De kaste der verstootenen. Verkiezingsstrijd in Syrië. H Zaterdag 30 Januari 1932. SCHAGER COURANT. Tweede biad. No. 9012 Uit het land van Gandhi. ND vT 2 IOOZe Verheid op den duur door middel t^-'noarnatie het maatschappelijk evenwicht weer zal herstellen. ra inne: wini DE LAATSTE RIT. (S 1 o t-a r t i k e 1) -IEMAND zal kunnen ontkennen, dat het eeuwen- (V oude Britsch-Indische rijk heden een grooten I tijd doormaakt; het is het object van een ge weldig -historisch proces, dat den toenemenden invloed van de Europeesche beschaving in het Oosten begeleidt. De modernere regeeringsmethoden en wijzen van beheer hebben tezamen met een nog toenemend aantal scholen, fabrieken, spoorwegen en last not least het overal doordringende autoverkeer veel van het uiter lijk aanzien van het land gewijzigd. Tusschen de eerbied- waardige oude paleizen en majestueuse tempels rijzen eroote warenhuizen en hotels op en blazen reusachtige 5 fabrieksschoorsteenen hun dampen de lucht in. Motor rijwielen en lange files van auto's vervangen meer en meer de "zeis en ossen: de heilige koeien komen meer en me> het gedrang. Veel van het oude, dat Britsch- Indië zij- specifiek karakter gaf. wordt geleidelijk be- j dolven 'onder hetgeen Westersche nieuwigheden ook daarginds weten in te voeren, veel van wat eeuwen lang zijn bestaan ongewijzigd had weten te handhaven. Toch is ondanks het vele, dat uiterlijk andere vormen aanneemt, één ding precies gelijk gebleven. Dit is het kastensysteem, dat ongetwijfeld als het gevaarlijkste en meest verderfelijke tevens te beschouwen is, dat het tegenwoordige Indië uit zijn verleden heeft overgehou den niet alleen, doch tegelijkertijd in sterke mate heeft 'aangekweekt. Vele Indiërs van naam o.m. de bekende dichter Tagore, zijn dan ook werkelijk overtuigd, dat het geheele kastensysteem, zooals dit nu nog steeds van -kracht is, een onding is, en de grondoorzaak van de tionale zwakheid en sociale misstanden van Britsch- ië. Tagore gaat zelfs zoo ver, dat hij de intellectueele lassen beschuldigt, te weinig oog te hebben voor de eeselijke gevolgen, die de verdeeling in zoovele onver- mengbare volksgroepen en -groepjes niet alleen voor een groot deel der eigen bevolking doch eveneens voor den geheelen politieken toestand heeft Ruim 280.000.000 aanhangers der Hindoesohe godsdiensten, d.i. ruim 85 pet. der totale Britsch- Indische bevolking, leven nog steeds in streng j kastenverband. In al deze groepjes met meestal minder goed klinkende namen, beslist uitsluitend het toeval der geboorte onherroepelijk over (Jemands geheele huiselijk en maatschappelijk le ven, over zijn eten en drinken, zijn kleeding en r beroep, maar bovenal over zijn huwelijk en de Jmaatschappelijke achting, die hem door lieden van andere geboori;rang in de toekomst zal wor den toegedragen. Nuar den inhoud der oude Hin- doesche geloofsboeken heeft Brahma tot heil der wereld de vier hoofdkasten geschapen uit zijn eigen lichaamsdeelen. Van zijn mond vormde hij de Brahmanen, van zijn armen maakte hij de krijgslieden (Ksatryas), uit zijn dijbeenen ont- stondende handelaren (Vaicyas) en tenslotte uit zijn voeten de paria's (Sudra's). De Brahmanen- groep die evenals de andere weer in een aantal kasten en onderkasten is verdeeld draagt den naam, die haar steeds geluk zal aanbrengen bij alles wat men op deze wereld moge verrichten of ondernemen. De Brahmaan is het erkende hoofd der gemeenschap. De naam van de groep der strijders ls reeds de uitdrukking van een gewel dige krachtscapaciteit cn als zoodanig is zijn le- ven in alle opzichten beschermd. De kooplieden J ontleenen rijkdom aan hun naam, dien zij dan ook aUQ zeker zijn, tijdens hun leven deelachtig te worden. Naar de oude boeken vormen deze drie stam men gezamenlijk de basis der geheele samenleving en van alles wat bestaat. De Brahmanen, die steeds het voornaamste deel vertegenwoordigen, worden beschouwd als resultaat van alles wat Jicht en goed is. Buiten deze drie menschengroepen ech ter. staan de paria's, die reeds aan hun benaming een veelheid van minder goede tot uiterst verachtelijke eigenschappen verleenen. In tegenstelling tot de hoog ste kaste der Brahmanen, behooren de paraia's gelijk de olifanten en tijgers tot het rijk van de duisternis, e heilige boeken, die van de overige groepen lange |®eschry vingen geven, noemen van de paria's alleen den naam. Gandhi wiens heele leven en werken het symbool is gïweest tegen de vele verkeerde toestanden die boven- Vin w „Lvc,r1f,e"ng met ZlCh bracht' e6l0°«' dal d« a pzti ,ev Brahmaan. dia zich tegenover een andere tA S Wn T", a' hCeft «sd™Sa"- *>1 i" kUn volgend leven als lid van een lagere kaste worden geboren, t-r- T,l sïri,tod,de Paria meer en meer de Slepen der .thTelt Bradimanen zal naderen! Met dat alles verlangt hij echter niet de geheele afschaffing van het stelsel. Hij j rast Sca ilier. imes, N HEL' WA* a fi- irk in aak. FtAIÜEC feullteton naar het engelsch. M v n .flen winkel binnen!" commandeerde Wrighton r* olly- En toen tot den man: „Laat het pistool zak- i' 6en t00n' of: een trompet in de keel had", zooais de winkelierster naderhand zei tegen degenen, Wien zij de scène vertelde. L Het P^tool zwaaide op en neer, maar het ging niet haar beneden. Met streng gelaat trad Mr. Wrighton op den man toe, schudde hem het pistool uit de hand en greep hem toen den kraag. L 1)6 ongelukkige viel neer, of hijzelf een schot had ge- MFiKli ®en" Het was echter een bui van vallende ziekte. hfc" «Kom eens naar buiten, Mrs. Wilson", riep Mr. Wrigh- ton de winkelierster toe. „Hij zal u geen kwaad doen." j De man had het schuim op den mond en bood een «eerniswaardigen aanblik. ..Ik wil hem niet in mijn huis hebben," zei de vrouw, ndere dorpelingen weigerden ook, want er bestond niet 'Veel sympathie voor de ruwe mijnwerkers. i De man was nu bewusteloos, had den zakdoek van ^Mr. Wrighton tusschen de tanden geklemd, omdat hij üanders op zyn tong zou bijten. Met moeite haalde hij idem. De dogcart van den Manor kwam voorbij en de eige- aar zei: "Dan moet hij maar naar mijn huis vervoerd wor- n* _als jullie hem geen van allen hebben wilt." ..Wat, sir!... Nadat hij getracht heeft u neer te schie ten?" e EEM® ..Help mij maar, hem er in te krijgen," zei Wrighton. lad's^. Niemand durfde wat tegen zeggen; dus werd de zieke in den dogcart getild en kreeg de groom de boodschap mee: 340 - „Zeg aan de huishoudster, dat ze goed voor hem LADzorgt, en rijd dan onverwijld naar den dokter ,jJa, sir." wenschte vier hoofdgroepen te behouden, zonder echter hun ontelbare onderlinge verdeelingen toe te staan. De wetten der overerving behooren z.i. tot de absolute waarheden der natuur terwijl bovendien duidelijk :s gebleken, dat de verdeeling in kasten het Hindoeïsme voor ondergang heeft bewaard. De erkenning dezer historische verdienste neemt echter niet weg dat de minder goede hedendaagsche toestanden worden ver oordeeld. De Paria's worden beschouwd als de laagste sociale klasse van Britsch-Indië en worden de „onaanraakba- ren" (untouchables) genoemd, Oorspronkelijk behoo- rend tot overwonnen volksstammen, werden zij slechts geroepen tot het verrichten van de z.g. onreine beroe pen, zooals het looien en tanen van huiden, en het schoonhouden der straten. Als belooning ontvingen zij de resten van voedsel, die anders aan honden zouden zijn gevoerd, terwijl zij in vele gevallen zelfs waren genoodzaakt het vleesch van krengen te eten om in het leven te blijven. Door de uitoefening van hun beroep stonden zij dus reeds in een slechten reuk: daarbij was hun voeding onzuiver, terwijl de algeheele verwaarloo- zing van de zijde der overheid den toestand in hooge mate verergerde. Het aanraken dezer menschen is voor hoogere kasten verboden en zelfs het loopen in hun schaduw wordt reeds geacht een verontreinigenden In vloed te hebben De laagste klassen van de trein, waarin zij alleen mogen reizen, zijn zeer slecht onderhouden cn vormen dikwijls de haard van een der vele besmettelijke ziekten, waardoor Britsch-Indië nog steeds wordt be zocht. De indeeling der kasten staat los van de bestuursin- deeling, die door de Engelsche regeering is gemaakt. Practisch echter heeft zij een overwegenden invloed op het maatschappelijk leven van Indië. De kaste heeft meestal een raad van vijf leden, die toeziet dat nie mand verboden werk verricht of andere overtredingen of zonden begaat. De straffen zyn in overeenstemming met de draagwijdte van het gepleegde feit. Dit kan o m. zijn: het eten of drinken in gezelschap van iemand uit een lagere kaste of sub-kaste, het hebben van een ge schonden oor of neus of te zijn geslagen door iemand gestooten en zijn daardoor zelf tot de paria's van het Britsche keizerrijk geworden. De ongerechtigheid, die wij van Engeland ondervinden, is slechts klein, verge leken bij de groote smarten, die wij den paria's heWben toegevoegd." Het oude Indië heeft op deze woorden weer zijn krachten verzameld en het is reeds midden in den strijd tegen de Europeesche beschaving, een strijd, die het met zooveel inspanning en vertrouwen voert, dat zelfs de diepst ingewortelde tradities worden prijsge geven. Het levenslot van ontelbaar velen zal daardoor worden verlicht.- J. A. C. BLOEDIGE ONLUSTEN IN EEN SPROOKJESSTAD- ONDERLINGE STRIJD DER ARABIEREN. ZACHTE HEELMEESTERS EN STINKENDE WONDEN. (Van onzen reizenden correspondent). Een der schamele hutten, waarin de paria's, de laagst staande klasse, zyn ondergebracht. van een lage of onreine kaste. De straffen, die worden opgelegd zijn in diverse landstreken verschillend, de strafbare feiten worden er naar een andere maatstaf gewaardeerd, zij zijn b.v. boeten, publieke beschamingen of uitsluiting van de gemeenschap, voor eenigen tijd Zoodoende worden de grenzen tusschen de kasten dus stevig in stand gehouden. Alleen het woord van Gandhi was in staat, deze scheidingsmuren wat te verlagen. Ofschoon in principe niet tegen het stelsel, wil hij echter niet erkennen, dat de eene groep van menschen automatisch beter is en hooger staat, dan de andere. „Integer-deel", zoo zegt hij, moeten eerst allen gelijk zijn; wanneer wij, Indiërs in de wereld als melaatschen worden behandeld, dan is de eenigste oorzaak te zoeken bij de omstandigheid dat wy zelf een vijfde deel van ons eigen ras niet beter hebben behandeld. Wij hebben den paria uit ons midden DAMASCUS, Dec. 1931. ET groote oogenblik voor mij naderde, het oogen- blik, dat ik de terugreis zou aanvaarden naar het vaderland, maar nog vóórdat ik mijn kof fers had gepakt, kon ik aanschouwen hoe in de oude, heilige stad Damascus bloed vloeide, menschen in de straten stervend neerstortten, gewonden getrans porteerd werden naar de hospitalen. Schoten knalden, een helsch oproer woedde, dat echter dadelijk na het ingrijpen der Franschen bedaarde. Het waren de verkiezingen, welke aanleiding gaven tot de wanorde en het verlies van menschenlevens. De bevolking van Syrië zou een volksvertegenwoordiging mogen kiezen. Dit zou de eerste stap zijn naar vrijheid en zelfstandigheid op democratischen grondslag. Het denkbeeld was prachtig, doch men had er slechts bij vergeten, dat de Aziaten hier niets gevoelen voor demo cratie omdat zij er niets van begrijpen. Het recht van den sterkste is voor hen het eenig begrijpelijke principe en dus koesteren ze geen bezwaar tegen verkiezingen, maar deze verkiezingen moeten dan plaats hebben volgens een systeem, hetwelk in overeenstemming is met dat van het recht van den sterkste. Eerst moet er daarom worden gevochten om uit te maken, wie de leiding bij de verkiezingen en de controle op de stembus heeft. De partij, welke bij dezen strijd de overwinning behaalt, zorgt dan wel. dat ze bij de door haar be waakte en gecontroleerde stembussen de meerderheid verkrijgt. Voordat de verkiezingen in Syrië plaats hadden, was dus de groote vraag, welke partij of welke groep van partijen de verkiezingen zou leiden. Republlkeinsche nationalisten, monarchisten met verschillende sympa thieën. gematigden, allen hoopten een zekeren invloed uit te kunnen oefenen en de controle van de stem bussen te kunnen verkrijgen. Aan al deze berekeningen werd een einde gemaakt doordat de Fransche hooge commissaris tijdelijk het bewind in handen nam, hierbij gesteund door een commissie ingezetenen van alle schakeering. De Franschen wenschten vrije verkiezin gen, welke werkelijk een uitdrukking zouden zijn van den volkswil. De felle nationalisten en monarchisten, kleine groepen, waren van den aanvang af hiermede niet geheel tevreden. Zij. maar vooral de nationalisten, waren slechts zeker van een voor hen gunstig resultaat, indien zij de kiezers konden terroriseeren. De Franschen dreven hun onpartijdigheid zoover, dat zij de handhaving van de orde op den verkiezingsdag geheel overlieten aan de gemeentelijke, grootendeels Arabische politie en de inlandsche gendarmerie. Men moest niet kunnen zeggen, dat de Franschen door mi litair- of politie-vertoon de bevolking hadden willen inti- mideeren Dit was zeer nobel, maar getuigde niet van een bijzonder goeden kijk op de geestesgesteldheid der Arabieren, speciaal der nationalisten, Dit goed vertrou wen en dit idealisme der Fransche gezaghebbers werden de aanleiding tot de hevigste wanorde en het wreedste bloedvergieten. Reeds enkele dagen vóór den datum der verkiezingen vochten de Arabieren onder elkander. Een paar monarchisten werden door republikeinsche nationalisten op barbaarsche wijze afgeranseld en ln het water geworpen. Een der nationalistische voormannen liet uit het dorp vanwaar hij afkomstig is. een paar honderd boeren en landarbeiders naar Damascus komen; een soort legertje, bestemd om de tegenstanders van dezen natlonalistischen voorman respect in te boeze men. Toen de Syrische politie, waarschijnlijk op 'n wenk van de Franschen, de aanwezigheid van zulk een strijd bare groep in de stad verbood, gingen er reeds veront waardigde stemmen op. welke spraken van „onderdruk king" en „onrechtvaardigheid". Wat waren dat nu "oor verkiezingen, waarbij men niet eerst eerlijk om het bezit van en de controle op de stembussen mocht vechten? Den dag van de verkiezingen werd het een wilde ben de, waarbij de Arabische bevolking, in het bijzonder de nationalisten, zich van haar slechtste zijde deed kennen. Er was een geregelde aanval georganiseerd tegen de Syrische politie en gendarmerie, dus tegen de eigen landslieden, om de stembussen te veroveren en dus de eerlijk opgezette verkiezingen te verijdelen. Ergerlijk en De groom tikte aan zijn pet; Mr. Wrighton werd stipt gehoorzaamd door zijn bedienden. Harry Smithson reed het dorp binnen; hij was op weg naar „Sparrenzicht" en vroeg wat er gebeurd was. Een koor van stemmen antwoordde hem. „Wie heeft geschoten? Welke mijnwerker? Ik kan er geen touw aan vastmaken", zei hij tot Dolly. Ze lichtte toe, wat er had plaats gehad. Hij Verschoot van kleur, toen ze sprak van een pistool. „We zullen allen nog doodgeschoten worden. Maar ik rijd nu dadelijk naar Diston en waarschuw de politie." „Mr. Wrighton heeft den mijnwerker naar de Manor gezonden, om verpleegd te worden. Ik geloof, dat de man zelf niet wist, wat hij deed, toen hij dreigde te schieten. Maar Mr. Wrighton bleef zeer kalm. Hij heeft hem het pistool uit de handen geslagen." „Dat zou iedereen gedaan hebben," zei Harry Smithson. „Maar de man moest in verzekerde bewaring zijn ge nomen. Zal ik voor je naar de politie in Diston rijden, Wrighton?" „Neen, ik zal er niets van zeggen. Het pistool was niet geladen." „Niet geladen?... Ha. ha! Die is goed! En Miss Marston hield het nogal voor zoo'n moedige daad." Zijn spotternij joeg Dolly een bloe naar de wangen. „Hij wist niet. dat het niet geladen was", zei ze boos. „Zeg. Wrighton voel jij je niet een held?" ging Smith son voort .dat je Miss Marston voor een ongeladen pi stool hebt gered?" „De moed was dezelfde," zei Dolly. „Juist Miss", meende een oude man, die al in dienst was geweest bij den oom van Mr. Wrighton. ,A1 had het ook een kanonlading gehad dan zou Mr. Wrighton precies hetzelfde hebben gedaan." „Die is goed!" bleef Harry Smithson maar lachen, „Nu, ik zal eens vertellen, hoe u gered werd voor een ongeladen geweer. Miss Marston!" „Laat mijn naam er als 't u blieft buiten", zei Dolly hooghartig. „Het pistool was niet op mij gericht; ik was er toevallig bij." „Nu genoeg daarvan. Smithson." kwam Wrighton zelve te hulp. „Niemand werd eenig leed toegebracht en om dat die man nu toevallig een oud. verroest pistool had bemachtigd, hoeven wij nog niet te denken, dat we allen vermoord worden. Ik heb een afspraak in Diston. Ga je mee zoo ver?" „Neen, ik wilde Toby wat laten zien. Mag ik met u mee naar „Sparrenzicht", Miss Marston?" „Zooals u wilt," zei ze koud. En zoo liep hij, met den teugel over den arm gesla gen. naast Dolly voort. „U vindt het toch waarlijk niet zoo'n wonder van moed van Wrighton?" vroeg hij. „Iedere man zou het gedaan hebbei), dat verzeker ik u! En ja, hij heeft nu het Victoria-kruis, maar ik geloof, dat dit meer geluk dan wijsheid was. Niemand heeft hem er nooit van hooren spreken." „Een man spreekt in den regel niet van zijn eigen dapperheid!" „Neen; maar... Nu, ik wil Wrighton niet afbreken, maar u hebt zelf gezien, hoe voorzichtig hij rijdt." „Lord Darton zei, dat hij het beste reed van het heele gezelschap. „Die is een groot vriend van Wrighton. En, zooals ik nu zie, is u ook sterk vooringenomen." „Ik kan alleen niet uitstaan, dat ware moed be schimpt wordt, Mr. Smithson! Dan luister ik liever niet en deedt u misschien beter, verder te rijden." ,,'t Spijt mij, dat ik u ergernis bezorgde. Vergeef mij." Smithson was toch dikwijls zoo'n aardige, gezellige kameraad geweest, dus vergaf zij het hem dan ook maar en werd er verder over neutrale onderwerpen ge praat Maar toch was hij dien middag niet in haar achting gerezen en een paar dagen later viel hij haar nog meer tegen. Zij en Toby waren naar een boschje gewandeld in het dal, even buiten Dalend, De schemering begon al in te vallen, want Toby was zoo zeker geweest, dat de bloe men er groeiden, dat hij had aangedrongen op een gron dig onderzoek. Ze liepen vlug, want Martha had hen gewaarschuwd, om toch vooral te zorgen, thuis te zijn, als het donker begon te worden, omdat er overal mijn werkers in den omtrek dwaalden, Daar hoorden zij een paard komen aandraven. Dc ruiter leunde voorover in het zadel en dreëf met zweep en sporen zijn paard steeds tot sneller rijden aan. „Harry! Harry!" riep Toby verrukt. En het scheelde niet veel, of hij had een trap van het paard gehad, zóó roekeloos galoppeerde de ruiter voort. „Redt u! De mijnwerkers zitten mij achterna!" En hij draafde voort, doodsbleek en klappertandend. „Wat ls er? Wat is er?" vroeg Toby verschrikt. Even moest Dolly lachen om het dwaze van het ge stuitend was de wijze, waarop deze aanval plaats had. Voorop werden in de aanvalskolonne gezet vrouwen en kinderen, onmondige, gesluierde vrouwen en onmondige kinderen, die niet konden begrijpen, waarom het eigen lijk ging. Deze vrouwen, die niet anders zijn dan Ha- vinnen, om niet te zeggen „gevangenen" waren door hun. heeren en meesters gecommandeerd en tot fanatisme opgezweept door de bewering, dat zy optraden in het belang van den Mohamedaanschen godsdienst tegen, menschen, die samenwerkten met ..ongeloovigen', dat wil zeggen Christenen, Joden, en afgescheiden Mo- hamedanen. Gedekt door vrouwen en kinderen begonnen de „na tionalisten" de menschen van hun eigen natie, Syrische politie en gendarmerie, te bekogelen met steenen en léege flesschen. Er knalden ook revolverschoten en hier en daar stortte een Syrische politieman bloedend neder, zonder dat de Syrische gewapende macht van de waper.s gebruik maakte. Alle ruiten van het stadhuis en van het Syrische regeeringsgebouw werden verbrijzeld, doch tegen het gebouw van het Fransche hooge commissari aat werd niets ondernomen en de Europeanen liet men met rust Het was een strijd niet tegen Europeanen, doch van Arabieren onder elkander. De nationalisten, die zoo hard hebben geschreeuwd, dat Europa langzamerhand meen de hen te moeten beschouwen als de vertegenwoordigers van de geheele bevolking, vreesden eerlijke verkiezingen, welke de meerderheid wel eens zouden kunnen brengen aan meer gematigde en minder anti-Europeesche ele menten. Vandaar de verwoede aanvallen tegen eigen landgenooten. De Syrische regeeringsgebouwen, waar de stembus sen stonden, een beroep op de Franschen en een af dee ling Fransche soldaten, verscheen op het groote plein in het centrum der 6tad en dit maakte een oogenblik indruk. Toen echter bleek, dat ook de Fransche solda ten bevel hadden zich van geweld te onthouden, kregen de wilde aanvallers weder moed. Een hagel van stee nen en leege flesschen daalde neder op de Franschen, die met het schuim van woede om de monden werkeloos bleven en daarmede het bewijs gaven van een buiten gewone discipline. De opwinding bij het kleine Fran sche detachement werd evenwel zoo groot, dat de na tionalistische aanvoerders angst kregen en daarom het parool uitgaven: „Naar de Christenwijk", waarheen zich dadelijk een wilde menigte, voor een groot deel bestaand uit het schuim der stad, in beweging zette. De Christenwijk van Damascus is niet een „Europee- sche" wijk. De bewoners zijn er grootendeels niet-Mo- hamedaansche Oriëntalen, R.K. of orthodox geworden Arabieren, ook Joden. De onlusten dreigden te ontaar den in een algemeene plundering en moordpartij, zooals zy in deze streken reeds zoo dikwijls zijn voorgekomen, en zooals zij weder zijn te verwachten, zoodra de Fran sche troepen geheel uit het gebied zullen zijn terugge trokken. Een handjevol Syrische gendarmerie verdedigde den toegang tot den Christenwijk. Van de zijde der aanval lers knalden revolverschoten, eenige gendarmen vielen, en een bloedbad scheen niet meer te voorkomen. De bewoners van de Christenwijk waren radeloos. Toen eindelijk kon de Fransche hooge commissaris ertoe be sluiten krachtig in te laten grijpen. Hoornsignalen weer klonken, cavalerie verscheen, detachementen infanterie volgden en er werd bekend gemaakt dat de handhaving van de orde van dat oogenblik aan het Fransche garni zoen was toevertrouwd. In een ommezien veranderde de toestand. Er viel geen schot meer en nergens behoefde van de wapens te worden gebruik gemaakt. Hier en daar was er een stevig Fransch soldaat of onder-officier, die een schreeuwenden Arabier eenige flinke opstoppers gaf, en dat was alles. De verkiezingen waren intusschen opgeschort. Den volgenden dag had de begrafenis plaats van vijf slacht offers, aiTen Syrianen, die gevallen waren tengevolge van het „idealisme" van enkelen, die het Syrische volk hadden willen gelukkig maken met een modern demo cratisch regeeringssysteem, waarvoor het nog bij lange niet rijp is. De bevolking, zelve ontzet door de gebeurtenissen, gaf enkele dagen later een verpletterende meerderheid aan. de gematigde partijen en stelde de wilde nationalisten in het ongelijk. Deze bloedige gebeurtenissen, noodlottige gevolgen van een dilettantisch idealisme, vormden mijn laatste indrukken in dit schoone, zonnige land. J. K. BREDERODE. val; de eene man reed door, slechts bedacht op eigen behoud, en de andere drong zich tegen haar aan om be scherming. Die lach had Toby ai gerustgesteld. Hij lachte mee en dacht niet meer aan gevaar. Maar juist om den hoek van den weg kwamen ze een troep jonge mannen en opgeschoten jongens tegen die zwaaiden met hun stokken en onmiddellijk riepen, toen ze die twee zagen: „Heb je hem gezien?... Bang als een wezel was hijt Maar we zullen hem wel leeren." „Daar gaat hij," zei Toby, met den vinger de richting aanwijzend, waar Smithson verdwenen was. „Zoo. Nou, een anderen keer krijgen we hem dan wel! Hebt u niet een kleinigheid voor ons, Miss?" „Neen, niets", zei Dolly kortaf. „En u, heerschap?" Toby voelde in zijn zakken. „Je moet hun niets geven", fluisterde zij hem in. „Het zijn maar jongens". Een man met ongunstig uiterlijk trad op hen toe en zei: „Je moet beiden je zakken omkeeren. Dit is de zoon van Mrs. Brotherton en het is bekend, hoe zij over de staking denkt. Ze is koek en ei met Wrighton. „Keer je zakken om, Toby" zei Dolly, die begreep, dat in stipte gehoorzaamheid juist hun redding lag. Met bevende vingers keerde hij ze om en er zat ook in het geheel geen los geld in; wel van allerlei rommel: touwtjes, steentjes en stukjes gekleurd lak. Dit was nu weer zijn laatste amusement. De jongens lachten en gierden, maar de jongsten on der hen staken met gretigheid die roode, witte en blauwe pijpen bij zich. Dolly keerde haar zak ook om: er was niets in dan een zakdoek „Dus nu kunnen wij verder gaan?" vroeg zij. De jongeren zouden dit wel toegelaten hebben, maar die eene belhamel zei: „Stil! Zóó zullen ze er niet afkomen! Ze dragen goede kleeren en onze vrouwen en kinderen hebben vodden aan het lijf. Ze moesten maar eens ruilen, vindt jullie ook niet?" Een jonge man pakte Toby bij de schouders. „Die jas is van mij", zei hij. Een ander greep zijn hoed. „En die hoed zal mjj wel staan."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 5