Een draadje in den grooten vijver...
Radioprogramma
EEN GROOTE EN ONBEKENDE
GROEP VAN DIEREN.
Hoe men zich
warm houdt.
De eerste reportage ter wereld van de
avonturen aan boord van een
kabel-reparatieschip.
Merkwaardige variëteiten onder de wormen.
door
PROF. H. VREDENDAAL.
De moderne wetenschap heeft in den grond, waar
over wij loopen, een wereld van dierlijk leven ont
dekt, waarvoor in het algemeen minder belangstel
ling bestaat dan voor andere gebieden der levende
natuur. Toch zijn er onder de kleine holbewoners
eenige zeer merkwaardige diertjes. Zij behooren tot
verschillende afdeelingen van het dierenrijk, o.a. tot
de insecten, doch de overgroote meerderheid zijn
wormen. Na de bacteriën zijn de wormen de dieren,
die in de grootste aantallen op onze planeet voorko
men. De worm is het symbool van al wat nietig en
onbelangrijk is. en toch is het langste dier dat wij
kennen een worm. Deze worm kan 30 M. lang wor
den: hij leeft echter niet in den grond, doch in de
zee. Er zijn wormen met twee hersenstelsels, één aan
elk uiteinde van hun lichaam en bij verscheidene
soorten van zeewormen zijn de moederdieren zoo
zelfopofferend dat zij zichzelf door hun jongen la
ten opeten.
En ook onze gewone regenwormen zijn onze be
langstelling waard. Zonder deze diertjes, die bij
duizenden in den grond leven en werken, zou het
er voor den landbouw slecht uitzien. Eenige jaren ge
leden richtte een overstrooming van de Mississippi
groote verwoestingen aan en toen verklaarden de
deskundigen, dat zij de herstPlkosten niet konden be
rekenen. zoolang niet bekend was. of er genoeg re
genwormen in leven waren gebleven om den grond
vruchtbaar te maken. Wanneer alle wormen ver
dronken waren, zou de vruchtbaarheid van het land
slechts verkregen kunnnen worden door van elders
deze nuttige diertjes aan te voeren. In normale om
standigheden bevinden zich in het Mississippi-bek-
ken 10.000 wormen op één mensch.
Reuzenwormen.
Een gewone regenworm is nauwelijks een decime
ter lang, doch in Zuid-Gippsland (Australië) vindt
men een zeer groote variëteit van dezelfde dieren,
die 1.80 M. lang kunnen worden. Hun eieren hebben
een diameter van 7 c.M. en zij maken luide, gorge
lende geluiden, wanneer zij zich in hun gangen te
rugtrekken voor een vijand. Behalve groote wor
men vindt men onder deze afdeeling van het dieren
rijk ook zeer kleine diertjes. Eenige zijn zelfs mi
croscopisch klein, o.a. de nematoden, de kleinste
meercellige diertjes, die men kent. Aarde of modder
bevatten ze in grooten getale, wat onder den micros
coop duidelijk blijkt. Onder deze nematoden zijn er
ook, die als parasieten leven, o.d. de mijnworm, die
de menschen aanvalt via de huid van hun voeten
en die op zichzelf in de tropen meer ziekte en leed
moet hebben veroorzaakt dan eenig ander diersoort,
de bacteriën van malaria en gele koorts niet uitge
zonderd. Ook de trichinase, die ontstaan kan door
het niet geheel gaar varkensvleesch, wordt veroor
zaakt door een nematode. In een ons varkensvleesch
vindt men soms 100.000 van die parasieten en in het
lichaam van een geinfecteerd persoon leven er soms
100 millioen.
Nattige dieren.
Niet alle nematoden zijn echter schadelijk voor
den mensch. Vele nematoden, die in den grond of
In het water leven, zijn geen parasieten en eenige
.soorten dragen zelfs bij tot vruchtbaarheid van den
bodem, evenals de veel grootere wormen. Eten is
Een nematodedie in het bloed en den lever
van den mensch leeft.
voor de nematoden iets van het hoogste belang, want
hun hersencellen staan in verbinding met hun mond
en slokdarm, niet met hun kop en oogen. zooals bij de
hooger ontwikkelde dieren. En de zenuwen, die door
hun geheele lichaam loopen, komen niet samen in
een zenuwknoop in den kop, doch in een kring van
hersencellen rondom den slokdarm. Als zij al oogen
hebben, bevinden deze zich ook vlak bij de mond
opening en bij de hersens. Al hun zintuigen en her-
senkracht zijn dus gericht op het opnemen van voed
sel. Toch zijn zij niet geheel zonder intelligentie; zij
kunnen zich schikken naar de eischen van hun om
geving. Zoo is er een bepaalde soort van nemato
den. die een gedeelte van hun leven doorbrengen in
het lichaam van een soort sprinkhanen, die alleen de
jonge blaadjes aa«i het uiteinde van een tak eten.
Teneinde nu te bereiken, dat de eieren in het li
chaam van een of anderen sprinkhaan komen, moe
ten zij op die topblaadjes gelegd worden. De moe
der-nematode kruipt nu tegen den stam op, totdat
haar primitieve oogen het verschil zien tusschen den
blauwen hemel en het groenachtige licht onder de
bladeren.
Een cobra-nematode met een slagtand in zijn
verhemelte en eenige rijen kleine tandjes
om plantènworteltjes te eten.
De 30 M. lange wormen, die wij hierboven reeds
noemden, concentreeren hun hersencellen rondom
n orgaan, dat de proboscis genoemd wordt. Dit is 'n
tongvormig orgaan met een hoornachtige punt en
een giitklier aan het uiteinde; de geheele proboscis
kan op het beslissende moment plotseling worden
uitgestulpt. De vijand of de prooi, die er getroffen
wordt, raakt verlamd en wordt opgeslokt, want deze
wormen hebben een reusachtige, rekbare mondope
ning, zoodat zij dieren kunnen verslinden, die veel
dikker zijn dan zijzelf. Zoo'n reuzenworm is dus te
vergelijken met een intelligente giftige pijl, waaraan
een eind van 30 M. sliert.
De zeer uiteenloopende hersenstelsels der wormen
doen de natuuronderzoekers verbaasd staan. Zoo is
men er in Frankrijk in geslaagd, platwormen te dres-
seeren: een bewijs, dat zij een zekere intelligentie be
zitten. De platwormen, zoo genoemd naar hun li
chaamsvorm in tegenstelling met de rond wormen,
vindt men sonis onder bloempotten in vochtige kas
sen of onder rottende bladeren en andere planten-
deelen aan de oevers van beekjes of vijvers. Zij on
derscheiden zich door een merkwaardig vermogen
om verloren gegane lichaamsdeelen te doen aan
groeien; men heeft ze weieens in twintig en meer
stukken gesneden en is er in enkele gevallen in ge
slaagd, uit elk stuk van den ouden worm een nieu
we te kweeken. Het merkwaardigste is echter, dat
deze platwormen in tijden van voedselschaarschte
kleiner worden; geen van alle sterven zij echter den
hongerdood en hun steeds kleiner wordend organis
me blijft volledig. Ze worden slechts tot dwergen en
als er weer overvloed van voedsel komt, groeien
zij steeds voort, totdat zij hun maximum grootte van
2 of 3 c.M. hebben bereikt. De afmetingen van hun
lichaam beteekenen voor hen dus een reserve voor
komenden hongersnood.
De „dressuur" van de platwormen kwam neer op
het volgende. Onder hun eigenschappen zijn er twee,
die daarbij in aanmerking worden genomen: zij ont
wijken het licht en zij houden zich dood. als zij aan
geraakt worden. Door de wormen tegelijkertijd aan
te raken en te beschijnen, kan men hen op den duur
leeren, om zich reeds bij het enkele beschijnen dood
te houden. Ook regenwormen, een der hoogst ont
wikkelde wormsoorten, kunnen op soortgelijke wijze
gedresseerd worden. Men kent wormen, die zoo door
zichtig zijn als glas. zoodat men hen onder den mi
croscoop geheel kan onderzoeken, zonder hun lichaam
open te snijden. Er zijn ook wormen, die een fosfori-
seerend licht geven, zoodat zij kleinere organismen
kunnen zien en vangen, die anders onzichtbaar zou
den zijn. Zij worden zelf echter ook vee] gemakkelij
ker gevangen door dieren, die jacht op hen maken.
Elke keer, dat er monsters van den bodem der zee
worden onderzocht, vindt men nieuwe wormsoor
ten. Ongetwijfeld zijn er duizenden variëteiten,
waarvan wij het bestaan nog niet kennen; op dit
gebied kunnen nog verrassende ontdekkingen wor
den verwacht.
De fout van de stedelingen is, dat zij te
veel kleederen dragen. Meer vet en sui
ker. De waarde van heete whisky,
cacao en chocolade.
Er bestaat een groot onderscheid, zegt. dr. Edward
Yeates, tusschen warm worden en warm blijven.
Een man of een vrouw van normale gezondheid, en
onder zulke normale omstandigheden, als de moderne
toestanden van onze samenleving veroorloven, kan
niet alleen zeer gemakkelijk warm worden, maar ook
warm blijven.
De eerste voorwaarde daarvoor is een goede bloeds
omloop. De tweede is goede brandstof om de
lichaamswarmte op peil te houden.
Wanneer het hart gezond of vrij gezond is, zal het
zijn plicht doen en het bloed door het lichaam doen
stroomen. Om het hart een goede kans tc geven, moe
ten de bloedvaten, die daaraan bloed onttrekken,
goed in actie blijven en zoo ook de bloedvaten, die het
bloed weer tenig stuwen.
Te veel mode.
Het moderne leven vereischt mijns inziens te veel
kleeding. De mode schrijft voor, dat een man of
een vrouw niet behoorlijk gekleed is, tenzij dit of dat
kleedingstuk volgens de mode aan hebben.
De levenswijze van de stedelingen brengt hen er toe
gedurende liet warme gedeelte van het jaar onnoo-
dig veel kleeding te dragen, waardoor zij hun
lichaam aan dit overbodige wennen, m.a.w. de weel
de wordt tot noodzakelijkheid. Het gevolg is, dat als
het koude jaargetijde intreedt, men de menschen
ziet huiveren, ofschoon zij dik gekleed zijn in pelzen
en bont.
Het is een groote dwaling om te denken, dat het
noodzakelijk is, het lichaam in dikke omhulsels te
pakken, evenals de leeken ook veel lappen wikkelen
om een snede in den vinger, hetwelk niet alleen geen
nut heeft, maar bovendien meestal het bloeden ver
meerdert.
Wat de lichaamsklecding betreft, zou het doel moe
ten zijn: de natuurlijke warmte in het lichaam te be
waren, en te dieneinde moeten behoorlijke materialen
direct op de huid gedragen worden, vooral op die
lichaamsdeelen, die het meest aan kouvatten onder
hevig zijn.
Vermijd te nauwe kleeding.
De kleeding moet niet te nauw zijn, op geen enkel
deel van het lichaam, want dan worden de bloedva
ten belemmerd. Zij moet ook niet te wijd zijn, want
dan heeft de koude lucht gelegenheid veel verdam
ping te veroorzaken, met de daaraan verbonden ge
volgen.
Direct op de huid is de beste kleeding; wol, hetzij
zuivere wol of met zijde gemengd. Alle soorten ka
toen hebben de eigenschap kilte te veroorzaken.
Het is bepaald noodzakelijk om de onderbuik en de
nieren warm te houden, en een van de beste dingen,
die men dragen kan, is een gordel van zuiver wol.
De voet is in de beschaafde wereld een zeer gevoe
lig lichaamsdeel geworden, daar hij gedurende gene
raties steeds bekleed geweest is. Doch wanneer men
de voeten warm kan houden, is het zeer waarschijn
lijk, dat de rest van het lichaam ook een aangename
temperatuur behoudt. Ten dien einde moet men
steeds zuivere wollen, of dikken zijden sokken of kou
sen dragen. Men moet een kurken inleg in de schoe
nen doen, en wanneer het mogelijk is, dik gezoolde
schoenen dragen met een buitenzooi van rubber. Men
moet de handen ook warm houden met handschoenen
van binnen met bont gevoerd.
Heete baden zijn verkeerd.
Dit wat de kleeding betreft Het begin van dèn
dag, wanneer men opstaat, kan de temperatuur van
het lichaam voor den geheelen dag bepalen. Het is
zeer verkeerd om een warm bad te nemen of niet het
geheele lichaam des morgens te wasschen. Een lauw
warm bad is wel goed, wanneer men zich daarna on
middellijk koud afsponst, en dan flink afwrijft met
een ruwe badhanddoek.
Persoonlijk ben ik van meening, dat zij, die er te
gen kunnen, veel nut zullen hebben van een koude af-
sponsing en daarna een afwrijving, dan snel aanklee-
den en ontbijten, maar niet talmen bij een heet vuur
of een oververhitte kamer.
Aldus voorbereid op het dagelijksch werk, moet
men, als de tijd het toelaat, naar zijn kantoor wande
len en daarbij zorgen da* men door den neus adem
haalt en den nond gesloten houdt. Wanneer men op
kantoor» werkt, moet men niet naast een gloeiende
kachel gaan zitten M de kamer ongeventileerd laten,
dan vat men koude als men naar huis gaat en weder
in de buitenlucht komt.
Het is veel beter om een voetwarmer met heet wa
ter onder zijn schrijftafel te hebben. De gloed daar
van zal het geheele lichaam warm houden, zonder
eenig nadeel.
Gebruik geen warmen whiskey of eenigen warmen
alcohol gedurenden den werktijd, want de gevolgen
daarvan zijn nadeelig. Warme chocolade is goed. In
den avond kan men een heeten cognacgrog met veel
suiker nemen voor het naar bed gaan, maar een
warmen citroengrog met water en suiker is in vele
gevallen even goed, zoo niet beter.
Vetten en suiker zijn noodzakelijk.
Bij koud weer heeft ons lichaam veel verwarmend
voedsel noodig. Vetten en suiker moeten dan in
groote hoeveelheden gebruikt worden als bij warm
weder.
Ik geloof, dat beperking van het vet- en suikerge-
bruik een groote rol gespeeld ebben bij de lange
doodenlijst van kinderen en jeugdige personen in de
laatste jaren, daar deze het natuurlijk noodig hebben,
om te worden „opgestookt".
Maar in de eerste plaats, draag zoo weinig mogelijk
overbodige kleeding bij warm weder, en draag bij
koud weder warme onderkleeding, dan zullen dikke
overjassen niet noodig zijn, en de bloedcirculatie
wordt daardoor vrijer. Houdt uw voeten en uwe han
den warm en de natuur zal de rest doen.
DONDERDAG 7 JANUARI.
HILVERSUM (1875 M)
A-V-R-O.
8-00 Tijdsein; 8.0110.00 Gramofoonmuziek; 10.00 Tijd
sein; 10.0110.15 Morgenwijding; 10.15—10.30 Gramo-
foonmuziek; 10.30—11.00 Viool en piano; 11.00—11-30
Knipcursus kinderkleeding; 11.30—12.00 Gramofoonmu-
zlek; 12.00 Tijdsein; 12.01—2.00 Het Omroep-Orkest o.l.v.
Nico Treep; 2.00—2.30 Rustpoos zender; 2.30—3.00 Gra-
mofoonmuziek; 3.003.45 Knipcursus voor gevorderden;
3-454.00 Gramofoonmuziek; 4.005.00 Ziekenuur door
Antoinette van Dijk; 5.00—6-30 Kovacs Lajos en zijn
Orkest; 6.30—7.00 Sportpraatje door H. Hollander; 7.00—
7.30 Optreden van „De Cavelli's" (accordeon-virtuozen);
7.308.00 Engelsche les voor beginners; 8-00 Tijdsein;
8.018.15 Gramofoonmuziek; 81510.30 Aansluiting van
de Stadsgehoorzaal te Leiden; Het Residentie-Orkest
o.l.v. Peter van Anrooy; In de pauze: Zangvoordracht
door Maria Baska; 10.3010.45 Nieuwsberichten van
Vaz Dias; 10.4512.00 Gramofoonmuziek.
HUIZEN (298 M)
KRO*
8.009-15 Morgenconcert.
NCRV-
10.00 Gramofoonmuziek; 10.1510.45 Korte Ziekendienst;
10-4511.00 Gramofoonmuziek.
KRO*
11.0011.30 Gramofoonmuziek; 11.3012.00 Godsdienstig
halfuurtje; 12.00 Tijdsein; 12.01—12.15 Politieberichten;
12.15-2.00 Het K.R.O.-Orkest o.l.v. Johan Gerritsen.
NCRV.
2.003.00 Cursus fraaie handwerken; 3.003.15 Gramo
foonmuziek; 3.153.45 Vrouwenuurtje; 3.454.00 Verzor
ging zender; 4.005.00 Ziekenuurtje; 5.005.45 Cursus
Handenarbeid; 5456.45 Cello-recital door Andries de
Swarte; 6-457.00 Cursus Knippen en Stofversieren;
7.00—7.30 Vragenhalfuurtje; 7.30—7.45 Politieberichten;
7.458.00 Persberichten Ned. Chr. Persbureau; 8-00
10.30 Concert door The English Quartet, met medewer
king van Strijkkwartet; in de pauze: 9.009.30 Lezing
door J. Bakker: „De beteekenis van de Vereeniging van
Kerkvoogdijen in de Nederlandsch Hervormde Kerk";
10.30—10.40 Persberichten van Vaz Dias; 10.40—11.30
Gramofoonplaten.
door
ANTON E. ZISGHKA.
(Aan boord van de „Joh. W. Mackay".)
Hebt U wel eens getracht met geblinddoekte oogen
een draadje garen uit een badkuip te visschen? Niet
zoo eenvoudig, wel? Nu wij zijn thans bezig uit
den Atlantischen Oceaan een kabel op te visschen,
die men met twee handen gemakkelijk omspannen
kan en die zoo ongeveer op 4700 Meter diepte op den
zeebodem ligt! Of liever: wij zoeken de uiteinden van
den kabel, want de transatlantische leiding is ge
broken.
Mijn avontuur met de „Joh W. Mackay" begon in
het New-Yorksche station van een Amerikaansche
transatlantische kabelmaatschappij. Mijn vriend
Johny O'Brien zat aan het toestel. En plotseling was
de lijn „dood", had hij Londen verloren! Nu dat
is een dagelijks voorkomend iets. Want er kunnen
stormen opsteken, die de zee omwoelen, zoolang, tot
de kabel breekt, er kunnen stoomtreilers voorgeko
men, die hun anker juist in den kabel werpen, of er
kunnen ijsbergen opkomen, die bij New-Foundland
aan den grond raken en den kabel verpletteren. En
als dat alles niet het geval is, dan zorgt een onder-
zeesche aardbeving er wel voor, dat de kabelleggers
nooit zonder werk zitten.
De radiotelegrafisten van de maatschappij zochten
onmiddellijk verbinding met het kabelschip „John
W.Mackay". Het kwam naar Halifax en op een wijze,
die ik hier niet nader beschrijven zal, wist ik te be
reiken, dat men mij meenam. Daarna 18 dagen lang
niets dan zware zeeën, stormen, nevels en wervelwin
den, één dag zonneschijn en dan weer 9 dagen
storm, ijs en huizenhooge golven.
En toch vischt kapitein Livingstone de ka
beleinden op en liet ze weer aaneenhechten! Op wel
ke wijze?
Twee-en-twmtig lijnen verbinden Europa met Ameri
ka. Men weet, waar zij liggen, want de kabelleggers
hebben zoo ongeveer de beste zeekaarten ter wereld.
Maar dan breekt er plotseling zoo'n lijn en de beide
uiteinden blijven natuurlijk niet op de plaats liggen,
waar zij gebroken zijn. Stroomingen en grondbewe
gingen laten een kabel niet met ru3t. Men moet in
derdaad „zoeken". Met een galvanometeren met
een schip dat er uit ziet, als een luxe jacht, glanzend
wit, glimmend en blinkend, maar driemaal zoo groot
als een jacht. Een schip, dat tanks heeft met vele
kilometers kabel en dat ook bij halfvolle ruimen op
de golven schommelt als een kameel in de woestijn.
Zelfs reeds bij vlakke zee. Maar kabels breken
haast uitsluitend bij storm. En de kabelleggers trek
ken er dadelijk na het breken op uit om te reparee-
ren. 24 uur per dag moet de lijn in werking zijn om
genoeg dividend op te leveren, ieder uur van opont
houd kost duizenden guldens!
De „John W.Mackay" baant zich in het zwaarste
weer een weg door de golven, door nevel en storm,
en al had men mij niet verboden om te fotografee
ren bij dit licht
De marconist heeft de handen vol. De chef-electri-
cien zit in zijn werkplaats, die er uit ziet als het
laboratorium van den een of anderen professor, de
navigator rekent en rekent. Want op een bepaald
punt, midden in den Oceaan, moet aangestuurd wor
den. Een punt, dat op de kaarten van den kabelleg
ger is aangegeven. Het landstation heeft namelijk
vastgesteld, dat de eerste breuk op 899 Mijl van
New-York verwijderd is. Hoe men dat berekende? Het
is bekend, dat de electrische weerstand in een direc
te verhouding staat tot de lengte van den geleider.
En die geleider is de kabel! En de waarde, die iedere
mijl kabel aan electriciteit bevat, is bekend, die
heeft men bij het leggen vastgesteld. De berekening
is dus eenvoudig. Minder eenvoudig is het, de speld
in de hooischelf, in dit geval het punt in den oceaan
te vinden.
Maar het werd gevonden. Door radiopeiling, enz.
Door middel van het echo-lood kan men de diepte
tot den zeebodem meten. De tijd die het geluid af
legt tot aan den zeebodem, waar het teruggekaatst
wordt en weer opgevangen, geeft de diepte aan. Op de
plaats aangekomen, maakt de „John W.Mackay" een
sierlijke boog, en manoeuvreert zoodanig dat de
boeg loodrecht op den kabel komt te staan op on
geveer 5 mijl afstand van de vermoedelijke plaats
hiervan. Een grondproef wordt genomen en daarna
het daarbij passende speelanker gekozen. Er zijn er.
die den vorm van een tang hebben, spiraalvormige,
groote en kleine, voor iedere bodemsoort een bepaal
de. Maar allen sluiten zich automatisch om den ka
bel heen, als zij er langs gaan-
Tweeduizend twee honderd twintig Kilogram water
druk rust hier op iederen vierkanten centimeter van
den kabel En wij beginnen het anker verder te
sleepen. Met een snelheid van één mijl per uur. En
inderdaad wij hebben geluk. Maar op het geluk
alleen gaat geen enkele kabellegger af. Voor den start
zetten wij een boei buitenboord, een stalen boei van
6 voet doorsnede met, blinklichten. Dikwijls kruist
het schip drie weken rond. Dan weet men tenminste,
waar de kabel niet is. .Livingston, de kapitein is
op het dek, verliest de groote schijf niet uit het oog,
waardoor de weerstand van het sleepanker wordt aan
gegeven, de kracht, waarmede dit aan de lijn trekt.
Op de brug staat de tweede stuurman en stuurt het
schip met den machinetelegraaf, want het roer is
niets waard bij dit tempo. Men stuurt met de schroe
ven. Een uur zoeken wij, nog een, nog twee, nog
viei Livingston gaat zitten op den staalkabel van
het sleepanker, want zijn kunst, zijn aangeboren ta
lent is het te voelen of de kabel beet heeft. Li
vingston zit in den storm op de staaldraad, die in zijn
lichaam snijdt, hij wacht, hij zoekt dan een
kreet! Wij hebben de kabel Dadelijk stoppen,
want deze kabel is 40 jaar oud en nogal breekbaar.
Er kan aarde boven op liggen en als wij tè h^rd trek
ken, kunnen uit één breuk tien andere ontstaan.
Voorzichtig wordt de druk beproefd, de wijzer is om
hoog gedraaid, het anker zit. Acht uur duurt het, voor
dat de kabel goed en wel uit het grijsgroene water op
duikt. En dan begint het eigenlijke pas. Als een reus
achtige zeeslang komt de kabel uit het grijsgroene
water te voorschijn, bedekt met planten en begroeid
met schelpen. Het einde hebben wij nog niet. Maar
de chef-ingenieur in de proefkamer laat vanaf de uit
gezette boei een leiding leggen, hij werkt met speciale
galvanometers, berekent nauwkeurig den weg tot het
einde van de kabel. Langzaam vaart de Mackay langs
de kabel. Reuzenboeien houden het einde boven wa
ter. Het e e n e einde. Waar zal het tweede zijn? Drie
Mijl of tachtig Mijl van ons verwijderd? Weer
hetzelfde, w eer onweer, storm, een voortdurende
strijd met den oceaan. Twee een vijftig duizend dollar
kost een Mijl kabel 11
Acht dagen zoeken wij, vinden wij niets. Steeds
minder hooren wij de klanken van de gramofoon in
de leeszaal, de gesprekken van de menschen verstom
men allengs 5000 Tollar kost een week varen
met den kabellegger. Maar een veelvoud daarvan
komt er minder binnen aan telegrammen
Zoeken zoeken. Men jaagt op een klein, dun
draadje in de zee Aardmrssa's moeten den ka
bel begraven hebben, veranderingen van den zeebo
dem Livingston '.aat het gevonden uiteinde met
een nieuwen kabel verbinden, legt 12 Mijlen uit, 20,
nu 34 Een dag van duisternis, nevel, eeuwig
gebrul van den misthoorn; het schip zwaait en
stampt, zoodat 12 van de 93 man halfdood zijn. Reeds
langen tijd doe ik niets anders dan verlangen naar
het einde van dit a ontuur. Maar ddn komt er ten
slotte één dag, waarop de zon zich weer vertoont,
waarop de storm de woorden niet meevoert, zoodra zij
gesproken zijn. Allen leven weer op. En of het zoo
moest zijn Livington vindt het tweede kabel
einde!
Vierendertig jaar is de „eerste hydrograaf" reeds
werkzaam voor de maatschappij, 40 jaar de machine
meester van de trommels. Maar steeds gaat er weer
een golf van vreugde over de geheele bemanning, als
de kabel weer hersteld is, als de radiotelegrafist aan
dek komt en meldt, dat alles „O X." is, dat het kust-
station de herstelling van de verbinding heeft ge
meld. Want dat is nog niet steeds zeker. Het kan zijn,
dat de kabel op meerdere plaatsen gebroken is. dat
de eerste herstelling nog geen verbinding geeft. Dan
moet er wéér gezocht worden.
Eerste steward Smith komt met zijn beste spul
len voor den dag; de tafel is dien dag bijzonder
feestelijk; Livingston steekt zijn pijpje aan, tot den
laatsten man is men vergenoegd aan boord.
De „John W.Mackay" vaart naar huisMis
schien zendt men het schip halverwege de haven
alweer ergens anders heen. Brandstof is er voor
drie maanden aan boord.
„Hard werken bij ons", zegt de kapitein, in zijn te
legramtaaltje, „de kabelsde zenuwen der we
reldoveral zijn die zenuwen kapot
Beursberichten en wereldschokkende tijdingen loo
pen weer door de draad. De man echter, die het te
legram aan het loket afgeeft, denkt alleen over den
prijs van die woorden. En hij weet niets van den
eeuwigen strijd tegen het geweld van de zee, van
den storm, hij weet niets van kabelleggers en dat
jaarlijks vele malen onbeduidende draadjes uit een
oceaan gevischt moeten wordenOnbeduidend?