ïf VOOR onze jeuGD gangen door indianen een nieuw zeilvliegtuig. ,si» JAN'S oudejaarsavond. Ytt spitste Jan zich op Oudejaarsavond. Want moeder hem niet beloofd dat hij dien avond jtpraalf uur mocht opblijven, wachten tot de Mc met zijn twaalf slagen het nieuwe jaar had «eblmbwnd. Andere jaren was hij altijd al vroeg naar smoeten. Toen vond moeder hem nog te jong n zoo laaf wakker te blijven. Maar nu zat hij I in de vierde klas en mocht voor het eerst in jj, jfven met vader, moeder en zijn oudere pen en zusters in de huiskamer blijven. Moe- fciad beloofd oliebollen te zullen bakken, ^oliebollen, zooals Je die ook op de kermis 16 vader had hem een verrassing beloofd. #die uit zou bestaan, kon hij met geen mo oiheid raden. Verschillende malen had hij al pmacd: „Toe pa, vertel het nou, wat is die urasslng?" Jïee, jongen, wachten tot 31 December, Iavonds heel laat". jan had natuurlijk aan al zijn vriendjes ver- 41 dat hU net als de groote menschen Oude- C mocht vieren en lekkere oliebollen zou eten. De meeste van zijn vriendjes waren niet zoo ftVHg die moesten naar bed en in het gun ate geval zouden ze om twaalf uur worden lüer gemaakt. Jol verwachting klopte Jaxi's hart toen de jr hem groote dag was gekomen. Het leek wel de menschen anders deden dan gewoonlijk, mstlger waren en bedroefd. Op straat was het «tidag erg druk. De menschen liepen, alsof ze i| tmI haast hadden. Tegen den avond werd k jffl en toen Jan om acht uur nog even een oodshap voor zijn moeder moest doen bij den raidenier op den hoek, kwam hij net op tyd. De man was al bezig de luiken te sluiten. „Ja. jt£fc op Oudejaarsavond dan zitten we alle- rul onder dc lamp." De meeste winkels waren gesloten en er waren nog maar weinig menschen op straat. Jan liep dug naar huls terug recht door naar de keuken, waar moeder reeds bezig was met het beslag le oliebollen. Even later was de olie, waarin de léttere goudgele bollen moesten gebakken 1 varden heet en wierp moeder een pollepel be slag In de olie, die vervaarlijk begon te sissen. De «rte oüebA, die uit de kokende olie kwam. was voor Jan. „Voor de boodschap, die je gedaan hebt", zei moeder. Jfc dan moet Je naar binnen gaan". Zuid- ier.i was het al wat gezellig. Vader en de o«e broers rookten allemaal groote lange pij en de chocoladeketel pruttelde op de kachel. 1 mi dat straks een feest worden. K ouderwetsche ganzenbord werd uit de kast •ld en de tijd ging om zonder dat Je het te, vooral toen moeder tegen half negen met unpende oliebollen binnenkwam. Dat werd log eens een veldslag. Moeder straalde van Khsp, dat haar eigen gebak zoo gewaar- "1 *erd. Het fijnste hoekje aan de kachel natuurlijk voor moeder Ingeruimd. Toen *v«s van de klok de twaalf naderden, ont- 1,1 een gedrukte stilte. „Nu zou het groote nu zou zeker ook de verrassing komen". t Jan. |&r ontkurkte een flesch wijn. Daarvan Jan natuurlijk niet meedrinken, dat was tnaar voor de ouders. Nog maar één pii- 'oor twaalven was het. Nu werd er geen meer gesproken. Wat een spanning was De Wok begon te slaan. Eentwee tot twaalf toe. T moeder een zoen en daarna alle was het een oorverdoovend lawaai, knalden schoten, auto's en fabrieken lie- 1 sirenes loeien en in de verte klonk het der stoombooten in de havens, gaan we even naar bulten, zei vader, t effe f\jn, 's nachts om twaalf uur bui- y straat, vond Jan. nu mag jy vuurwerk aansteken Jan", ver- vader weer. eerste stuk was een donderbus. Met een gen ^nal spatte die uit elkaar. Toen 1 ren prachtige vuurpijl, die hoog in de hij de sterren op visite scheen te willen ïfaar Jan was niet de eenige die vuurwerk )B I 80116611 of de hemel in vuur en vlam terwyi tot ver in den omtrek de donder- knalden. om half één moest Jan naar bed. Nou. "r5 °udejaarsavondviering was nog eens R^rest. Lange weken daarna heeft Jan er l r gesproken. Het afsteken van het vuur- as echter het allermooiste geweest. wS? ?euw 18 een 'angen tijd, ln het ««lijk leven, zoowel als ln de ge- BB een land' Daarom denkt waUI^I8 meer terug aan de toestan- bn In ,e j,een haIve eeuw geleden taerilo t?.dlanen naast elkaar leefden oral ln de Westelijke en Et H. /'n'en, waar de Indianen til hebben gehouden, oefen- Üen \r, teleur uit. De blanken ver een voortdurende vrees voor ,k DE KIES. Jan en Hansje zonder kikken Zitten op een haas te mikken ln het gras zie je de oor en, die aan 't haasje loebehooren. Hé, daar schrikken ze toch van t Is geen haas, maar 't is een man. Hij heeft kiespijn al lang, enveen doek zit om zijn wang. De man is kwaad, zooals jullie begrijpen hij wil Jan en Hansje grijpen. De plank die over 't slootje lag breekt af en geeft een harde slag. De man zit in het hefd're water, Maar vol vreugd klinkt zijn geschater. De zeere kies is nu verdwenen, Fluitend gaat de man nu henen! overvallen door de Indianen, die Jonge vrou wen en kinderen- gevangen namen. Een huisvader reed nooit van zijn huis weg, zon der de mogelijkheid te beseffen, dat het bij zijn terugkomst wellicht in de asch gelegd was en dat zijn gezin gescalpeerd of ont voerd zou zijn. Een moeder was radeloos van angst, als een van haar kinderen een oogenblik uit haar oogen was. Er zijn thans nog mannen en vrouwen in leven, die in hun jeugd door Indianen gevangen zijn ge nomen en in duizenden gezinnen leven nog de verhalen voort over de ervaringen, die in een dergelijke gevangenschap zijn on dervonden. Al deze verhalen lijken op el kaar; wij zullen er daarom slechts enkele uitkiezen, en wel die, welke in verband staan met Quanah Parker, het beroemde opperhoofd der Comanchen, voor wien de Amerikaansche regeering zelfs een stand beeld heeft opgericht. Hoe vreemd het ook moge schijnen, de moeder van dit beroemde opperhoofd der Comanchen was een blanke vrouw. Na den burgeroorlog tusschen de Noordelijke en Zuidelijke staten van Amerika was het een veel voorkomende praktijk van de Indianen in de prairieën om kinderen gevangen te nemen en er losgeld voor te eischen. Dit losgeld kon echter niet altijd betaald wor den en de kinderen slaagden er slechts bij uitzondering in, te ontsnappen. In 1830 wer den de 9-jarige Cynthia Ann Parker met haar zesjarig broertje John, een ander kind en twee vrouwen door Comanchen gevan gen genomen. In 1860 overvielen een aantal blanken een kamp van Comanchen en doodden o.m. een bekend opperhoofd, dat Peta Macona heette. Zijn vrouw werd on gedeerd gevangen genomen en bleek een blanke huid te hebben. Zij kon geen woord Engelsch meer spreken, zoodat men met haar moest overleggen door middel van een tolk. Zeer tegen haar zin namen de blanken haar mee; velen, die indertijd dochtertjes hadden verloren, trachtten haar te identificeeren en eindelijk slaagde een oom erin, haar tot de herinnering van haar eigen naam terug te brengen. Zij werd nu onder haar familieleden opgenomen en zij leerde weer eenigszins gebroken En gelsch spreken, doch zij verlangde steeds terug naar het vrije leven, waaraan zij ge wend was en stierf na enkele jaren. Zij heeft het niet meer beleefd, dat haar zoon een opperhoofd der Comanchen werd. Eigenlijk waren de laatste jaren van haar leven een tweede gevangenschap. Haar broeder John Parker was reeds een bekwaam Indiaansch strijder en geheel los van zijn eigen ras, toen hij met andere Co manchen een overval organiseerde in Mexi co. Er werden als gewoonlijk paarden, kin deren en jonge meisjes gevangen genomen; onder hen bevond zich een zekere Juanita, waar Parker dadelijk verliefd op werd en die hij beschermde tegen martelingen cn beleedigingen. Plotseling «reeg hij echter een hevigen aanval van pokken, een ziekte, die periodiek onder de Indianen heerschte. Zijn stamgenooten lieten hem achter bij een waterpoel met wat gedroogd vleesch en maïs om daar ln eenzaamheid te herstellen of te sterven. Het Mexicaansche meisje ver langde echter bij hem te blijven en dit ver zoek werd toegestaan. Toen John Parker eindelijk hersteld was, besloot hij met de Comanchen te breken en naar de familie van het meisje te gaan. Het paartje woon de later in een huisje aan de Rio Grande en Parker leerde zijn kinderen hoe zij de Co manchen konden ontwijken. Guanah Parker had niet slechts een blanke moeder, doch ook een blanke als beste vriend. Deze heeft wel een bijzonder veelbewogen leven gehad. Hij heette Her- mann Lehmann en was een zoon van Duit- sche emigranten, die zich in Texas geves tigd hadden. In de lente van 1870 was de toen elfjarige jongen bezig de vogels van hun graanvelden weg te jagen, toen hij door een troep Apachen werd overvallen Hij vocht heldhaftig tegen de overmacht, doch eindelijk slaagden zij erin, hem op den rug van een mustang vast te binden. Hij moest nu het leven der Apachen leiden en hun paarden bewaken. Tenslotte voelde hij zich zoozeer met hen verbonden, dat hij zelfs deelnam aan hun gevechten tegen de Comanchen en eenmaal zelfs een Mexicaan scalpeerde. Hij deed ook mee aan overval len op blanken, doch hfj vreesde hen en wilde niet door hen gezien worden. Vijf jaar bleef hij bij de Apachen. In dien tijd beleefde hij veel avonturen, o.a. vond hij goud en raakte hij verdwaald in een sneeuwstorm. Toen werd echter de brave Carnoviste, die als een vader voor hem had gezorgd, in een twist door een medicijnman gedood. Deze viel daarna de jonge Leh mann aan, doch deze slaagde er in, den medicijnman te dooden en zijn geweer mee te nemen. Hij wist, dat hij door zijn daad voortaan een verworpeling was onder de Apachen, doch in het donker kroop hij naar de tent van Carnovistes zuster en deze hielp hem aan 'n boog en pijlen, dekens en pro viand en verschafte hem de gelegenheid, het beste paard van de geheele kudde te nemen. Nu begon een moeilijke zwerftocht, waar bij hij bijna van dorst was gestorven. Na vele dagen vond hij echter een smalle en diepe bergkloof, waarin een klein riviertje stroom de met aan de oevers daarvan welig gras voor het paard. Er waren veel sporen van wild, zoodat Lehmann niet behoefde te vree- zen voor voedselgebrek en hier besloot te blijven wonen. Hij vreesde nu de Indianen evenzeer als de blanken en ging eiken dag naar boven om te kijken, of er niemand in de buurt kwam. Hij hield zijn vuur altijd smeulend, zoodat overdag de rook en 's nachts het licht zijn aanwezigheid niet zouden verraden. Op zekeren nacht werd hij echter uit zijn slaap opgeschrikt door praten en lachen. Toen hij voorzichtig opstond en om de voor uitspringende rots keek, waarachter zijn kamp lag, zag hij op een afstand van nog geen 300 M. daar vandaan een Indianen- kamp. Tot zijn schrik bleken het Apachen te zijn; hij kende ze allen persoonlijk en uit hun gesprekken bleek, dat zij terug kwamen van een overval en een groot aan tal paarden hadden op eenigen afstand benedenstrooms. Over Lehmann spraken zij echter niet en deze kroop weer terug naar zijn kamp, pakte vlug een en ander bij elkaar en begaf zich bovenstrooms, totdat hij een pad bereikte, dat naar de vlakte boven de kloof leidde. Nu reed hij vele da gen lang naar het Oosten en stak hij vele riviertjes over. Hij had toen nog 28 patro nen bij zijn Winchester; hiermee heeft hij 28 maal een stuk groot wild geschoten, ter wijl hij zoo lang mogelijk zijn munitie trachtte te sparen, door met pijl en boog op klein wild te schieten. Toen zijn munitie op was, verborg hij het geweer in een grot en onthield de plaats. Nu trok hij door een streek, waar zeer wei nig wild was. Hij moest cactusvruchten en ander plantaardig voedsel gebruiken. Einde lijk was er in 't geheel geen voedsel of water meer, doch toen zijn krachten reeds afna men, slaagde hy er in, een wilde kat te van gen en er wat van te eten. Spo4dig daarna vond hij een modderpoel en nu was hij met zijn paard gered. Hij kon weer verder rijden en kwam in een minder woestijnachtige streek, waar buffels rondzwierven. Hij meen de er wel in te zullen slagen, een kalf te slachten, doch zelfs daarvoor was hij te zwak. Eerst toen hij het kalf geruimen tijd achter zijn paard had laten aanloopen, kon hij het overmeesteren. Hij kon ook niet dadelijk vuur aanmaken, door twee stukken hout tegen elkaar te wrijven. Door zijn ja renlang verblijf onder de Apachen verstond hij deze kunst, doch hij kon niet krachtig genoeg wrijven. Hij besloot nu eenigen tijd rust te nemen, en sliep met het vleesch van het kalf onder zijn hoofd. Den eersten nacht werd hij wak ker door het onrustige gedrag van zijn paard. In den nacht reed hij verder en na eenigen tijd besloot hij opnieuw te gaan slapen. Hij werd echter weer door zijn paard opgeschrikt en nu zag hij, wat er aan de hand was. Een groote wolf snuffelde aan het vleesch. Hij doodde het dier met een pijl. Er kwamen nog vele andere wolven; vijf ervan doodde hij en de rest wist hij op de vlucht te jagen. Eindelijk kwam Lehmann in het gebied, waar de buffels in grooten getale voorko men; nu behoefde hij niet meer te vreezen voor voedselgebrek, doch hij had des te meer kans om ontdekt te worden. Boven dien begon zijn zadel hinderlijk te worden voor het paard, zoodat hij een nieuw moest maken. De Indianen hadden hem dit ge leerd, doch het Is een langdurig werk en hij verloor er veel tijd mee. Hij maakte nu ook nieuwe mocassins van gelooide buffelhui den. Onder dit alles verplaatste hij voort durend zijn kamp; hij zocht hiervoor altijd de eenzaamste plaatsen op, Joch van nog grooter belang achtte hij het, dat hij niet ingesloten kon worden. Hij vermeed de be woonde streken, vooral als er blanken wa ren. Doch toen hij, na een jaar of langer zijn zwervend leven te hebben volgehouden, een kamp van Comanchen zag, besloot bij zich bij hen te voegen. Hij kende de taal der Comanchen niet, doch waagde het erop en liep recht het kamp binnen. Een oude squaw wilde, dat men hem zou dooden, doch toen hij door tusschenkomst van een Comanche, die de taal der Apachen kende, zijn geschiedenis had verteld, besloten de Comanchen hem in hun stam op te nemen. Hij verklaarde naar waarheid, dat hij zich Indiaan voelde en de blanken haatte en hij bewees dit door de scalpen van blanken te laten zien, die aan zijn schild hingen. Hij kreeg nu een nieuwen naam: Montechena en raakte spoe dig bevriend met Quanah Parker. Hij nam deel aan verscheidene overvallen der Co manchen, doch reeds in 1878 werd door de Amerikanen een einde gemaakt aan het zwervend leven en de overvallen der India nen en werden zij in speciaal voor hen ge reserveerde streken geconcentreerd. Hier kwam Lehmann in aanraking met een Ame- rikaansch generaal, die hem overhaalde nog eens terug te keeren naar zijn ouderlijk huis, waar hij in geen acht jaar geweest was. Zijn moeder leefde nog. Zij had nooit de hoop opgegeven, haar zoon nog eens levend terug te zien. Hermann Lehmann kende echter geen Duitsch meer en van de levens wijze der blanken was hij geheel vervreemd. Hun kleeren en schoenen hinderden hem. Hij wilde gaan jagen op de kalveren van hun boerderij. Doch langzamerhand gewen de hij zich toch weer aan het leven, dat hij in zijn kinderjaren had geleid. Hij bleef ech ter een Comanche en brengt een groot deel van het jaar bij hen door. Om zelf te maken. Jullie kent natuurlijk allemaal het kunstje om met behulp van een stukje papier en een pennetje een klein vliegmachinetje te maken Nu zal ik jullie echter een ander soort vlieg tuigje laten maken dat je denkelijk nog niet kent. Je hebt daarvoor noodig een blad glad schrijfpapier dat Je knipt op een formaat van ongeveer 10 12 c.M. Dan vouw je je papier dubbel (zie links op het plaatje) en knipt die met een schaar uit. Dan plak je het middelste gedeelte vast met gom en laat het drogen en hard worden. Vooraan de kop maak je nu een papierklemmetje vast. De kop is nu dus het zwaarst. Ga hiermede nu eens gooien. Je zweefvliegtuig zal het wel niet zeer lang uithouden, maareen vlieg tuig is het in ieder geval al is het dan nog maar gebrekkig Vlieg maar prettig Onderleggers van raffia. Voor handige meisjes, ais verrassing voor Moeder. Met behulp van een bqrd, of een ander rond voorwerp, teekent men op een stukje stevig car- ton een cirkel, knipt deze uit en brengt op re gelmatige afstanden in den rand een kleine uit snijding aan. Op de teekening is duidelijk te zien, hoe je dit moet doen. Het beste is ongeveer 16 insnijdingen van circa 1/2 cM. diepte en 1 c.M. breedte. Maar zuiver verdeelen; eerst de cirkel in vieren deelen, dan elke sector weer in tweeën en dan elke halve sector nog eens in tweeën. Nu nemen wij raffia van de een of an dere kleur. Nu nog een mooi rond gaatje van 1 c.M. middellijn in het midden van de kartonnen schijf en wij kunnen beginnen. Plak de raffia met het einde aan den achterkant van de schijf vast, ga door het middelste gat, naar den rand, door een inkerving, achterom weer door het gat, naar de tweede inkerving, enzoovoorts, totdat je alle inkervingen hebt gehad; ga dan terug naar het midden en trek de raffia onder een van de .spaken" door, daarna over de volgende, onder de daaropvolgende, over de vierde, enzoovoorts, totdat je onderaan bent gekomen. Dan wordt de raffia netjes onder een van de spaken met een draadje garen aangehecht. Ook kim je de spi raal van verschillende kleuren maken, bijv. iederen rondgang in een andere kleur, maar dan moet je steeds eiken rondgang hechten en dat is een heel geduldwerkje, hoewel het effect na tuurlijk veel leuker is. Heb je echter van de eer ste soort een drie- of viertal in verschillende kleuren gemaakt, dan voorspel ik jullie al een heel groot succes. (Nadruk verboden). Gramofoonplaten en garenklossen vormen een aardig kastje. Voor je kamer heb ik een aardig kastje of tafeltje bedacht. Het is niet moeilijk om het te maken en daar naast is het erg goedkoop. Ten eerste moet je naar een meubelmaker of naar een timmerman gaan en hem vragen of hij voor jou een voetstuk wil maken, zoo als het plaatje aangeeft. Dat is niet zoo duur. Het behoeft natuurlijk maar goed koop hout te zijn. In het midden in het „hart" zou ik bijna zeggen van het blok moet een stuk stevig ijzerdraad wor den bevestigd dat rechtopstaat. Nu moet je een stuk of twaalf ledige garenklossen zien te bemachtigen. Wanneer je die hebt moet je nog iets te pakken zien te krijgen en dan kunnen we beginnen. Dat „iets" is een-stuk of vier oude gramofoon-platen. Misschien hebben jullie thuis, of andera bij kennissen of familieleden, wel een gramofoon. Daar moet je dan een paar oude platen vragen. Liefst groote. Als je groote platen vraagt heb je, geloof ik, de meeste kans dat je ze ook krijgt. Je moet namelijk weten dat vooral vroeger veel van die groote platen werden gebruikt. En die oude platen geeft men natuurlijk eerder weg dan de nieuwe. Als je dus een stuk of vier platen hebt, ga je als volgt te werk. Je neemt eerst twee of drie klossen. Die schuif je om het ijzerdraad. Daar bo venop gaat een gramofoonplaat, dan weer twee klossen, weer een plaat. Dat doe je nog twee keer, zoodat er in het geheel vier platen dienst kunnen doen als plank jes, waar Je het een en ander op kunt zet ten. Bovenaan moet het ijzerdraad wat omgebogen worden, zoodat de platen en de klossen er niet af kunnen. De slotbewerking is deze: Koop bij den drogist voor vijf centen verf. De kleur kies Je zelf maar uit, dat moet ieder voor zich weten, natuurlijk. Dan verf je het voetstuk en de klossen netjes op, laat het heele gevalletje drogen en je hebt een keurig tafeltje voor weinig geld. En het mooiste is nog wel: je kunt zeg gen: „Dat heb ik nu zelf gemaakt!" (Nadruk verboden). DE HOND ALS OVERWEGWACHTER. Van de Spaansche stad Barcelona loopt een tandradbaan naar het beroemde kloos ter Montferrat. Bij dezen spoorweg was een onbewaakten overweg en omdat er wel eens ongelukken zouden kunnen gebeuren, heeft de spoorwegmaatschappij er een overwegwachter aangesteldmaar een heel ongewone. Het is nJ. een kleine hond. Gewoonlijk ligt het dier rustig naast den spoorweg en schijnt niet de minste aan dacht voor zijn omgeving te hebben. Het is een hond als alle anderen en hij zou de duizenden voorbijgangers niet eens op vallen, als hij geen kleine dienstpet op zijn kop had. Maar laat er eens een trein aankomen Dan gaat de hond opzitten midden op de straat en dan houdt hij het verkeer tegen door in zijn voorpooten een roode vlag om hoog te houden. Volgens een ambtenaar van de maatschappij doet deze viervoetige overwegwachter met groote betrouwbaar heid zijn plicht.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 15