WRAAK VAN KNOOP. Lm HUMOR. WARE WOORDEN. WETENSWAARDIGHEDEN. SL Nicolaasavond. Roetje en Dribbeltje in het onderaardsch Paleis. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 28 November 1931. No. 8977. ZATERDAGAVONDSCHETS Oorspronkelijk verhaal door SEROLF. (Nadruk verboden). &S! hij had een zwaren levensstrijd te strijden, voona- met onwillige schuldeisohers en kamerverhuur- En toch, als men Siem hoorde praten, was men overtuigd, met een oersolieden, degelijken snuiter m te hebben. Hij wist u de prachtigste raadgevin- ;g verstrekken omtrent de wijze, waarop u uw geld beheeren. Dadelijk aan het eind van de maand, salaris gebeurd was, zooveel naar de spaarbank, kl voor levensonderhoud, zooveel voor kamerhuur, voor zakgeld en zooveel voor belasting. Het klop- d tl jachtig. Als men Siem's raad opvolgde, was men ET leven van Siem Knoop (bijgenaamd de „bik kel", vanwege zijn „hardigheid", als het op beta len aankwam), was niet gemakkelijk, lntegen- m tien jaar een klein kapitalistje. Toch moest er in zijn redeneering een fout schuilen. Tenminste, eigen huisbaas mocht slechts zeer zelden de vruch- r&n Siem's geldelijke theorieën plukken. En de bak- jea de melkboer evenmin. Het valt dan ook wel te WC] rjjfcien of de spaarbank door Siem erg gesteund .Misschien had een andere „bank" daar eerder i op. Het gevolg was dan ook, dat Siem in den loop jiren onwaarschijnlijk vele malen verhuisd was. Hij van de eene kam erverhuurderij naar de andere, de een hield hij het soms wat langer uit dan bij de r. Dat hing ervan af, of de huisbaas meer of min- vatbaar was voor romantiek. Je had van die pro- iche kerels, die ongevoelig bleven voor het romantl- van het geval, wanneer Siem hen met felle kleuren llderde, hoe hij, op weg naar huis, met zijn salaris Hfl rijn tak, ln een stille straat door een gemaskerden let was aangevallen en beroofd. Anderen bleven on- rerf als een steen, wanneer hij hen met tranen in vertelde, hoe hij, met zijn salaris van zijn kan- lend, een oud snikkend vrouwtje was tegenge- dat haar laatste pandje reeds lang naar den gebracht had en dat hij haar zijn zuur verdien- had geschonken, om haar hardvochtigen huis- li» betalen. Siem had ontelbare kamers gehad, soms nieuwe straten, met vriendelijke tuintjes voor ;en, soms in somberder armoe-buurten. Maar eenige maanden, scheen hij het bijzonder ge- 'e hebben. In een nette buurt, aan den buiten- ebfü lun de stad had ecn kamer gevonden. Deze lag fc straat, weliswaar op de derde étage, maar dat kt voordeel, dat hij zeer ver verwijderd bleef van die in de benedenwoning huisde. Deze, kort aangebonden mannetje, had met welge- l geluisterd, toen Slem voor het eerst kwam en Wgastte op zijn schitterende theorieën omtrent de »ijae van geld beheeren. En toen Slem aan het van de eerste maand met het droevige verhaal kwm, dat hij door een gat in zijn zak zijn porte niet zijn heele salaris had verloren, had de man f 25 geleend. Het beviel Slem dus uitstekend g nieuwe kamer. En daar de huisbaas in het huls ie en een aparte ingang had, was het niet zoo heel moeilijk, den braven man uit den weg te blijven. Maar op den laatsten dag van de tweede maand van Siem's verblijf kerd er des avonds aan de deur van zijn kamer geklopt en op „zijn binnen" trad de brave huisbaas Siem's kamer in. Siem wilde juist met een tragisch ver haal van een nieuwe portefeuille, die hem op de tram gerold was. beginnen, toen de huisbaas hem in de rede viel „Ik heb U niets anders te zeggen, meneer Knoop, dan dat ik eens naar u geinformeerd heb. En wanneer u mij vanavond vóór 12 uur niet die twee maanden huur. plus die f 25 betaald heeft, laat ik u morgen van de woning afzetten. En eerder dan u denkt!" voegde hij er grimmig aan toe, terwijl hij het vertrek verliet Siem was zeer boos. Daar had hij nu eindelijk een ka mer gevonden, die hem best beviel, rustig, kalm, mooi uitzicht en nu moest hij warempel weer vertrekken. Al de ergernis van de lange jaren van verhuizen en nog eens verhuizen, kwam bij hem boven en was de oorzaak dat een rdelooze woede zich van hem meester maakte. Hij zon op wraak, vurige wraak, op dien man, dien bruut, dien huisbaas! Van de kamer zou hij hem laten zetten! Natuurlijk, hij begreep wel, wat de man met zijn „eerder dan U denkt" bedoelde. Hij had dat meer bij de hand gehad. Dan belde 's morgens om 4 uur de deurwaarder je uit bed, werd je verkleumd en ellendig om 4 uur op straat gezet. Maar wacht, hij zou zich wre ken. Dien avond besteedde Slem om zijn aardsche goederen in te pakken, te weten 1 tande-borstcl, 1 kam. 1 vuile boord en een zakdoek. Hij cleed deze kostbaarheden ln een handtasehje en legde zich ter ruste. Om half vier in den nacht werd hij gewekt door een heftig bonzen op zijn deur. Siem deed open. Jawel, daar had je het al. Een deurwaarder met twee kerels, die regelrecht uit de gevangenis ontvlucht leken,* vertelde hem op onzacht zinnige -wijze, dat hij hem met zijn heele hebben en hou den van de kamer kwam zetten. Als je dan maar voorzichtig met mijn boel bent, zei Siem deftig. Daar kun je van op aan, grijnsde de man. Terwijl Siem zich aankleedde, begonnen de mannen stoelen en tafels bij elkaar te sleepen. De gordijnen werden afgenomen, de kleedjes opgenomen. En toen Siem gekleed, deftig met zijn koffertje in de hand de trappen afdaalde, werd hij gevolgd door de twee mannen, die elk een paar zware stoelen torsten. Beneden aangekomen nam Slem eon der stoelen en maakte het zich daarin gemakkelijk. Voor de deur van het huis gezeten, keek hij vriendelijk glim lachend toe, hoe de mannen zweetend, alles de drie trap pen af sleepten. Want er was geen hijschbalk. Alles moest dus naar beneden gedragen worden. Na een half uurtje kwam een passeerende politie agent hem dreigend gezelschap houden. De man zei niets, maar stond in het volle besef van zijn waardig heid zwijgend toe te zien, terwijl hij af en toe zeer wan trouwende blikken op den glimlachenden Siem Knoop wierp. Na een uur was alles beneden. Het heele trottoir was versperd door stoelen, een paar tafeltjes, gordijn- stokken, matjes enz. „Ziezoo," zei de deurwaarder, „de boel is er uit!" „Ja," zei Siem vriendelijk glimlachend, „alles staat op straat Dat is flink hoor! U heeft werkelijk uw best ge daan. Het was een interessant gezicht, om uw mannen te zien werken. Maar nu kan ik u toch heusch niet langer gezelschap houden, beste vriend, adieu!" En Siem stapte minzaam knikkend heen. „Hier blijven!" baste opeens de agent, terwijl hij een zware hand op Siem's schouder legde. „Wat mot er met dien rommel gebeuren? Denk je soms dat je zoo maar op den openbaren weg dat mag laten leggen? Dat mot je ergens laten opbergen. En dadelijk, anders krijg je proces verbaal De deurwaarder en zijn mannen grijnsden vol leedver maak. Maar het scheen Slem niet te deren. Hij klopte den zwaren agent bemoedigend op den schouder, als moest htJ een weerbarstigen knaap k&lmeeren en zei: „Kom, kom agent, u moet niet zoo onvriendelijk tegen me zijn. Ik begrijp volkomen, dat u het niet goed kunt keuren, dat hier al dat huisraad op straat wordt uitge stald. Maar lk kan er werkelijk niets aan doen! Dat heb ben die mannen gedaan"! „Ja, maar, geen grapjes, die meubelen zijn van u en u moet zorgen, dat ze weggeruimd worden en dadelijk"! Siem vloeide over van vriendelijkheid, toen hij den agent toevoegde: ..Mijn beste vriend, nu vergist u zich toch. Die meubelen zijn niet van mij. Ik woonde hier op gemeubileerde kamers!" In volmaakte gemoedsrust wandelde Siem, zacht neu riënd heen. Toen liet de deurwaarder een vloek! Dienstbetoon weerspiegelt den geest, die ln een zaak heerscht o Indien ge talent hebt, zal energie het nog opvoeren: indien ge het niet hebt, zal energie het tekort aan vullen. o Lieden, die altijd ernstig en statig willen zijn, doen zich naar lichaam en geest tekort. o Levensgeluk is alleen te verkrijgen door een beheer- schlng van het denken door het zich eigen maken van het vermogen om het kaf van het koren te onderschei den en zich te doordringen van het besef, dat niets, wat den sterveling overkomt, zijn Innerlijk wezen kan deren, mits h|j de dingen des levens maar in blijmoe digheid weet#te aanvaarden. o Lof. oordeelkundig geschonken, is belegd kapitaal. o Een man wordt betaald, niet alleen omdat hij her sens beeft, maar opdat hij deze goed gebruike. o Wil men de wereld werkelijk vooruit helpen dan be ginne men met aan de verbetering van het eigen ik te arbeiden. Is het U bekend: dat in Engeland de honden al6 trekdieren reeds se dert 1854 afgeschaft zijn? dat er in Londen door kinderen beneden de veertien jaar geen arbeid tegen loon verricht wordt? dat Brugge en Gent de Belgische stadjes, elk een ca rillon hebben met 48 klokken? dat de rivier de Theems ontstaat uit zeven kleine beekjes nabij Cheltenham? dat het bekende Engelsche lied „Home Sweet Home" reeds in 1823 gemaakt werd? dat er in Calcutta (Br.-Indië) niet minder dan 20000 kind-vrouwen zijn? (daar bestaat het kinderhuwelijk nog). d a t daarvan circa 15.000 kinderen van 10 tot 15 jaar oud zijn? Nu heerscht weer vreugde in zooveel gezinnen, Waar alle heenwijet naar gezelligheid. Nu treedt de liefde met haar gaven binnen. Met haar geluk in stllto toebereid. Hoe kloppen dan de harten vol verwachten. Als eindelijk het uur gekomen Is. Want kleine kleuters droomden in de nachten Van Sinterklaas en zijn verheugenis! Nu gaan we weer de oude liedjee zingen, Aoh. al die wijejea zoo vertrouwd.... van toen, Zoo vol van lieve jeugdherinneringen, Van Pieterbaas en Sinterklaas kapoen! Hoe wekken ze een beeld uit verre dagen. Het oude huis,... de kamer,... moeders lach, Toen wij als klnd'ren stil te luist'ren lagen, En 't maanlicht stralend in ons bedje zag! Nu Juichen onze kind'ren om 't gebeuren. De jaren gaan in «indelooze rij, Hoe deed de tijd het mooiste va&k verkleuren, En onze jeugd is sedert lang voorbij! Alleen we weten, en een rijke- zegen Van groote liefde daalt in stilte neer. Den schat, dien we van vader,... moeder kregen. Dien geven we aan onze kind'ren weer! Doet, Sinterklaasfeest, onze jeugd herleven In oogenblikken, die zoo heerlijk zijn, In Uw geschenkjes, liefdevol gegeven, In 't zang'rig liedje of een oud refrein. Och. laat ons grooten één zijn met de kleinen, Op dezen goeden, feestelijk en dag, En laat Uw gaven lichtende omlijnen Al wat herinn'ring ln 't verleden zag! St Nlcolaas 1931. KROES. (Nadruk verboden.) Juffrouw van de garderobe (tot echtpaar, dat nogi nooit in een schouwburg ia geweest en met hoed rn jas en paraplule de zaal in wil): Uw goed moet U hier afgeven De man: Zeg ouwe. kom mee. we zijn bepaald ver keerd. het Is hier zeker een badhuis. Voorbijganger: Ziet U dan niet agent, dat die dronken kerel geregeld stcenen naar de straatlantaarns gooit? Agent: Natuurlijk zie ik dat, zoodra hij er een raakt, neem ik hem mee! j „Het ziet er uit naar regen." «prak de hospita, dit haar commensaal zijn ontbijt bracht. ..Ik zou toch zeggen, dat het een beetje naar koffis ruikt!" meende de commensaal, terwijl bij de Tloelstof in zijn kopje wantrouwend bekeek. dag Keukenmeid: Mijn vrijer wordt van dag tot koeler tegen me! Kamermeisje: Geen wonder! Als Je hem ook altijd in de ijskast verstopt als mevrouw komt! Artlst: Hoe vind jc het schilderij van dien rechter? Vriend: Hoeveel geeft hij Je er voor? Artist: Nu. wat zou je denken, dat hij me er voog moest geven? Vriend: Zes maanden! 37. En den volgenden morgen zagen al de arme kindertjes een zakje bij hun bed han gen, dat door Roetje en Dribbeltje was gebracht. Er heerschte groote verwarring over die geheimzinnige schatten en niemand wist te vertellen, waar zc vandaan kwamen. Misschien zijn er kaboutermannetjes in hu s geweest, zelden de menschen tegen elkaar en hoe ze ook zochten, ze vonden nergens een spoor, waar di^ zakjes vandaan kwa men. 38- Al heel gauw echter zou het raadsel op gelost worden, want er was Iets verschrik kelijks gebeurd. Dien nacht, toen Roetje en Dribbeltje overal een zakje hadden ge bracht en ze naar huis wilden gaan, stond bet heele huls ln brand. Dat kwam natuur lijk omdat die petroleumlamp omgevallen was. Ze ijlden het brandende huis binnen en zochten de onderaardsche gang op. Bo ven hun hoofden hoorden ze het knetteren van de brandende balken ,en het hulpge schreeuw van de menschen, die door den rook wakker werden. 39. De brandweer werd gehaald en begon het vuur te blusachen. Heel den nacht had den de brandweermannetjes werk en eerst toen het licht werd was het vuur gebluscht. Roetje en Dribbeltje luisterden in de onder- aardsche gang alles af en toen ze meenden dat niemand meer op de plaats was. waar het huls had gestaan, staken ze hun hoofd even boven den grond en zagen niets dan fen paar muren, die nog waren overgeble ven. Dat vonden ze een verschrikkelijke ge waarwording. Groote tranen van berouw liepen over hun gezicht en toen ze iets in d« buurt hoorden wilden ze gauw weer ln het gat kruipen. 40 Maar dat zat hun niet glad, want een veldwachter die op de straat stond te pos ten had de jongens gezien. Komen Jullie et eens uit zei de agent en natuurlijk moeteen. Roetje en Dribbeltje gehoorzamen. Z« moesten den agent zeggen, wat ze daar uitvoerden en toen ze dat niet deden, ging de agent zélf eens ln het gat kijken. Maag apoedig was hij er weer uit want de groo te kat en de muizen kwamen op den agent af en deze vond het een zonlerüng stelletje dieren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 25