teï
b\#c
AiX
tvaart
^an
Rijmkroniek door
FRANS SCHNEIDERS
met teekeningen van
TON VAN TAST
Oude jaar, wil ons vergeven
Dat wij blij zijn en content,
Omdat na een jaar van ziekte
Jij nu overleden bent.
Feit'lijk moesten wij nu weenen,
Zooal? bij een doode past,
Maar jij was je heele leven
Een onaangename gast.
En nu jij dan bent vertrokken,
Zien w'elkander even aan,
En het kan ons heusch niet spijten
Dat jij nu bent heengegaan.
En als later de historie
Nog eens smalend van je rept,
Zul je hooren, hoe je vroeger
Hier den boel verkorven hebt.
Oude jaar ik heb geen tranen
Nu voorgoed jij van ons scheidt,
En het is maar heel plichtmatig,
Dat ik jou een afscheid wijdt.
Want jij gaf ons een mooi pakje,
Maar met dynamiet cadeau,
Ongelukken en malaise,
Overvallen, moord en zoc.
Een dozijn gesprongen banken,
Relletje? en crisis hier
Plus nog om de drie, vier dagen
Een voortvluchtige kassier.
Maar.... "k zal bij 't begin beginnen
En 'k vermeld dan al terstond
Hoe in Groningen de liefde
Moordend haar ontknooping vond.
En ik zal 't maar vast verklappen,
Want opwekkend is het niet,
Dat er dit jaar heel wat moorden
In ons landje zijn geschied.
't Kwam tot relletjes in Haarlem,
Relletjes in Amsterdam,
Damdoorbraak in Scheveningen
Waar nu plots hoog water kwam.
Ondertusschen was Max Eeuwe
Weer naar Engeland gegaan,
En hij kwam er onverslagen
Als de kampioen vandaan.
Wat ik van d'overwegen
Dezen keer vertellen moet,
Is een eindeloos lang drama
Van ellende, dood en bloed.
Het begon in 't dorpje Vreeland,
Waar een doode werd betreurd,
Toen kwam Ulvenhout en Santpoort,
Raalte, Zwolle aan de beurt.
'k Zal er U nog meer vertellen
Al is 't nog zoo droevig en
Ook al weet ik, Multatuli,
Dat ik bar eentonig ben
Zie na zeven lange jaren
Pakte de politie al,
Ja 't is echt, in Echt de dader
Van een laffe overval.
Toen kwam er een storm opsteken,
Marken kwam in watersnood,
Och maar onze marken waren
Toch al sinds den oorlog dood.
Ondanks crisis en malaise
Kwamen in 't begin van 't jaar,
Alle auto's, net als vrouwen,
Wie is 't mooiste? bij elkaar.
Groningen moet ik nog melden,
Met wat moorden en een trein,
Die drie dooden maakte, toen hij
Juist kwam, waar hij niet moest zijn.
En terwijl het peil der menschen
Daalde zie dit droef relaas
Kwam er ook een aanklacht tegen
Kwaliteit der Goudsche kaas.
De illustre Tweede Kamer
Kwam nog steeds niet tot de daad,
Wèl werd over werkeloosheid
Er een dag of wat gepraat.
En uit Helsmgfors een juichkreet,
Daar woei onze driekleur weer,
Door het schaatsenkampioenschap
Van die gladde van der Scheer.
In 't beroemde Rijksmuseum
Was een werkelooze, die
Plots'ling opereerde Rembrandt's
Les in de anatomie.
En opdat wij zouden weten.
Dat de oorlog nog niet sliep,
Kregen Arnhem s militairen
Eensgezind de Spaansche griep.
STEEK JtETÖNQ UIT
Onze Eerste Kamerleden
Werden aan het werk gezet
En het resultaat dat werd de
Meel-maal-meng en Tarwewet.
Maart gaf aan Minister Reymer
Niet veel goeds, zooals u weet,
Weer opnieuw die zenderherrie,
Zenderruzie, zenderleed.
En nu deuk ik ook ineens weer
Aan de rampen en de pech,
Daar in Zend'ren, van een trein, een
Auto en een overweg.
Trouwens op één meer of minder,
Komt het blijkbaar niet meer aan,
Want ook heeft de trein in Blerik
Opperbest zijn best gedaan.
Voorts denk ik in deze dagen
Aan dien schrijver over sport,
Die daar op zijn hakkepoffer
Door het lot gegrepen wordt
„Leo Lauer overleden"',
Las het lezende publiek,
Dit verschelden trof het meeste
Sport en sportjournalistiek.
Bij de dooden, die het ijs bracht,
Sta ik ook nog even stil,
Vóór 't verlaten van de winter
En de komst van 1 April.
Op papier kwam de verbinding
Van de hoofdstad met den Rijn,
En in 't hoofd des regenmakers
Liefelijke zonneschijn.
Ween! Ons Nederlandsche Bankje
Publiceerde het bericht:
Stoppen met de goudeu tientjes,
Kiekeboe, loketjes dicht.
Want wij zien met droeve oogen
't Droeve feit zoo droevig aan,
Dat die mooie gouden tientjes
Allemaal naar Londen gaan.
Dat besluit was te verklaren,
En 'k misprijs bet niet, o neen,
Maar 't loketje werd gesloten
En ik had er nog geeneen.
Wim de Zwijger's vierde eeuwfeest
Werd ook in April herdacht,
Dus uit hulde maar gezwegen
En het vijfde afgewacht.
Een adres voor 't Leidscke Raadhuis.
Ja, hoe is het daarmee toch?
O, dat duurt nu al drie jaren,
Maar de gevel staat er nog.
Nederlandsche Koekologen,
Importeurs en fabrikant,
Patissiers en suikerbakkers
Brachten ook iets groots tot stand,
't Was een suiker-expositie,
Dus nogal een zoete boel,
Van de suikerkunstenaren
In eenparig vakgevoel.
En dan zijn het weer de roovers,
Die alleen of met z'n twee,
Zwaar gemaskerd naar een bank gaan.
Juist als naar een bal masqué.
't Is alleen een beetje echter,
Want ze schieten bij de deur,
Aanstonds komen ze nog met een
Heusch kanon of mitrailleur.
Vlissingen ging aan het feesten
En wij juichten allen mee
Om die mooie, nieuwe haven
Van de menschen aan de zee.
Na de tientjes moesten ook de
Oude guldens van de baan,
Want de Nederlandsche munters
Zouden nieuwe guldens slaan.
Wat de voetballers niet konden,
Heeft het Hockey-team gedaan,
Door het elftal van de Belgen
Met één puntje te verslaan.
Toen de keuze voor de Staten
Der provinciën weer kwam,
Stond natuurlijk heel ons Holland
Eensklaps weer in vuur en vlam.
't Voetbal-Holland scheen t' ontkomen
Aan malaise en aan pech,
Met een 11 tegen Duitschland
Kwam het op den goeden weg.
En in 't midden dezer dagen
In dit droef'nisvolle jaar,
Overleed nog Dorus Hermsen,
Onze schiider-kunstenaar.
Mei, de maand van 't nieuwe leven,
Het begon, Boer Braat ten spijt,
En tot vreugd der stedelingen,
Weer opnieuw met zomertijd.
Dan weer reed een auto tegen
Een op hol geslagen trein,
En Veraart vroeg twintig gulden
Voor één uurtje zonneschijn.
Als ik zoo iets eens mocht vragen
Zeg ik u heel eerlijk dat,
Ik veel liever twintig gulden
Voor elk uurtje regen had.
Wederom vuetbahlepressie,
Voetballeed en voetbal wee,
Holland wachtte, Holland zuchtte,
België—Holland, 't werd 42.
'k Moet toch even onderbreken,
Want het lijstje wordt te groot,
't Lijstje van de overwegen,
Dat is 't lijstje van den dood.
Luister maar, ik zeg het zachtjes
En met tranen in mijn stem:
Twee gedood bij Waterhuizen,
Door een auto en een tram.
En een slachtoffer bij Groenlo
En bij Meppel, wéér een lijk,
Bij Stolwijkersluis een doode,
Putten een en Beverwijk.
Om de maat goed vol te meten,
Ja, 't is werk'lijk ongehoord,
Op één dag twee overvallen,
'n Aanranding en nog een moord.
Daarna deelde de Vorstinne
Aan mijnheer de Jonge mee,
Dat hij in ons lnsulinde
Was benoemd tot nieuw G. G.
Nog geen nieuw Stadhuis in Leiden,
Wel een gloednieuw comité,
In den Bosch gloednieuwe hallen,
Voor het vette Brabantsch vee.
Twee heel mooie Pinksterdagen
Brachten met het mooie weer
Tal van Pinksterongelukken
Door het Pinkstersche verkeer.
Toen kwam hier het banditisme,
Rotterdam dat aapte na,
't Voorbeeld reeds zoo lang gegeven
Ver weg in Amerika.
Zie, het was een dezer dagen
Ook in Rotterdam niet pluis,
Van de ruim vierduizend gulden
Bracht een looper niets naar huis.
En dat zaakje daar in t Westland,
Dat was heelemaal fataal,
Want daar ging een veilingmeester
Met de veilkas aan de haal.
Ook het Beek en Donksche zaakje
ls maar al te wel gelukt,
'n Echtpaar door Eiudhovenaren
Juist voor dertig mille geplukt,
'n Stuk of wat failliete banken,
't Ging zeer velen niet naar wensch,
Kranten vol van smokkelhandel,
Aan de Nederlandsche grens.
De Gemeenteraadsverkiezing
Bracht het land m rep en roer,
D' eenigsL die niet werd gekozen,
Was uw dienaar, Troubadour.
En toen ging mijn hart weer open
Bij het vreugdevol bericht:
In het Deensche land de Denen
ln den voetbaistrijd gezwicht»
Ingemaakt door onze spelers
Zijn de Denen, nep men heesch,
Dus wij kregen versche in\oer
Van 't bevroren Deensche vleesch.
En voor Mokum was .de. klap .op
d' Amsterdamsche vuurpijl toen,
Ajax heeft weer overwonnen,
Ajax, Ajax kampioen.
Bij de loting der militie
Volgens d' allernieuwste wet,
Lootten vrij de namen met een
A en X en IJ en Z.
Op een donker-droeven Maandag
Stond het plotshng in de krant:
't Nederlandsche Paviljoen is
In de Lichtstad af0ebrand.
Neerland's trots, waardoor de wereld
In extase was gebracht,
Werd verwoest, maar niet gebroken
ln dien eenen droeven nacht.
Wéér moet 'k even onderbreken,
En misschien nog wel een keer,
Voor den dood der overwegen;
Apeldoorn en Zoeterineer,
Willemsoord en Zwolle (tweemaal),
Zevenbuizen (blijft dat zoo?),
Sloterdijk, Aalsmeer en Warmond,
Nunspeet, Hoensbroek, Hengelo.
En hoe droevig deze lijst is,
En hoe ik het ook betreur,
Denk vooral niet bij het lezen:
Hé, die man is conducteur!
De driehonderdste verjaardag
Van de Leidsche Sterrewacht
Werd temidden van de sterren
Van de wetenschap herdacht.
Maar een minder aardig pretje
Volgde spoedig weer daarna,
Worst vergiftiging en massa
ln het lieflijk Erica.
Nederlaag, een land van vrede,
Deed een oproep in het land,
Voor ontwapening en vrede,
En door middel van de krant.
Twee en half miliioen getrouwen
Klopten in Genève aan,
Met de uitroep: Holland klaagt hier
Voor uw hof den oorlog aan!
En ook hebben wij ui uit jaar
Afstandsma'rschen weer gehad,
ln de prachtige omgeving
Van de Keizer-Karelstad.
Rotterdam kreeg huurderstaking,
Maar dat ging met zulk geweld,
Dat er een, die juist daarbij was,
Heel onschuldig werd geveld.
Slechts één maand na het verscheiden
Van het Hollandsch paradijs,
Toont ons land zijn energie in
De heropbouw te Parijs.
Heel Parijs en heel de wereld
Staat verbaasd, onthutst, verstomd,
Dat er zóó een groote geestkracht
Uit een zóó klein landje komt.
Even mogen wij nu stilstaan
Aan de stille doodenbaar
Van dien grooten zoon van Holland.
Van dien grooten Venlonaar,
Aan den lijkbaar van een Nolens
Heeft heel Holland stilgestaan,
Met een hart vol dankbaarheden
En in 't oog een stille traan.
Leiden, d' oude stad der wijsheid,
Oogstte weer opnieuw succes,
Met de Oriëntalisten
En hun Oostersche congres.
Daarna kwam de Geer's begrooting,
Hij, gepantserd en omgord:
Holland, 'k moet millioenen hebben,
lk kom hopeloos te kort.
Alle ambtenaren korting
Op 't salaris en belast
De benzine voor de auto's,
Kijk, dan is het juist gepast.
En juist is de geldminister
Met dit resultaat content,
Of bij hoort van twee ton diefstal
Aan zijn gelddepariement.
De malaise wordt steeds erger,
Holland schrikt, nou is het mis,
Daar nu ook in Amsterdam al
Onze beurs gesloten is.
Toch geeft Holland in die tijden
Heel de wereld nog een wenk,
Want zy geeft aan Hongarije
Een echt-Hollandscfc bloenigeschenk.
In de Leidsche Lakenhal kwam
Een bezoeker, heel beleefd,
En die vond een stuk zoo mooi dat
Hij 't maar meegenomen heeft.
De minister van de Kunsten
Stuurde Leiden het vermaan:
Jullie met je gekke kunsten,
'k Zeg, je laat die geval staan 1
En een golf van banditisme
Golft er dan over ons laud,
Moord en zelfmoord, overvallen,
Wéér een meisje aangerand.
't Drama dan in Wateringen,
'n Kreet van afschuw wordt gehoord;
Twee nog jonge kleine kind ren
Worden in hun bed vermoord..
Och, u weet het nog wel allen,
Waarom alles nog vermeld;
Maar 't geschiedde, 'k had u liever
Ook wat vroolijkers verteld 1
In de sport ook al malaise,
Als het Comité besluit
Naar d' Olympiade «eenden
Wij geen enk'le spor.;r uit.'
In de wereld van de koersen
Hooren wij een nieuwe klank:
Trip zal Vissering vervangen
Bij de Nederlandsche Bank.
De Politie even hulde
Snapte ook nog deze week
Zwendelaars in schilderijen
ln Het dorpje Oosterbeek.
Plots'ling vond in droeve tijden
Van malaise en van nood,
Het tooneel van 't Haagsche Scala
ln het vuur de vlammendood.
Leiden's oude koffiemolen
Stoomend door de bollenstreek,
Loopt nu op z'n laatste sokken,
Werd bericht in deze week.
Eind'lijk zal z' electrisch worden,
Dit jaar is haar laatste jaar,
En dan zal het einde daar zijn
Van dien „goeden moordenaar".
Rotterdam kreeg nog een serie
Moord- en doodslagen erbij,
Plus een bankroof, die mislukte,
En een valsche munterij.
't Tarwewetje bracht in 't Zuiden
Tal van bakkers in den nood,
Want de Zuiderlingen krijgen
Nu goedkooper Belgisch brood.
Rotterdam in moeilijkheden,
Juist als ik, óók geld te kort,
Zoodat er door de regeering,
Maar weer bijgespijkerd wordt,
ln den Haag vertrok er iemand
Eensklaps met de Noorderzon,
Op zicb zelf is dat zoo erg niet,
Maar hij ging met zeven ton.
De Dolfijn" kon in Groot-Mokum
Zeker toch niet minder doen,
En werd in het zilte water
Waterpolokampioen.
't Zijn alweer de overwegen,
Nu alweer de derde maal,
'k Maak het kort, het was Vijfhuizen.
Deventer en Bloemendaal,
Nieuwerkerk en Wemeldingen,
Lierop, Vroomshoop, Beverwijk,
Steen wijk, Duivendrecht, Leeuwarden,
Doetinchem en Sommelsdijk.
En tenslotte in een plaatsje,
Waarvan u den naam wel weet,
En dat heusch niet 't is geen toeval-.
Zonder reden Moord-recht heet.
In November smokkelhandel
Aan de grenzen, telkens weer,
En de feestelijke oop'ning
Van de brug bij Keizersveer.
Tot ik na slechts enk'le dagen
Weer eens in de kranten lees:
Weer een postauto gestolen,
En een overval bij Heesch.
Rotterdam: Chineezenruzie,
Een Chineesje neergelegd,
Wraakgericht van de Chineezen
Van de bende ,,'t Driehoeksrecht".
De geheime Goudsche zender
Wordt dan eindelijk ontdekt,
't ls precies als met de regen
Uit de hemel uitgelekt.
Met de voetbal in ons landje
ls t steeds treuriger gesteld,
Veelal lijkt het meer een loopgraaf
Dan een eerlijk voetbalveld.
En de President van Prooyo
Weenend over zooveel smaad
Aan zijn zeer geliefde voetbal
Heeft gezegd nu, waar 't op staat
Overval op Boerenleenbank
In Schipluiden is bekend,
En de Gorcumsche notaris
Komt door roofmoord aan zijn end.
Koningin, Prinses, zij voelen
Met de slechte tijden mee,
Juliana doet een oproep
Tot een Crisiscomité.
Plotseling schrikt dan heel Holland
Door een droevig drama recht»
Bij het vinden van drie lijken
In de bosschen onder Echt.
Dan verkoopt de Nederlandsche
Bank haar heele pondenschat,
En zij heeft voor heel haar vxcu4
'n Dubbeltje per ons gehad.
En ten slotte nóg wat feiten,
Ik vermeld ze zooals die
Van de algemeene staking
In de Twentsche industrie.
Frankrijk bracht een nieuwe zege
En we juichten allemaal,
Om de eminente goaltjes
Van den langen Lagendaal.
Zwaar de K. L. M. getroffen
Aan het einde van dit jaar,
Door de ramp ver weg in Bangkok;
Van de vogel „Ooievaar".
Werkeloozen-demonstratiee,
Overvallen nog een paar
En zoo gingen we langs Kerstmis
Naar een nieuw en ander jaar.
Als ik nu naar al die feiten,
Waar en droevig, aan het end
Nog eens eventjes het oog rioht
Even maar, slechts één moment,
Ja, dan moet ik eerlijk zeggen,
Veel bijzonders was het niet,
Maar misschien heeft nu het nieuwe
Wel wat beters in 't verschiet.
Heusch, het zal wel beter worden,
't Oude jaar ligt in zijn graf,
Schud nu al die narigheden
Flink en moedig van je af,
Want al bracht het jaar veel zorgen
En al viel het ook niet mee,
Kom, wij hebben toch ons «wapen
Met de spreuk: Je Maintiendrai.
Daarheen nu het hoofd geheven,
Daar de blik naar toe gewend,
Toon, dat j' ook in slechte tijden
Een goed Nederlander bent.
Dan alleen- in deze tijden
Van malaise en van druk,
Zal de voorspoed wel weer komen,
Voorspoed, zegen en geluk.
Tn' '"MDOUR.