VOOR
onze jeuco
HET GEHEIM VAN IOE BARKE.
Een spannend vervolg-verhaal voor
Jongens
door ESSAY.
Eerste hoofdstuk.
„Het ls In orde Jongens
Met deze woorden stapte vader de ka
mer binnen, waa- het geheele huisgezin,
moeder en de beide Jongens, Henk en
George, bij elkaar zat. Vader had een brief
In zijn hand en zijn geheele gezicht wees
erop, dat hij gced nieuws had. Hij ging de
kamer weer uit om zijn hoed en jas op te
hangen in de gang en liet zijn hulsgenoo-
ten nog altijd zeer nieuwsgierig en min
stens even verwonderd achter.
,,Wa' zou het zijn vroeg Henk.
„Ik weet het niet", antwoordde George.
„Maar iets prettigs in ieder geval. Vader
ziet er uit alsof hij de honderdduizend
heeft getrokken."
Intusschen was vader weer teruggekeerd
In de hulskamer en hij zette zich aan
tafel. Nog altijd zonnig glimlachend, legde
hij den brief voor zich neer, keek eens
van moeder naar de beide Jongens en van
de beide Jongens naar moeder.
„Geef mij eerst eens een kopje koffie
vrouw", zei vader, die er plezier in scheen
te hebben zijn hulsgenooten zoo lang mo
gelijk in spanning te houden. En nog nooit
stond de kop koffie zóó snel voor hem.
Terwijl moeder de koffie Inschonk, stona
Henk al klaar met de suiker en George
met de melkkan.
Toen zette ieder zich weer aan tafel en
wachtte vol spanning af.
„Jongens sprak vader eindelijk, „het
ls volgende week vacantie
„Hoera schreeuwde Henk, alleen al bij
het vooruitzicht, maar George schopte
hem onder tafel vrij gevoelig tegen zijn
schoen. Hij was te nieuwsgierig naar va-
der's verhaal en wilde elke vertraging ver
mijden.
„Nu dan", sprak vader, „en wat dach
ten jullie nu wel te doen in die vacan
te
„Visschen", zei Henk dadelijk, die al een
heel vacantleplan had opgesteld, en zwem
men in de plas en naar het bosch gaan er»
brood en thee meenemen
„Goed, goed", zei vader, nog altijd zon
nig glimlachend. „Maar hoe zouden Jullie
het vinden als ik bijvoorbeeld eens voor
stel om Jullie te laten logeeren
Logeeren
Dat woord viel als 'n boom tusschen de
Jongens. Dé&r hadden ze werkelijk nooit
aan durven denken. Logeeren was een
luxe, die vader zich nog nooit had kun
nen permitteeren. Want de familie Ver-
dulft was niet bepaald welgesteld. Vader's
salaris was amper toereikend voor het ge
zin. Ze zouden er nèt, .zonder rare bokke-
sprongen", zooals moeder het noemde, van
leven. Maar verder ook niet. Logeeren
zomerreisjes etc., daar hadden de jongens
nooit aan durven denken. En nu zou dat
plotseling wèl gebeuren
„Laat ik Jullie geregeld vertellen", sprak
k»litf.£e"l,b«turine4er,pUw, U*
m.n, b««ict tchftftt, '««I».
Schoi", Kctr*.
De Oluani-meesier laert hier den ook namen
uit het dierenrijk. Maar hij maakt het 't bokje
niet gemakkelijk. Van de verschillende dieren
ls steeds maar oen letter op het bord ingevuld.
Maar de letters zijn allemaal aanwezig in de
woorden, die bovenaan staan. Nu moeten jullie
den armen bok maar eens helpen met het zoe
ken naar al die dierennamen. De oplossing een
volgenden keer.
vadtr. „Eerst een vraag weten jullie wie
oom Sullivar. is
Moeder knikte, maar de beide jongens
keken nieuwsgierig.
„Nu dan, oom Sullivan was mijn oudere
broer. Hij heeft een avontuurlijk leven
gehad, waarvan ik jullie wel het een en
ander wil vertellen.
Toen Sullivan 14 Jaar was, stuurde mijn
vader em naar de H.B.S. Hij had hooge
verwachtingen van zijn zoon, want Sully,
zooals hij genoemd werd. had een helde-e
kop en kon, als hij wilde, goed leeren. Maar
dat willendaar ging het nu Juist om.
Sully had h. het geheel geen zin in leeren.
Veel liever verslond hij de boeken van
Karl May en Bane Gray, dan dat hij zich
aan zijn Fransche of Engelsche thema's
zette. Hij had wat men noemt avonturiers-
bloed 1 de aderen en de gevolgen daar
van bleven niet uit.
Toen Sully 16 was, verdween hij spoor
loos. "n jaar later kregen wij een brief
an hem uit Australië, waarin hij schreef
dat hij werkzaam was op een groote scha-
penranche Schapenscheerder was Sully
geworden. Op de foto die hij erbij stuurde
zagen we hem staan in een donkere rij-
oek met hooge kaplaarzen. Hij had een
bruin -porthemd aan en een groote cow
boyhoed op het hoofd. Hij zag er gezono
en vr ,UJk uit, on„2 Sully
Jarenlang hoorden wij toen weer niets
van hem. De rare kerel zwierf natuurlijk
weer ergens anders op de aardbol en nie
mand wist waar Ongeveer twintig jaar
geleden kwam de tweede brief. Sully was
nu ln Afrika. Hij werkte bij een groote
expeditie die tot taak had de binnenlan
den te doorkruisen. De brieven werden nu
talrijker en talrijker, tot ze plotseling
weer geheel ophielden. Tot ik nu vanmor
gen plotseling een brief van hem kreeg,
HOE VUILE ANNIE GENEZEN WERD.
(Een kort verhaaltje om wat uit te leeren).
Annic was een meisje van een Jaar ol
«even. Ze was een beetje stout, maar haar
grootste gebrek was toch wel haar water
vrees. Want Annle was bang voor water,
werkelijk bang. Ze wilde niet gewasschen
•worden, re trappelde met haar voeten van
kwaadheid als moeder zelf eens de spons
en de zeep ter hand nam om haar af te
boenen en ze wist het heel dikwijls zoo
aan te leggen, dat ze ln het geheel niet
gewasschen werd.
Ja kinderen, dat ls treurigmaai
helaas waar. En was Annle dan eens flink
schoon door toedoen van haar propere
moeder, dan maakte ze zich dadelijk weei
zoo zwart als roet.
Hoe Annle dat afleerde
Ik zal het Jullie vertellen.
Eens op een middag zat Annle op straat.
Zoo maar op den grond. Dat was mis
schien om nog vuiler te worden, dan ze
al was. Haar wangen, haar armen, haar
beenen en haar Jurk, alles was vuil en
zwart. Dat zien jullie trouwens wel op het
plaatje.
Plotselingwie komt daar aan? Kees,
de schoorsteenveger
HU ziet Annie, gaat voor haar staan en
zegt
„Lieve Annie ik geloof, dat ik het Jou
ga trouwen. JU past prachtig bU me. want
J; bent net zoo vuil als ik
Maar nu wordt Annie boos.
„Wat", roept ze „Ik trouwen met een
schoorsteenveger Ben ik dan werkelUk
zóó vuil Daar komt niets van".
En ze loopt naar den kruidenierswinkel
en zegt
„Een pond zeep, zoo gauw als het kan.
Ik moet vuile kleeren en een vuil gezicht
wasschen".
En slnsdlen is Annie een proper meisje.
Zoo proper zelfs, dat ze ln het dorp den
bUnaam heeft gekregen van „Annie-pas-
gewasschen".
waarin hij nu echrtyft dat hU het reizen
en trekken moe is en weer in Holland
woont. Oom Sullivan woont in Elsbosch,
een klein gehuchtje ln Gelderland. Wacht
ik zal jullie zyn brief voorlezen".
Vader vouwde den brief open en las
Elsbosch, Juli 19...
Oude Jongen
Je zult wel raar opkijken, dat je van je
zwervenden broeder plotseling een brief
met een Nederlandsche postzegel krijgt.
Maarik ben het reizen en trekker»
moe, m'n jongen. Ik heb veel gezien en
veel geleerd en nu zit ik hier in een oud
huis ir de binnenlanden van Gelderland.
Alleen met m'n souveniers en m'n oude
huishoudster. Ik verlang er naar jullie
weer eens te zien. Je bent getrouwd heb
ik gehoord en je hebt twee Jongens Als
je zelf geen tUd hebt om me al dadelUk op
te zoeken laten je jongens dan met de
zomervacantie bU hun ouden oom komen.
Dan zal ik ze de Geldersche bosschen
laten zien, en ze vertellen van de negers in
de Congo. Ik zal ze m'n souveniers laten
zien en ze overtuigen van de waarheid van
het spreekwoord: „Oost west, thuis best!'
Schrijf me gauw m'n jongen, of je je jon
gens stuurt. Ik zal ze met open armen om
vangen.
Met hartelijke groeten.
Je broer
SULLIVAN.
De grootste feestdag in Henk's leven was
toen hij van zijn mos der een pak met een
lange broek kreeg. Hij was veertien jaar en
een beetje lang voor zijn leeftijd, zoodat
z'n moeder vond dat het „nu wel kon". En
Henk zelf voelde zich ook lang geen kleint.
jongen meer. Hij had al lang gevlast op
zoo'n mooie lange broek, waarniae hij er
zeker „als een echte meneer" zou uitzien
En de groote dag was dan eindelijk aan
gebroken. Op zijn stoel hing inplaats van
zijn bruine jasje met het korte jongens-
broekje een blauw pak met een keurige
lange pantalon, waarin een kaarsrechte
vouiv was gestreken. Henk was dadelijk
uit zijn bed, stapte op de stoel af en be
gon de nieuwste aanwinst van zijn garde
robe met een zekere eerbied te bekijken.
Dat zag er goed uit, vond hij en dadelijk
dacht hij aan het effect dat zijn „groote
heeren kleeding" zou maken.
Als hij straks naar school ging zou de
conducteur op de tram zeker „meneer'
tegen hem zeggen En waarom ook niet
Was hij eigenlijk niet een meneer
Zoo redeneerde Henk in zijn eentje, ter
wijl hij naar zijn nieuwe kleedingstuk
stond te kijken. Nadat hij zich snel gewas
schen had begon hij zijn splinternieuwe
pak aan te trekken. Eerst de broek na
tuurlijk. Hè, dat stond goed hoor! *Het
slobberde wel een beetje om zijn beenen.
maarhij zou 'm een beetje optrek
kendan had hij van dat gesJobber
geen last. Nu kwam het vest aan de beurt.
Maar het aantrekken van dat vest was
niet zoo eenvoudig. Aan een vest zitten
namelijk zes knoopjes en zes knoopsgaten,
maar het is een speciale kunst om de
knoopjes dadelijk in de daarvoor bestemde
knoopsgaten te doen. Eerst hield hij van
boven een knoop over terwijl onderaan
een knoopsgat ongebruikt stond. Overdoen
maar, het was natuurlijk niet zoo gemak
kelijk je dadelijk aan die nieuwe kleeding
te wennenNa een paar gefaalde po
gingen zat het v,t eindelijk goed. De jas
leverde verder geen moeilijkheden op.
Toen Henk dus zijn nieuwe kleeding
aangetrokken had, wilde hij toch wel eens
zien hoe de broek hem stond. Helaas had
hij op zijn slaapkamer geen enkele splegei
waarin hij zich van hoofd tot voeten kon
bewonderen. Daarom klom hij op een stoei
om zich in den spiegel die boven de
waschtafel hing te kunnen bekijken. Hij
stond daar nauwelijks op zijn verheven
plaats of zijn zuster Bep trad de kamer
binnen.
„Hé Henk riep ze lachend. „Waarom
heb je dat gekke pakje aanen wat
sta je daar op die stoel
„Kind", zei Henk met een koninklijke
minachting, „Ik heb in het geheel geen
gek pakje aan. Dat is nota bene mijn
nieuwe lange broek Zoo loopen de heeren
ook op straat
Zijn zuster grijnsde eens en vertrok.
Henk stapte naar beneden om de hulde
van zijn overige hulsgenooten in ontvangst
te gaan nemen
Henk werd een heel klein beetje voor de
mal gehouden met zijn „heerenkleeding",
doch hij merkte daar niet veel van. Alleen
toen een Jor.gen cp fohool vroeg „Ben je
b mg voor hoog water", voelde hij een
beetje nattigheid. HU zei schuchter „Neen
waarom
„Omdat Je je broek zoo hoog opgehaald
hebt" zei de Jongen en liep lachend weg.
Henk ging gauw naar de W.C. en prutste
langen tUd aan zUn bretels. Toen hing de
broek weer wat lager
(Wordt vervolgd).
WETTEN DER NATUUR.
Hier zien w(J twee gevallen, diie wij dagelijks
kunnen waarnemen. Er is niets bijzonders in en
toch kunnen slechte weinig mensohen er een
verklaring van geven
Boven zien wij' een paard, dat een wagen
voorttrekt. Nu hebben jullie zeker wel eens ge
hoord. dat volgens de wet van Newton elke
kracht gepaard moet gaan met een even groote
kracht in tegengestelde richting. Hoe kan dat
hier nu opgaan? Als het paard met een bepaal
de kracht aan den wagen trekt (die kracht
wordt voorgesteld door de naar links wijzende
Diil). dan moet de wagen met eenzelfde kracht
het paard in tegengestelde richting trekken, dus
volgens de naar rechts wijzende pijl. Toch gaat
de wagen vooruit. Hoe lcomit dat
En daaronder zien wij weer zooiets onverklaar
baars. Iedereen weet. dat water een horizontale
oppervlakte tracht te verkrijgen. In het link-
sche reservoir staat het even hoog als rechte ln
de nauwe buis. Doch is dat nu niet vreemd? Als
het water in het reservoir nu eens 60 pona
weegt en dat in de buis 1 pond. dein is er toch
geen evenwicht? Hoe wordt de we:?sohaal met
60 panti gewicht tegen 1 pond in evenwicht ge-
Een legende der Eskimo's.
„De kraai en het daglicht".
Zooals velen van jullie misschien wel zult we
ten, wonen de Eskimo's daar boven in het koude
Noorden, waar de grond het geheele jaar door
met sneeuw is bedekt, en waar de ijsbergen
ronddrijven in de zee.
Het is altijd erg stil in dat land daar; het
eenige geluid dat Je hoort, is het gekraak van
de ijsblokken die van de bergen afbreken en in
de zee tuimelen. Men zou denken, dat er nie
mand in dat stille land woonde, maar af en toe
hoor je het blaffen van honden en het spreken
van menschen: dat zijn dan de Eskimo's die op
hun*sleden aankomen. Ze wonen in hutten van
ijs, en eten stukken vet. Dat vinden de Eskimo's
lekker! Het zijn kleine menschen met platte
neuzen en hun oogen staan eenigszins scheef
zooals de Chineezen hebben)hun kleeren wor
den van dierenhuiden gemaakt. De haren zitten
aan den binnenkant, opdat ze het goed warm zul
len hebben. Men zou nu denken dat de menschen
hier geen tUd hebben om geschiedenissen te ver
tellen, want ze moeten hard werken om hun
voedsel bi) elkaar te brengen voor de lange win
termaanden. Verbeeld Je zeg, m(Lénden blijven
de Eskimo's dan zonder zon! Geen wonder dat
ze zoo klein zijn, nietwaar!? Een mensch heeft
nu eenmaal veel zon noodig om te groeien. Maar
juist in die wintermaanden als de Eskimo's al
door in de hut moeten blijven, vertellen ze elkaar
veel geschiedenissen.
Hun geschiedenissen handelen bijna altijd
over iets waarvan ze Juist zoo weinig krijgen:
het daglicht. Zoo vertellen ze dan van een kraai,
die daar heelemaal boven in Alaska was geko
men. Toen hU merkte dat de Eskimo's zoo wei
nig zonlicht hadden, kreeg hij erg veel medelijden
met hen. Hij had aan de Eskimo's verteld van
het prachtige daglicht in het zuiden en dat
maakte hen zoo verlangend dat ze de kraai
smeekten om voor hen ook wat te gaan ha
len; langer konden ze het zoo niet uithouden,
meenden ze.
Eerst wilde de kraai het niet doen. Hij wist
dat het vreeselijk moeilijk was om een stukje
daglicht te stelen. Maar toen hij al die arme
menschen zoo hoorde soebatten nam hij het be
sluit, het toch maar te probeeren. Toen is hU
naar 't zuiden gevlogen, dwars door de duister
nis. Hij vloog en vloog tot hU bijna niet meer
kon. En eindelijk kwam hij aan in het land waar
het nooit duister wordt.
Eerst kon de kraai niet zien waar al dat prach
tige licht vandaan kwam, maar spoedig bemerk
te hij dat het kwam uit een prachtig huis: het
was het paleis des konings, dat op een heuveltje
stond. HU had het daglicht daar opgestapeld
om het van ÜJö tot tUd aan de zon uit te dee-
len, zoodat die het over de geheele wereld zou
kunnen verspreiden. De kraai veranderde zich
nu in een stofje en ging zitten in het oor van
konings dochter. HU fluisterde het meisje in:
„vraag een bal van daglicht", en het meisje vroeg
houden. Waarom zakt het water kg
voir niet, zoodat het dcor de buis
Probeer nu eerst even, of je deze
kunt beantwoordenlees dus niet
dat je er nog eens over nagedacht
geen verklaring bedenken, dan Yiodti
eer het antwoord.
Het paard oefent zijn kracht niet
de wagen, maar tegen den grond. Aki
wagen in de lucht hingen, zouden
de plaats komen, maar dat is nie;
Het paard drukt tegen de aarde en
geeft eenzelfde tegendruk, waardoor
vooruitkomt en den wagen achter
sleept.
Het water in reservoir en buis
evenwicht gehouden door zUn gei
vergelükmg met een weegschaal is
er eenzelfde druk in bestaat. Gelijke
aanwezig bU geiyke hoogte van de
men. Hoeveel water er in weegt, ccb
niets ter zake. Het grootere gewicht
water in het reservoir wordt opgehewC
gentiruk van de wanden. ipgj
Lui
tan
ge!
het. En kreeg het ook, want de koning.je.
niet weigeren. Toen fluisterde het
het meisje in: „vraag een stukje L
de bal te binden", en wéér kreeg het me
zin. Nu werd het stofje plotseling
pakte de bal van daglicht, en vloog eri
De schoten van 's konings soldaten W^e'
resultaat; de kraai bereikte met zijn d
Eskimo's, die natuurlijk geweldig bi;
baar waren.
Zoo komt het ook. dat een Esl
zyn leven een kraai zal schieten!
is hi
bo
ld
i d
Jda
k*frp
OP HET LAND.
1
Zwart was de grond
en scherp was de ploeg;]
loom was het paard,
dat de vliegen verjoeg.
Hoog was de zon
en blauw was de lucht;
héél ver de vogels
in joelende vlucht.
WUd was het veld
in zonnige glans;
woest deden muggen
hun schichtende dans.
Ver was het bosch
met frisch-groene boomet
Blank was de ploeg
uit de voren gekomen.
Log was het huis
achter de goudgele schol
uit den schoorsteen
blauwig pluimend naar 1
TEEKENPLAATJE.
Als je nu eens een spring®* J
aan moet Je netjes al de
verbinden, beginnende WJ 1»2 J
aan 64.