Geestes-Sport en Hersen-Gymnastiek
11
s
i
11
VOOR ONZE DAMMERS
EVENTJES DENKEN
VOOR ONZE SCHAKERS
Planten in
Kamer en Tuin.
PUROL
Vraagstuk No. 881.
IS
11
n
n
0
JU
H
iP
B
91
s
Vraagstuk No. 883.
Vraagstuk No. 884.
Vraagstuk No. 882.
Hoe komt dit alles. Er gaat van den land- en luin-
bouw als organisatie geen kracht uit Men heeft niet
de macht van het vele geld der grootgrondbezitters en
die der relaties hier en daar en toegang tot het depar
tement en persoonlijke relaties met den minister. Men
heeft van dit alles niets, men heeft slechts rijn scha
mele handen. Men heeft geen organisatie. En, schreef
ik toen, deze organisatie, het zal moeten rijn een
strijdorganisatie, een organisatie, die niet '4jn heil
zoekt in kijken, wat een ander doet. doch eene, waar
man voor man een strijder is voor de rechten ervan,
tegen schijnvriend en vijand, tegen hoog en laag, waar
iedere man een soldaat is in den meest werkelijken
Zjn deze vakorganisatie, deze vakbond, ik hoop, dat
hij nog eens verrijzen zal. Want hij is noodig, deze
bond is tenslotte de eenige. die voor de verguisde
rechten van den klein-grondbezltter kan opkomen, die
die rechten tot een goed eind dragen kan.
Toen ik di* schreef, was de organisatie, die werke
lijk dezen strijd zou aandurven en aanvatten, al gebo
ren. Ze was geboren in een geheel anderen hoek, zonder
dat er eenig verband bestond tusschïn dit artikel en
de oprichting ervan Enkele van mijn Beemstervrienden
■weten dit. Thans is ze zoover, dat ze ook buiten het
beperkte kringetje van de omgeving van Hoorn en
Beèmster haar vleugels wil uitslaan. Aan den Langen-
diik is de eerste afdeéling opgericht. Het jui.-te aantal
«fdeellncen van den Bond Neutralen Bond van Boe
ren Land- en Tuinbouwers is mij niet bekend, doch
het'moet er wel een ongeveer twintig zijn.
Het zou me te ver voeren, doel en streven, strijdpro-
eram en werkwijze van dez^n Bond uiteen te zetten. Zij,
die werkelijk prijs stellen, iets omtrent deze zaken te
vernemen, kunnen goed doen zich In verbinding te stel
len met den algemeenen secretaris, W. Vennik te en-
huizen. Deze zal gaarne de gewenschte inlichtingen ver-
6trekken, de behulpzame hand verleenen bij het organi-
seeren van vergaderingen en sprekers opgeven. Want,
dat is weer het noodlottige, een zoo uitgebreide actie in
een krantenartikel aankondigen, uiteenzetten en van
alle zijden toelichten, daarvoor is geen krant geschikt
en ook geen krant tenslotte geroepen.
Het moge hier meteen de plaats zijn, even vast te leg
gen de essentieele verschillen, welke er bestaan tus-
schen de door den bedoelden bond gervoerde actie en die.
welke door het Landelijk Boerencomité in het leven
wordt geroepen. Behalve nog, dat dit comité zich op een
vrijwel communistisch standpunt plaatst en als eenig
devies voert, dat alles moet worden afgebroken, zonder
dat men er iets tastbaars en aanneembaars er ons voor
in rui) geeft het als uitzicht stelt het onbereikbare droom
beeld van alle menschen broeders- of eigenlijk alleen wat
is, afbreekt, zonder er iets voor in de plaats te stellen,
dat ons steun geeft voor de toekomst zoekt dit co
mité naar mijn bescheiden meening het langs verkeerde
wegen. Landbouwers, boeren en tuinders, die U in
spant voor dit comité, de ervan uitgaande actie keur ik
niet af, alles wat actie Is. kan goed zijn, het gaat echter
om de middelen. Door vorming van dorpscomité's zonder
eenig verband met de menschen zelf, zonder blijvend
contact met een centraal lichaam, cocaité's alleen maar
gesteund door de momenteele crisisverschijnselen, bereikt
men niets blijvends. Zoodra de omstandigheden zich wij
zigen, is alle revolutlonaJrachtigheld bij de meesten ver
dwenen. Deze comité's zullen momenteel wel als com
munistische boeman kunnen dienen, als stimulans, die
veroorazken kan, dat de hongerige hond, het landbouw-
proletariaat. een brok wordt toegeworpen. Men houdt het
er zoet mee. De bond, die wij op het oog hebben, zal
echter blijvend werk moeten leveren, ze zal moeten bou
wen aan nieuwe verhoudingen, ze zal door evolutie, door
een revisionistische actie de verschrikkelijke verhoudin
gen ln den landbouw tot weer gezonde moeten terug
brengen.
Dit kan niet door afbreken en verguizen en strijd al
leen, deze strijd zal moeten gepaard gaan met opbouwen,
met organisatie, organisatie van alle strijdkrachten,
waardoor de landbouw haar positie tusschen kapitaal en
arbeid verbetert en haar bevolking niet tot het paupe
risme afzakt. Dit mogen allen, die het Landelijk Boeren-
comite steunen, wel eens goed voor de oogen nemen, hun
steun komt voort uit wanhoop, maar voor de meesten
zal hun sympathie voor het werken van dit comité gelijk
met die wanhoop verdwijnen. En in werkelijkheid zitten
we dan over tien en over twintig jaar in dezelfde schee-
ve verhoudingen. De chaos redt ons ook niet: de chaos
brengt de verwildering en slecht beterschap als deze
voorbij is. Dit moge juist ons bezwaar zijn, hoe goed deze
actie ook bedoeld is, in haar resultaten werkt ze de re
actie in de hand.
Ze werkt als een veiligheidsklep voor de volle ge
moederen, na ontlasting der overvloedige stroom is er
in den landbouw niets gebeurd en heeft men zich aan de
armoede aangepast
Ik wil tenslotte dit nog aan den lezer vragen: zoo ge
sympathie gevoelt voor het werken van deze comité's,
doet er dan aan mee. Het zal wel niet veel helpen, maar
het hindert ook niet Maar zie tegelijk naar de toekomst
bouwt een krachtige organisatie op, op .het voetspoor als
de loonarbeiders met zeer veel zweet en geld hebben
gedaan, slechts door deze organisatie zult ge blijvende
verbetering van Uw lot kunnen verwachten.
Ik ben van de zijde van de pionnen van voornoemd
Landelijk Comité nog al eens bestreden en ook thans zal
dit wel het geval zijn. Mocht ik hierop niet antwoorden,
„Neen, sir, als ik niet vrij was, dan zou ik uw doch
ter niet gevraagd hebben."
„Ik ben blij, dat te hooren."
Toen het engagement er door was, wenschte Dolly
haar zuster van harte geluk en, nu Herbert eenmaal tot
de familie ging behooren, zou ze dan ook haar best
doen, om meer voor hem te voelen.
Mr. Marston was ook bijzonder met haar aanstaanden
schoonzoon ingenomen. Dit dateerde al van het eerste
gesprek, dat zij samen hadden over de „season". Het
kon niet langer lijden voor de Marstons, dan om een
paar weken in Juni in een hotel ln Londen te logee-
ren. Mrs. Marston genoot intusschen van wat Horbert
te vertellen wist van oude vrienden en kennissen, die
zij al zoo lang uit het oog verloren had.
Mr. Marston bewees hij allerlei kleine attenties: met
veel belangstelling luisterde hij naar zijn verhalen,
lachte om zijn anecdotes en bood hem zijn meest-geüefd
merk van sigaren aan.
Mr. Bartie Sr. schreef een beleefden brief aan Mr.
Marston en zond Helen als verlovingscadeau een van
de byouterieën van zijn vrouw. Binnenkort hoopte hij
de familie van zijn aanstaande schoondochter een be
zoek te brengen; op het oogenblik werd hij daarvan
weerhouden door een geweldigen aanval van jicht.
Herbert overlaadde zijn verloofde met geschenken en
tegenover Dolly zou hij haast even royaal zijn geweest,
als zjjzelve hem niet telkens remde.
„Dolly, Herbert heeft aaigeboden, mij het geld te
leenen, om de rekening van Smith te betalen," zei haar
vader op een keer, dat zij alleen waren.
.-Maar dat neemt u toch niet aan?"
„Neen. Toch was het heel gul van hem aangeboden.
Hij zag. dat ik wat bezorgd keek en vroeg, of hij ook
Iets voor mij kon doen. Hij had een som ongebruikt
liggen. Zou hij mij daarmee misschien kunnen helpen?
Ik moet zeggen: de wijze, waarop hij het Inkleedde,
was heel tactvol en bescheiden. En toch zal ik ar dus
maar geen gebruik van maken, Doll?"
„Zeker niet, Vader. U kunt toch geen geld acceptee
ren van uw aanstaanden schoonzoon? Dat zou heel
pijnlijk zijn voor Helen
„Neen, je hebt gelijk: dat gaat niet Nu, dan moet
Ik de som maar op een andere manier zien op te nemen.
Maar op zoo'n mooien dag als deze moeten wij jns ook
niet het hoofd breken met zaken. Laten wij liever eers
gaan kijken naar het nieuwe tennisveld."
Het was heerlijk voorjaarsweer en in het volle van
den seringen- en goud en regen tijd, terwijl allerwege het
teere, jonge groen uitbotte.
Op het einde van de week zou Herbert vertrekken.
En over twee a drie weken zou hij met zijn vader terug-
keeren. Het huwelijk zou plaats hebben tegen September.
dan moet de lezer maar denken, dat ik het betrokken
blad niet lees.
Omtrent deze bestrijding kan Ik U dit al zeggen; het
kan verdacht of belachelijk maken zijn, het kan zelfs
persoonlijk krenkend zijn. Maar, in ieder geval is het
niet een verdediging van het door dit Comité voorge
stane dictatuursysteera boven het door mij voorgestane
bouwen van de wel oude, maar toch altijd nog wel be
proefde vakorganisatie. Hierop moet de lezer nu maar
eens letten. En... als ik in de gelegenheid ben, op die
bestrijding te repliceeren, zal ik dat gaarne doen.
HOORN.
J. ROSELAAR.
(Vragen en mededeelingen, deze rubriek betreffende,
ln te zenden aan den heer K. van Keulen, Lootsstraat 24
He etage, Amsterdam (West).
VRAGENBUS.
A. J. P. te Oranjewoud bij Heerenveen vraagt als volgt:
Weled. heer.
Als abonné van de „Sohager Courant" zou ik graag
eenige inlichtingen van U ontvangen over het volgende:
Cyclamen. Dezen zomer hebben wij een cyclamen ge
kocht, deze bloeit op het oogenblik volop (vijftien bloe
men). Dezer dagen hoorde Ik van een bloemist, dat het
niet ging de plant over te houden. Ik meende steeds,
dat de plant wel in leven was te houden en zoo, dat ze
geregeld weer bloeit Kunt U mij zeggen, hoe deze plant
na den bloeitijd moet behandeld worden?
Ster van Bethlehem. Ik heb zaad gekocht van voren
genoemde plant Hoe moet dit zaad behandeld worden,
om daarvan een plant te kweeken? Welken grond enz.?
Bonte vingerplant. Kan deze nog jonge plant zonder
bezwaar overgeplant worden ln een grooteren pot? Hoe
ls de behandeling dezer plant?
U bij voorbaat dankend voor de inlichtingen:
Hoogachtend:
A. J. P.
ANTWOORD. Als de bloemist zegt dat de cyclamen
niet weder tot bloei ls te brengen, heeft hij het mis.
Het vereischt echter wel eenige zorg en ieder is er niet
even gelukkig mee. U handelt als volgt: De uitgebloeide
cyclamen wordt langzamerhand minder begoten, waar
door zij gaandeweg afstreft. In Juni zijn de knollen ont
bladerd en men doet het best ze dan op een beschaduw
de plek in den tuin te zetten. Hier laat men ze rustig
staan, doch, wijl de wortels niet geheel afsterven, moet
men ze af en toe een weinig begieten. Tegen Septem
ber beginnen de knollen weder teekenen van leven te
geven, zij worden dan voor den dag gehaald en in een
mengsel van gelijke deelen broei en blad of heideaarde,
goed met zand vermengd, opgeplant, voor een venster
met morgenzon gezet en gelijkmatig begoten.
U doet het best uw Ster van Bethlehem ln Maart,
April te zaaien en neemt daarvoor als aarde: ouden, zeer
goed verteerden bladgrond. welke men met wat grof ge-
wasschen rivierzand moet vermengen. Een en ander
moet goed tusschen belde handen fijngewreven worden.
Een toevoeging van fijngewreven turfmolm is goed. De
grond mag volstrekt niet al te koud zijn en geen plant
aardige of dierlijke wezentjes bevatten. Daarom ook is
het in alle gevallen aan te raden eerst door middel van
koken, den grond te steriliseeren. Heeft men dezen dan
oen tijdje laten doorkoken in water, dan laat men hem
©en paar dagen uitzakken en opdrogen.
Gewoonlijk wordt gezaaid in platte kistjes of bloem
potten. Deze worden eerst van onderen van scherven
voorzien. Het kistje of pot wordt nu tot vlak onder den
rand met aarde aangevuld. Vervolgens wordt gezaaid.
Men kan dit behoedzaam doen uit het zakje zelf en
verdeele het zoo gelijkmatig mogelijk.
Nu overdekt men het zaad met aarde. Men bedekke
het zaad ter dikte van den zaadkorrel met aarde. Is dit
klaar, dan wordt het geheel regelmatig met een plankje
aangedrukt. Nu giet men alles met een fijnen broesgie
ter voorzichtig aan. Dan bedekke men het kistje of pot
met een glasruit. Later worden de plantjes verspeend.
Tot zoover over de zaadbehandeling van uw Ster van
Bethlehem. De volgende week hoop ik uw vraag over
de bonte vingerplant te beantwoorden. De plaatsruimte
laat dit thans niet toe.
U- interhanden
intervoeten
W interteenen
Doos 30 cent.
Bij Apoth. en Drogist.
De dag vóór zijn vertrek was aangebroken. Helen
was. zooals te begrijpen is. onder den indruk iran de na
derende scheiding; het diner was dan ook lang niet zoo
opgewekt
„Kom, kom!" zei Mr. Marston tegen zijn oudste doch
tertje, toen de butler het vertrek verlaten had. „Hij
gaat immers maar voor veertien dagen weg."
„Ik weet ook wel. dat het kinderachtig is, maar ik
zie er zoo vreeselijk tegenop."
Dit zeggende liep zij haastig de eetkamer uit, om haar
tranen te verbergen. Bartie volgde haar.
„Er is een heer, om u te spreken, sir," kwam de be
diende hem al tegemoet, toen hij juist het vertrek uit
trad.
Hij wierp een blik op het kaartje, dat hem overhan
digd werd. Een eigenaardige verandering trok over zijn
gelaat.
„Zeg dien heer, dat ik op het oogenblik geen gele
genheid heb, hem te ontvangen," sprak hij kortaf.
„Die heer is van middag al tweemaal geweest, sir.
Ik heb telkens gezegd, dat u bezig was en dan zei hij,
dat hij terug zou komen."
„Misschien is het beter, dat ik hem nu maar te woord
sta," mompelde Bartie en frommelde het kaartje ineen.
„Waar is die heer?"
„In de bibliotheek, sir,"
Bartie keerde zich tot Dolly
„Zeg aan Helen, dat ik binnen tien minuten weer in
de salon zal zijn."
Dolly liep met die boodschap naar boven, naar haar
zuster. Toen ze de deur van de bibliotheek voorbijging,
hoorde zij, dat het daar heftig toeging en verstond ze
Juist het niet bepaald vleiend gezegde:
„Je bent een schurk!..." waarop Bartie weer wat zei
op zachten, overredenden toon. Maar even later klonk
het van hem ook driftig:
„Besplonneerd," en nog meer verwijtende gezegden.
„U moet heusch tusschenbeide treden," maande Dolly
haar vader.
„Ja, de bedienden kunnen het hooren", waarschuwde
Mrs. Marston.
Vóór de heer des huizes hiertoe overging, werd de
deur van de biblotheek opengerukt en traden beide hee-
ren in den hall.
De Marstons stonden in den open salondeur. Helen
drong zich tegen haar vader aan en Mrs. Marston en
Dolly keken over hun schouders. Als de vreemde hen
zag, dan was hij toch te boos. om beleefd te kunnen zijn.
Hij keek niet rechte of links en ijlde door de halldeur,
die de bediende voor hem openhield.
Bartie stond met gebalde vuisten, terwijl de uitdruk
king op zijn gelaat van machtelooze woede getuigde.
onder leiding van GEO VAN DAM.
OPLOSSING VRAAGSTUK No. 873,
van Mr. Ph. J. Battefeld, Amsterdam.
De diagramstand in cijfers was: Zwart 18 schijven op
3. 5-10, 12—14, 16—21, 23 en 26. Wit 18 schijven op 25,
27—29. 32-39, 42—44 en 47—49.
Wit speelt hier 27—22, Zw. 18x27, 29x18, 13x22A, 33—29,
22x24, 35—30, 24x35, 37—31, 26x28, 38—32, 28x37B, 42x13!!
A) Zwart kan ook 12x23 slaan, maar dan heeft wit
dam door 3731, 26x37 en 42x2, waarna de partij bij
goed spel eveneens door wit gewonnen wordt,
B) De zet 27x38 heeft hetzelfde gevoig.
van J. Groenteman, Amsterdam.
Zwart: 17.
1
m
6
m
11
m
16
m e
21
m
26
m m
Ww/
m i
31
m
Wv
jjg|:
36
m m
0 m
s
41
46
m m
m
Wit: 17.
De diagramstand in cijfers behoort te zijn: Zwart 17
schijven op 1, 3, 6. 8, 9. 11—16, 18, 19 en 23—26. Wit 17
schijven op 27, 28, 31—33, 35—40, 42. 45, 46—45 en 50.
„MASCOT"-GETALLEN.
Verscheidene menschen hebben een zoogenaamd „ge
luksgetal". Leg zoo iemand de volgende cijfers voor:
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9 (dat is alle cijfers van 1 tot 9 waarbij
alleen de 8 is weggelaten) en vraag wat zijn (of haar)
mascot-getal is. Weet gij dit en is het bijvoorbeeld 7,
dan antwoordt men, dat ge hem (haar) er volop van
zult verschaffen en gij vermenigvuldigt vervolgens de
geheele bovengenoemde serie met een zóódanig getal,
dat het te verkrijgen product enkel uit zeven zal be
staan.
Zoek nu (voor elk cijfer dat gekozen kan worden)
den vermenigvuldiger, waardoor men tot het gewenschte
resultaat kan komen.
„EEN GOOCHELTOER?"
Gevraagd een glas water zóódanig te plaatsen, dat
men het niet kan optillen zonder al het water te morsen!
Uitgezonderd natuurlijk de paar druppels die noodwen
dig aan de wanden blijven hangen.
OPLOSSING VRAAGSTUK No. 876.
„Mogelijk of onmogelijk".
Zooals onze hotelier het wilde klaarspelen om al zijn
gasten ieder aan een bed te helpen, is het onmogelijk!
De elfde persoon krijgt n.1. heelemaal geen bed, want
daar de tiende man het negende bed krijgt, /.ou num
„Herbert, wat is dat, wat beduidt dat?" riep Helen.
„Och, we waren het oneens over een onbeduidende
zaak. Maar ik ben nu' eenmaal erg driftig. Je zult dus
nog heel wat met mij te stellen hebben!"
Verder werd er niets gezegd van dien twist Mr.
Marston was er zeer nieuwsgierig naar, maar hij was te
welopgevoed, om zijn gast verder met zulk een onaan
genaam onderwerp lastig te vallen. Dolly had een voor
gevoel, dat het iets heel droevigs zou zijn voor haar
zuster.
Helen en Herbert waren teruggekeerd uit de oranjerie.
Zij was nu weer getroost en keek wat opgewekter. Bar
tie was verstrooid. Hij trachtte Mr. Marston te verma
ken met jachtgeschiedenissen, maar' de gastheer was
niet in de juiste stemming, om er van te genieten.
Er heersöhte iets gedwongens in den omgang, zoodat
het alleen dan ook eigenlijk een verluchting was, toen
Mrs. Marston het sein gaf, om uiteen te gaan.
De slaapkamers van de meisjes liepen in elkaar. Dol
ly merkte, dat Helen zich onrustig van de eene zijde op
de andere wierp.
In den vroegen ochtend sloop zij op de teenen bij haar
zuster binnen. Helen sliep. Het venster stond open en
de gordijnen waren terzijde geschoven. In het oosten
verscheen al een prachtig roseaohtig licht aan den he
mel.
Dolly sloot zachtjes het venster. Helen glimlachte
in haar slaap en wendde zich om op haar kussen. Ze
droomde
De jongere zuster keek met een soort moederlijken
trots en bezorgdheid op het teere gezichtje neer. Toen
ging ze zelve met een liohte huivering naar bed terug.
Binnen een paar minuten was zij in slaap.
Zoo langzamerhand kwam er beweging in het huishou
den. Er werd thee boven gebracht bij de dames. De ont
bijttafelbei luidde en binnen 'n half uur zou 't ontbijt
op tafel staan.
Dolly gebruikte haar thee en las haar brieven op bed:
het ontbijt had nog zoo'n haast niet
Helen kleedde zich. Zij wilde nog iedere minuut van
Herberts gezelschap genieten. Dien ochtend zourlen zij
samen hun laatste wandeling maken voor wel drie we
ken. Zij wilde dus niet laat zijn.
Door de open tussohendeur praatten de zusjes met
elkaar. Doll, las gedeelten uit haar brieven voor, die zij
dan aanvulde met haar eigen opmerkingen.
„De Featherstones willen volstrekt hebben, dat ik
meedoe aan hun tennismatch; het zal mij benieuwen,
wat voor prijzen zij geven. Maggie krijgt een nieuw rij
kleed uit Londen en haar vader heeft haar een nieuw
paard beloofd voor van den winter. Ze zouden graag
mer elf op de tiende slaapgelegenheid beslag moeten
leggen, maar dat gebeurt niet De persoon die als tweede
in het eerste bed ligt en geroepen wordt is dus niet
gast No. 11 maar is en blijft gast No. 2. De eigenlijke
elfde gast ls en blijft dus ook zonder bed!
Ziedaar de foutieve basis, waarop de redeneering van
den hotelier gegrond is.
OPLOSSING VRAAGSTUK No. 875.
„Een tooverrult".
We geven hieronder een oplossing hoe aan alle eischen
voor de tooverrult gesteld kan worden voldaan. Er zijn
natuurlijk meerdere soortgelijke oplossingen mogelijk.
20
2
4
6
8
20
8
6
4
2
20
4
2
8
6
20
6
8
2
4
20
20
20
20
20
20
OPLOSSING VRAAGSTUK No. 874,
van J. A. W. Hunter.
De diagramstand was: Wit Ka6, Dbl, Td2, Tf7, Pdl,
Ph3, Lg4 en Lg7, voorts een pion op a5. Zwart Ke4,
Tel, Tfl, Ld3, Pc8 en vijf pionnen op c4, d5, f4, g5. h6,
Wit speelt als sleutel- en tempo-zet: Lg7h8ü Nu
volgt op ieder antwoord van Zwart onmiddellijk mat:
op: 1.
zwart Pc8
wit 2. Te7
mat!!
op: L
zwart c3
wit 2. Dd3x
mat
op: 1.
zwart Lblx
wit 2. Td4
mat
O
V.
H
zwart Lc2
wit 2. Td4 of
Dc2x mat
op: 1.
zwart d4
wit 2. Db7
mat
op: 1.
zwart Tdlx(e2)
wit 2. Te2(x)
mat
op: 1.
zwart Te3
wit 2. Pc3
mat
op: 1.
zwart Tfl
wit 2. Phf2
mat
op: 1.
zwart h5
wit 2. Pg5x
mat
op: 1.
zwart Tf3
wit 2. Lf5
mat
Einsdpel van H. Rlnck.
Zwart: 5.
m
m
m
m
m
i
m
m
m
m
m
m
f
g
a b c d
Wit: 3.
De diagramstand in cijfers behoort te zijn: Wit Ka3,
Dg4 en Lb3. Zwart:Ka8, Df2 en drie pionnen op d5, e2
en f6. Wit speelt en forceert de winst op een zeer inte
ressante en leerzame wijze.
zien, dat wij een paar dagen bij haar kwamen logeeren
met Mr. Bartie. Maggie kent Herbert en ze vindt, dat
je heel gelukkig bent. Hoor je wel, Helen?"
„Zeker, en ik ben het met haar eens!"
„Ze zou graag weten, wat voor een huwelijkscadeau je
wilde hebben en vroeg, of ze ook soms bruidsmeisje
mocht wezen. Hè, wat maken de bedienden vanmorgen
een leven!"
Er werd druk heen en weer geloopen op de gang en
ook hoorden ze voortdurend zacht praten.
„Stil, laat ze maar niet schrikken!" werd er gefluis
terd.
Dolly ging uit bed en deed een ochtendjapon aan.
„Roep Jones", zei Helen uit de andere kamer, „dan
kan zij mijn haar doen. Ze is laat vandaag."
Dolly trad op de gang. Een groep bedienden stonden
met den rug naar haar toe in Bartie's kamer te kijken,
die aan het eind van de gang was. De deur stond op
een kier. De butler hield den knop in de hand, zoodat
niemand kon binnentreden. Dolly zag zoo even haar va
der hevig ontsteld bij de toilettafel in de logeerkamer
staan en in de richting van Bartie's bed kijken.
Wat zag hij daar?
Op bloote voeten trad zij naderbij en vroeg:
„Jones, wat is er? Wat is er gebeurd?"
Met doodsbleek gelaat wendde de kamenier het hoofd
om.
„Ga terug naar uw kamer, Miss. Dit mag u niet zien."
„Wat is er gebeurd? Is Mr. Bartie ziek? Waarom zijn
jullie allemaal hier?"
Haastig trad Mr. Marston op de gang, gevolgd dooi
Bartie's lijfknecht, en zei tot den butler:
„Sluit de deur! En toen tot Dolly: „Ga naar je ka
mer terug en houd Helen op de hare. Hij is dood!"
„Dood?"
„Ja... Zie, dat je het Helen voorzichtig meedeelt. Er
zit nog meer achter. Maar bereid haar enkel voor, dal
hij dood is."
Dolly ging terug, keek haar zuster aan, maar zei
niets.
Wordt vervolgd.