om te kijken. Er is
vermoedelijk iets gebeurd bij het drenken van de
paarden", zei mij«n gastheer. „Doof de samowar niet
uit, wij komen dadelijk weer terug"o voegde hij zijn
bediende nog toe.
In de straten renden de menschen: hier een kozak,
daar een officier te paard, daar weer een soldaat
met het geweer in de eenc, en zijn uitrusting in de
andere hand. Verschrikte gezichten van Joden en
vrouwen vertoonden zich bij do tuinhekken en in de
geopende deuren en ramen Alles was in beweging.
„Waar is er iets gebeurd broertje waar?" klonk
een hijgende stem.
„A^liter de brug van de «artillerie halen ze onze
paarden weg", antwoordde, een andere stem.
„Zoo'n groote troep broertje, dat is verschrikke
lijk'.
„Ach lieve hemel, als ze in de vesting binnendrin
genOh weeoh weeriep een vrouw, half
huilend uit.
..Zou je niet Sjamil's vrouw willen worden, tan
tetje?" vroeg knipoogend een jonge soldaat met een
blauwe pofbroek en een scheef opgezette papasja
We hadden nauwelijks de steile helling bereikt,
toen de dienstdoende compagnie met ransel en gewe
ren ons inhaalde en de helling afstormde. De com
pagniescommandant, kapitein N., reed vooraan.
„Piotr Iwanowitsj". riep mijn gastheer hem na,
„geef ze er flink van langs!"
Doch kapitein N. keek niet om; hij zag met een be
zorgd gezicht voor zich uil. Zijn oogen schitterden
meer dan gewoonlijk. Geheel achteraan liep de zie
kenvader met zijn leeren zak en achter hem werden
brancards gedragen. Ik begreep de uitdrukking op
het gezicht van den compagniescommandant.
liet doet goed, een mensch te zien cue niet bang
schijnt voor den dood en hier zijn honderden men
schen bereid om eik uur van den «lag manmoedig en
in alle stilte den dood in le gaan.
Toen de compagniescommandant reeds halverwege
den berg was afgedaald, liep een pokdalige soldaat
met een door de zon verbrand gezicht, een witte nek
en een ring in zijn cene oor, hijgend naar de helling
toe. Toen hij ons voorbij wilde loopen struikelde hij
en viel languit op den grond. Om hem heen klonk ge
lach.
„Pas op, Antonitsj, vallen is een slecht begin en
een slecht voorteeken", sprak de vrijpostige soldaat
met de blauwe broek.
De ander bleef staan. Zijn vermoeid, bezorgd ge
zicht nam een uitdrukking van hevige ergernis en
groote strengheid aan.
„As jij niet zoo'n sukkel wasmaar dat bon je
nu eenmaal!" sprak hij minachtend. „Meer dan dom---
zoo is het". En na deze zonderlinge woorden rende hij
de compagnie na.
Het was een rustige, heldere avond. In de kloven
zweefden altijd wolken, doch de hemel was onbedekt.
Twee zawrto adelaars vlogen hoog .boven one in sier
lijke bogen. Aan de tegenoverliggende zijde van den
zilverachtig lichtenden Argoen, was «le eenzame, bak-
steenen toren duidelijk zichtbaar ons eeuig bezit
iu het groote Tsjetsjnaja. Op eenigen afstand van den
toren joeg een troep bereden Tsjetsjenzen de gestolen
paard entegen de steile helling op en wisselden scho
ten met de soldaten in den toren.
Toen de compagnie de brug overgestoken had, wa
ren de Tsjetsjenzen reeds buiten het bereik van hun
schoten gekomen, doch niettemin was er bij de onzen
een rookwolkje te zien een tweede een derde
en eindelijk een aaneengesloten vuur langs het ge
heele front der compagnie. Het knetterent der schoten
bereikte onze ooren tot algemeen vreugde der toe
kijkende en toehoorende menigte eerst na onge
veer vijftig seconden.
„Bravo! Bravo! Ze rennen, ze rennen! Kijk ze eens
wegrennen!" hoorde men de menigte lachend uitroe
pen.
„Als men hun langzaam den weg in het gebergte
had afgesneden, zou het hun onmogelijk zijn geweest
om terug te trekken", zei de kletskous in blauwe
broek, wiens gezegden de belangstelling van alle toe
schouwers trokken.
Na het salvo reden de Tsjetsjenzen werkelijk snel
ler naar den berg toe. Slechts enkele Dsjigiten bleven
uit overmoed achter en wisselden schoten met de
compagnie. Vooral één man in een zwarte Tsjerkes-
sische schoudermantel liet zijn paard schoolrijden,
terwijl hij pas een vijftig pas van de onze verwijderd
was. Het was een ergerlijk gezicht. Ondanks het on
afgebroken schieten reed hij stapvoets voor de com
pagnie langs: slechts af en" toe zagen wij een rook
wolkje naast hem en hoorden wij den korten knal van
een geweerschot. Dadelijk na het schot liet hij zijn
paard eenige sprongen uitvoeren en bleef dan op
nieuw staan.
„Hij heeft wéér geschoten, de schoft!" zeiden de
menschen naast ons. „Daar, één is er getroffen! Dat
is prachtig! Heerlijk! De paarden hebben wij wel niet
teruggekregen, maar ze hebben tenminste een van die
duivels te pakken. Kijk die grappenmakerij daar
eens!"
Onder de Tsjetsjenzon onstond plotseling beweging,
alsof zij een gewonde wilden opbeuren; een paard
zonder ruiter rende voor hen langs. De geestdrift der
menigte bereikte bij het zien daarva nhet hoogtepunt.
De menschen lachten en praatten door elkaar. Ach
ter den laatste» uitlooper van het gebergte verdwe
nen de Tsjetsjenzen eindelijk en de compagnie bleef
staan.
„Nu is het afgeloopen'-. zei mijn gastheer tot mij,
laten we gaan theedrinken."
„Hé broeders, het lijkt mij toe dat er een van
onzen gewond is", zei de oude man op dat oogenbli.
Hij beschermde zijn oogen met zijn hand 'en keek
naar de torugkeerende compagnie. „Zij dragen
iemand.
Wij besloten dus, den terugkeer van de compagnie
af te wachten. De compagniescommandant reed voor
op. Na hem kwamen de zangers die een der overmoe
digste Kaukaslsche liederen zongen. Op de gezichten
der soldaten en op dat van den officier viel mij een
uitdrukking van zelfbewustzijn en trots op.
„Heeft L' een sigaret voor mij, heeren?" vroeg N.,
die op ons toetrad. „Ik zou buitengewoon graag wil
len rooken."
„En hoe is het?" vroegen wij hem.
„De duivel hale hen en hun paarden',
hij, terwijl hij de rook van zijn sigaret p'*"0?
zijn longen. „Zij hebben Bomlartsjoek gewoii
„Wat voor een Bondartsjoek?" v
„De zadelmaker, dien ik naar U toegestuurd m*1
het zadel te repareeren."
„Ik weel het al: de blonde".
„Hij was een goed soldaat. Op hem steunde de
compagnie".
„Is hij zwaar gewond?"
..Hier door en door geschoten." En hij wwsop
Nu verscheen achter de compagnie «en -TL
daten, die den gewonde op een brancard ures
Tusschen hen door zag men slechts een pa»r
trokken knieën en een wit voorhoofd onder een
muts.
Twee vrouwen begonnen plotseling
weet warom te huilen en in de menigte hoorei
onduidelijke uitroepen van medelijden, die
kreunen van den gewonde een drukkende,
stemming teweeg brachten.
„Zoo is ons leven", zei de praatzieke soldr
blauwe broek, terwijl hij met de tong klap'*-
Wij kwamen dichterbij om den gewonde
Het was dezelfde blonde soldaat met een ring
oor, die de compagnie nageloopen had en dfl«T
gestruikeld. Hij scheen magerder en eenige
ouder geworden te zijn. In de uitdrukking
oogen en in de lijn van zijn lippen lag iets di]
De gedachte aan den naderenden «lood h y. rew
schoone, rustige, verheven lijnen op dit eernt
gezicht gelegd.
„Hoe voel je je?" vroeg N. hem.
„Slecht edelachtbare!" zei hij en bewoog me
zijn toch hel schitterende oogen.
„Met Gods hulp zul je genezen."
„Eens moet men toch sterven", antwoorm»
sloot de oogen. De soldaten zétten zich mel
in beweging; de stervende wilde echter neg
gen. Opnieuw gingen wij naar hem toe.
„Edelachtbare", zeide hij tol mijn S*\stne-
stijgbeugels gekocht zij liggen onder
Van het geld is niets meer overgebleven -7
Den volgenden morgen gingen wij naar
taal om den gewonde te bezoeken. -
„Waar is de soldaat van de achtste conJP®' ^°&DS<
ÖSRVE
,4*ajevoi
*0-54
M t
fA-7.60
klei
100 iti
JtX Hl
fais-
i
fcrren f
jy*-
*>0 RN*,
'«•pel»
ttui
7* B<x
Jad»; v
JARHE;
5
e>
fk**koo!
Informeerden wij daar.
„Hij is gestorven", klonk een zwakke
bed. Hij lag naast mij edelachtbare en nu «H
gestonkenverschrikkelijk!"
Groot is de geschiedenis van het
Niet voor niets is deze rustige ziclestci kte b«
deze onbewuste kracht.
(Nadruk verboden.)
U D
*ttt«