PAS OP, SLANGEN! HET GEHEIM VAN |0E BARKE. Een spannend vervolg-verhaal voor Jongens door ESSAY George deed een groote kast open, die legen den muur stond. „Kijk eens wat een bakbeest", zei hij. „We kunnen er best met z'n tweeën in". Samen kropen ze ln de kast en sloten de deur. Even was het stil. Toen kwam plotseling de stem van Henk. opgewonden fluisterend ..Hé George, kijk ieens even. Hier is een kijkgat". „Waar kijk je in 1" „In de kamer waar de Karaba staat. Kijk daar is hij". Nu moest George toch ook even kijken. En ja .het was waar. Door een klein rond gaatje keek je vanuit het donker in de, door het maanlicht flauw verlichte kamer met oom's schatten. Daar stond de Karaba daar hingen de uitrustingen der kaffers, daar stond de kast met de opgezette die ren en daar, heelemaal links, was de deur van de kamer. „Leuk zeg", zei Henk, „zou oom weten dat hier een gat is „Ik denk van niet", antwoordde George, „het gat in de wand van de kast is veroor zaakt door een kwast. Voel maar het hout is hier heelemaal ruw. En die spleet is de muur Ik zal eens even voelen hoe dat zit". George stak zijn hand in het gat en be tastte de spleet met zijn vinger. „Ik zie het al, riep hij uit. het schijnt hier een gewel dig oud huis te zijn. De cement heeft hier tusschen twee steencn losgelaten, 't Is maar een kleine spleet". De jongens keken een voor een door de spleet en wilden net de kast weer verlaten toen Henk plotseling zei: „Stil hoor jij niets Belden zwegen nu. „Hoor, daar is het weer", fluisterde Henk. En inderdaad, in het doodstille huis klonken zachte geluiden. Het was of er Iemand over de gang sloop. „Héél, héél zachtjes natuurlijk. Het geluid kwam na derbij. Nu was het wat duidelijker te hoo- ren op de gang. „Er loopt iemand", zei Henk zachtjes en zijn stem trilde. „Oomweifelde George. „Neen, oom is naar bed. En dan waarom zou hij sluipen over de gang?" Het geluid der voetstappen was opgehou den. Héél zachtjes hoorden de Jongens nu een zachte metaalklank. „Sleutelsfluisterde Henk. „Hy wil de kamer hiernaast in", sprak George en bracht zijn oog voor het kijkgat. Henk wachtte vol spanning. Eenige minuten verliepen. Toen draaide George zich eensklaps om en zei zacht tot Henk: „Hij is binnen in de kamer, hiernaast. Ga zoo zacht mogelijk naar beneden en waarschuw oom. Ais je maar voor de ka merdeur bent kun je hem de pas afsnij den". Henk knikte. Met glinsterende oogen was het geen prachtig avontuur verliet hij de kamer en ging zeer zachtjes naar beneden. George intusschen bleef kijken door het gat. In de kamer met ooms schatten was een man getreden. Hij had een masker voor zijn gelaat. In zijn linkerhand droeg hij een bos sleutels, in zijn rechter een zaklan taarn, die een lichtcirkel in het vertrek wierp. De man ging in het midden van de ka mer staan en liet zijn licht langs de ver schillende souvenirs van oom Sully glijden. Hij scheen iets te zoeken. Plotseling richtte het licht zich op de Karaba. De man liep er op af. George hoorde hem zachtjes in zichzelf praten: „Eindelijkeinde lijkde Karaba De glazen stolp werd opgetild. Wat deed die kerel nu? Uit z'n broekzak kwam een mes. George hiold zijn adem in. Het mes klikte open, en de man pakte de vogel beet, zette de mespurop de bulk, wilde *m er net induwen, toen de deur werd openge gooid en oom met 'n vervaarlijke basstem „Handen op!" riep. Het electrische licht knipte nu aan en Henk en oom traden binnen, de laatste met een revolver in de hand. De gemas kerde roover bleek te onthutst om te han delen. Hij liet de sleutels en de lantaren vallen en stak zijn handen in de lucht. „Ziezoo", zei oom, toen George ook bin nen was gekomen „als meneer de inbre ker nu even wil gaan zitten, dan kan hij ons vertellen wat hij hier eigenlijk kwam doen en waarom hij mijn Karaba wilde plukken." Er viel een drukkende stilte in de kamer. De man die het vertrek was binnenge komen zat op een stoel midden tusschen oom's heerlijkheden en keek strak naar den grond. Oom en de jongens wachtten. Na eenige minuten sprak de eerste „Nu krijgen we nog wat te hooren Begin maar eens met dat masker af te nemen en ons te vertellen wie jij bent." De man bracht zijn hand naar zijn ge zicht en rukte het masker af. Het viel mee! De jongens hadden een vreeselijke boeven tronie verwacht, maar het gezicht van den man leek meer op dat van een boer of een zeeman dan van een misdadiger. „M'n naam willen Jullie weten Ach waarom zou ik het Jullie niet allemaal ver tellen. 's Is nou toch een verloren zaak. M'n naam is Hendrik Stuivema. „Stuivema riep oom uit. „Jij bent dus de kerel waaraan ik de Karaba moest brengen." Stuivema knikte. ,Die ben ik, meneer. Maar laat me ver der vertellen. Het heele verhaal wil ik jullie doen. Ik heb er nou genoeg van." (Wordt vervolgd). De gebroken ruit. Een troepje opgewonden heeren zaten in den trein. Ze waren zoo luidruchtig en ze maakten zooveel grapjes, dat een van de heeren bij onge luk met zijn wandelstok een gat in de ruit van de coupédeur stootte. Dat gaf natuurlijk opeens verslagenheid in de vroolijke coupé. De heeren waren wel luidruch tig maargeld hadden ze nu niet bepaald in overvloed. En die ruit kostte héél wat Een van de heeren verzon er iets op. „Weet je wat we doen?", sprak hy listig. „We zeggen te gen den stationschef van het volgende station, dat men van buitenaf onder het voorbij rijden een steen naar binnen heeft gegooid, door de ruit heen". Zoo gezegd, zoo gedaan. Toen de trein stopte aan het volgende station, ging een van de grappenmakers vlug de coupé uit, haalde een steen van den weg en legde die in de coupé. Toen kwam de Itationschef en hem werd verteld, zooals was afgesproken: men had van buiten af een steen door de ruit geworpen De stationschef was ook niet mis en ging even binnen in de coupé kijken. En hoe kwam het nu dat de stationschef dadelijk merkte dat de hee ren aAn het liegen waren? (Nadruk verboden). DE WEDSTRIJD. De twee ruiters, die je rechts en links op het zelfde plaat je ziet, vertrekken op hetzelfde tijdstip naar hun doel, dat in het midden van het bosch is gelegen. Het bosch heeft vele, el kaar snijdende pa den, zooals je ziet. Wie zou nu het eerst in het midden zijn. Stel je nu eens voor, dat jij b.v. de recht- sche ruiter bent. Je vriendje is dan de linksche. Nu gaat de wedstrijd beginnen. Je slaat een van de wegen in, maar.... als plotseling een streepje den weg dwars afsluit moet je terug. Overnieuw be ginnen. Wie vindt den goeden weg het eerst? Het gemakkelijkste is als je elk een pot lood of pen neemt en tusschen de lijnen een streeo trekt. DOOR Dr. W. KEIZER. pond het slachtoffer. Drie dagen later: een Si berische reebok van niet minder dan 65 pond, dus samen in drie dagen 80 pond. In een ande ren dierentuin at een Python 70 pond vleesch op (van verschillende dieren) en slechts weinige dagen later verorberde hij twee kleine biggetjes, de een van 28 en de ander van 39 pond. Dat is dur in dien korten tijd 137 pond. Als grootste hoeveelheid heeft men het ver slinden van een varken van 84 pond genoteerd, maar men kan zonder gevaar aannemen dat de grootste slangen stukken vleesch van ongeveer 100 pond voor hun maaltijd gebruiken. Maar het verteeren der spijzen duurt wel twee of drie weken. Dezen tijd brengen de slangen by voorkeur in het water door. Zooals men by ons honden houdt, zoo gebruikt men in verschillende deelen van Zuid-Afrika slangen als wachters en bewakers. Deze slangen zyn er niet alleen om dieven of inbrekers op 'n afstand te houden, doch vooral om te stryden tegen het groote aantal gifslangen die men voor- a1 in Brazilië aantreft. Toch sterven er ondanks voorzorgsmaatregelen nog 1000 personen per jaar aan de levensgevaariyke beet van de gift slang. De slang die als wachter fungeert is de „Mur- surana" een reptiel dat een lengte van ongeveer 1.5 M. bezit. De hoofdspys van deze slang is zyn neef: de giftslang. De Mursurana wordt op spe ciale farms gekweekt en wordt voor een kleinig heid aan de bewoners verkocht. Het is een on misbaar huisdier. Hoe doet men nu echter een giftslang vangen en wel lévend vangen (voor een dierentuin b.v.) Het beste gaat men 't dier te Ujf met een stok. hun nederlaag konden laten gaan en wil den revanche. Maar zij begrepen wel, dat zij geen diefje meer konden spelen. Ze schreven een brief naar de andere jon gens, waarin ze vroegen om een voetbal wedstrijd te mogen spelen. En weer verzamelden Jan, Piet en Toon de jongens van de klas om zich heen. Zij stelden voor den voetbalwedstrijd aan te lemen op den volgenden Woensdagmid dag. De beste elf voetballers werden uit gezocht en de dagen, die aan den Woens dagmiddag voorafgingen, voetbalden ze nu in plaats van diefje te spelen. De Woensdagmiddag kwam. Op een veld buiten de stad hadden ze een paar doel- latten neergezet en het spel begon. Alle leerlingen van beide scholen waren aan wezig. Een jongen van een derde school was scheidsrechter. Het werd een erg spannende match. Het bleek, dat beide ploegen even sterk waren en zelfs na een verlenging bleef het "oij geiyk spel. Toen besloten ze maar vriend schap met elkaar te sluiten en voortaan samen voor het begin van den schooltijd te spelen. En zoo gebeurde het dan ook. In de vacantie gingen ze samen kampe»ren. Ze stelden een goed voetbal-elftal samen, dat heel dikwyis wedstryden organiseerde tegen andere scholen en meestal altijd won. EVEN LACHEN. DE OOSTERLING „U wenscht een onderhoud met Abdullah Parapat ja. den beroemden Oosterschen helder ziende?" „Ja, zegt U maar dat zyn zuster uit Groningen er is". OOK EEN OPLOSSING. Onderwijzer „Wat is het geslacht van straat Kareltje „Vrouwelijke meester". Onderwyzer„En het geslacht van paal Kareltje „Vrouweiyk meester". Onderwijzer„Dat is uitstekend hoor Jullie zult allemaal wel eens hebben gehoord van de geweldige hoeveelheden voedsel die de reuzeslangen verorberen. Die hoeveelheden im mers, zyn zoo groot dat men dikwyis twyfelt aan de Juistheid van het bericht. En toch heeft men dergeiyke hoeveelheden zonder twyfel kun nen vaststellen. Zoo heeft men by voorbeeld in het Dierenpark Hagenbeek proeven genomen om vast te kunnen stellen hoeveel een reuzeslang nu wel in één maaltyd kan verdragen. Een aan tal Pythons van byzondere grootte, afkomstig uit Borneo waren de proefdieren. Hoewel de groot ste slangen uit het aquarium gewooniyk met ko- nyntjes werden gevoed, zette men aan de reuze slangen steenbokken en soortgelijke dieren voor. Wie eenmaal een reuzeslang aan den maaltyd heeft gezien, zal dat niet licht vergeten. Buiten gewoon sensationeel is natuuriyk de aanblik als slangen worden gevoed, die hun buit levend ver orberen zooals byvoorbeeld de ratelslang, die slechts beesten eet die hy zelf heeft gedood. De geweldige Pythons grijpen den buit beet met een bliksemsnelle beweging van het hoofd en slingeren zich eenige malen om het lichaam van het slachtoffer heen. Met de geweldige kracht van hun spieren kraken ze dan de ge wrichten van het beest en slikken het dan in zyn geheel naar binnen. Als men naar den kop van een rustende slang kykt, houdt men het voor onmogeiyk d?.t zulke groote beesten geheel kunnen worden opgeslokt. Het keelgat der slangen en de geheele hals van deze dieren is echter zeer rekbaar. Laten we nu eens opsommen wat een reuze slang in Hamburg zooal wist te verorberen. Op zekeren dag werd een zwaan van ongeveer 15 SPELEN VÓÓR SCHOOLTIJD. Jan, Piet en Toon waren altijd om half negen al aan de schoolpoort. De school begon pas om negen uur, maar dat half uurtje vóór dat de bel ging, speelden ze altijd in de kleine, nauwe straatjes rond het schoolgebouw. Natuurlijk speelden ze diefje, zy waren, omdat ze de eersten wa ren, de agenten. Want eerst tegen kwart voor negen waren alle jongens uit de klas aanwezig en dan ging het er op los. Dat werd een gehol en gedraaf van je welste. De dieven werden één voor één opge bracht, en als de schoolbel luidde, dan stonden de gevangenen allen voor de poort. Op een zekeren dag bleek, dat ook een andere school de fijne, nauwe straatjes had ontdekt en er ook diefje ging spelen. Dat, vonden Jan, Piet en Toon, kon niet geduld worden. Het waren hun straatjes, daar speelden ze nu al een jaar en nog nooit hadden er, behalve de kinderen uit de buurt, anderen gespeeld. Het drie manschap hield krijgsraad met de andere Jonge: uit de klas. Dat moest uit zyn, vonden ze. De dieven werden nu allen tot agenten verhoogd. Zij werden tot een legertje in gelijfd, dat den volgenden ochtend om kwart over acht aanwezig was. Er wer den op alle hoeken van de straatjes pos ten uitgezet die order kregen om alle jon gens van de andere school, die kwamen spelen, gevangen te nemen en gevangen naar een poortje dicht bij de school te brengen. En zoo gebeurde het dan, dat na verwoede vechtpartijen om vijf minuten voor negenen alle Jongens van de andere school waren gevangen genomen en in het poortje opgesloten. Ze mochten er niet uit voordat de schoolbel luidde. Toen was het natuuriyk voor de anderen al veel te laat geworden. Want hun school was wel tien minuten verder. Zy kwamen allemaal tien minuten te laat en moesten des middags een half uur schoolbiyven en elk honderd strafregels schryven „wy mogen geer» diefje spelen by een vreemde school." Doch deze jongens vonden dat zy niet cuic B" CC Of: te ïyfmisschien is het beter men kan ze het beste met een stok gaan. Want daarp moet by het vangen i Qn)( slang ten zeerste worden gelet. Grijp i fUrd by den kop (achter de kaken) en by de De hand met de staart wordt in de rukt, zoodat het beest met den kop hangt. Toch is er aan deze manier vat vangen wel degeiyk gevaar verbond® byvoorbeeld mogelük dat de slang deren los weet te werken, zoodat hand van den vanger het gevolg is. In Brazilië gebruikt men om de genezen, de zoogenaamde weieens .Reesteen" wordt gei steen wordt vervaardigd uit een del den reebok. De steen wordt aldus i drukt de steen op de plaats waar gebeten is waarop zy, door het bi vloeit, bUjft vastkleven. Als de steen valt, is de beet genezen. Ook in dit middel tegen de slangenbeet. Ten slottehoe sterven de slangen? Es' sche geleerde heeft op deze vry duit» na jaren lang onderzoeken een ant te geven. De dood treedt by deze dieren late avonduren, of des nachts in. Zel&s gens en zéér zelden in den middag. In 4 ,j gevallen is het sterven van het reptiel 1 ïyk vast te stellen. Eenige dagen voor worden ze nameiyk reeds riek en stó deiyk in een houding die ze reeds dagecl hadden aangenomen. (Nadruk rersc d( Maar vertel me nu eens eventjes, jy zoo zeker dat straat vrouwelijk wor paal mannelijk is?" Kareltje „Wel, meester, je altyd van zy-straat en Verstrooide onderwyzer: „Alle niet aanwezig zyn moeten even bsLp'^ opsteken, zoodat ik ze in het absenöff arr( kan opschryvenf Pi (Nadruk bl APENVERDRIET. g> wai Er waren eens twee groote Die zaten zóo vrees'lijk te Ze riepen: „Ooi Oohl 'k Verveel me toch zoo!" Toen wilden ze rustig gaan Ze klommen dus vlug in Zóó waren ze boven Viel d' één al in slaap En d' andere aap Die was ook dra aan het De eerste, die droomde vanm Geen kleine, maar o. rei Hij stak z' in zijn mond. Riep: ^Au!l" toen terstoni 1 De dommerd, die beet op Mn Je snapt wel. hij schrok t En jankende riep hy zijn l Die zei heel ontsticht: ..Houd je apengezichtI Ik sliep juist, je maakte me De één zat verdrietig te p De ander ving ook aan m#" Toen. 't is heusch wat mii Een heel raar geval. Begonnen ze samen te Ze grienden er tranen met* Die twee apenkornuiten. Plots' riep één zoo'n gat „Nou schei 'k er mee uit Toen zijn ze gezellig

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 22