Het Zonnewende-feest d isSgs* SCHAGER COURANT HHH KERST MIS B ij voegsel van de van Donderdag 24 Dec. 1931. No. 8992 De oude slot torentjes te Schagen in wintertooi DIEP ingeworteld in het we- reldbewustzijn is de voor liefde voor het Kerstfeest. Wij kunnen er op rekenen, dat in alle mogelijke bladen meer of min belangrijke arti kelen aan de Kerstgedachte worden ge wijd. Het is gemakkelijk te gissen in welken toon deze zullen zijn geschreven. Wanneer ik mij aan mijn schrijftafel heb neergezet om voor onze Schager Courant in haar Kerstnummer een bij drage samen te stellen en mij derhalve indenk in de beteekenis van het kerst feest, dan krijg ik plotseling de gedach te, dat al wat door anderen zal worden geschreven, op één en hetzelfde zal neer komen. Ieder zal het doen op zijne wijze, in overeenstemming met eigen gaven. De één, betoogend en leerend, de ander ver halend en dichtend; een derde in spro- fantaseerend of in beelden schilderend. Maar bij allen zal het toch uitloopen op een verheerlijking van het Jezuskind, dat in Bethlehem geboren werd en er zal aan vastgeknoopt worden een ernstige verma ning om in dit kind te zien als Gods kind of als drager van het zuiverste le vensbeginsel den verlosser! Ja, ik ben van oordeel, dat juist in de zen zwaren, van-onheil-zwangeren tijd, met meer nadruk dan ooit zal worden ge wezen op het kind van Bethlehem en op gewekt om tot hem zich te bekeeren Daar zullen er ook we zen, die zich geroepen voelen als boetepredi- (lOOF kers op te treden en zij zullen wijzen op de ver loochening van den levenden Christus als de grondoorzaak van al de ellende, welke thans de wereld teistert en van de wan hoop, welke in de menschenharten zich nestelt als een alle levensvreugde- en energiedoodend monster. En velen, die dit lezen, voelen daardoor weer in zich ontwaken de oude, verzwakkende liefde voor den mystieken heiland en redder, aan wien zij zich vastklemmen zóóals een schipbreukeling om zijn leven te behou den, zich vastklemt aan een stuk wrak hout. Want diep in de harten der menschep leeft een groote vereering voor den Christus Zeer verschillende zijn de mee dingen aangaande hem. Er zijn er, die Christus als een God aanbidden, maar er zijn er ook, die in hem een mensch zien. zij 't dan een mensch van buitengewone kwaliteiten en eveneens zijn er, die hem beschouwen als de belichaming van een verheven idée. Maar in allen kunnen wij opmerken eerbied, ontzag voor hetgeen die.Christus voor hen vertolkt. Openlijke hoon van Jezus of van Christus doet daar om bijna de geheele wereld pijnlijk aan Dit is gemakkelijk te verklaren uit een eeuwenoude traditie. Geslachten bij ge slachten zijn in der tijden loop opgevoed door Christelijke leidslieden, die altijd maar weer Christus of Jezus hebben af geschilderd als die éénige figuur, die tot de wereld kwam om den menschen het hoogste goed te brengen. Daarom deze veelal onbewuste en onberedeneerde ver eering. En wat moet ik nu doen? Zal ik meedoen met die talloos velen, die weer ijverig zullen borduren op het oude stramien en zal ik trachten een ar tikel te schrijven, waarvan de hoofd strekking is dat men zich in gedachte moét ojimaken naar Bethlehem en scha ren om de kribbe en zich buigen voor het Christuskind? Zal ik spreken over de verschijning in de wereld van den grooten menschenzoon, van wien wij his torisch ach, zoo weinig weten? Ik heb lust om af te wijken van de ge wone manier, waarop men een Kerst stemming tracht op te roepen. Daarom leest gij hierboven niet „Kerstfeest" of „Kerstgedachte" of iets dergelijks. Daar om luidt de titel van dit artikel „Het Zonnewende-feest". Maar dat is een heidensch feest, merk! wellicht de een of andere schrandere le zer op. Hij heeft gelijk, maar laat hij dan bedenken dat het Kerstfeest in oorsprong niet anders is dan een heidensch en wel een zonnefeest. In een zijner preeken zegt paus Leo I, die in Rome zetelde van 440461 (de preek heet „de navitate Domini", d.i. „Over de geboorte des Heeren") het vol gende: er zijn menschen, die het Kerst feest eerwaardig vin den, niet zoo zeer we- Acfnr gens de geboorte van Christus, dan wel we gens die der zon! Is dit niet een merkwaardige getuige nis? Hieruit blijkt duidelijk, dat de Chris telijke kerk het Kerstfeest niet heeft in gesteld als een nieuw feest, gewijd aan de geboorte van Christus, maar dat zij een reeds bestaand natuur-godsdienstig feest heeft trachten te wijzigen van ka rakter door het te wijdefl aan Christus. In het oude Rome was, lang reeds vóór er sprake was van Christendom, de 25ste December een feestdag. Dan was het de „dies natalis Solis in victi", d.w.z. de geboortedag van de on overwonnen (of onoverwinnelijke) zon. Eu jaar op jaar werd deze feestdag gevierd. Immers op dien 25sten December was de tijd gekomen, waarin de zon weer ging winnen aan kracht, waarna de dagen gin gen lengen. En er was blijdschap bij de menschen, die nog leefden dicht aan het hart der natuur. Want van oudsher was de zon als een zegenende godheid vereerd Niet alleen door de Romeinen, maar door schier alle volken. Wanneer wij studi* maken van de vroegere, voorbijgegane godsdiensten, dan valt 't ons op, hoe overal de zonnedienst, de zonnecultus bloeide. Wij vinden dezen cultus bij de Perzen en de Babyloniërs, bij de Klein-Aziaten en de Indiërs en in schoonen vorm vooral bij de antieke Egyptenaren. Werden niet bij 't volk aan den Nijl de De geboortedag van de onover winlijke zon zonnestralen voorgesteld als wijd uitge strekte handen, die zegenend tot de men schen kwamen? Stichtte men daar niet de stad Heliopolis, d.i. de zonnestad, waar in werd gebouwd de schitterende tempel, aan den zonnegod gewijd? De beroemde Egyptische koning Achna- ton, die in de veertiende eeuw vóór Chris tus leefde, heeft aan den Zonnegod een gedicht gewijd, dat ons is bewaard geble ven en dat geldt als een der schoonste hymnen, die ooit zijn gemaakt. Ik wil er enkele gedeelten uit aanha len: Als gij aan den rand des hemels opkomt, Vervult gij de aarde met uw schoonheid. Uw stralen omvatten alle schepselen, Gij betoovert alles wat leeft Allen zijn in de mazen van uw liefde Gij zijt ver, maar uwe stralen zijn nabij; Gij schrijdt over den hemel, maar de dag is uyv spoor op aarde. Gij vormt de kiem in het lichaam der moeder, Gij schept het zaad in het lichaam van den man. Gij bewaakt het kind in den buik der moeder, Gij troost het, opdat het niet ween', Gij troost het, nog voor de moeder het troostte. Het vogeltje, dat in het ei beweegt, Geeft gij den adem, En ook de kracht, de schaal te breken. Het komt uit het ei, het trippelt voort En met zijn stem roept het U. Hoe veelvuldig zijn Uw werken, o Heer, Hoe verborgen voor ons Gij Eenige, die geen gelijke hebt. Gij schiept den hemel volgens uw wensch. Gij schiept de verre hemelen, Om vandaar Uw schepping te beschouwen. Gij komt, gij gaat, gij keert terug. Gij schept uit U zelf, uit Uw eenig Wezen, Duizend maal duizend gestalten: Rassen, steden en nederzettingen. Velden, wegen en rivieren, Alle aanschouwen U, eeuwige Zon, Uw opkomst is hun leven. Uw ondergang is hun dood. Gij, o Vader zijt in mijn hart, Niemand kent U, Behalve ik Uw zoon. Wanneer wij dit gedicht lezen, krijgen we wel een zeer sterken indruk van wat er omging in het hart van lang reeds voorbijgegane geslachten, wanneer zij zich richtten tot de God-Zon. En wij begrijpen het! Was niet de Zon de brengster van licht, van warmte, van groeikracht? Was het leven denkbaar zonder haar? Zoo terecht zegt Achnaton: uw opkomst is hun leven, uw ondergang hun dood! Niet zonder reden stond op den eens beroemden tempel van Diana te Efeze (bekend uit het N. Testament) geschreven: „diepe duisternis is mijn duisternis, zie op naar de zon, die, stralend, alle leven geeft." De zon wordt voor den mensch in het verleden de kracht, welke strijdt met de machten van duisternis en winter, van koude en dood. Zij wordt opgevat als de Vader tegenover de moeder-aarde, die door haar vruchtdragend wordt. En tal loos zijn de dikwijls schoone en diepzin nige mythen in den loop der tijden om den zonnegod geweven. Wij behoeven de beeldspraak bij alle volken slechts na te gaan om ervan overtuigd te worden, welk een plaats de zon in het leven van den mensch heeft ingenomen. Wij kunnen in de taal van het heden er nog de bewijzen van vin den. De zon, bron en oorsprong van licht en warmte, eiken dag schijnbaar stervend, wanneer zij in rooden glans neerdaalt in het Westen, maar eiken dag weer herle vend, wanneer zij in het Oosten weer ver schijnt, wordt symbool van onsterfelijk heid. De zon wordt ook het zinnebeeld van geestelijk licht en waarheid, van gerech tigheid en liefde, van vreugde en blijd schap. Spreken wij niet nóg van de zon der gerechtigheid en van het zonnetje van binnen? Praten wij niet over zonnige menschen, als wij willen duiden op hen van wie levenslust en warmte uitstraalt? Daarom kan het ons niet verbazen, dat, ter eere van de zonnegod, dankbaar, jube lend werd feest gevierd op den dag, waar in deze als verjongd weer te voorschijn kwam en allengs hooger ging stijgen aan den hemel en voortdurend warmere stra len ging zenden naar de aarde, welke op haar wachtte en voort te brengen wat kiemde in haar donkeren schoot. Want t zonnewende feest was feest van juichen de vreugde, van dartelende blijdschap, van uitbundige vroolijkheid. In de wereld nu waarin dit feest sterk was ingeburgerd, treedt dan aan het be gin onzer jaartelling het Christendom op en daarmede de Kerk, welke die wereld wil veroveren. Die kerk predikt den Christus, wil op alle mogelijke wijze dien Christus aanne melijk maken. Is het dan niet buitenge woon taktisch zijn geboorte te stellen op den 2osten December? Als ik niet vreesde dit artikel daardoor taai en saai te maken, dan zou ik graag even de vraag aanroeren of wellicht Chris tus niet oorspronkelijk een zonnegod is; iets waarvóór zeer veel pleit. Maar ik moet me daarvan onthouden. Eveneens van de bespreking van het historisch feit, dat er langen tijd is gestreden over de vraag, wanneer Jezus werd geboren. Wel moet ik er op wijzen, dat door de Christenen zélf de vergelijking van Chris tus met de zon steeds bij voorkeur werd gemaakt. Een Ambrosius b.v. wijst er op, dat de dag van 'sHeilands geboorte, dag der nieuwe zon werd genaamd, omdat door des zaligmakers komst het heil van het menschelijk geslacht vernieuwd was. En een veelgeliefde naam wordt immers „het licht der wereld", toegekend aan hem, van wien men leerde dat hij was gezonden om de duisternis te overwin nen. Ik heb me echter voorgenomen om over het zonnewende-feest te spreken, daarme de brekend met een sterken sleur. En dan wil ik als natuurlijk mensch zeg gen, dat ik houd van de zon, dat ik kin derlijk blij kan wezen bij de gedachte, dat zij sterker gaat stralen, hooger opklimt tegen den hemel, dat zij in rijker wor- - denden overvloed haar zegenende warm te ons komt brengen. Zonlooze dagen haat ik, ik zie de wereld op zijn mooist als zij overgoten is met zonneglans. En als geestelijk mensch wordt mij de zon tot een heerlijk symbool van al wat goed en rein is en verheven, van levens kracht en levenslust, van waarheid en licht. En ik zeg: o, laat de zon toch schijnen in ons en om ons. Laat ons wezen, om een bijbelsche uit drukking te gebruiken: Kinderen des lichts! Laat ons als kinderen des lichts strij den tegen alles wat wij samenvatten in dat ééne woord „duisternis", d.i. tegen leugen, tegen onrecht, tegen liefdeloos heid. Wij zullen dit slechts kunnen, wanneer wij het licht waarachtig liefhebben boven de duisternis en beginnen met onszelf, door in ons de machten der duisternis principieel te overwinnen. „Gij, o Vader, zijt in mijn hart", zegt Achnaton in zijn zonnehymne. Zoo moeten ook wij kunnen zeggen schoon schuchter en aarzelend dat het licht is in onze ziel. Dan zullen we ons óók geroepen gevoe len om van dat licht te getuigen in de wereld. In deze wereld! Voelt gij, mijn lezers, wat dit beteekent? Want deze wereld is donker en koud, is hard en 0wreed, is ruw en grof. Want deze wereld is we zien het thans bij de heerschende ellende scherper dan ooit vol zwarte duisternis. Heerscht er niet het brutaal geweld? Staan niet de men schen in bitteren kamp tegenover el kaar? Zijn er niet de legers en de oorlogs voorbereidingen? Groeit er niet haat tus- schen volk en volk door den economi- schen strijd? Het lust mij niet uw stemming omlaag te drukken door uitvoerig stil te staan bij de stoffelijke en geestelijke nooden van het heden. Gij kent allen deze nooden van nabij en gevoelt deze persoonlijk. Gij weet hoe er geleden wordt tegenwoordig en hoe de spanning bij den dag groeit Beseft ge dan niet, dat -er iets gebeuren moet om daarboven uit te komen? Maar wat, maar wat? Het licht moet opgaan, de zon moet schijnen. Of met andere woorden ge zegd: gerechtigheid en liefde moeten ko men in de wereld om haar te herschep pen. „Frasen, ijdele klanken, leege woorden", werpt ge mij tegen. „Daverende algemeen heden", roept gij uit.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 13