NIEUWJAARSREDE Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Hollands Noorderkwartier van den Voorzitter, den heer S. W. ARNTZ te Alkmaar. Een verre van gunstig jaar voor ons Gewest. In de heden op het stadhuis te Alkmaar gehouden vergadering van de Kamer van Koophandel en Fa brieken voor Hollands Noorderkwartier is door den voorzitter, den heer S. W. Arntz, de volgende Nieuwjaarsrede uitgesproken: Mijne Heeren, Op 11 November 1918 werd de wapenstilstand getee- kend! De wereldoorlog was geweken! Een golf van vreugde en dankbaarheid ging over de wereld! De vernietiging van menschenlevens en kapitalen was ten einde. "Ér kwam weer hoop en vertrouwen in de toekomsM Het economische leven, dat in die vier oorlogsja ren geheel ontwricht was, zou zich zoo veronder stelde men althans weer kunnen herstellen en vrijelijk ontplooien. De fabrieken in ons land gingen weer met volle kracht aan het werk, onze scheep vaartmaatschappijen lieten hun scheepjes weer va ren! Het gloorde weer aan den horizon! Het was im mers na den wapenstilstand vrede geworden! De welvaart van het eene land zou weer den bloei van het andere land beteekenen! De handelsbelemmerin gen waren weggenomen! Elkeen wilde die droeve oorlogsjaren zoo gauw mo gelijk uit zijn gedachten wegbannen, maar men ver gat daarbij, dat die zware menschenworsteling, die kapitaalvernietiging zonder weerga, te veel had ge desorganiseerd om zich zoo maar zonder meer bij de geschiedenis te laten voegen! De Duitsche dichter Schiller schreef eens zeer terecht, dat „het juist de Vloek van een kwade daad is. dat darauit altijd iets kwaads geboren moet worden" en dat heeft Europa wel moeten ondervinden in de laatste jaren! „Opmerkelijk is het zeker, dat vrijwel niemand tij dig heeft ingezien, dat er een zeer langdurige periode noodig zou zijn om door spaarzaamheid en de aller grootste omzichtigheid te trachten het economische leven weer in gezonde banen te brengen. Met schier onverantwoordelijke lichtvaardigheid bleven de buitengewone uitgaven en belastingen die vaak tot veelvouden van de vooroorlogsche cij fers waren opgevoerd aanhouden, totdat, zooals een Nederlandsch spreekwoord zegt: „de kruik barst te". Europa was zóó ver gegaan, dat de afgrond in het zicht kwam en nu werd "elkeen zich feitelijk pas bewust, dat. drastische maatregelen nqodig waren om zich staande te houden! Dat begon in 1920! De koop kracht van Duitschland was te niet gegaan, de va luta's in Frankrijk, België en Oostenrijk maakten de concurrentie met die landen vrijwel onmogelijk, het geen, gevolgd door talrijke andere min of meer be langrijke factoren, tenslotte tot een algeheele malaise leidde. De zucht naar zelfbehoud en zelfbescherming predomineerde weer.. Een economische strijd ont brandde nu! Er kwamen beschermende rechten, beper kingen van den invoer, deviezenverkeer, enz. Met dit al kwam ons land leelijk in de knel! Het kwam zoo ver, dat buitenlandsche koopers, met gereed geld in de hand om onze producten te lcoopen, deze door al die fraaie noodmaatregelen niet mogen importeeren of in vele gevallen ze na levering niet mogen betalen! Onze veel geroemde zuivelproducten, waar men in de oorlogsjaren om smeekte, werden nu eenvoudig ge weerd! Wij zijn wel van liet eene uiterste in het an dere gevallen! Teneinde U eens te laten zien hoever de wereld is afgedwaald op het glibberig pad van-,de noodmaatregelen, voeg ik bij deze rede een overzicht van hetgeen het buitenland ten aanzien van de pro ducten van onzen „zuivel", den „groven tuinbouw" en de „visscherij" zooal deed. Kennisneming daarvan zal U doen huiveren en de vraag doen opwellen hoe het mogelijk is, dat er naar het buitenland nog verkocht kon worden? Het spreekt haast vanzelf, dat. de voortdurende drang op onze Regeering uitgeoefend om tegenmaatregelen te nemen, tenslotte zóó sterk begon te worden, dat ook ons land er toe is overgegaan noodmaatregelen te tref fen ter bescherming van nijverheid, handel, land bouw, veeteelt en visscherij, o.a. bestaande in een wet telijke regeling tot het beperken van den invoer en eene tot het regelen van den uitvoer van bepaalde goederen. Wij ontveinzen ons niet, dat de Overheid thans voor een zeer zware taak is gesteld. Eenerzijds ziet zij de inkomsten sterk afnemen, terwijl anderzijds de nooden van do bevolking met den dag stijgen, zoo dat verlaging der lasten een dringende eisch wordt. Met het Comité van Economisch Verweer in ons land stellen wij ons de vraag of de Nederlandsche Re geering niet krachtiger van zich af heeft kunnen slaan, hetzij door sterker middelen van tegenweer aan te wenden, of te trachten met de vier overige Oslo- staten (België, Denemarken, Zweden en Noorwegen), die met ons land tezamen circa 30 millioen inwoners tellen, daartegen stelling te nemen? Alleen een krach tig beleid en vooral snel handelen zal ons ervan kun nen redden schaakmat le worden gezet. Wanneer ik hier spreek over de noodmaatregelen van het buitenland, die onzen exporthandel vrijwel hebben genekt, denk ik daarbij vooral ook aan den val van het Engelsche Pond Sterling. Veel wordt er in dit verband gesproken over de vraag of de lan den, die den gouden standaard verlieten, daartoe we der zullen terugkeeren? Dit zal m.i. wel noodig zijn, want zoolang er geen ander stabiel internationaal be taalmiddel wordt gevonden hetgeen niet zeer waarschijnlijk is zal de gouden standaard m.i. noo dig blijven om een vaste basis te geven aan het inter nationale goederen- en geldverkeer. Ten opzichte van den toestand der bestaansbron- nen in ons Gewest zal het jaarverslag, dat binnenkort verschijnt, u een volledig beeld kunnen geven. Daaruit zal U opnieuw de ernst der tijden blijken en slechts sporad^ch zult U een enkel lichtpuntje ontwaren. Vandaal' ook. dat. het verslag, dat ik U thans zal doen over enkele belangrijke bedrijfsgroe pen daarvan, ook verre van gunstig kan luiden: Grove tuinbouwproducten. Tengevolge van de vele regens in den zomer 1930 had het gewas der winterkool sterk geleden, waardoor de oogst over het algemeen slecht was, terwijl de voorraden in de pakhuizen ongeveer een derde of 3500 wagens, minder waren dan een jaar te voren. Hoofdzakelijk door die kleine voorraden zijn de ge middelde koolprijzen niet zoo heel ongunstig geweest wel waren zij in het begin van het winterseizoen laag, doch door het koude voorjaar werden zij aan het begin van het seizoen nog tamelijk hoog. De prijzen van uien en wortelen bleven laag, zoodat de financieele resultaten voor de tuinders, op een en kele uitzondering na. slecht waren, een gevolg na tuurlijk van den geringen oogsf. Voor den handel ia de wintercarapagne Januari—Mei niet zoo ongunstig geweest; door de kleinere aanvoeren aan de veilingen werden de markten in het afzetgebied niet overvoerd. De inmaakfabrieken hebben hun voorraad zuurkool tegen redelijke prijzen kunnen ruimen. Met de gezou ten snij- en spercieboonen was dit niet het geval, doch deze zullen in het thans begonnen winterseizoen te gen betere prijzen kunnen worden verkocht, daar in den afgeloopen zomer door de hooge prijzen van het versche product maar heel weinig is ingemaakt. Over het nieuwe, in Juni beginnende seizoen, kan men wat vroege aardappelen en zomer- en herfstkool betreft volstaan met te zeggen, „voor den handel slecht en voor den tuinbouw allertreurigst". Reeds vóór de vroege aardappelen geoogst konden worden, vertoon de zich in hevige mate de ziekte, met het gevolg dat er over het algemeen een geringe en voor meerdere tuinders in het geheel geen oogst was. Er kwamen kleine aanvoeren aan de veilingen en nagenoeg geen export vond plaats. Daar ook de vroege aardappel oogst in Engeland slecht was, kon het voor export beschikbare gedeelte voor goede prijzen in dat land geplaatst worden. Duitschland, anders het voornaam ste afzetgebied voor dit product, bleef geheel uit de markt. De voor pootaardappelen geschikte hoeveel heid vond tegen goede prijzen een weg, hoofdzakelijk naar België, Frankrijk en Italië. Van de zomer- en herfstkool kon alleen heel in het begin van het sei zoen wat voor export geplaatst worden, later was deze vrijwel nergens meer te verkoopen, zoodat een groot gedeelte op het land is gebleven. „Zoowel de zomer- als de herfstbloemkool heeft een lagen prijs opgebracht. Van de tomaten konden die uit de warme kassen vrij goede, doch die uit de kou de kassen slechts lage prijzen opbrengen. De prijzen van de uien waren goed, terwijl eveneens de oogst voldoende is geweest; door minderen uit zaai zijn de winter-voorraden echter niet groot. De in de schuren opgeslagen voorraden winterkool zijn dit jaar weer groot, de prijzen echter zeer laag, terwijl de vooruitzichten nog verre van rooskleurig zijn. Als gewoonlijk w-ordt gehoopt op vorst en een koud voorjaar. In de omgeving HeilooCastricum en langs de duin streek zijn de omstandigheden ook niet gunstig: wel was de aardbeienoogst dit jaar goed, doch de prijs heel laag; van de boonen waren de prijzen hoog, de oogst liet echter te wenschen over. De zuurkoolfabrieken aan den Langendijk hebben het versche product voor lage prijzen kunnen koo- pen, de afzet van zuurkool is normaal, doch kon tot nog toe eveneens slechts tegen lage prijzen plaats vinden. De toestand van den landbouw. Het jaar 1931 was voor het land- en veehoudersbe- drijf een ongelukkig jaar. In het veehoudersbedrijf trad de ongunstige tée- stand in het 2e halfjaar in, eerst met de boter, daar na in October-November met de kaas, alles tenge volge van de buitenlandsche toestanden, waaronder vooral de verhoogingen van invoerrechten en de con- tingenteeringsmaatregelen genoemd moeten worden. Ten aanzien van het overige deel van het veehou dersbedrijf. de varkensmesterij en vetweiderïj, is er niets dan nadeel te vermelden, in het bijzonder bii de vetweiderij, die kapitalen verloor, voornamelijk tengevolge van den onbeperkten invoer in ons land van Deensch- en ander buitenlandsch vleesch. De eigenlijke landbouw, de graanbouw, was ook niet gunstig, al bracht de tarwewet aan velen steun, met het gevolg, dat dé tarwecultuur zeer werd uitge breid. Alleen een hooger maalpercentage zal in staat zijn om voor het kwantum goede inlandsche tarwe nog plaatsing te vinden. Veel veehouders en landbouwers geraken in groote financieele" moeilijkheden en om het evenwicht te vindén wat zeer moeilijk gaat zal er veel gewij zigd en vereenvoudigd moeten worden, wil er nog kans bestaan op een bescheiden loonend bedrijf. Bloembollenkweekeri] en handel. Het gewas van de tulpen, hyacinthen en narcissen was iets beneden het middelmatige; voor crocussen en bijgoed was de oogst goed te noemen. Dientenge volge was het aanbod van eerstgenoemde soorten in het begin van den handelstijd dan ook niet' zoo groot. Tengevolge van de minder gunstige bloemenprijzen in het buitenland waren de prijzen der bloembollen tamelijk laag. Begin Augustus liepen deze iets op, om, zoodra de financieele crisis in Duitschland zich deed gevoelen, weder snel te dalen. Alleen de prij zen voor hyacinthen. speciaal eerste-Rwaliteits-bollen stegen belangrijk door een tekort van,dit artikel. Toen in begin Septembter Engeland den gouden standaard los liet en het pond sterling ver beneden pari kwam te staan, stortte de handel geheel ineen en stonden de exporteurs voor een groot verlies, vooral ook, toen de Scandinavische landen eveneens den gouden standaard lieten varen. Waren deze twee factoren niet ingetreden, dan zou de han del zich tamelijk goed ontwikkeld hebben, alhoewel de doorsneeprijzen op een zeer laag niveau stonden en zelfs voor vele artikelen beneden den productie prijs waren. Alleen voor crocussen en hyacinthen bleef de vraag tot het einde van het handelsseizoen goed. Kaashandel. De Noordhollandsche kaashandel heeft in 1931 uit den aard der zaak met vele moeilijkheden te kam pen gehad. De Meikaas van 1930 is nog tegen rede lijken prijs van de hand gegaan, hetgeen aanleiding was om voor de opzelkaas van 1931 een goeden prijs te besteden, nl. pl.m. 35 gulden per 50 kilo. Mede door de betalingsmoeilijkheden in Duitschland brokkel den de prijzen in den nazomer geleidelijk af tot een niveau van 28 gulden, terwijl daarop in November mede door de daling van het Engelsche pon£ ster ling en de invoerbeperking van Frankrijk, een daling tot 20 gulden volgde. Daar de zomerkaas hoofdzake lijk voor Frankrijk bestemd is staat het er met den handel in oude kaas slecht voor. Alle zeilen zullen moeten worden bijgezet om groote verliezen te voor komen. Noodgedwongen hield de vereeniging van kaashan delaren in Noordholland een betooging met kaas dragers voor de regeeringsgebouwen in «Den Haag, om op den benarden toestand in het zuivelbedrijf te wijzen en krachtiger verdediging onzer handelsbe langen te bevorderen. In tegenstelling met Purmerend, waar zich een kaasbeurs ontwikkelde, kan de markt te Alkmaar zich ongerept handhaven. De aanvoer ter Alkmaar- sche kaasmarkt bedroeg in 1931: 5286 stapels, wegende 6.300.421 K.G. De uitvoer uit Nederland van Edammer 40-plus-kaas bedroeg ip de maanden Januari—November 1931: 21.725 tons ter waarde van f 14.400.000.—. In Januari—November 1930: 21.993 tons ter waarde van f 17.357.000. Gecondenseerde melk. De omzet in dit artikel werd nagenoeg niet bein- vloed door de crisis. De export uit Holland bleef enorm groot en was voor verschillende soorten ge condenseerde melk zelfs grooter dan de vorige jaren. Daar de export naar verafgelegen landen, voorna melijk de tropen, door de slechte economische toe standen achteruit ging, was de concurrentiestrijd tusschen de Hollandsche fabrieken op de hoofd markt, in casu Engeland, grooter dan ooit te voren, want van productiebeperking, hoe dan ook, was geen sprake en daarom is het niet te verwonderen, dat hierdoor en door den val in de sterlingvaluta de toe stand in de gecondenseerde melkbedrijven ten zeer ste beinvloed werd. De verkoopprijzen in Engeland konden geen gelijken tred houden met de daling van het pond sterling, mede doordat de Deensche en Ier- sche fabrieken, in welker landen de valuta eveneens deprecieerde, scherp kunnen concurreeren. Deze concurrentie doet zich nu ook reeds gevoelen op de exportmarkten buiten Engeland. Wat de prijzen van gecondenseerde melk betreft, deze stonden reeds gedurende den zomer van dit jaar op een zeer laag niveau: eind December waren de prijzen nog weer belangrijk lager. Bovendien werd de handel in gecondenseerde melk en boter gehandicapt door tijdelijke invoerverboden in verschillende landen, verscherping van het devie zenverkeer, verhooging van invoerrechten, contin- genteering en andere maatregelen. Bankbedrijf. Het jaar 1930 mag goed genoemd worden, vergele ken bij zijn opvolger 1931 en wanneer wij er "aan herinneren, dat wij bij ons jaaroverzicht van 1930 reeds moesten getuigen, dat de groote beurscrisis, die tegen het einde van 1929 begon, een tijdperk van die- ,pe depressie bleek te hebben ingeluid, dan volgt hier wel uit hoe slecht 1931 over het algemeen geweest is. Het is duidelijk, dat het bankbedrijf den terugslag van dezen algemeen slechten toestand heeft moeten gevoelen. De slechte gang van zaken in zoo vele be drijven, op zichzelf een bijzonder ernstig verschijnsel, ondermijnde dermate het vertrouwen van het. geld- beleggend publiek, dat men ook van een vertrouwens crisis kon gaan spreken. Deze vertrouwenscrisis werd ten zeerste in de hand gewerkt door het ver bijsterend gebeuren dat de „Bank of England" den gouden standaard moest loslaten, terwijl het feit, dat men er niet voldoende van overtuigd is, dat de publiekrechtelijke lichamen hier te lande, speciaal de gemeentebesturen, de tering naar de nering zullen zetten, er niet toe medewerkt om het vertrouwen te doen terugkeeren. Als steeds ging de slechte toestand in de bedrijven gepaard met een ruime geldmarkt voor het geld op korten termijn, zoodat de prolongatiPrente, speciaal over de eerste negen maanden van 1931. nog lager noteerde dan in de overeenkomstige periode van 1930. Over het vierde kwartaal was de verhouding anders, doordat eenerzijds in 1931 de vertrouwenscri sis toen haar invloed deed gelden en anderzijds de prolongatiekoersen sinds 1930 reeds op een zeer laag peil waren aangeland. Do gemiddelde prolongatie- rente luidde kwartaalsgewijs voor 1931 als volgt: lste kwartaal 1.24 (in 1930 2,80): 2de kwartaal 1.40 (vorig jaar 2.50): 3de kwartaal 1.59 (vorig jaar 1.78); 4de kwartaal 2.18 (vorig jaar 1.60). Over het geheele iaar 1931 was de prolongatiekoers gemiddeld 1.60 (in 1930: 2.17). Geheel tegenovergesteld was het met de uitzettin gen op langen termijn. Het emissiebedrijf stónd in de laatste maanden van 1931 nagenoeg stil. omdat vaste leeningen zeer slecht te nlaatsen waren en dan nog slechts tegen aanmer kelijk höoger rente. Dit ging gepaard met een scher pe koersdaling der vroeger geplaatste obligaties. De ze omstandigheden deden verschillende Gemeeonte- hesturen besluiten te trachten 5 obligaties uit te geven met een looptijd van slechts ongeveer 5 jaar. Het succes was verre van schitterend! Niettegenstaan de er beperkte bedragen aan de markt kwamen, slaagden nochtans over het algemeen alleen die Ge meenten, die er het vlugst hij geweest waren. De emissies der Gemeenten, die later kwamen, werden meestal slechts gedeeltelijk door het publiek geno men. De stilstand in het emissiebedrijf werd door de grootbanken wel in de eerste plaats gevoeld, terwijl ook zij, wegens hun internationale relaties, wel het meest onder de andere ongunstige omstandigheden geleden zullen hebben, wat niet wegneemt, dat, zoo als wel duidelijk is, ook over het algemeen voor de provinciale instellingen 1931 een ver van mooi jaar zal blijken geweest te zijn. Grooter risico's, minder winsten! Visscherij en vischhandel te Den Helder en Omgeving. Hoopvol begonnen in het eerste halfjaar door goe de garnalen-, haring- en ansjovisvangsten, sluit 1931 toch met een lager opbrengstcijfer dan 1930, dat trou wens een recordjaar was. Behalve door de in Den Helder en Texel thuisbehoo- rende visschersvloot, zoowel zeil- ate motorvaartuigen, werd ook door vele visschersvaartuigcn van Zuidhol land en Zeeland de eerste 4 maanden met succes aan de garnalenvangst deelgenomen. Het groote aantal vaartuigen gaf een levendigen aanblik aan onze ha ven. De ruime garnalenvangst had geen nadeeligen in vloed op de pi-ijzen, want die waren geregeld hoog door groote vraag, bij gebrek aan vangst langs de Zeeuwsche en Belgische kust. Aan de haring- en ansjovisvangst werd door „trek kers", „fuiken-kommen)-visschers" en „kuilvisschers" deelgenomen. Ook deze vischsoorten werden ruim ge vangen doch konden niet op hooge prijzen bogen. Vooral ansjovis was zeer laag in prijs en soms bijna waardeloos. Wel was het soort klein, maar de groo te voorraad oudere ansjovis en de slechte economi sche toestand drukten de prijzen erg, waardoor de kuilvisschers ver vóórdat het seizoen geëindigd was, deze visscherij eindigden en hun geluk met het trawl- net in de Noordzee gingen beproeven. Geepvangst was iets beter dan het vorige jaar; ook de sardijnvangst liet zich beter aanzien, maar dit ar^ tikel had bijna geen waarde, zoodat naar dat vischje niet intensief gevischt werd. De Noordzeevisscherij levert helaas jaarlijks minder goede visch voor menschelijk voedsel; vooral schol-, topg- en tarbotvangst is de laatste jaren achteruit gaande. Of dit nu aan overbevissching of aan de in tensieve pufvisscherij der laatste jaren, dan wel aan beide te wijten is, staat niet vast, doch een feit is het, dat de goede visch de laatste jaren verdwijnt en mede daardoor de vooruitzichten voor de visschers verre van rooskleurig zijn. Wil men deze visscherij behouden, dan zou de Regcering door proefnemingen moeten trachten daarin verbetering te brengen. Wan neer de teekenen niet bedriegen, zijn er te dien op zichte echter voorloopig geen ingrijpende maatrege len der Regeering te verwachten en zullen de vis schers bij gebrek aan beter, genoodzaakt zijn hoe wel dit niet lóonend is zich nog meer toe te leg gen op het halen van broed uit zee voor de vischmecl- fabrieken en eendenhouders, of hun bedrijf stil te leggen. Het tweede halfjaar kenmerkte zich helaas door zeer slechte uitkomsten. Leverde, zooals boven ge zegd, de Noox-dzee-trawlervisscherij minder goede re sultaten, de garnalenvisscherij bracht niets op door gebrek aan vraag. Ook met. de sardijn was dit het ge val. De lage prijzen maakten het visschen niet loo nend. De palingvangst was slechts matig bij lage prij zen. De „alikruiken"- en „wulkenvangst" was tame lijk, maar de prijzen waren minder goed dan in de voorafgaande jaren. „Mosselen" werden alleen voor cendenvoer gevangen. De „zeegrasoogst" was nor- maall, maar de vraag naar het artikel gering. 'n den vischhandel was het eerste halfjaar wel omzet, maar deze leed zeer onder den algemeenen crisistoestand, die. zich op verschillende manieren deed gevoelen. Vooral de export vnn „haring" en „ansjovis" ondervond hiervan de nadeelen. Duitsch land nam slechts tegen lage prijzen „haring" af en voor „ansjovis" interesseerde het zich bijna niet, zelfs niet bij de lage prijzen van het oogenblik. In het tweedo halfjaar werd het nog moeilijker door do con- lingenteeringsmnatregelen in Frankrijk en 't opheffen van den gouden standaard in Engeland, waardoor de export zoo goed als lam geslagen werd. De binnen- landsche behoefte is gering en daardoor zeer spoe dig voorzien en heeft geen invloed op de voornaam- sto vischsoorten als haring, ansjovis en tong, die hier worden aangevoerd. Mocht de visscherij het vorige jaar met goede hoop op de toekomst eindigen, thans ziet het er met de vooruitzichten voor den handel donker uit. Er zijn echter nog wel eenige lichtpunten. Zoo is er in onze plaats een nieuwe industrie gevestigd, n.1. het ma- kon van vischmeel en het drogen van garnalen. Verwacht, mag worden dat in 1932 de Zuiderzee af gesloten zal zijn. Dit geeft Den Helder de kans zich als visschershaven met zijn ncvenbedrijven verder te ontwikkelen. Een krachtige medewerking der over heid zal daarvoor echter niet gemist kunnen worden. Middenstand- De resultaten zijn weinig bemoedigend. In het algemeen zijn de vakken, die weinig voorraden behoeven, er het allerbeste aan toe, hoewel echter ook daarin de ongunst der tijden zich afteekent door mindere ontvangsten. Als groot bezwaar blijft de winkelier de onmogelijk heid gevoelen om tot vermindering der algemeene on kosten te geraken, daar de uitgaven voor gas, elcctra, waterverbruik, salarissen, vrachten en vooral ook de be lastingen geen centime daalden, zoodat bij een gelijk- blijvenden stukomzet de verkoopprijs niet voldoend© aan den inkoopprijs kan aansluiten. Veel lagere belastingen, zeer veel lagere prijzen der monopolistische bedrijven en belangrijke reductie ook van de advertentiekosten in de dagbladen, kortom een verlaging der onkosten tot het voor-oorlogsche pei!. zal zeer veel kunnen bijdragen tot saneering der midden standszaken, die nu ten onrechte van te hooge prijs stelling worden beticht, doch die dit verwijt moeten terugkaatsen naar hen, die bewust of onbewust mede werken tot het hoog houden der algemeene kosten. Algemeen is men van gevoelen, dat Byk, Provincie en Gemeente nog te veel leven In de sfeer der boom periode, terwjjl hetzelfde van de monopolistische parti culiere bedrijven dient te worden gezegd. Het Bouwbedrijf. Ook het bouwbedrijf ontkomt niet aan de nadeelen van de buitengewoon moeilijke tijden, zij het Jan ook dat dit als beschut bedrijf niet in de voorste rij wordt aangetroffen. Alhoewel in het vorige jaar nog van een betrekkelijk gunstigen toestand gesproken kon .vorder, komt thans ook hierin een kentering. Waar de ervaring heeft geleerd, dat genoemd bedrff later dan andere de gevolgen van maatschappeüjken teruggang ondervindt, kan vrij zeker worden aangeno men, dat voor het bouwbedrijf het ergste nog moet ko men. Kenmerkend zijn de aannemingscijfers, die, vei ge leken met het voorafgaande jaar, een teruggang van ruim 17 pet. of ruim 34 millioen gulden, doen zien. Een ongekend scherpe concurrentie heeft zich in den loop van dit jaar op zeer ongunstige wijze doen ken nen en de bedrijfsmogelijkheden ernstig aangetast Het prijspeil van vele bouwmaterialen beweegt zich ongeveer op het niveau van voor den oorlog. Dat de ongezonde verhouding tuschen de productie kosten en de geldende prijzen van sterken invloed op den gang van zaken in het bouwbedrijf la- behoeft «een nader betoog. De werkloosheidscijfers, hoewel boven de normale verhouding uitgaande met ongeveer 30 pet, geven geen aanleiding tot pessimisme. De huidige toestand In het bouwbedrijf in Hollands Noorderkwartier kan, dank zij het blijvend initiatief van eigenbouwers en het vrij groote aantal in uitvoering zijnde werken, als tamelijk gunstig worden beschouwd. De Zuiderzeewerken waaraan in September 4804 arbeiders werkzaam waren, tegen 5136 in 1930, werden met kracht voortgezet. Omtrent den stand der werkzaamheden in den Wie- ringermeerpolder kan ik U het volgende rapporteeran: In het afgeloopen jaar werd de in September 1930 aangevangen ontginning van den Wieringermeerpolder m*t kracht voortgezet. In totaal kwam tot half Decem ber 1931 een oppervlakte van 11400 H.A. gereed. Het geheele jaar door vonden er ruim 2000 arbeiders regelmatig werk. Voor het grootste gedeelte hadden de tewerkgestelde arbeiders woonplaats in Noordholland sche gemeenten. Verschillende arbeiders in het bij zonder ongehuwden hadden kosthuizen gevonden in het Randgebied. Ongeveer 600 tewerkgesteld en gehuwden en kost winners uit andere provinciën waren in arbeiders kampen gehuisvest. De meeste werkzaamheden werden in accoordloonen uitgegeven. Het gemiddeld verdiende uurloon varieerde van ongeveer 50 tot 59 cent. Handel en industrie vonden in den nieuwen polder een ruim afzetgebied. De draineerbuïzen-industrie plaatste het grootste ge deelte van haar productie in den Wieringermeerpolder. De bouwmaterialenhandel leverde voor flinke bedragen af, terwijl tal van andere industrieën direct of indirect bij leveringen aan den Wieringermeerpolder waren be trokken. Met voldoening kan worden geconstateerd, dat ook de binnen het gebied der Kamer gevestigde ïudu- strieele- en handelszaken een belangrijk aandeel in de leveringen aan den Wieringermeerpolder hebben gehad. Met de bebouwing en de kolonisatie van den polder werd in het verslagjaar aangevangen. In het eerste kerndorp bij Sluis I kwamen reeds 20 woningen geheel gereed, terwijl ter plaatse nog ruim 80 woningen in aanbouw zijn. In het dorp bij Sluis IH zijn ruim 100 woningen in aanbouw. Bereids werden 20 groote landbouwschuren ,:esticht en gedeeltelijk in gebruik genomen, terwijl met den bouw van 33 schuren deze maand (Januari) wordt aan gevangen. Daarenboven verrijzen bij de landbouwschu ren arbeiderswoningen, waarvan er reeds 100 zijn aan besteed. Het behoeft niet gezegd, dat zich in den nieu wen polder gedurende een kort tijdsbestek een groote bedrijvigheid heeft ontwikkeld, die nog zal toenemen, naarmate de kolonisatie vordert. Begin 1932 zal met de uitgifte van bouwperceel-en in erfpacht voor neringdoenden en klein-industrieelen wor den aangevangen. Voor den middenstander-zakenman ligt in den polder een toekomst Westfriesche kanalen. Blijkens mededeeling van de Westfriesche Kanaalver- eeniging was het jaar 1931 voor haar in hoofdzaak een jaar van afwachten, hoe de ontworpen en door de Re geering en de Staten dezer provincie goedgekeurde en aanvaarde plannen zouden worden ten uitvoer gebracht. Uit den aard der zaak vordert de voorbereiding van die Y/erken geruimen tijd. De vereeniging houdt zich bereid om. zoodra op hare medewerking een beroep mocht worden gedaan door de bevoegde autoriteit, die te ver- leenen. Met de onderscheiding, die aan ons lid, den heer G. Nobel, ten deel viel, door het verkrijgen van de op dracht voor de regeling van de overname van de gron den en gebouwen ten behoeve van het Westfriesche ka- nalenplan en het Provinciale Wegennet, mocht ik hem bij een vorige gelegenheid reeds complinienteeren. In de pers duiken zoo nu en dan berichten op van personen, die de kanalisatie met het oog op het toene mend autoverkeer meenen te moeten ontraden. Reeds vroeger gaf ik als mijn meening te kennen, dat inder-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 6