Kerstmis in Bethlehem. De „lenzame Hetzelfde land als 2000 jaar geleden. Theater Royal. onbi ttj had h itricua »rd,4i I. Da ie. hd en 04 e. Hb let t* *k °P»P> echup te V* :n W Vel h«d jn eea e Zanl- stlg ■rbauÉ hed p iet ien w jk« fe rcoia» laufiw, hter in er tKK Wjto 'ea 'feordt in dkc invwft asüaSf- itaba 'enjK itfctt Um r .-r* t w* iar& tit vuil h 1: tori.* daar. Ct- van ri beroelü gram toe dat Irul aa-ngeile tcneiaü e mü« der w requln» ïoolt >rg< treen WW| Even rijk aan afwisseling als 't landschap zijn de geschied kundige gebeurtenissen welke zich hier hebben afgespeeld. EEN BEZOEK AAN DE GROT WAAK JEZUS GEBOREN IS. (Bijzondere correspondentie uit Palestina) ALS buiten de sneeuwvlokken vallen als het vuur in den haard knettert en de frissdhe geur van een verbrand dennetakje in de kamer hangt, gaan de gedachten ver weg naar het Zuiden en Oosten, naar het Heilige Land, om zich te richten op die smalle strook land langs de Middellandsche Zee, die op de lotgevallen der menschheid en op haar geee- telijke ontwikkeling een beelissenden invloed heeft ge had. In dit land vindt men de gestalten, die ons reeds in de kinderjaren zoo duidelijk voor den geest stonden «n ziet men tuaechen zee en woestijn nog dezelfde land schappen, die er 2000 jaar en langer geleden zijn ge weest. Wij zijn zoo licht geneigd, ons Palestina voor te stellen als een plek van stille vroomheid, afgezon derd van de rest van de wereld, doch dit land is als geen ander duizenden jaren het tooneel geweest van den etrijd der wereldrijken. Maohtige koningen van Baby- Ion, Egyptische Pharao's Roraeinsche legioenen en Grieksohe filosofen, monniken cn kruisvaarders, Alexan- der en Napoleon zijn hier geweest, doch boven hen allen staat Hij, die thens nog door meer dan 600 millloen menschen wordt aangebeden. Een plek, die wij ons alt^d ais een van volkomen vrede hadden voorgesteld, maar.-. Er zijn weinig andere streken op aarde, waar op een zoo klein grondgebied zooveel verschillende landschaps dennen voorkomen. Daar ligt de vruchtbare vlakte aan de rotsige, gevaarlijke kust, daar de rotsige, kale ge bergten van Judea en Samaria, daar het lieflijke oeu- veHand van Galilea met het sprookjesachtig mooie Meer van Genesareth. Men vindt hier het diepste dal ter wereld met dat merkwaardige zoutmeer: de Doode Zee. Hier ziet men de woestijn en ginds de palmen van Jeri- eho en die aan het strand van Jaffa. Hoog boven alles bit steekt de met sneeuw bedekte top van den Herwon. Even rijk aan afwisseling als het landschap zijn de ge schiedkundige gebeurtenissen, welke zich hier hebben afgespeeld. Drie godsdiensten zijn uit dit land van tegen stellingen in de wereld gekomen; onrust en strijd hebben altijd geheerscht in dit land, dat wij ons in onze blijde Kerststemming zoo graag voorstellen als een plek van volkomen vrede. Ook thans rvog staan hier drie wereldmachten naast elkaar: de Arabieren, wier natio naal bwustzijn steeds krachtiger wordt; de Joden, die met hun Zionistische beweging in Palestina een alge meen erkend ..nationaal tehuis" willen stichten en En geland. dat als mandaatmacht het land regeert, dat op den weg naar Indië, niet ver van het Sueskanaal ligt. De moderne techniek heeft reeds lang haar Intocht gehouden in het Heilige Land. Naast houten ploegen ziet men een tractor van een Zionistische kolonie, naast dorschvlegels een dorschmadhine, naast een karavaan van k&meelen groote vrachtauto's. Jeruzalem heeft een vliegveld en 24 autobuslijnen, groote hotels en ellectri- echt straatverlichting. In Palestina, dat' In 1928 onder Btfn &W0O9 inwoners 641000 Mohamedanen. 158000 Joden en 78000 (fristenen telde, heeft men vakvereenigingen en stakingen, heeft men ook tanks en machinegeweren op den achtergrond. En toch leven In het Zuiden, bij Berseba, de Bedouinen niet veel anders dan in den tijd der Patriarchen. In Nazareth gaan de vrouwen nog met groote aarden kruiken op het hoofd water halen, zoo als Maria het 2000 Jaar geleden deed. De moderne ted» niek Is ook in Palestina gekomen, doch In de meeste landstreken, in de afgelegen plaatsjes, in de overgroots meerderheid der hulzen en der menschen. die ze bewo nen, vindt men nog alles terug, wat hier in Jezus' tijd geweest is. In Bethlehem. Een van die plaatsjes is Bethlehem, het liefelijkste atadje van Palestina, dat in het mooiste gedeelte van het overigens zoo dorre bergland van Judea bovenop den top van een heuvel ligt Het wordt bijna uitslui tend door Christenen berwoond en als men van Jeruzalem komt wordt men reeds van verre getroffen door de zindelijke, geelgrijze huisjes, die op den heuvel s^aan of er dicht tegenaan schijnen te leunen en een geheel anderen aanblik bieden dan de grijze, vervallen steden, die men gewoonlijk in het Nabije Oosten vindt. Vele dezer hulzen zien er door hun hooge boogvensters en groot hallen met zuilen zeer voornaam uit De bewoners van Bethlehem zijn een nijver volkje, waarvan er vsïen baar elders zijn getrokken en daar, vooral in Amerika, welgesteld zijn geworden. Zij keeren echter altijd *«er terug naar hun geliefde stad van Davld. Met Kerstmis wanneer de eerste regen gevallen is na 8 maan den van droogte, groent het op alle berghellingen en In de goed verzorgde olijven- en vijgenboomgaarden. Boven op het hoogste punt van den heuvel staat een kerkje met een spitsen toren, vanwaar een klok luidt in den koelen, helderen morgen. En twee fijne klokjes klinik als een groet en een wedergroet van de verre berghellingen; dat zijn de kapelletjes der herdersdorp jes Beth-Sahur en Beth-Jala, vanwaar volgens de over levering ook de herders afkomstig zijn. die de boodschap der engelen ontvingen.. Bethlehem heeft geen 7000 inwoners, meerendeels Roomsch en Crleksch-Katholieken met hier en daar eenige Pro testanten. Het verschil met andere Palestijnsche olaat- sen valt telkens weer op. De straatjes zijn zindelijk en ook de huisjes, hoewel deze volgens de Arabische bouw wijze klokvormlg zijn met platte daken en weinig ra men. terwijl zij zich dicht naast en trapsgewijs over elkaar staan. Overal ziet men bedrijvige menschen. In één straatje zitten ze bij dozijnen voor de huizen, bezig met het aanbreneen van kunstig snijwerk op olijven- De zij-ingang van de kerk in üeiMehem. bout. In de schaduw van vele huizen zijn volwassen en kinderen bezig met het slijpen van parelmoer en andere maken weer allerlei souvenirs van zwarte asfaltstein. In ontelbare, dikwijls zeer moderne winkels liggen deze producten te koop; zij geven blijk van een voor Pales tijnsche begrippen ongewoon nijvere bevolking. Vele kooplieden uit Bethlehem trekken jaar in, Jaar uit de wijde wereld rond om hun gezin voedsel en werk te verschaffen, doch de vurige liefde tot hun geboorteplaats blijft bestaan en kan het dit jaar niet, dan toch wel het volgend jaar eenmaal komen zij weer met Kerst mis in Bethlehem terug. De bevolking van Bethlehem Is een van de onopge loste raadsels In Palestina. Zij zijn krachtig gebouwd en blijven tot op hoogen leeftijd flink zij hebben niet3 Arabisch, niets Semietisch over zich. De gelaatstrekken der mannen en vrouwen, de kerngezonde, bolwangige kindergezichtjes, de rustige, warme kleuren der klee ding, de geheele levenswijze en honderden namen wek ken herinneringen op aan Noord-Italië. Vermaarde ken ners der geschiedenis van Palestina zijn dan ook van meening, dat hier in den tijd der kruistochten een groote Hier moei de kribbe gesUian hebben. Le der in de onderaardsche geboortekapel. Italiaansche kolonie moet zijn gevormd. Men moet de bijna aristocratische gestalten der Bethlehemietische vrouwen zien, zooals zij naar de put loopen, een kindje schrijlings op den schouder dragend, gekleed in hun prachtige, eeuwen lang bewaard gebleven en geheel eenige kleederdracht. Zij dragen lange, zware, bontge kleurde rokken met korte, lichtgekleurde lijfjes en daar overheen roode, rijkelijk bestikte Jakjes. De tulbandach tige hoofdtooi is soms 30 cM. hoog; daaromheen is de bruidschat genaaid in munten van edel metaal, die te zamen wel 5 K.G. kunnen wegen. Van het hoofd hangt bij wijze van mantel een lange, witte, geborduurde doek af en de wijde mouwen zijn tot den elleboog openge knipt en fladderen bevallig in den wind. Levendige drukte op Kerstmis. Op Kerstmis heerscht er In de stad Davids. de geboor te plaats des Heeren, in alle straatjes een levendige drukte. Overal ziet men opgewekte gezichten en bonte kleederdrachten. De klokken lulden plechtig; het is een helderen dag. Met een der opgewekt gesticuleerde groep jes meeloopend, komt men spoedig bij de oude kerk, wel ke gebouwd is boven de grot, waar Jezus volgens de overlevering geboren is. Het is In Palestina niets zeld zaams, dat rotsholen als stal worden gebruikt en het is dus niet buitengesloten, dat de onderaardsche grot on der de kerk de authentieke plek is, waar Jezus ter we reld kwam. Deze kerk is trouwens de oudste die ooit door Christenen nieuw1"gebouwtf Is en dus hooit een an dere bestemming beeft gehad. Zooveel eeuwen geleden was de echte stal van Bethlehem wellicht gemakkelijker terug te vinden. Het interrleur van de kerk ln Bethlehem. Het uiterlijk van de kerk stelt teleur. Men ziet slechts een hoogen, grijzen muur, bijna zonder ramen, niet eens een gevel. En rechthoekig daaraan vastgebouwd, nog grijzer en trooateloozer, ziet men de muren van het Ar menische klooster. Men kan de kerk slechts gebukt bin nengaan door een klein poortje in den wand, dat nog geen meter hoog is. Vroeger vormde een hooge poort den ingang tot de kerk, doch deze moest dichtgemetseld worden, omdat de Mohamedanen anders hun vee in het eerwaardige gebouw drijven. Door het poortje komen wij ln een donker voorportaal en dan staan wij plotseling in het ruime, groote mid- densohip der kerk, dat aan weerszijden wordt begrensd door 10 zullen, elk 6 M. hoog en uit één stuk steen ge- houwen. Zij dragen de zware wanden, waarin hoog bo venaan kleine raampjes zitten. Daardoor valt een flauw schemerlicht in het oude gebouw. En wat het meeste opvalt: dit merkwaardige middenschip is leeg. Behalve de lampen, die aan lange snoeren van de zoldering af hangen, vindt men er niet de minste versiering of meu bileering. Wanneer het oog gewend is aan de scheme ring, riet men tusschen de zuilen aan weerskanten in de zijbeuken, die weer elk door tien zuilen ln tweeën ge deeld worden. Aan de zoldering ziet men de oude, zwarte kris kras door elkaar loopende dakbalken open en bloot. In dit gedeelte van de kerk heerscht een ontroerende rust en stilte. Praal en rijkdom door de geloovigen bijeen gebracht. Geheel op den achtergrond wordt het middenschip, evenals de zijbeuken, gekruist door een dwarsbeuk, die even pronkerig en overladen Is als de reet van de kerk kaal Is. Alle praal en rijkdom, die iemand met een Oos- terschen smaak zich maar voor kan stellen, is hier door de geloovigen bij elkaar gebracht, goud en edelsteenen, tapijten, zijde en fluweel. En hier heerscht op Kerstmis ook een niet ongevaarlijk gedrang. Langs nauwe, boch tige trapjes kan men afdalen naar de grot, die de au thentieke stal van Bethlehem moet zijn. De plek is aan geduid door een zilveren ster. waarboven een rijk ver sierd altaar Is opgericht 32 Zilveren lampen branden hier dag en nacht. Op Kerstmis knielen duizenden ge loovigen voor de ster en bulgen zich neer. om haar eer biedig te kussen. Het doet vreemd aan, te hooren, dat deze ster een geschenk is van een Mohamedaansch stad houder van Jeruzalem en dat de oorspronkelijke ster door Christenen gestolen is. Aan de andere zijde van de grot leiden drie treden naar de kapel van de Kribbe. Hier bevindt zich echter niet de oorspronkelijk kribbe, die naar Rome gebracht ia ,doch een kostbaar marmeren duplicaat Verder zijn er nog tal van natuurlijke of in de rots uitgehouwen grotten, die door een waar doolhof van rotsgangen met elkaar ln verbinding staan. In een dezer grotten moet de H. Hieronymus geleefd hebben, die te Bethlehem den Bijbel ln het Latijn vertaald heeft. Duizenden menschen met vrome, verklaarde gezichten, doch ook tal van nieuwsgierigen verdringen zich in deze onderaardsche gewelven, waar neg niet zoo lang geleden Turksche sol daten met de bajonet op het- geweer de rechten der verschillende richtingen moesten verdedigen. Wij gaan wee r naar boven. In het middenschip loopen menschen uit alle werelddeelen dooreen. En daartus- schen lichten telkens opnieuw de bonte kleeren der Bethlehemietische vrouwen op. Weer komen wij onder den indruk van de plechtige rust, die hier heerscht, alsof een onhoorbaar en onzichtbaar koor ln stilte een lof zang opzond tot den Christus. Buiten is het reeds geheel donker geworden. Ket hel dere licht der steren straalt over de velden van Judea. Duizenden gaan naar een veld bulten de stad waar de herders de Kerstboodschap moeten hebben vernomen. Het is vreemd licht op zoo'n Palestijnschen December- nacht, alsof het licht, dat eenmaal de herders omscheen, niet kon wijken. Voor de Kerstdagen brengt de Directie van ons Theater Royal in alle opzichten weer iets bijzonders. Het is in alle opzichten een schitterend programma. De beide Kerstdagen wordt opgevoerd: De ver maarde Gassenhauer of wel De Straatzanger, waarin de Comedian Harmonists, de Duitsche Revel- lers, voor u zullen spelen en zingen. De korte inhoud vertelt er ons het volgende van: Vijf werklooze jonge musici hebben elkaar gevon den en geven straatconcerten om' in hun onderhoud te voorzien. Instrumenten van waarde hebben ze niet, maar ze hebben uit allerlei voorwerpen Jazz-instru- menten gemaakt en neurieën en zingen tusschen hun spel door. Een actief impressario heeft hen opgemerkt en zoekt hen overal om de jonge bekwame artistcn te fengageeren. In het groote huis, waar zij een arme kamer be- woneft en waar zij verzorgd worden door het lieve, zorgzame kleindochtertje van hun ouden, dooven hospes, is een moord gepleegd, nog wel op den huis eigenaar. De man, die vermoord werd, was een schurk, die op een nacht een aanslag wilde plegen op de eer van het meisje, waarvan de jongens zoo houden. Zij hebben hem dit belet door op het be slissend uur een spookachtig kabaal te maken, waar door alle bewoners van het huis gewekt worden om verontwaardigd te komen zien naar 't hevig tumult. De aanrander druipt af, maar wordt kort daarop ver moord gevonden. De vijf worden door de politie opgewacht en Paul, die beschouwd wordt als de geliefde van Marie, het meisje, zal gearresteerd worden. Dit wordt echter belet door Peter, die voorgeeft den moord bedreven te hebben. Peter is de man, die wer kelijk van Marie houdt, die bloemetjes voor haar -meebrengt, waarvan Marie denkt, dat ze van Paul ko men. Peter is het, die een lied gecomponeerd heeft op Marie, een lied, waarmede de vijf veel succes oogsten en dat het lieve kind tot onderwerp heeft. Peter gaat de gevangenis in. Spoedig daarop vindt de impressario het muzikale gezelschap en enga geert de jongens voor een bekend cabaret, waar ze in korten tijd, dank zij den geweldigen Schlager „Zij heet Marie", beroemd worden. Toevallig hoort Peter van hun succes en hij verheugt zich oprecht, omdat hij nu alle hoop heeft, dat Marie gelukkig zal kun nen worden met Paul. Maar de politie heeft ontdekt, dat de zachte Peter te gemakkelijk bskend heeft en zoekt in een andere richting naar den moordenaar. Peter nu ontvangt be zoek van Marie, en als hij haar vraagt, of zij geluk kig is, antwoordt zij, dat zij niet meer van PauI houdt. Nu ziet Peter een hoopvolle kans voor zijn liefde en hij openbaajt de justitie dat hij gelogen heeft en den moord niet heeft gepleegd. Maar de gevoellooze rechter van instructie houdt vast aan de onderteekende bekentenis en wil van geen wijken weten. Zijn collega echter, die reeds in een andere richting zoekt, ontdekt, dat de moord ge pleegd werd door de huishoudster van den huiseige naar, die reeds jaren lang het slachtoffer van den schurk was en uit jalouzie hem neerstak. In zijn wanhoop dat hij nu toch zal moeten ster ven en onkundig van het nieuwe onderzoek, weet Pe ter te ontsnappen. Hij vlucht naar Marie. Een po- litie-inspecteur zit hem op de hielen en vindt Marie en het heele gezelschap in de kamer bijeen. Alleen Peter is cr niet, maar hangt buiten het raam om aan de politie te ontgaan. Paul, die met bouquetten gewa pend naar Marie gekomen was om haar ten huwelijk te vragen, nadat hij door een avontuur met een dan seres haar liefde reeds verloren had, ontdekt nu, dat hij te laat is en dat Peter cn Marie bij elkaar hoo ren. En wanneer nu de politie-inspecteur mededeelt, dat Peters onschuld is bewezen, staat Marie en Peter niets meer in den weg en kunnen zij tot groote vreug de van de heele bende trouwen. De groote „Gassenhauer", getiteld: „Zij heet Ma rie", waarborgt hun succes en geld om de toekomst onbezorgd tegemoet te gaan. Het is een echt realistische film met meesleepen- de muziek en rake en vlotte scènes en met een pak- kenden inhoud. Zondag na Kerstmie heeft de Directie al reeds weer wat nieuws. Dan is het de I-lollandsche geluidsfilm „De Sensatie der Toekomst", een der beste Para- mountproducten. Deze film vertelt U van Alfred Winter, een jonge uitvinder, die werkt aan de volmaking van een te levisie-apparaat. Zijn hospita is over de warboel van machinerieën op zijn kamers niets te spreken, maar haar kleindochter, Annie, is enthousiast over Alfred's pogingen, evenals haar broertje Hans, die niets liever zou willen dan ook uitvinder te worden. Alfred en Annie zijn op elkaar verliefd en om den knappen, doch armen uitvinder te helpen, zal An nie, die typiste is op het kantoor van den handels man Elzenberg, hem met haar patroon in kennis brengen. Wellicht dat deze in Alfred's prachtig func- tionneerend apparaat een „zaak" ziet, en hem fi- nantieel behulpzaam zal willen zijn. Elzenberg en zijn assistent Martens zijn twee ge slepen zakenlieden, die na een demonstratie van Alfred's apparaat, dadelijk inzien dat hier enorme sommen te verdienen zijn. Zij maken een contract op, waarbij Alfred een zeker bedrag ontvangt ten einde zijn proeven te kunnen voltooien, doch waar bij alle winsten van een eventueele exploitatie aan hen blijven. Alfred staat op het punt dit contract te teekenen, wanneer Annie er „per ongeluk" een inktpot over omgooit, zoodat een nieuw contract moet worden opgemaakt, dat den volgenden dag opnieuw aan Al fred zal worden aangeboden. Intusschen heeft Alfred een ontvanger en een zen der van zijn televisie-apparaat in Elzenberg's kan toor geinstalleerd. Van zijn huis uit kan hij nu, wan neer Elzenberg de zender inschakelt, alles zien en hooren wat er in diens kantoor gebeurt. Den volgenden dag heeft Annie op eigen initia tief een nieuw contract opgemaakt, dat voor Alfred veel gunstiger is. Zij is alleen met Elzenberg op kan toor en deze weigert het contract te accepteeren. In plaats daarvan begint hij Annie lastig te vallen. Wanneer hij haar wil omhelzen ontstaat een worste ling, waarbij Elzenberg zonder het te weten de scha kelaar overhaalt. Wanneer Alfred thuis komt, ziet hij tot zijn ont steltenis wat zich op Elzenbergös kantoor afspeelt. Zoo hard hij loopen kan snelt hij er heen, forceert de deur en stormt naar binnen. Zijn hulp is echter niet meer noodigè Annie is haar chef de baas gebleven en heeft hem gedwongen het contract te teekenen. Alfred is overgelukkig met de goede afloop, en het oogenblik schijnt gunstig voor de eerste kus. Juffrouw Bierman, die Alfred's kamer binnenkomt om hem wegens huurschuld de huur op te zeggen, ziet haar dochter met den jongeman in een teedere omhelzing. Zij is buiten zichzelf van woede, doch wanneer zij, via het televisie-apparaat verneemt dat Alfred door zijn uitvinding op het punt staat een rijk man te worden, verzoent zij zich met den gang van zaken. Schetsje in West-Friesch dialect door: REO. 9! DE sneeuw lag voete hoog rondom „De len zame". Zooveer ut oog roikte niks dan vlak ■voiland, diep begraven onder de sneeuw. Ien- luke skeipe vroetend, in de witte woid, 't loike groe- zele plekke teugen 't pure wit; gien leven dan 't gekrois van de zwarte roeken skarp ofstekend teugen 't rieten dak van „De lenzame". Jare lang was de boerderaai beweund deur 'n klui zenaar. De ouwe knegt en de stadige Moidhuishouster zörgden voor 't „goed". In de hooitoid kwamme de Poepen 'n handje hel lepe. Veerder zag je ur God nag goed mens soas Soitje de jonge melkmoid soi. Ze zoide dat de plaas niet altoid „De lenzame" hiete. Lange toid leden, toe de groize baas nag 'n kante frische jonge kirrel was, fleurde en bloeide 't hier an alle kante. Toe hiete de plaas „Moin Geluk". Toe hat je 't sien moeten. 'tWas ievers as'n skilderaai. 't Rieten puntdak, nag niet beskimmelt en verweert, glom in de veerte as goud verwiel in 't sontje. Boven ap de nok flikkerde ut vergulde haantje. Mooi, as 't rooie van appelbloesem, was de voorkant skildert van 't zeumerhuis. Melkwit de voinsterkozoine en zeigroen de kleur van de rakken. Voor de voinsters honge kreukloos en sneeuwwit, de neteldoekse broekgerdoine mit skulpte rande opnomen, mit peerse linte, deertus- ken pronkten en bloeiden voor 't raam maandroze, begoniaas, geraniums, muskes, balsemien, helistroop en kooltjesvuur, 't was 'n lievelust om te zien. Tusken de dam van de raame was een wingert op kropen die hong as 'n groene geurlande an weersoi baai de kroonloist neer, soo dik en sweer as un groen skerm. De steelui stinge der mienigwerf nei te koiken. Voor de rame van 't Zeumerhuis hat je twei arke, 't ien mit witte, 't aar mit rooie roze, dubbele stam- mers, die geurden tot an de streit toe; deeromheen lag ut kort skoren wörfie net un groen verwielen kleit, mit gouen stippels. 't Wörfie was in tweien deelt deur un geelselt klin kerpad mit rande van kleurde skulpe ofset, en paars zeigras weer de blomltes hoog op de stengels wie gelden. Op ut glat gevurfde hek mit un hartstienen voeting stinge vergulde koppen en deeronder in ver guit skrift „Moin Geluk". Geneven de poort stinge twei stienen beelde; d' ien mit un hooivork op z'n reg, d' aar mit 'n thoim Tialfwasse skolle; 't was Neptienes mit z'n woif, wat die deer moste wist gien mens, maar mooi was 't. In de boerderaai alles nee venant, un pronkkamer om nei te kwoilen, 'n kamenet, as un spiegel soo glat, vol foin liiyien uitset oigen werk van de boerin, 'n Kast vol oud Delfsch en zuiver, 'n glazekas, en meubels as in 't Muzeejun, alles egt antiek, 't Hille huis glom en blonk as 'n spiegel, van de nok tot ut verwulf. De roomltelder, de stalle, alles prompt en even mooi! En ut mooiste van alles was ut jonge woif, rei en baaidehand, 'n print van un woif, toe was ut volop zeumer in „Moin Geluk". Hooi en akkerbouw leverde sooveul beskot, dat de skure baaikans barste. De veestapel groeide mit ieder jaar, de bogert was soo sweer beladen dat gien hande genogt konde plokke of skudde. Ieder Jaar brogt de ooievaar z'n zegen, ut was de toid van de vrugtbaarhoid. De baas was groosk op z'n voorspoed, op z'n woif, op z'n joos, op de pronkbeiste in de vette woid, op z'n roikbeladen hooiklamp, op alles, deerom noemde haai z'n plaas „Moin Geluk". Maar alle toie hewwe der weertoid! 't Was al te veul: soo kon 't niet bloive! Door kwam do keer. De ziekte under ut vee, de rupse in ut ooft, de hagelslag in de bouw, un ongeluk komt nooit allien. En ut argsto most nag komme! Ut jonge woif stierf in de kraam, 't kloine Engelko nam zaai mee. Nag was ur gien end! Ramp op ramp trof de grooske baas. Ien van zoin spruiten bleef ur nog maar over van ut voiftal. Toe wies ut vuil, toe roeste ut oizer, toe kwam gien skilder meer an ut vurflooze houtwerk. Toe kwam ut verval binnenkruipe, toe verwilderde en versloerde akker en hof. Toe kreeg de wind vraai spel in de dooie heert en gebarste.'raame! Altoid allien sat de Baas te staare. lens op un vroege oggent gong ie nei de Poort mit un boil op zoin skoer. Haai hiewde en houwde net soolang dat ur \an „Moin Geluk" gien spaan meer overloofde. Op un swart bort liet ie mit witte letters zette: „De lenzame". 't Kerstpopke. Buiten loit de sneeuw un voet hoog tot bergen op- woit. Snerpende Oostewind. De vroege vorst had ut vee al voor Dezember op stal dreven. Buiten is de ienzaamhoid van de winter, binnen is de Lente, de bloidskip, de vurwachting van jong leven. De ienigst overblevene van de kluizenaar op „De lenzame" wies op tot un mooi rap kind, ut was ut evenbeeld van der moeder. Woinig mork de truggetrokken man van heur stage ontwikkeling, van ut roipen van moiske tot maagd, van maagd tot vrouw. Stug had de gebrokene zoin toestemming geven, toe ien dor boerezeuns van de naaste boerderaai heur ten huwelik vroeg. Zaai had de ois steld, haai, de jonge boer most op de plaas komme inweune, om alles op „De lenzame" weer teregt te brengen, zaai verliet de ouwe nooit. Langsaam, heel langsaam, kwam de levensverzoe ning, smolt de oiskorst om ut hart. van de sweerbe- proefde trotse boer. En nou, op Kersteivund sal ten leste z'n ienzaamhaid vlieden, nou de bloide moeder heur eerstgeborene in oota's armen ziet. Soo, zoit ie stil in zun oigen, oindelik mag de plaas weer verdoopt. Nou zal ik ur de ouwe naam weer op leite skildere: „Moin Geluk". Nei vader zoit de jonge moeder dat is hoogveerdig, leit ut nou weze: „Ons Geluk".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 11