Een draadje in den grooten vijver... Radioprogramma EEN GROOTE EN ONBEKENDE GROEP VAN DIEREN. Hoe men zich warm houdt. De eerste reportage ter wereld van de avonturen aan boord van een kabel-reparatieschip. Merkwaardige variëteiten onder de wormen. door PROF. H. VREDENDAAL. De moderne wetenschap heeft in den grond, waar over wij loopen, een wereld van dierlijk leven ont dekt, waarvoor in het algemeen minder belangstel ling bestaat dan voor andere gebieden der levende natuur. Toch zijn er onder de kleine holbewoners eenige zeer merkwaardige diertjes. Zij behooren tot verschillende afdeelingen van het dierenrijk, o.a. tot de insecten, doch de overgroote meerderheid zijn wormen. Na de bacteriën zijn de wormen de dieren, die in de grootste aantallen op onze planeet voorko men. De worm is het symbool van al wat nietig en onbelangrijk is. en toch is het langste dier dat wij kennen een worm. Deze worm kan 30 M. lang wor den: hij leeft echter niet in den grond, doch in de zee. Er zijn wormen met twee hersenstelsels, één aan elk uiteinde van hun lichaam en bij verscheidene soorten van zeewormen zijn de moederdieren zoo zelfopofferend dat zij zichzelf door hun jongen la ten opeten. En ook onze gewone regenwormen zijn onze be langstelling waard. Zonder deze diertjes, die bij duizenden in den grond leven en werken, zou het er voor den landbouw slecht uitzien. Eenige jaren ge leden richtte een overstrooming van de Mississippi groote verwoestingen aan en toen verklaarden de deskundigen, dat zij de herstPlkosten niet konden be rekenen. zoolang niet bekend was. of er genoeg re genwormen in leven waren gebleven om den grond vruchtbaar te maken. Wanneer alle wormen ver dronken waren, zou de vruchtbaarheid van het land slechts verkregen kunnnen worden door van elders deze nuttige diertjes aan te voeren. In normale om standigheden bevinden zich in het Mississippi-bek- ken 10.000 wormen op één mensch. Reuzenwormen. Een gewone regenworm is nauwelijks een decime ter lang, doch in Zuid-Gippsland (Australië) vindt men een zeer groote variëteit van dezelfde dieren, die 1.80 M. lang kunnen worden. Hun eieren hebben een diameter van 7 c.M. en zij maken luide, gorge lende geluiden, wanneer zij zich in hun gangen te rugtrekken voor een vijand. Behalve groote wor men vindt men onder deze afdeeling van het dieren rijk ook zeer kleine diertjes. Eenige zijn zelfs mi croscopisch klein, o.a. de nematoden, de kleinste meercellige diertjes, die men kent. Aarde of modder bevatten ze in grooten getale, wat onder den micros coop duidelijk blijkt. Onder deze nematoden zijn er ook, die als parasieten leven, o.d. de mijnworm, die de menschen aanvalt via de huid van hun voeten en die op zichzelf in de tropen meer ziekte en leed moet hebben veroorzaakt dan eenig ander diersoort, de bacteriën van malaria en gele koorts niet uitge zonderd. Ook de trichinase, die ontstaan kan door het niet geheel gaar varkensvleesch, wordt veroor zaakt door een nematode. In een ons varkensvleesch vindt men soms 100.000 van die parasieten en in het lichaam van een geinfecteerd persoon leven er soms 100 millioen. Nattige dieren. Niet alle nematoden zijn echter schadelijk voor den mensch. Vele nematoden, die in den grond of In het water leven, zijn geen parasieten en eenige .soorten dragen zelfs bij tot vruchtbaarheid van den bodem, evenals de veel grootere wormen. Eten is Een nematodedie in het bloed en den lever van den mensch leeft. voor de nematoden iets van het hoogste belang, want hun hersencellen staan in verbinding met hun mond en slokdarm, niet met hun kop en oogen. zooals bij de hooger ontwikkelde dieren. En de zenuwen, die door hun geheele lichaam loopen, komen niet samen in een zenuwknoop in den kop, doch in een kring van hersencellen rondom den slokdarm. Als zij al oogen hebben, bevinden deze zich ook vlak bij de mond opening en bij de hersens. Al hun zintuigen en her- senkracht zijn dus gericht op het opnemen van voed sel. Toch zijn zij niet geheel zonder intelligentie; zij kunnen zich schikken naar de eischen van hun om geving. Zoo is er een bepaalde soort van nemato den. die een gedeelte van hun leven doorbrengen in het lichaam van een soort sprinkhanen, die alleen de jonge blaadjes aa«i het uiteinde van een tak eten. Teneinde nu te bereiken, dat de eieren in het li chaam van een of anderen sprinkhaan komen, moe ten zij op die topblaadjes gelegd worden. De moe der-nematode kruipt nu tegen den stam op, totdat haar primitieve oogen het verschil zien tusschen den blauwen hemel en het groenachtige licht onder de bladeren. Een cobra-nematode met een slagtand in zijn verhemelte en eenige rijen kleine tandjes om plantènworteltjes te eten. De 30 M. lange wormen, die wij hierboven reeds noemden, concentreeren hun hersencellen rondom n orgaan, dat de proboscis genoemd wordt. Dit is 'n tongvormig orgaan met een hoornachtige punt en een giitklier aan het uiteinde; de geheele proboscis kan op het beslissende moment plotseling worden uitgestulpt. De vijand of de prooi, die er getroffen wordt, raakt verlamd en wordt opgeslokt, want deze wormen hebben een reusachtige, rekbare mondope ning, zoodat zij dieren kunnen verslinden, die veel dikker zijn dan zijzelf. Zoo'n reuzenworm is dus te vergelijken met een intelligente giftige pijl, waaraan een eind van 30 M. sliert. De zeer uiteenloopende hersenstelsels der wormen doen de natuuronderzoekers verbaasd staan. Zoo is men er in Frankrijk in geslaagd, platwormen te dres- seeren: een bewijs, dat zij een zekere intelligentie be zitten. De platwormen, zoo genoemd naar hun li chaamsvorm in tegenstelling met de rond wormen, vindt men sonis onder bloempotten in vochtige kas sen of onder rottende bladeren en andere planten- deelen aan de oevers van beekjes of vijvers. Zij on derscheiden zich door een merkwaardig vermogen om verloren gegane lichaamsdeelen te doen aan groeien; men heeft ze weieens in twintig en meer stukken gesneden en is er in enkele gevallen in ge slaagd, uit elk stuk van den ouden worm een nieu we te kweeken. Het merkwaardigste is echter, dat deze platwormen in tijden van voedselschaarschte kleiner worden; geen van alle sterven zij echter den hongerdood en hun steeds kleiner wordend organis me blijft volledig. Ze worden slechts tot dwergen en als er weer overvloed van voedsel komt, groeien zij steeds voort, totdat zij hun maximum grootte van 2 of 3 c.M. hebben bereikt. De afmetingen van hun lichaam beteekenen voor hen dus een reserve voor komenden hongersnood. De „dressuur" van de platwormen kwam neer op het volgende. Onder hun eigenschappen zijn er twee, die daarbij in aanmerking worden genomen: zij ont wijken het licht en zij houden zich dood. als zij aan geraakt worden. Door de wormen tegelijkertijd aan te raken en te beschijnen, kan men hen op den duur leeren, om zich reeds bij het enkele beschijnen dood te houden. Ook regenwormen, een der hoogst ont wikkelde wormsoorten, kunnen op soortgelijke wijze gedresseerd worden. Men kent wormen, die zoo door zichtig zijn als glas. zoodat men hen onder den mi croscoop geheel kan onderzoeken, zonder hun lichaam open te snijden. Er zijn ook wormen, die een fosfori- seerend licht geven, zoodat zij kleinere organismen kunnen zien en vangen, die anders onzichtbaar zou den zijn. Zij worden zelf echter ook vee] gemakkelij ker gevangen door dieren, die jacht op hen maken. Elke keer, dat er monsters van den bodem der zee worden onderzocht, vindt men nieuwe wormsoor ten. Ongetwijfeld zijn er duizenden variëteiten, waarvan wij het bestaan nog niet kennen; op dit gebied kunnen nog verrassende ontdekkingen wor den verwacht. De fout van de stedelingen is, dat zij te veel kleederen dragen. Meer vet en sui ker. De waarde van heete whisky, cacao en chocolade. Er bestaat een groot onderscheid, zegt. dr. Edward Yeates, tusschen warm worden en warm blijven. Een man of een vrouw van normale gezondheid, en onder zulke normale omstandigheden, als de moderne toestanden van onze samenleving veroorloven, kan niet alleen zeer gemakkelijk warm worden, maar ook warm blijven. De eerste voorwaarde daarvoor is een goede bloeds omloop. De tweede is goede brandstof om de lichaamswarmte op peil te houden. Wanneer het hart gezond of vrij gezond is, zal het zijn plicht doen en het bloed door het lichaam doen stroomen. Om het hart een goede kans tc geven, moe ten de bloedvaten, die daaraan bloed onttrekken, goed in actie blijven en zoo ook de bloedvaten, die het bloed weer tenig stuwen. Te veel mode. Het moderne leven vereischt mijns inziens te veel kleeding. De mode schrijft voor, dat een man of een vrouw niet behoorlijk gekleed is, tenzij dit of dat kleedingstuk volgens de mode aan hebben. De levenswijze van de stedelingen brengt hen er toe gedurende liet warme gedeelte van het jaar onnoo- dig veel kleeding te dragen, waardoor zij hun lichaam aan dit overbodige wennen, m.a.w. de weel de wordt tot noodzakelijkheid. Het gevolg is, dat als het koude jaargetijde intreedt, men de menschen ziet huiveren, ofschoon zij dik gekleed zijn in pelzen en bont. Het is een groote dwaling om te denken, dat het noodzakelijk is, het lichaam in dikke omhulsels te pakken, evenals de leeken ook veel lappen wikkelen om een snede in den vinger, hetwelk niet alleen geen nut heeft, maar bovendien meestal het bloeden ver meerdert. Wat de lichaamsklecding betreft, zou het doel moe ten zijn: de natuurlijke warmte in het lichaam te be waren, en te dieneinde moeten behoorlijke materialen direct op de huid gedragen worden, vooral op die lichaamsdeelen, die het meest aan kouvatten onder hevig zijn. Vermijd te nauwe kleeding. De kleeding moet niet te nauw zijn, op geen enkel deel van het lichaam, want dan worden de bloedva ten belemmerd. Zij moet ook niet te wijd zijn, want dan heeft de koude lucht gelegenheid veel verdam ping te veroorzaken, met de daaraan verbonden ge volgen. Direct op de huid is de beste kleeding; wol, hetzij zuivere wol of met zijde gemengd. Alle soorten ka toen hebben de eigenschap kilte te veroorzaken. Het is bepaald noodzakelijk om de onderbuik en de nieren warm te houden, en een van de beste dingen, die men dragen kan, is een gordel van zuiver wol. De voet is in de beschaafde wereld een zeer gevoe lig lichaamsdeel geworden, daar hij gedurende gene raties steeds bekleed geweest is. Doch wanneer men de voeten warm kan houden, is het zeer waarschijn lijk, dat de rest van het lichaam ook een aangename temperatuur behoudt. Ten dien einde moet men steeds zuivere wollen, of dikken zijden sokken of kou sen dragen. Men moet een kurken inleg in de schoe nen doen, en wanneer het mogelijk is, dik gezoolde schoenen dragen met een buitenzooi van rubber. Men moet de handen ook warm houden met handschoenen van binnen met bont gevoerd. Heete baden zijn verkeerd. Dit wat de kleeding betreft Het begin van dèn dag, wanneer men opstaat, kan de temperatuur van het lichaam voor den geheelen dag bepalen. Het is zeer verkeerd om een warm bad te nemen of niet het geheele lichaam des morgens te wasschen. Een lauw warm bad is wel goed, wanneer men zich daarna on middellijk koud afsponst, en dan flink afwrijft met een ruwe badhanddoek. Persoonlijk ben ik van meening, dat zij, die er te gen kunnen, veel nut zullen hebben van een koude af- sponsing en daarna een afwrijving, dan snel aanklee- den en ontbijten, maar niet talmen bij een heet vuur of een oververhitte kamer. Aldus voorbereid op het dagelijksch werk, moet men, als de tijd het toelaat, naar zijn kantoor wande len en daarbij zorgen da* men door den neus adem haalt en den nond gesloten houdt. Wanneer men op kantoor» werkt, moet men niet naast een gloeiende kachel gaan zitten M de kamer ongeventileerd laten, dan vat men koude als men naar huis gaat en weder in de buitenlucht komt. Het is veel beter om een voetwarmer met heet wa ter onder zijn schrijftafel te hebben. De gloed daar van zal het geheele lichaam warm houden, zonder eenig nadeel. Gebruik geen warmen whiskey of eenigen warmen alcohol gedurenden den werktijd, want de gevolgen daarvan zijn nadeelig. Warme chocolade is goed. In den avond kan men een heeten cognacgrog met veel suiker nemen voor het naar bed gaan, maar een warmen citroengrog met water en suiker is in vele gevallen even goed, zoo niet beter. Vetten en suiker zijn noodzakelijk. Bij koud weer heeft ons lichaam veel verwarmend voedsel noodig. Vetten en suiker moeten dan in groote hoeveelheden gebruikt worden als bij warm weder. Ik geloof, dat beperking van het vet- en suikerge- bruik een groote rol gespeeld ebben bij de lange doodenlijst van kinderen en jeugdige personen in de laatste jaren, daar deze het natuurlijk noodig hebben, om te worden „opgestookt". Maar in de eerste plaats, draag zoo weinig mogelijk overbodige kleeding bij warm weder, en draag bij koud weder warme onderkleeding, dan zullen dikke overjassen niet noodig zijn, en de bloedcirculatie wordt daardoor vrijer. Houdt uw voeten en uwe han den warm en de natuur zal de rest doen. DONDERDAG 7 JANUARI. HILVERSUM (1875 M) A-V-R-O. 8-00 Tijdsein; 8.0110.00 Gramofoonmuziek; 10.00 Tijd sein; 10.0110.15 Morgenwijding; 10.15—10.30 Gramo- foonmuziek; 10.30—11.00 Viool en piano; 11.00—11-30 Knipcursus kinderkleeding; 11.30—12.00 Gramofoonmu- zlek; 12.00 Tijdsein; 12.01—2.00 Het Omroep-Orkest o.l.v. Nico Treep; 2.00—2.30 Rustpoos zender; 2.30—3.00 Gra- mofoonmuziek; 3.003.45 Knipcursus voor gevorderden; 3-454.00 Gramofoonmuziek; 4.005.00 Ziekenuur door Antoinette van Dijk; 5.00—6-30 Kovacs Lajos en zijn Orkest; 6.30—7.00 Sportpraatje door H. Hollander; 7.00— 7.30 Optreden van „De Cavelli's" (accordeon-virtuozen); 7.308.00 Engelsche les voor beginners; 8-00 Tijdsein; 8.018.15 Gramofoonmuziek; 81510.30 Aansluiting van de Stadsgehoorzaal te Leiden; Het Residentie-Orkest o.l.v. Peter van Anrooy; In de pauze: Zangvoordracht door Maria Baska; 10.3010.45 Nieuwsberichten van Vaz Dias; 10.4512.00 Gramofoonmuziek. HUIZEN (298 M) KRO* 8.009-15 Morgenconcert. NCRV- 10.00 Gramofoonmuziek; 10.1510.45 Korte Ziekendienst; 10-4511.00 Gramofoonmuziek. KRO* 11.0011.30 Gramofoonmuziek; 11.3012.00 Godsdienstig halfuurtje; 12.00 Tijdsein; 12.01—12.15 Politieberichten; 12.15-2.00 Het K.R.O.-Orkest o.l.v. Johan Gerritsen. NCRV. 2.003.00 Cursus fraaie handwerken; 3.003.15 Gramo foonmuziek; 3.153.45 Vrouwenuurtje; 3.454.00 Verzor ging zender; 4.005.00 Ziekenuurtje; 5.005.45 Cursus Handenarbeid; 5456.45 Cello-recital door Andries de Swarte; 6-457.00 Cursus Knippen en Stofversieren; 7.00—7.30 Vragenhalfuurtje; 7.30—7.45 Politieberichten; 7.458.00 Persberichten Ned. Chr. Persbureau; 8-00 10.30 Concert door The English Quartet, met medewer king van Strijkkwartet; in de pauze: 9.009.30 Lezing door J. Bakker: „De beteekenis van de Vereeniging van Kerkvoogdijen in de Nederlandsch Hervormde Kerk"; 10.30—10.40 Persberichten van Vaz Dias; 10.40—11.30 Gramofoonplaten. door ANTON E. ZISGHKA. (Aan boord van de „Joh. W. Mackay".) Hebt U wel eens getracht met geblinddoekte oogen een draadje garen uit een badkuip te visschen? Niet zoo eenvoudig, wel? Nu wij zijn thans bezig uit den Atlantischen Oceaan een kabel op te visschen, die men met twee handen gemakkelijk omspannen kan en die zoo ongeveer op 4700 Meter diepte op den zeebodem ligt! Of liever: wij zoeken de uiteinden van den kabel, want de transatlantische leiding is ge broken. Mijn avontuur met de „Joh W. Mackay" begon in het New-Yorksche station van een Amerikaansche transatlantische kabelmaatschappij. Mijn vriend Johny O'Brien zat aan het toestel. En plotseling was de lijn „dood", had hij Londen verloren! Nu dat is een dagelijks voorkomend iets. Want er kunnen stormen opsteken, die de zee omwoelen, zoolang, tot de kabel breekt, er kunnen stoomtreilers voorgeko men, die hun anker juist in den kabel werpen, of er kunnen ijsbergen opkomen, die bij New-Foundland aan den grond raken en den kabel verpletteren. En als dat alles niet het geval is, dan zorgt een onder- zeesche aardbeving er wel voor, dat de kabelleggers nooit zonder werk zitten. De radiotelegrafisten van de maatschappij zochten onmiddellijk verbinding met het kabelschip „John W.Mackay". Het kwam naar Halifax en op een wijze, die ik hier niet nader beschrijven zal, wist ik te be reiken, dat men mij meenam. Daarna 18 dagen lang niets dan zware zeeën, stormen, nevels en wervelwin den, één dag zonneschijn en dan weer 9 dagen storm, ijs en huizenhooge golven. En toch vischt kapitein Livingstone de ka beleinden op en liet ze weer aaneenhechten! Op wel ke wijze? Twee-en-twmtig lijnen verbinden Europa met Ameri ka. Men weet, waar zij liggen, want de kabelleggers hebben zoo ongeveer de beste zeekaarten ter wereld. Maar dan breekt er plotseling zoo'n lijn en de beide uiteinden blijven natuurlijk niet op de plaats liggen, waar zij gebroken zijn. Stroomingen en grondbewe gingen laten een kabel niet met ru3t. Men moet in derdaad „zoeken". Met een galvanometeren met een schip dat er uit ziet, als een luxe jacht, glanzend wit, glimmend en blinkend, maar driemaal zoo groot als een jacht. Een schip, dat tanks heeft met vele kilometers kabel en dat ook bij halfvolle ruimen op de golven schommelt als een kameel in de woestijn. Zelfs reeds bij vlakke zee. Maar kabels breken haast uitsluitend bij storm. En de kabelleggers trek ken er dadelijk na het breken op uit om te reparee- ren. 24 uur per dag moet de lijn in werking zijn om genoeg dividend op te leveren, ieder uur van opont houd kost duizenden guldens! De „John W.Mackay" baant zich in het zwaarste weer een weg door de golven, door nevel en storm, en al had men mij niet verboden om te fotografee ren bij dit licht De marconist heeft de handen vol. De chef-electri- cien zit in zijn werkplaats, die er uit ziet als het laboratorium van den een of anderen professor, de navigator rekent en rekent. Want op een bepaald punt, midden in den Oceaan, moet aangestuurd wor den. Een punt, dat op de kaarten van den kabelleg ger is aangegeven. Het landstation heeft namelijk vastgesteld, dat de eerste breuk op 899 Mijl van New-York verwijderd is. Hoe men dat berekende? Het is bekend, dat de electrische weerstand in een direc te verhouding staat tot de lengte van den geleider. En die geleider is de kabel! En de waarde, die iedere mijl kabel aan electriciteit bevat, is bekend, die heeft men bij het leggen vastgesteld. De berekening is dus eenvoudig. Minder eenvoudig is het, de speld in de hooischelf, in dit geval het punt in den oceaan te vinden. Maar het werd gevonden. Door radiopeiling, enz. Door middel van het echo-lood kan men de diepte tot den zeebodem meten. De tijd die het geluid af legt tot aan den zeebodem, waar het teruggekaatst wordt en weer opgevangen, geeft de diepte aan. Op de plaats aangekomen, maakt de „John W.Mackay" een sierlijke boog, en manoeuvreert zoodanig dat de boeg loodrecht op den kabel komt te staan op on geveer 5 mijl afstand van de vermoedelijke plaats hiervan. Een grondproef wordt genomen en daarna het daarbij passende speelanker gekozen. Er zijn er. die den vorm van een tang hebben, spiraalvormige, groote en kleine, voor iedere bodemsoort een bepaal de. Maar allen sluiten zich automatisch om den ka bel heen, als zij er langs gaan- Tweeduizend twee honderd twintig Kilogram water druk rust hier op iederen vierkanten centimeter van den kabel En wij beginnen het anker verder te sleepen. Met een snelheid van één mijl per uur. En inderdaad wij hebben geluk. Maar op het geluk alleen gaat geen enkele kabellegger af. Voor den start zetten wij een boei buitenboord, een stalen boei van 6 voet doorsnede met, blinklichten. Dikwijls kruist het schip drie weken rond. Dan weet men tenminste, waar de kabel niet is. .Livingston, de kapitein is op het dek, verliest de groote schijf niet uit het oog, waardoor de weerstand van het sleepanker wordt aan gegeven, de kracht, waarmede dit aan de lijn trekt. Op de brug staat de tweede stuurman en stuurt het schip met den machinetelegraaf, want het roer is niets waard bij dit tempo. Men stuurt met de schroe ven. Een uur zoeken wij, nog een, nog twee, nog viei Livingston gaat zitten op den staalkabel van het sleepanker, want zijn kunst, zijn aangeboren ta lent is het te voelen of de kabel beet heeft. Li vingston zit in den storm op de staaldraad, die in zijn lichaam snijdt, hij wacht, hij zoekt dan een kreet! Wij hebben de kabel Dadelijk stoppen, want deze kabel is 40 jaar oud en nogal breekbaar. Er kan aarde boven op liggen en als wij tè h^rd trek ken, kunnen uit één breuk tien andere ontstaan. Voorzichtig wordt de druk beproefd, de wijzer is om hoog gedraaid, het anker zit. Acht uur duurt het, voor dat de kabel goed en wel uit het grijsgroene water op duikt. En dan begint het eigenlijke pas. Als een reus achtige zeeslang komt de kabel uit het grijsgroene water te voorschijn, bedekt met planten en begroeid met schelpen. Het einde hebben wij nog niet. Maar de chef-ingenieur in de proefkamer laat vanaf de uit gezette boei een leiding leggen, hij werkt met speciale galvanometers, berekent nauwkeurig den weg tot het einde van de kabel. Langzaam vaart de Mackay langs de kabel. Reuzenboeien houden het einde boven wa ter. Het e e n e einde. Waar zal het tweede zijn? Drie Mijl of tachtig Mijl van ons verwijderd? Weer hetzelfde, w eer onweer, storm, een voortdurende strijd met den oceaan. Twee een vijftig duizend dollar kost een Mijl kabel 11 Acht dagen zoeken wij, vinden wij niets. Steeds minder hooren wij de klanken van de gramofoon in de leeszaal, de gesprekken van de menschen verstom men allengs 5000 Tollar kost een week varen met den kabellegger. Maar een veelvoud daarvan komt er minder binnen aan telegrammen Zoeken zoeken. Men jaagt op een klein, dun draadje in de zee Aardmrssa's moeten den ka bel begraven hebben, veranderingen van den zeebo dem Livingston '.aat het gevonden uiteinde met een nieuwen kabel verbinden, legt 12 Mijlen uit, 20, nu 34 Een dag van duisternis, nevel, eeuwig gebrul van den misthoorn; het schip zwaait en stampt, zoodat 12 van de 93 man halfdood zijn. Reeds langen tijd doe ik niets anders dan verlangen naar het einde van dit a ontuur. Maar ddn komt er ten slotte één dag, waarop de zon zich weer vertoont, waarop de storm de woorden niet meevoert, zoodra zij gesproken zijn. Allen leven weer op. En of het zoo moest zijn Livington vindt het tweede kabel einde! Vierendertig jaar is de „eerste hydrograaf" reeds werkzaam voor de maatschappij, 40 jaar de machine meester van de trommels. Maar steeds gaat er weer een golf van vreugde over de geheele bemanning, als de kabel weer hersteld is, als de radiotelegrafist aan dek komt en meldt, dat alles „O X." is, dat het kust- station de herstelling van de verbinding heeft ge meld. Want dat is nog niet steeds zeker. Het kan zijn, dat de kabel op meerdere plaatsen gebroken is. dat de eerste herstelling nog geen verbinding geeft. Dan moet er wéér gezocht worden. Eerste steward Smith komt met zijn beste spul len voor den dag; de tafel is dien dag bijzonder feestelijk; Livingston steekt zijn pijpje aan, tot den laatsten man is men vergenoegd aan boord. De „John W.Mackay" vaart naar huisMis schien zendt men het schip halverwege de haven alweer ergens anders heen. Brandstof is er voor drie maanden aan boord. „Hard werken bij ons", zegt de kapitein, in zijn te legramtaaltje, „de kabelsde zenuwen der we reldoveral zijn die zenuwen kapot Beursberichten en wereldschokkende tijdingen loo pen weer door de draad. De man echter, die het te legram aan het loket afgeeft, denkt alleen over den prijs van die woorden. En hij weet niets van den eeuwigen strijd tegen het geweld van de zee, van den storm, hij weet niets van kabelleggers en dat jaarlijks vele malen onbeduidende draadjes uit een oceaan gevischt moeten wordenOnbeduidend?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 8