VOOR onze jcugd HET GEHEIM VAN [OE BARKE. HOE KONING WREED GENEZEN WERD. (EEN SPROOKJE) TEEKENEN LEEREN. ons was, kon nog constateeren. alhoewel de professor reeds lang dood moest zijn, dat hij door moordenaars handen, of in een ge vecht moest zijn gevallen. Het eerste lijkt mij het meest waarschijnlijk. In den sche del werd namelijk een revolverkogel gevon den. En dande instrumenten van den professor, die vrij kostbaar waren, waren verdwenen". „Misschien hebben de wilden hem beroofd!" stelde George voor. „Dat lijkt mij niet zoo waarschijnlijk. De professor had zeer veel zwarte bedienden bij zich, en danin de binnenlanden hebben de zwarten geen revolvers. Of het moet een zwarte zijn geweest, die het Noor den al eens heeft bezocht". „Geheimzinnig!" griezelde Henk. „Een raadsel", zei oom, „dat tot heden toe nog niet is opgelost „En oom, heeft u die vogel nog gebracht bij dien Hendrik Gouwema in Amsterdam." „Ja, dat was 'n rare geschiedenis", sprak oom. „Toen ik ongeveer 6 jaar later in Am sterdam aankwam ik was eerst nog in Australië geweest ben ik dadelijk naar het huis van dien meneer Gouwema gestapt. De vogel had ik bij me, In een klein, vies uit ziend achterbuurtje bleek hij te wonen. Ik belde aan bij 't desbetreffende huis en na een langen tijd te hebben gewacht, werd de deur geopend door een oude, vies uitziende vrouw, naar ik veronderstelde, de gade van meneer Gouwema, die zeer vriendelijk vroeg: „Nou, wat mot Je „Ik kom de vogel brengen mevrouw, sprak ik beleefd. De vogel van uw man". Bij het uitspreken van die term „uw man", werd het gelaat van de dame nog nijdiger. (Wordt vervolgd). Het gaat héél gemakkelijk om de beide beesten die de cijferj 3 en 6 op hun lichaam hebben, na te teekenen. Wil je het eer'i ste beestje teekenen, dan maak je eerst figuur 1, daarna teeken je er een stukje bij. totdat je zoover bent als de 2e teekening 1] aangeeft en tenslotte werk je je teekening af. En het beest u j klaar. Het volgende dier teeken je op dezelfde manier. Probeer het maar. Je bent zóó een eerste klas teekenaar! 1 Een spannend vervolg-verhaal voor Jongens door ESSAY De hut van Joe Barke was even vuil en even ongeriefelijk als de hutten der inboor lingen. Er was echter één verschil: Op een grooten steen stond de opgezette Karaba en vormde 't pronkstuk van de hut. Ik vond de vogel zeer schoon en reeds lang had ik moeite gedaan om een exemplaar levend of dood te bemachtigen. Ik vroeg daarom aan Joe Barke, of hij zijn vogel wilde verkoopen doch hij schudde zeer beslist het hoofd. „Deze Karaba", sprak hij, „is voor mij nog heiliger dan voor de inlanders". Toen hij deze woorden had gezegd, lachte hij even kort en grimmig. Dadelijk daarop kwam er een uitdrukking van angst op zijn gezicht en sprak hij: „Ik geloof, dat ze 'm willen hebben „Wie is „ze" vroeg ik, en hij antwoordde fluisterend: „De zwarten. Ze willen de hei lige Karaba in de hut van.hun opperhoofd plaatsen. Maar ik geef 'm nooit... nooit...!" Jullie begrijpt, dat ik eenlgszins verwon derd was, den man zoo te hooren spreken over die opgezette vogel. Dat hij 't beest mooi vond, kon ik begrijpen. Ik was er ook een bewonderaar van en had voor het exem plaar dat Joe Barke zoo goed had opgezet, gaarne vijf en twintig gulden over gehad. Maar om er nu zoo overdreven over te spreken als de eigenaar deed, enfin, alle menschen zijn niet eender. Ik bleef nog wat met Joe Barke praten en ging toen naar mijn tent, die ik in de buurt van zijn woning als men het zoo noemen mag had opge slagen. Juist toen ik in mijn eerste slaap was, werd ik opgeschrikt door een ge schreeuw, dat wel uit de hut van mijn nieuwen vriend scheen te komen. Ik stond dadelijk op, ging naar buiten om te zien wat daar gebeurde. Maar even voor dat ik binnen kon treden, sprong een groote zwarte gestalte naar buiten en verdween in de duis ternis. In de hut lag Joe Barke op den grond. Zijn handen hielden de Karaba om klemd. De steen, die dienst had gedaan als voetstuk, lag in het zand. Ik trad op hem toe en spoedig bemerkte ik, dat Joe Barke door een speerpunt doodelijk was getroffen. Hij kon nog slechts fluisteren: „Mijn vriend... De Karaba, mijn vogel... was in gevaar.Jij moet hem brengen bij. schrijf het op mijn vriendbij Hendrik Gouwema, in AmsterdamHij noemde mU een adres en toen ik het had opgeschre ven in mijn zakboekje, zakte zijn hoofd achterover en sprak hij. bijna onverstaan baar nu, „Het moet, het moetwant Zijn hoofd zakte dieper weg. Hij was dood. Naar den moordenaar hebben wij den vol genden dag niet eens gezocht. Dat is toch onmogelijk in een kafferdorp. Trouwens we waren ook niet met velen en de zwarten wél. We hielden ons dus maar koest en trok ken, na Joe Barke te hebben begraven, weg. De vogel nam ik mee. Drie maanden later hebben we de overblijfselen van Professor Gelders expeditie gevonden. Ook 't HJk van den professor was er bij „Hij was zeker van dorst gestorven vroeg Henk vol spanning. „Neen, sprak oom, dat was nu Juist het vreemde van het geval. De dokter, die bij In een groot rijk héél ver weg leefde pen wik onder de wreede heer9chappi1 van Koning Wreed. In erkeüikheid heette hit Koning Albert maar ni-mand noemde hem zoo Zijn wijze van regreren had hem den bijnaam ..Koning Wreed" gezeven cn niemand van zijn onderdanen dacht er dan ook aan hem ander? te noemen. De armen en rijken in het groote rijk hadd°r> het lang niet prettig. De koning hield groot" feesten, die erg veel geld kostten en de onder danen moesten het betalen. Er werden hoov- belastingen geheven en soms kwamen d° sol daten des Konings bij de boeren en dreven h"t vee met zich mee naar de koninklijke slachte rijen. En als de boeren kwamen klagen bij de- rechter kregen ze nog straf op den koop tr*> Het volk leefde dus in armoede en ellend* en de Koning hield zijn feesten en dronk zijn wijn Hij lachte, hij was vroolijk en vroeg niet hor zijn braspartijen moesten worden betaald Op een goeden dag ging de Koning op jarh' met een aantal leden van zijn hofhouding. was een prachtige, zonnige dag en de Koning voelde zich recht pleizierig. Hij reed voort o** zijn paard en praatte opgewekt met zijn hove lingen. Plotseling werd er geroepen: „Een wild zwijn een wild zwijn". Nu begon het Jagersbloed van den Koning te koken Hij boog zich over den nek van zijn paard, gaf het de sporen en rende vooruit, het zwijn achterna. Het werd een dolle rit. Het opgejaagde beest rende door het kreupel hout of 8e duivel zelf hem op de hielen zat er. Koning Wreed galoppeerde steeds sneller en sneller. Hij wilde het zwijn nu eenmaal hebben, 't kostte wat het wou Toen hij vlak achter het wild voortrennende beest was gekomen gebeurde er plotseling iets wonderlijks. De Koning wilde no^ zijn zwaard rukken'toen hij een vreeselijken klap kreeg, die hemvanz'n paard deed storten. Éven zat hU versuft te kij ken. Flauwtjes begreep hij het: hij was tegen een dikke boomtak aangereden. Toen was het plotseling of zijn geheugen af knapte. Alles werd zwart voor zijn oogen de wereld ging opeens sneller draaien Koning Wreed verloor zijn bewustzijn. Een Tooverkunstje. De electrische bouquet. Ën toen, op een zonnig'en dag, kwam plotse ling het geheugen van Koning Wreed terug. Hij had namelijk een boom omgekapt en bij het vallen van dien boom raakte een der takken hem tegen de slaap. Even duizelde hij even wankelde hij op zijn beenen en toen werd plotseling alles weer duidelijk voor hem. Hij herinnerde zich weer dat hij Koning van het groote rijk was en hij rende terug naar de hou thakkerswon in g. „KI eed en Jullie Je aan", sprak hij tot den houthakker en diens vrouw en dochter, we gaan op bezoek bij den Koning." Eerst wilden ze niet medegaan omdat ze dachten, dat ze toch niet toegelaten zouden worden, maar de Koning drong zóó aan, dat ze eindelijk meegingen. Toen zij in het paleis kwamen liep de Koning dadelijk door naar de groote feestzaal waar een vroolijk bal aan den gang was. De Koning duw de de lakeien, die hem eerst nog niet herken den in zijn eenvoudige houthakkersplunje, op zij. en stapte de zaal binnen. Daar was men natuurlijk geweldig verbaasd hem terug te zien in zulk een kleeding. De Koning gaf echter geen antwoord op de vragen, die hem van alle kanten werden gesteld. Hij liep regelrecht naar het podium, betrad het en sprak: „Van nu af zijn er in mijn Paleis géén feesten meer. Wij zullen in plaats daarvan eens wat meer aandacht gaan besteden aan een recht vaardig en menschelijk bestuur van het land. Bergt u mooie kleeren weg, sluit de wijnkelders, stuurt de muzikanten weg. Men noemt mij ..Koning Wreed" en met recht: ik heb de gevol gen van mijn wijze van regeeren gezien. Dat is nu voorbij. Het zal beter worden en alle men schen, die hier in de zaal aanwezig zijn, moeten me daarbij helpen". En uit de zaal klonk één „Hoeah op. Ieder wilde helpen Enledereen deed het ook. Het rijk van „Koning Wreed" werd een land vol gelukkige, tevreden menschen. En de Koning kreeg een anderen bijnaam. Men noemde hem nu: .Koning Recht". En die naam kwam hem toe (Nadruk verboden). EEN NIEUW GEZEI Om dit kunstje te kunnen uitvoeren, knipt de kleine toovenaar voor de oogen van zijn publiek eenige stukken stevig papier in zoo mogelijk even groote, ongeveer 1 c.M. breede strooken. Men neemt de strooken nu In de hand aan het eind van de bundel. Dan houdt men ze voorzichtig boven een kachel of een andere warmtebron. Nu trekt men de verwarmde strooken meerdere malen door de droge hand, die men van te voren ook eenigs- zlns heeft, verwarmd. Strijkt men met die verwarmde hand nu een paar maal zooals ik boven reeds aan gaf dan zullen de einden zich in de zonderlingste bochten krommen. En in je vuist heb je dan een mooie bos bloemen. Een aardige ruiker vanpapier Probeer het maar eens. Het zal Je zeker wel gelukken. (Nadruk verboden). Dit is een aardig spelletje tói op een vrijen middag of avond. weer is om buiten te zijn of vriendinnen kunt spelen, 3 Je begint met. op een groot I of karton het laatste is dan kan je het spel langen een aantal cirkeltjes te W grootere cirkel in het midden. 5 het plaatje, dan zie je metee:1 doel. J In de middelste cirkel wordt 1 Toen hij bijkwam lag hij ln een oud, wrak bed, dat in een kleine hut stond. Een beetje zonlicht speelde door de gebarsten ruitjes en wierp lichtplekjes op de verschoten opgelapte deken. „Waar ben ikfluisterde de Koning zachtjes. „Hij is bijgekomen", hoorde hij een hoop? stem zeggen en een klein blond meisje trad op het bed toe en zei: „U is hier bil Klaas, den houthakker. Dat is mijn vader, ziet u. Hij heeft u gisteren in het bosch gevonden. Wie is u eigenlijk? Is u ook een houthakker? Of neen. dat zal wel niet zoo zijn U hebt zulke mooie kleeren aan Het was raar, maar of het nu door die slae op het hoofd kwam of waardoor dan ook: de Koning kon zich niets meer herinneren. Hij wist niet eens meer dat hij een Koning was. Daarom zei hij maar: „Neen, neen. kleine meid. Ik ben ook een houthakker. Ja. ik geloof zeker dat ik een houthakker ben Het meisje lachte. „Ik heet Annie", zei ze zachtjes. „Wat leuk. dat u zegt: ik geloof dat ik ook een houthakker ben. Weet u dat dan niet zeker." De Koning staarde even glimlachend voor zich uit. „Luister eens Annie". zei hij, „ik heb een heelen tijd geluierd, weet Je. Maar dat is nu af- geloopen. Zou ik samen mogen werken met Je vader?" .Misschien wel, sprak Annie. er is vrij veel werk. Er moet wel hard gewerkt worden, want vader moet zoo vreeselijk veel belasting betalen" „Waarom moet hij dat?" vroeg de Koning verwonderd. ,.U is zeker een vreemdeling, sprak Annie. Anders zoudt u toch zeker wel weten, dat Koning Wreed zoo vreeseiyk veel geld noodie heeft voor zijn feesten aan het hof. dat hij tel kens en telkens weer extra belastingen laat innen." De Koning zweeg. „Koning Wreed" „Koning Wreed"soesde het door zijn hoofd. Waar had hij dien naam meer gehoord? „Ik vind dien Koning Wreed erg onrechtvaar dig. sprak hij. Als hij feesten wil houden mag dat niet gaan ten koste van zijn onderdanen. Dat is een schandaal Annie knikte. „Dat zegt iedereen, verklaarde zij. Maar het geeft niets. De Koning is nu eenmaal de baas en niemand kan er iets aan doen En zoo gebeurde het dat Koning Wreed, die zijn geheugen kwijt was geraakt met Klaas, den vader van Annie. het bosch inging om het zware houthakkerswerk te doen. En hij leerde het zware houthakkersleven door en door kennen. Hij leerde begrijpen wat wer ken. hard werken en zwoegen was. en hU leer de ook de ellende kennen, die in de woningen der armen heerschte. OPLOSSING VAN „WIE KENT DEZE LANDEN 1. Australië; 2. Zuid Amerika; 3. Afrika; 4. Duitschland; 5. Nieuw-Zeeland6. Italië; 7. Groenland; 8. Voor- en achter Indiè, 9. Arabië; 10. IJsland; 11. Noorwegen; 12. Frankrijk; 13. Zweden; 14. Engeland; 15. Finland. (Nadruk verboden). EEN WEDSTRIJD. Ik heb hierboven een aardige hardloopwedstrijd, die je samen met je broer of je vriend kunt houden. Je ziet op het prentje 2 hardloopers. Je vriend stelt zich b.v. voor. dat hij de looper links op het plaatje is. Jij speelt dan voor den ander. Nu neem je allebei een potlood. Het doel is de vierkante ruimte in het midden. Ieder voor zich probeert nu zoo snel mogelijk den weg naar het midden te vin den. Denk er om: je mag niet over de muren heen die door de lijnen worden voorgesteld. Als je dus blijft steken ga je maar wc?r terug. Er is één goede weg! Zorg er maar voor dien weg snel te vinden hoor! geplaatst. In de andere zooals je ziet, de cijfers vu*Ulthem' Zeven wordt dan natuurlijlWTL Cl Nu vraag je aan moeder JJöïctr. tal twee en een halve cen'Ü* zegt ook wel: vierduitstukka Heb je die, dan begint het if Het papier met de cijfers I gelegd. De spelers gaan nu* zitten en er wordt afgeteld. 1 Wie het laatst „af" is maf' r het spel. Hij neemt twee dobbelstee^ mede en als hij nu b.v. achtff één „vierduitst.uk" op de M fer acht aangeeft zetten, j Zoo gaan we door tot een q. een getal gooit dat reeds detf 01, stuk is bezet Gebeurt dat. öj-j twee en een halve centetu*Jt zou moeten opzetten, c;;v; j ook 't andere vierduitstuk r.«~^ een zeven geworpen, dan het feit dat er misschien re?- m aanwezig zijn in de kring,lt- vierduitstuk bijzetten. Als men echter een twaai- men alle geldstukken r^er. aij keltje van de zeven zijn op?--; t heeft men dan het recht 1 Wanneer men bijgeval twaalf gooit, mag fflen nemen, die op het eri&r ir- wezig zijn. Het spel begint j (Nadruk verboden.) NU NOG EVENTJES LACHEN Slechte tijden. Bedelaar: Heeft U geen centje voor me, mevrouw? Dame: Kom morgen maar eens terug. Bedelaar: Maar mevrouw, hoe onver antwoordelijk van U om in deze slechte tijden schulden te maken. DE OPSCHEPPER. De jager is aan het vertellen in gezel schap „Ik stortte mij op den tijger en sneed hem met mijn mes de staart af." Een toehoorder „Wel meneer, waarom Juist de staart en niet de kop De jager „Dat had een ander al ge daan."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 26