r Kerstfeest in de - - - - Kunstgeschiedenis De lichtglans in de duisternis. rN duizenden boeken en geschrif ten is de ontwikkelingsgang der menschheid onderzocht en ver klaard. De verschillende tijden en volke ren beschouwden zelfs de belangrijkste vragen der menschheid, die handelden over God en natuur, dood en leven, indi vidu en gemeenschap, man en vrouw, op de meest uiteenloopende wijzen en meer malen vindt men opvattingen, die lijn recht tegenover elkaar staan. Dit kan ons niet verwonderen. Het is veel merkwaar diger, dat in dien maalstroom van opvat tingen tenminste één vast punt overge bleven is, waartegenover alle godsdien stige en filosofische richtingen, alle vol keren en alle tijden op dezelfde wijze staan. Dit ééne, dat boven alle lingen verheven is en toch in eiken ont- wikkelingsvorm een groo*e plaa.s in neemt, is het kind. Het kind is iets heiligs voor elke beschaving, voor de geheele menschheid. Hier wijken de opvattingen van de oude Chineezen en van Friedrich Nietzsche, van de bewoners der Zuidzee- eilanden en van de oude Germanen, van de oude Grieken en van de Bolsjewisten, van de Maya's en van de Amerikanen niet van elkaar af. „Laat de kinderkens tot mij komen." Dat deze gedachte, die de geheele menschheid ten allen tijde heeft be- heerscht, werkelijkheid en daad kon wor den, is te danken aan het kind dat later zei: „Laat de kinderkens tot Mij komen". Doch te voren moest in de menschheid het besef ontwaakt zijn van de hooge af komst van den mensch, van de waarde en den adeldom der onschuld, van de nood zakelijkheid van een gaafheid der ziel, van de ware kinderlijkheid dus. De mensch moest den diepen zin kunnen be grijpen van dat andere woord: Indien gij niet wordt als de kinderkens Moest Hij, die deze woorden sprak, niet zelf in de 'gedaante van een hulpeloos Kind op aarde komen om de harten der geloovigen te ontroeren en te beheer- schen? In de vele eeuwen der geschiede nis van het Christendom is de Verlosser telkens van een andere zijde beschouwd. In de eerste eeuwen werd Hij vooral ver eerd als de goede Herder en afgebeeld als een jeugdige, innemende verschijning. Het Byzaltijnsche rijk kende Hem als een. ver heven Koning en Rechter der wereld, als Overwinnaar in den strijd; de eerste Ger- maansche Christenen zagen Hem als een strijdbare, stralende persoonlijkheid, die Door Dr. M. J. TEN* HOVE. aan het hoofd van Zijn legerscharen de overwinning behaalt op de machten der duisternis. Eerst gaandeweg overwon het tot het Christendom bekeerde avondland de invloeden van de antieke en Germaan- sche heidenwereld en stelde het den Zoon des menschen, Zijn lijden en dood in het middelpunt van zijn godsdienstig leven. De lijdende en stervende Christus is nu reeds eeuwenlang de figuur, waarop de oogen den geloovigen zich richten. In de Kerkelijke Kanst. Het goddelijke Kind wordt echter in de kerkelijke kunst eerst betrekkelijk laat afgebeeld. De talrijke lieflijke legenden, die de apocriefe boeken van de kinderja ren des Heilands vertellen, gaven anders stof genoeg, terwijl het Kindeke Jezus in het innige, liefdevolle geloof der Middel- eeuwsche mystici een belangrijke plaats innam. Het Kindeke is voornamelijk afge- tiemc; ditzelfde ziet men in de kunst ten Noorden van de Alpen. Hier gaf de Go tische kunst de voorstelling een nieuwe bezieling. Het Kindeke strekt de armpjes uit naar Maria, speelt stil met, haar vin gers, met haar ketting, of steekt een vin ger in den mond. Naarmate de voorstel lingen natuurlijker worden, worden zij in niger en vroolijker. En in de kunst van Dürer, Cranach, Griincwald, Holbein en al die anderen komt een rijke verscheiden heid van gemoedsaandoeningen tot ui ting: lieflijke en indrukwekkende, vroo- lijke en vergeestelijkte voorstellingen wis selen elkaar af; bescheiden vertrouwelijk heid en intense overgave spreken uit deze kunstwerken. De beste afbeelding. Als de beste afbeelding van het Kin deke Jezus beschouwt men die op de Six- tijnsche Madonna van Rafael. Wij zul len dit grootc meesterwerk hier niet uit artistiek oogpunt behandelen. Het is iets geheel anders, waardoor dit Jezuskind de gemoederen zoo dikwijls bezig gehouden heeft. Velen hebben getracht, het geheim te begrijpen, dat uit den onvergetelijken blik van het Kin«jpke spreekt. Nietsche heeft het misschien het beste benaderd, toen hij zei, dat het het oog van een man was in het gezichtje van een kind en dat de vereeniging van,twee verschillende leeftijden in één gezicht een aangename paradox vormde, die eiken geloovigen be- beeld in voorstellingen van den stal te Bethlehem en op den arm van zijn Moe der, dus als integreerend deel van het Madonnabeeld, doch niet als zelfstandig motief. In deze afbeeldingen van het Kin deke Jezus, die reeds in de vroegste tij den worden aangetroffen, is de verande ring, die er in den loop der eeuwen in de godsdienstige gevoelens der menschheid optrad, duidelijk na te gaan. Hoe ouder de voorstelling is, hoe minder het Kinde ke een kind is, hoe meer het een symbool is van den Verlosser der wereld. Er wordt in het geheel niet gestreefd naar een na tuurgetrouwe afbeelding; figuurtjes heb ben iets onbeweeglijks; één handje houdt den wereldbol vast; het andere is zege nend opgeheven en het gezichtje is oud of beter gezegd: zonder bepaalden leeftijd; Een andere manier. Eerst de voorloopers van de Italiaan- sche Renaissance schilderen het Kindeke meer leven en menschel ijk, kinderlijk. Het ziet niet meer den toeschouwer aan, doch kijkt op naar Maria en legt een handje op haar borst. De natuurlijkheid der voor stelling treedt in de plaats van de vroe gere stijfheid, teedere tafereelen van Moe der en Kind worden afgebeeld. De zege nende kleine Heiland wordt eerst een geïdealiseerd, wijs kind en tenslotte' een heel natuurlijk kind, een vroolijke, tee dere „Bambino". De ontwikkelingsgang leidt dus van het plechtige naar het in- schouwer op een vreemde wijze moest treffen. Dit raadselachtige oog kan men nog anders noemen: het is het oog van Een, die meer is dan alle menschen. Het innig godsdienstige vindt men echter nog meer in de primitieve kleine werken der Duitsche meesters, hoewel deze, wat de kunstwaarde betreft, bij lange na niet kunnen worden vergeleken met het werk van den grooten kunstenaar uit Urbino. Het Kindeke Jezus wordt ook nog in ander verband afgebeeld; het voornaam ste motief zijn wel de voorstellingen van Christophorus, die in de Middeleeuwen en in de eerste eeuwen daarna nog een voor name plaats innemen. De diepzinnige le gende, die een zinnebeeld is van de macht over het. heelal, welke hot lieflijke Kinde ke bezat, is overbekend en in zeer geva- rieerden vorm in de beeldende kunst ge ïnterpreteerd. In de laatste eeuwen is het Kindeke Je zus uit de kunst verdwenen. Een Kerstmeditatie. HET geheele jaar vindt zijn bekro ning in het Kerstfeest, het is als een ver en schoon doel van een lange wandeltocht, die den geheelen dag in beslag neemt. De zomer is de middag: rondom lacht 't landschap in bloemenlooi en zonneglans, men geniet van het tegenwoordige en spreekt over Kerstmis als over een tijd. die „ook" mooi is. Doch naarmate de da gen korter worden en de bladeren van de boomen vallen, wordt het Kerstfeest een helderder lichtend vooruitzicht. De wan delaar ziet nu duidelijker in den vallen den avond de lichtjes blinken in het dal, waar hij in den donkeren nacht een toe vlucht zal vinden. Dan wordt de mooie zonnige dag een gulden herinnering, doch het licht bij den huiselijken haard is het schoone heden, dat rust, bescher ming en troost biedt. De Lichtglans in het duister. De donkerste en kortste winterdagen worden doorleefd in afwachting van het Kerstfeest. In November was ons hart nog vervuld met treurige herinneringen aan onze dooden, met weemoedige ge dachten over de vergankelijkheid van het aardsche bestaan. Er zijn oogen ge broken, die ons tientallen jaren met war- we liefde hebben toegestraald; er zijn handen verstijfd, die ons ons leven lang beschermd en verzorgd hebben. Hoe ouder wij zelf worden, hoe talrijker de grafteekenen in ons hart worden en hoe korter de tijd, die ons van ons eigen le ven rest. Dan zien wij des te dankbaar der op naar den lichtglans van het Kerstfeest, die stand houdt tegenover het nachtelijk duister en tegenover alle ver gankelijkheid. Het doet ons het oog ves tigen op de onvergankelijke dingen, het schittert troostend in den nacht. Wij kunnen vele lotgevallen niet begrijpen en wij kunnen menige tegenspraak niet oplossen. Er zijn zooveel menschen, die ons vreemd gebleven of zelfs vijandig ge zind zijn. Er zijn zooveel goed bedoelde pogingen mislukt. Wat blijft er over, als wij terugzien? Glijdt dan niet bijna al les, waaraan wij waarde hechten, uit onzen handen weg? Moeten wij dan niet zeggen: „Alles is ijdelheid"? De Liefdel In deze wereld vol moeilijkheden en vragen is er echter één licht: de liefde En het groote feest der liefde is het Kerstfeest. Er is ook veel liefdeloosheid, wij moeten het toegeven, doch hoe ge brekkiger de wereld in heden of verle den is, als men haar critisch beschouwt, altijd zijn er menschen geweest, die de fouten en tegenstellingen als zoodanig inzagen en erkenden, die beseften, dat het zóó niet moest zijn en zich voorstel den, hoe het dan wèl moest zijn. Deze wensch werd een ideaal; het ideaal werd een plicht. Of de plicht door velen of door weinigen erkend wordt, en in hoeverre zij nagekomen wordt, is een andere zaak, Zij bestaat; zij dringt door tot het be wustzijn der menschen; zij wordt door goede en liefdevolle menschen in prak- ijk gebracht. Ook de meest verbitterde pessimist kan dit niet ontkennen. Zijn verbittering is dikwijls zelfs ontstaan uil teleurgestelde of onmachtig gebleken liefde. Hiervan zijn voorbeelden genoeg aan te halen. Bij Schopenhauer bleef, na dat hij den wil om te leven als het groot ste kwaad ter dood veroordeeld had ea de waarde van alle bestaan had ontkend, slechts het medelijden over. Doch mede lijden wortelt in liefde. En in het droom spel van Strindberg, waarin het melsn- cholieke refrein voortdurend wordt her haald, vindt men weer medelijden, dia liefde tot de menschen als positien grondgedachte, de liefde die voor u teleurgestelde, geplaagde en lijfci menschen bij God om hulp smeekt.f Liefde, goedheid die tot hulp berd* is trouwens de meest positieve, de ms* waardevolle, de meest veilige basis tm? alle andere waardeering, die wij kenna Het leed, waartegen de wijsgeer of dich ter zich keert in zijn medelijden, kan ne gatief, zinneloos, doelloos schijnen, hrt medelijden is de uitdrukking van naas tenliefde en als zoodanig iets positiefs, dat gewaardeerd moet worden. Niemand kan toch zonder dankbaarheid terugden ken aan de reddende hand, die hem eens onzelfzuchtig is toegestoken, toen hij zich in kwellende zorg bevond. Niemand ver gat een vriendelijken blik, die op ben werd geworpen, toen hij zich door de ge hecle wereld verlaten voelde. Er zijn wel weinig vriendelijke oogen en reddende handen in de wereld en duizenden erva ren nooit den steun ervan, hoe noodigzii dien ook hebben. Er wordt ook wel hulp aangeboden uit eigen belang, wat af t» keuren is. Doch er bestaat ook nog op recht medelijden en onzelfzuchtige hulp en dat dit onder menschen mogelijk k is een hemelsche gave. Het zal ons wellicht niet altijd mogelijk; zijn, om ook liefde te geven en niet al] leen te ontvangen; om een wanhopige wekkende deelneming en nieuwe hoop geven, om knellende banden los te ken, doodelijke angst weg te nei zware zorgen te verlichten. Onze schelijke krachten zijn nu eenmaal b perkt. Doch,als wij ooit tot zooietsiDi gelegenheid waren, ondervonden wij niet ook zelf een gevoel van innig geh Kunnen wij allen niet telkens opi ervaren, dat geven inderdaad zalig»] dan ontvangen? Voelen wij niet een melsche zaligheid door ons heen, neer wij een medemensch onzelfzuc liefde bewijzen? Wanneer met het Kerstfeest de tus ons voor oogen wordt gesteld, ken wij tevens aan alle liefde, dif van onze mederaenschen ontvangen ben en gevoelen we de behoefte, li< beloonen jegens anderen, voor het in onze macht is. Dat is de van het Kerstfeest in den donkeren' ternacht; de eeuwige waarde der temidden van al het vergankelijke. (Nadruk verboden.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 16