het verjaarsgeschenk
van oom buldergrom.
wat weet een neushoorn
nu van jupiterlampen?
Een filmster met een
gage van 10 cent
ware woorden.
Roetje en Dribbeltje in het onderaardsch Paleis.
-UL15
Ei
ff
5*^
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 19 December 1931. No. 8989.
ZATERDAnAvnNmrnKTt
Een bedenkelijk verhaal door SIROLF.
(Nadruk verboden alle rechten voorbehouden).
mtra
)ch
at
vo»
ivea
;oli
voorl
gei
.Slrolf', zei mijn vrouw verleden week aan het ont
bijt. ..weet je wel, wat het vandaag voor een dag is?"
„Maandag", zei ik zonder aarzelen, want inderdaad
fcet was Maandag. Maar omdat ik aan den toon, waarop
Jirandella (zoo heet mijn vrouw) sprak, bemerkte, dat
k zeker het een of ander misdreven had, zei ik lukraak.
ichtlg aan vorige verzuimen: „En je moeder is van-
itag jarig, wel gefeliciteerd hoor!"
Pirandella poogde mij met haar blikken te vernietl-
i: „Je flauwe aardigheden kun je wel voor je houden"
ze streng, „moeder is pas jarig geweest Je moest je
ismen om te vergeten, dat oom Buldergrom vandaag
[tachtig wordt!"
Be schrok. Pirandella had gelijk, dat was schande.
Tenminste het zou heel dom geweest zijn ,als we het
vergeten zouden hebben. Want oom Buldergrom is onze
inigste oom en wij zijn zyn eenigste familie. En oom is
keneïbeel rijk en heel oud. en wij zijn nog jong en ons spaar-
In bankboekje is nog heelemaal blanco.
^toti "We moeten hem iets mo°is sturen", zei ik na even
ji nagedacht te hebben, "Want het afscheid was bij oom's
ttste bezoek nu niet zoo erg vriendelijk. Want weet je
niet meer, dat oom's spiksplinternieuwe broek bedorven
■werd toen baby even bij oom op schoot zat? Dat was
jou schuld, omdat jij met alle geweld wilde, dat ik een
foto zou nemen van oom en baby samen, terwijl je toch
kon weten dat oom heelemaal niet van kleine kinderen
houdt!"
„Zoo", zei Pirandella, terwijl haar voet onder tafel
uitgleed en mij toevallig net tegen mijn scheenbeen raak
te, ,als je dan maar bedenkt, dat ik het niet van m'n
huishoudgeld kan betalen. Als je iets moois wilt koopen,
doe 't dan van je zakgeld!"
Teneinde mijn andere scheenbeen te sparen, sprak ik
niet tegen. „Wat zou je zeggen van een paar wollen
idschoenen," stelde ik voor, „daar is oom erg op ge
lid!"
,'t Idee is nog zoo kwaad niet," zei Pirandella. „het
valt me werkelijk van je mee, maar doe er dan een
mooie, dikker, wollen das bij en 2 paar echte wollen
ken!"
-Als het moet in vredesnaam!" zuchtte ik, terwijl ik
3000, K M*1 aan al die dagen, dat ik 't nu zonder sigaartjes
moest stellen om oom's verjaardagsgeschenk uit te spa-
gedutë Ka, „ik nu meteen even koopen en thuis laten
"O 8i
Kagen, pak jij ze dan in, dan schrijf ik een briefje,
irin ik oom hartelijk van ons feliciteer en dan verder
Iets dat ik hoop, dat oom ze mooi zal vinden, en dat
weeti dat hjj er zooveei van Jioudt en dat ik ook hoop,
ft oom er nog heel lang plezier van zal hebben en dat
er toe mogen bijdragen oom's gezondheid nog jaren-
ig to sparen!"
'n sci »Hu'chelaar!" zei Pirandella, terwijl haar andere voet
gleed, heel toevallig met den hak tegen mijn ekster
ven
oppi
der ore
mm,
>aratin
x-Pb*
V(?
wortü
:ht
ieras
k lar
nacw
1 niet
Vhand<
L
luister
•ordli
ne al
:nd
de
en 't
die
•en stuur jij het pakje dan per expresse weg, dan
sinds" °°m het van<Jaa& n°S. gelijk met den brief." ging
onverstoorbaar voort, „maar haast je anders wordt
merk! lt te laat!"
Ik schreef den brief, ging vlug naar kantoor, deed
eerst nog de afgesproken Inkoopen cn dacht verder niet
aan oom Buldergrom's verjaargeschenk, totdat ik om
12 uur thuis kwam om koffie te drinken. Op het tafel
tje In den gang lag warempel het pak. Dus had Piran
della toch nog vergeten het geschenk weg te sturen.
Ik was woedend. Haastig schreef ik met mijn vulpen
het adres erop en rende ermee weg, naar het postkan
toor. Er stond natuurlijk een rij menschen aan het lo
ket om van te rillen. Na anderhalf uur was ik aan de
beurt en toen ik het pakje eindelijk veilig en wel in
handen van den ambtenaar had achter::'-!?.'en. was het
juist tijd om weer naar kantocy te gaan. Dien dag moest
ik het dus zonder lun I? stellen. Allemaal voor oom Bul
dergrom. Maar ten: rzoette het aanlokkelijke toe
komstbeeld van ec: raam een heeleboel. Ik wist,
dat oom juist dezer n zijn testament zou maken en
was heel blij, dat ik hem zoo'n mooi cadeau gestuurd
had. Maar het was begrijpelijk, dat ik boos was op Pi
randella Toen Ik dan ook om 6 uur thuiskwam, klonk
mijn stem niet zoo heel ^vriendelijk, toen ik vroeg. „Ik
dacht, dat jij dat pakket voor oom Buldergrom zou weg
sturen!"
„Dat weet ik", zei Pirandella uitdagend, „maar ik
moest op jou wachten, omdat je het nieuwe adres van
oom Buldergrom niet had -achtergelaten. Ik dacht, als
je om 12 uur thuiskomt, dan zal ik het je vragan rn
dan is het nog vroeg genoeg. Maar jawel, meneer -f
niet thuis, meneer gaat liever met vrienden in de s«--!
lunchen, zijn gc!d verbrassen, bah!!!!"
Dat was te veel. „Pirandella" zei ik waardig, „ik was
om 12 uur thuis. Maar toen zag ik in den gang het pakje
liggen, dat jij nog niet verstuurd had Toen heb ik het
adres erop geschreven en het naar de po3t gebracht.
Anderhalf uur heb ik ervoor in de rij gestaan, ik heb
sedert vanmorgen niet gegeten of gedronken!"
„Wat zeg je daar?" riep Pirandella uit, „heb je dat
pakje, dat in den gang lag, weggestuurd naar oom Bul
dergrom?"
„Ja," zei ik trotsch, „dat heb ik gedaan, anderhalf uur
heb ik in de rij gestaan, niets heb ik gegeten of..."
„Maar idioot!" riep Pirandella uit, „weet je wat er In
dat pakje zat?"
„Twee paar wollen sokken en een paar wollen hand
schoenen!" zei ik.
„Nee ezel. die liggen nog in de linnenkast In dat pakje
dat je in den gang vond. zat vuil waschgoed. dat de
waschman Zaterdag vergeten had!"'
„Wat zat er in?" wilde ik weten.
„Luiers van baby!" zei Pirandella.
Dien zelfden avond kregen we nog een telegram van
Oom Buldergrom; dat als volgt luidde:
„In de 80 jaar van mijn leven heb ik nog nooit zoo'n
onsmakelijke grap bijgewoond. Maar je zult merken, dat
Oom Buldergrom zich niet op zoo schandelijke manier
laat beleedigen. Ik zet nooit meer een voet bij je in huis
Mijn heele vermegen heb ik aan de armen vermaakt
Oom Buldergrom.
WETENSWA1RD1GHSDIN.
Is het U bekend:
d a t Italië per jaar voor 10 milliocn gulden aan ver-
sche bloemen uitvoert?
dat de albatros de grootste, bestaande zeevogel Is?
dat alligatorhuiden 2 opbrengen in Georgia (Ame
rika?)
dat er in New York 327.706 negers wonen?
UIT DE FILMWERELD
SALAMANDERS EN REGENWORMEN AAN HET
TOUWTREKKEN!
Een praatje met den leider der biologische afdeeling
der „United Film Artists".
De cultuurfilm heeft een triomftocht
gemaakt over de gehecle wereld
Nog steeds echter moeten ontelbare
moeilUkheden overwonnen worden,
voordat b.v. het groeien van een plant
of het uitkomen en groeien van een
jongen arend op de gevoelige strook
zijn vastgelegd. Do regisseur der bio
logische afdeeling der UFA vertelt
hierover het volgende:
Zij zijn niet gemakkelijk in de behandeling, deze
„sterren zonder gage". Hoe geweldig is daarom het ver
schil tusschen do werkzaamheden van een speelfilm
regisseur en dlo van een cultuurfilm-regisseur! Daar
kan men zijn wcnschen te kennen geven, spreken, be
velen. maar het komt nooit voor, dat een neushoorn
Iets begrijpt van het gewicht van een Jupitcrlamp en
oen boom kan me" heel bezwaarlijk zoo opvroolijkcn,
dat zij haar zaadlobben een beetje vlugger afwerpt. Een
oneindig geduld en vooral kennis van zaken zijn daarom
de eerste voorwaarden, die een cultuurfilm-regisseur
gesteld moeten worden.
Stil en voor onze opvattingen zonder de minste op
winding verloopt het leven van een blcem... zou men
denken! Maar het oog der camera heeft een scherpte,
die ons, stervelingen, leelijk beschaamt. Voor haar blik
leeft de bloem, groeit de bloem, beweegt zij. strijdt zij
om de zon. sterft tenslotte. Spookachtig, rusteloos
zwaaien de vangarmen van de Winden door de lucht.
Maar dan wordt er steun gevonden: dan trekt de plant
zich daaraan met een zelfbewust gebaar omhoog, neemt
haar fiere houding van weleer wederom aan. Een film
ster van den eersten rang heeft zich hier geopenbaard...
En wat een prachtgezicht voor oud-militairen, als plot
seling, als op commando een leger van Zonnebloemen
.geeft acht" maakt en opschiet; ais de stengels en bla
deren zich naar de zon keeren en zich naar het licht
rekken, als do bladeren in dezen strijd om licht wild om
zich heen slaan.
Maar ook pijn kunnen zij uitdrukken. Vooral als men
met vuur in de nabijheid komt. Slap vallen de bladeren
om, schrompelen ineen. Maar als het gevaar voorbij 's,
leven zij weer op en komen voorzichtig te voorschijn
uit hun afwerende houding. Begrijpt U de moeilijkheden
die eraan verbonden zijn, deze „sterren" tot spelen te
dwingen?...
Nog moeilijker is het gesteld met de dieren. Bloemen
hebben tenminste geen nukken. Wij lagen echter eer.s
een geheelen dag op de loer om de geboorte van een
aantal jonge poesjes op te nemen. De veearts had tame
lijk zeker het oogenblik voorspeld. Maar de poes zelf
maakt zich daarover nog geen zorgen.' Zij sliep en keek
ons nu en dan slaperig aan. Tot 's avonds toe stonden
wij met onze camera gereed en toen wij den volgenden
morgen weer op onze post wilden terugkeeren, lagen er
vijf jonge katjes in de kooi en werden door moeder zorg
vuldig gereinigd.
Sommige dieren worden door het helle schijnwerper-
licht half gek! Dan moet men door groote reservoirs,
gevuld met water, waar men het licht dan doorheen
laat vallen, 'de felle stralen cer.igszins afdempen, totdat
de dieren eraan gewend zijn. Het geluk en het toeval
blijven echter steeds de hoofdrol spe!en. Het toeval
geeft overigens de beste opnamen! Want men kan toch
onmogelijk verlangen, dat een jonge adelaar op bevel
uit het ei komt. of dat een kleine, kale koekoek de
kinderen van zijn graspieper,gastheer uit. het nest
knikkert, als de cultuur-regisseur zijn tooverformuies
fluistert! Men moet geduid hebben om te kunnen vast
stellen hoe een zeester „eigenhandig" een zieke arm
uittrekt, of hoe twee salamanders en een regenworm
hardnekkig en verwoed met elkaar „touwtrekken"!
Eigenaardige dingen kan men waarnemen, wanneer
men met de camera in stelling ligt. Dan kan men zien,
mits men goed verscholen is natuurlijk, hoe een Jongo
adelaar door de andere doodgetrelterd wordt cn daar
na eenvoudig over den rand van het nest omiaagga-
smeten wordt, terwijl de oude adelaar met „arends-
bllkken" zit toe te kijken, maar in het geheel niet
Ingrijpt. Dat heeft iets „Spartaansch" over zich; daar
werden de zwakkere kinderen eveneens van een rot»
geworpen om een sterk geslacht te kweeken.
„Voor een halve gulden doe ik 't!"
Franz Wenzler en B. Marton draaien op het cogen-
blik enkele buitenopnamen voor de Siegfried Arno-
film, welke onder den titel „De nacht zonder pauze"
door de Unlversal Tobis zal worden uitgebracht.
De opnamen worden gedraald in een volkswijk in
Neuköln. Honderdvijftig tot 200 kinderen spelen in do
onmiddellijke nabijheid der opname-apparaten, lie zoo
onopvallend gecamoufleerd zijn, dat de regisseur, de
acteurs en de camera-men geheel onopgemerkt blijven.
Plotseling schiet den regisseur iets te binnen...
Hij heeft een „close-up" noodig van een meisje. Een
kleinigheid, dacht hij. Er waren Immers tal van kin
deren. 200 ongeveer, die rondom hem speelden! Maar
de overredingskunst van Joe Pasternak. den regis
seur. bleek tevergeefs. Geen enkel kind wilde vlak voor
het toestel komen spflen. Paster biedt 10 cent voor do
opname. Van de geheele troep biedt zich een klein
meisje met een eenlgszins vuil neuaje aan. Zij 13 do
eenige. die voor 10 cents bereid is een „close-up" van
zich te laten maken.
Maar Franz Wenzler vindt, dat de kleine niet erg ge-
sohvkt is. Men moet dus meer bieden.
..Twintig cent voor wie op de film wil komen klinkt
de stem van Pasternak.
Nu melden zich al een paar meer aan; doch ook die
zijn niet de julsten.
„Niemand meer?"
Het grootste gedeelte van de kleine filmsterren houdt
den mond dicht en schudt ontkennend het hoofd.
Een laatste aanbod!
„Vijftig cents!"
Dan is er plotseling een hevig geschreeuw. Een halvo
gulden schijnt dus zeer veel waard te zijn. En 200 kin
deren steken de handen gretig omhoog. Voor 50 cent
willen zij zich allemaal graag laten filmen. Nu had
Wenzler groote moeite om uit het overweldigende aan
bod de juiste uit te zoeken.
(Nadruk verboden).
Er zijn lichten die wel verblinden, maar niet verlichten-
o
De mensch ziet juist zooveel goeds en kwaads om
zich heen. als hij goeds en kwaads In zichzelf heeft.
o
Men sluit geen verdrag met zijn driften: men ver
slaat ze of wordt erdoor verslagen.
o
Wie het bewustzijn heeft, dat hij zuiver staat tegen
over zijn geweten, kan veel ontberen: goedkeuring van
menschen en schatten van zilver en goud; hij heeft zijn
zie» gered.
o
Het leven is uit kleinigheden samengesteld: men moet
zich niet door kleinigheden laten verbitteren.
o
Zonder liefde heeft een werk geen waarde, maar alles
wat uit liefde geschiedt, al is het in zichzelf nog zoo
klein, brengt rijke vruchten voort.
o
Een scherts een lachend woord beslist dikwijls de
grootste zaken treffender en beter dan ernst en scherpte-
49. Meneer de commissaris had al gauw
genoeg van het paleis en begreep niet dat
de jongens zoo maar konder. leven tusschen
die gekke beesten. Doch dat kwam omdat
de commissaris natuurlyk niets van die
tooverkettlng wist want als de jongens die
niet hadóen gehad, zcuden zij het ook
niet gedurfd hebben. En daar Roetje en
Dribbeltje zooveel aan hun artne vriendjes
hadden gegeven kwamen eeniga dagen later
twee agenten met een rol perkament, waar
in stond, dat zij het onderdardsche paleis
mochten nebben.
50. Dat v j iets. wat de jongens heelemaal
niet hadden verwacht. Nu waran ze rijk. Ze
sprongen van plezier van het eene vertrek
in het andere en vertelden aan alle dieren,
dat ze daar voortaan altijd bleven wonen.
En de dieren vonden dat erg leuk, want
ze konden goed met Roetje en Dribbeltje
opschieten. Dienzclfden avond nog werd er
een groot feest gehouden ter ecre van dc
jongens en alle dieren zaten mee aan ta
fel. Het was een leuk gezicht de Jongens te
zien zitten tusschen die beesten. De slar.g
kronkelde zich van plezier om de kat heen.
51. Heel laat gingen de beide jongens naar
bed. Ze hadden heel erg vee! schik gehad
en waren nu doodmoe. Het duurde niet heel
lang vóór ze sliepen. Midden in den nacht
echter, schrokken ze allebei ineens wakker.
Ze hadden duidelijk iets gehoord. De deur
ging open en Roetje, die aan den kant
sliep waar het nachtkaarsje stond, stak
gnuw een lucifertje aan, opdat ze konden
zien gebeurde.
fpji§|f|
X
N
52. Ik ben het maar. zei een stemmetje.
De jongens kenden die stem nog heel goeJ,
want die hadden ze ook gehoord, toen ze
voor de eerste keer naar het kasteel gingen.
Vóór hun stond het kleine griezelige vent
je. Zou ik ook In het kasteel mogen blijven
wonen smeekte het mannetje. Daar zullen
we het morgen wel eens over hebben,
bromde Dribbeltje. Laat ons liever slapen
en ga zelf ook slapen. Heel goed, zei het
mannetje en deed de deur dicht.