m Cursusyergaderin? van de Vereeniging van Oudleerlingen der Rijkslandbouwwinterschool te Schaffen. EOOUxDe overeenkomst en het verschil tusschen de wereldcrisis van 1884 en de huidige en de consekwenties voor ons productiestelsel. i tr«k van tr'Jtuig, in bedn r waard* - b stopte, R EN De heer Ir. Dijt vervolgt zijn rede aldus: kje van aandacht zlJn de goederenschaPPen geheel nieuwe instellin- nderhan'f - £en hulr>. ern!eu*ti gr js nje{S nieuws onder de zon. Zoo is er ook niets nierln *j,jeuws in het idee „goederenschappen". Reeds in m een ^Genesis 41 kunnen we vinden, dat Jozef voor den gevallen epharao de tarwe va t de zeven vette jaren bewaarde nebben tatVoor de zeven magere. Dit was niet alleen een ti doen tüÉgyptisch-nationale instelling, doch ook de omwo- 'is, de p»nende volken (vader Jacob) profiteerden in de ma- n- gerc jaren van de voorraden. De instelling was dus gers, wfiraj tot zekere hoogte internationaal. Wel is alles nu het om ;veel ingewikkelder geworden en is het minder eon- nvoudig een goederenschap op te richten dan ten tijde van den Pharao, die alleenheerscher was. Wat echter ""toen wijs en verstandig was, is het nu ook nog. An f i dere tijden, andere manieren, doch in den grond is ffjjjfihei idéé goederenschap reeds ten tijde van Jozef in Egypte uitgevoerd. >s De verschillende valorisatiepogingen met koffie in omen do» Brazilië en met tarwepools in Canada, enz., zijn eigenlijk ook onvolmaakte goederenschappen. Onvol- V li maakt, omdat ze niet universeel zijn en de lasten L\p|door een te gering aantal menschen gedragen moe- ten worden. In Duitschland, het land met den typisch nationaal- socialistischen geest (ik noem niet alleen de geest van de nationaal socialistische partij aldus, doch ook de peest van die groepen, die economische moeilijk- ri 1931 heden nationaal willen oplossen met miskenning van alle belangen buiten de grenzen der bepaalde natie: ook Frankrijk is een typisch nationaal socialistisch 1000. land,) in Duitschland wil men trachten den oogst, die de boeren in den herfst afdorschen, te laten bewaren 200. door financieel krachtige lichamen, om dan den 8539 K oogst geleidelijk over het geheele jaar verdeeld op de markt te brengen Dit moet dienen om den seizoen- druk in den herfst op de markt op te heffen en dezen druk over het geheele jaar te verdeelen. Buitendien 4 95j wordt wel voorgesteld op de aldus bewaarde hoe- 0 1584 veelheid tarwe geld te geven op bewijzen van opslag: 4 2225 de larwe zou dan °°k dienen als onderpand voor 4 *>925 geldswaardig papier. 3225 Hoewel een dergelijke instelling zeer onvolmaakt zal moeten werken, daar in een betrekkelijk klein land dan weer een tekort en dan weer een te veel zou heerschen, zou zoo'n instelling een nationaal goede- renschflD genoemd kunnen worden: we dienen hier bij echter op te merken, dat de wereldmarkt door zoo'n nationaal goederenschap niet beheerscht kan worden en zelfs de nationale markt slechts zeer on voldoende. Een artikel, dat reeds universeel door goederen schappen bewaard wordt is het goud Wel is waar wordt het niet door een universeele instelling be- uiuD is -waard, de afzonderlijke nationale circulatiebanken 5Sf2 J* dragen gezamenlijk de lasten, verbonden aan het 1573 lf renteverlies en bewaarloon van dit goed (gewichts- 2765 11 verlies hebben we hier practisch niet). Van de onge- 3059 II veer 54 milliard gulden aan goud. die sedert de ont- 3942 If dekking van Amerika geproduceerd zijn, wordt wal 4526 IC ongeveer 28 milliard op deze wijze bewaard, dus 3621 II meer dan de helft. De bevoorrechte positie van het >391 M goud komt des te duidelijker uit. wanneer we zien. 3870 IS dat slechts éénmaal (doch dan voor altijd) van de "525 jaarlijksche productie van tarwe 10 a 15 bewaard 3245 1B behoeft te worden door het tarweschap, dit zou bij ge- 3736 1T lijkblijvende productie over 100 jaar slechts ruim >370 lff 1 0/00 bedragen. )778 iX >407 2M8 Zullen de goederensehappen een prodnctle bevor- - deren, die meer met ons gevoel van rechtvaardigheid lp overeenstemming, is, dan de productie tot nu toe? hare p« voor bProf. Cohen schrijft in zijn reeds geciteerd boek: seft rek „De beste richting (van voortbrenging) kan geen an- ïkeüjk J dere zijn dan deze, dat in de eerste plaats worden ïlen." voortgebracht de noodzakelijke levensbehoeften voor allen: voedzame spijzen, doelmatige kleeren, gezon- renzictf de woningen." as om Welnu de noodzakelijke levensbehoeften voor allen irton la 1 worden zonder goederenschappen periodiek in on voldoende hoeveelheid geproduceerd, dit is o.a. het Sn heel geval met tarwe, met katoen, met koffie, enz. Met de tarwe gaat de productie van rijst en andere gra nen op en neer, met de katoen de productie van vlas gaat tror en andere grondstoffen voor de textielindustrie. Door ander» 1 middel van de goederenschappen bereiken we. dat jst ik m er altijd iets meer is dan gevraagd wordt en doen >eten." we dus een stap in de goede richting, die leidt naar voord tr: 6en toestand, dat niemand of bijna niemand gebrek was ge? zal HJden. Waar het nu onmogelijk is de bewaring mding 3 7an a,le Reproduceerde goederen universeel te rege- ar vóór n [vruchten moeten dadelijk geconsumeerd, auto- j beleefd* m°l)'elen en radiotoestellen verouderen spoedig van hier Wi mode'- enz-l is het volkomen logisch, dat de goederen schappen aljereerst worden opgericht voor die pro- "Darrenp Jjucten, die behooren tot de noodzakelijke levensbe hoeften voor allen. Wanneer later een veel hoogere x welvaart mede door de goederenschappen doordringt awit tot a,,e ,apren der samenleving, zal het mogelijk zijn, w. d8t behoefte bestaat aan universeele productie- of 1 "mi Prijsregeling van meer luxe artikelen. Die behoefte - jg nu n0R njet zoo urgent. Nu is er behoefte aan goe- derenschappen voor de grondstoffen van de noodza aangew kelijke levensbehoeften en speciaal voor de stapel producten van den landbouw. „Had Bovendien zouden goederenschappen voor indu- itrieele producten niet zonder contingenteering en hun productiecontrole mogelijk zijn, raar tt® oo dw® stool.' ig, -u Vil liet d acbtt' at reddec lafaard' voor W rliet W vervol Zullen door de goederenschappen geen belangrijke groepen menschen buiten betrekking geraken, door dat hun arbeid dan niet meer gevraagd wordt? Er zijn vrij veel menschen, die hun inkomen ver dienen in den termijnhandel en in de speculatie. De kundigsten onder hen kunnen te werk gesteld wor den bij de goederenschappen. De zuivere speculanten kan onze samenleving missen. Zij zullen zich mis schien het sterkst verzetten tegen de oprichting der goederenschappen, doch het behoeft geen betoog, dat het algemeen belang niet opgeofferd mag worden aan een groep dobbelaars. De deskundige makelaars en hun personeel, die op de termijnmarkten werken kunnen echter van groot nut zijn voor de goederen schappen, ook al, omdat de goederenschappen de ter mijnmarkten vervangen en het personeel van deze markten het best op de hoogte is met kwaliteiten, aanvoeren, verschepingen, enz. Zullen de goederenschappen op den duur geen te groote voorraden veroorzaken? Deze vraag wordt vaak gesteld door personen, die onkundig zijn met landbouwproductie en alleen de industrieele productie kennen. Wanneer een spelden- fabrikant zeker is van de afname voor een juist ren- dabelen prijs van alle spelden, die hij produceert, zal hij de productie geweldig opvoeren: Hij zal zijn ma chines dag en nacht laten werken en zooveel machi nes plaatsen als hij kan en hij zal de wereld als hei ware onder de spelden begraven. Hetzelfde zou ge beuren met petroleumproductie en met andere indu strieele bedrijven, wanneer rendabele prijzen zeker zijn. In den landbouw is dit echter een geheel andere zaak. Hier is het geen fabriek, die de productie naar willekeur kan uitbreiden, hier hebben we te maken met een betrekkelijk beperkte oppervlakte grond, die behalve met gewassen, die stapelproducten opbren gen, ook met andere producten wordt bezaaid en be poot. Een te groote uitbreiding van de cultuur va:, stapelproducten, zou een inkrimping van de overige gewassen tengevolge hebben en de prijzen hiervan zouden hooger worden en meer aantrekkelijk voor de producenten. Bovendien verlagen de goederen schappen bij grooteren voorraad de prijzen der stapel producten een weinig, zoodat ook hierdoor een deel der producenten van stapelproducten zou afvallen. Het groote verschil met uen toestand zonder goede renschappen is deze, dat de inkrimping en uitbrei ding van de teelten van tarwe, rubber, enz. veel min der met schokken gepaard zal gaan en daardoor niet periodiek geweldige oppervlakten in cultuur geno men moeten worden en weer moeten worden ver laten. In Juni 1931 werd b.v. een rubberonderneming op Malakka, waarin 3.5 mililoen dollar kapitaal gesto ken was, wegens de malaise aan een Arabier ver kocht voor 5200 dollar! In de volgende hoogconjunc tuur zal deze Arabier kunnen profiteeren van het geen anderen met veel moeite en kosten hebben ge sticht, doch in dien tusschentijd zijn vele geëmploy eerden en werklieden broodeloos geworden. Zoo werkt- de economische samenleving zonder goederenschap pen! Met goederenschappen kunnen de goede rubber ondernemingen matig door blijven werken; de rub bervoorraden zullen hierbij in de eerste jaren wel sterk toenemen, doch deze voórraden zullen op den duur noodig blijken. Voorraden van eenjarige cultuurplanten zullen minder heftig variëeren. Hoe moeten de kosten der goedernschappen over de deelnemende rijken verdeeld worden? De meest gewenschte toestand zou die zijn, waarbij alle niet-liussische landen aan de oprichting van goederenschappen deelnamen. Echter hebben niet alle landen per hoofd der bevolking evenveel belang bij de oplossing van het crisisvraagstuk. Van de Euro peesch-Amerikaansche landen b.v. komt Frankrijk gewoonlijk tamelijk goed door de depressie heen, ter wijl we de inlandsche bevolkingen van Afrika. Azië en Australië wel voor het allerbelangrijkste deel bui ten beschouwing kunnen laten. Nu is het belang van de goederenschappen voor de niet-Russische landen van Europa en Amerika, inclusief Australië en do Europeesche nederzettingen in Afrika en Azië het grootst. Ook Japan zou een groot belang bij deze in ternationale samenwerking kunnen hebben. Willen de goederenschappen effect hebben, dan moet verreweg het belangrijkste deel der niet Rus sische wereld er aan meewerken. Blijven er enkele afzijdig, dan moeten de aaneengesloten landen, die de goederenschappen hebben opgericht ten opzichte van die stapelproducten, waar het om gaat, een mo nopolie tegenover de niet-deelnemende staten op richten. opdat die overige staten niet zullen profitee ren van de goederenschappen zonder de lasten te dragen. Bij verkoop van de producten van het mono polie aan de niet aangesloten staten moet dan een hoogere prijs voor die producten bedongen worden dan aan de aangesloten staten, bij aankoop van de niet-aangesloten staten moet dan een lagere prijs be taald worden door het monopolie. De verdeleing der kosten over de aangesloten sta ten moet zooveel mogelijk naar het inwonertal wor den berekend, hoewel tevens rekening gehouden be hoort te worden met de economische ontwikkeling der deelnemende landen. Indien b.v. China mee zou doen, zou het natuurlijk niet billijk zijn dit rijk vol gens zijn inwonertal evenredig met een land als Duitschland of Engeland te belasten, daar de eco nomische ontwikkeling van China per hoofd der be volking veel geringer is. Overigens zijn de kosten van de goederenschappen zoo laag vergeleken bij de enorme economische voordeelen. dat de deelnemende staten wel zeer spoedig met een onpartijdige billijke taxatie der kostenverdeeling genoegen zullen nemen. Is de internationale politiek geen geweldig beletsel voor de stichting van goederenschappen? De verwarde en verre van eendrachtige gedragslijn der niet-Russische landen lijkt op het eerste gezicht een onoverkomelijke hindernis voor de oprichtin? van goederenschappen, waarvoor een groote solida riteit noodig is Ik ben er van overtuigd, dat dit zeer snel moet en kan veranderen. Iedereen, die de internationale politiek nagaat, zal het opvallen hoe buitengewoon snel we op dat gebied leven hoewei ra.i. nog niet snel genoeg. De opvattingen over do oorlogsschulden, over tolunies, over ontwapening, enz. veranderen met den dag en ik ben er van over tuigd. dat de regeeringen bij goede propaganda bin nen een paar maanden voor de goederenschappen ge wonnen kunnen en moeten worden Moeten worden, omdat deze crisis anders de ondergang van de Wes- tersche cultuur met zich zal sleepen. Wanneer het tenminste niet reeds te laat is! Hoe langer we wachten, hoe dieper de crisis doorwerkt en hoe moeilijker bet herstelook met goederen schappen! Waar het nu echter blijkt, dat de regeeringen wel iets voor de industrieele stapelproduoten voelen (ik wijs behalve op het beraamde steenkolenkartel, ook op den tinpool, waaraan de Nederlandsche regeering ook meedoet, aan zijn tusschenkomst in het Chad- bourneplan hier heeft het industrieele element ook de overhand over het landbouwelement), doch dat men de landbouwvraagstukken liever in het land zelf oplost. M.i. is dit in hoofdzaak het gevolg van 2 oorzaken, lo. verschillende landen wenschen met het oog op oorlogen met hun voeding onafhankelijk te worden van het buitenland en 2o. er is, vooral in Nederland een tendens om den landbouwer, zooals de heer J. Smid te Voorburg het uitdrukt, uit te schudden en het hart van de regeering gaat veel en veel meer uit naar handel en industrie, dan naar den landbouw. Voor onzen Nederlandschen landbouw zie ik in de zen economischen oorlog, die het tegendeel van inter nationale samenwerking is, zeer bezwaarlijk een op lossing, wanneer niet de Nederlandsche regeering toont, dat het haar ernst is onze volkskracht te be waren. Zoolang echter Rusland met zijn economisch systeem de vrije hand wordt gelaten op onze mark ten, ten behoeve van den handel en wanneer ieder land, zelfs met de meest gedeprecieerde valuta op onze markten kan concurreeren, is er voor onze land bouw geen oplossing; dan brengt de toekomst een nog ernstiger catastrophe dan we nu reeds beleven. De laatste verhooging der botertarieven door de Duit- sche regeering maakt de toekomst van de veeteelt al zeer duister. Er blijft ons zonder internationale samenwerking, die vooralsnog onmogelijk schijnt, een oplossing door een bijzonder krachtig ingrijpen van onze regeering in den buitenlandschen handel. Een absoluut Staatsmonopolie voor den buitenlandschen handel lijkt onvermijdelijk, om de prijzen in het bin nenland op een redelijk peil te brengen en om strijd middelen te hebben in den tegenwoordigen econw- mischen oorlog. Het afzijdig blijven van onze regee ring brengt slechts enkele voordeelen aan de stede lijke consumenten en aan enkele handelaars, doch breekt onze volkskracht af. Werkloosheid en boeren- verarming zijn het gevolg. Trouwens ook de maatregelen van het buitenlan-i dwingt onze regeering wel tot het oprichten van mo- nopolen voor den buitenlandschen handel. Denkt slechts aan de gevolgen van de Fransche contingen teering van boter en aan het nieuwe Duitsche in voerrecht op boter. Bij het toewijzen van de contingenten, die naar Frankrijk mogen worden gezonden is de moeilijkheid het voordeel, dat deze contingenten opleveren om de producenten te doen toekomen. Immers de exporteurs Koopen op een door de contingenteering gedemorali seerde markt en ze verkoopen op een door de contin genteering gesteunde markt. Een oplossing zonder dezen buitenlandschen handel geheel door de regee ring te laten regelen, lijkt onmogelijk. Regelt de re geering den handel, dan kan op de exportproducten door het Staatsmonopolie worden toegelegd, wat op de importproducten kan worden verdiend. Natuurlijk is zoo'n stelsel zeer bezwaarlijk voor een behoorlijken gang van zaken in den handel. Denkt slechts aan den bloembollenhandel, doch een oplos sing moet gezocht worden om den ondergang van ge heele provincies te voorkomen. Hebben verschillende Staten dergelijke monopolcn opgericht, dan zou het mogelijk zijn den handel voor kwaliteitsproducten (zuivel, vleesch, groenten, bloem bollen, eieren, enz.) geheel vrij te geven, terwijl voor de landbouwstapelproducten gezocht zou kunnen worden naar het oprichten van goederenschappen. Hoe meer staten samen zouden kunnen werken, hoe beter, want hoe minder regeeringsbemoeiing noodig zou zijn. Zeer vrees ik echter, dat men niet tijdig tot goede maatregelen zal overgaan. Bij een verder uitzieken hebben we 2 kwade kansen: lo. dat er revolutie korm' hetgeen met de Russische organisatie op den achter grond niet onmogelijk is, en 2o. dat ten slotte toch de overschotten opraken en een nieuwe hausse zal kun nen plaats vinden. Wee dan echter de toekomst, de opbloei zal behalve welvaart dan ook oorlog bren gen en na den opbloei zal een nieuwe ineenstorting volgen, die zeer waarschijnlijk nog heftiger zal zijn dan die welke we nu beleven. Mogen we aan hen, die na ons komen willens en wetens een nieuwe economische catastrophe legatee- ren of zijn we verplicht te werken voor een betere toekomst? M.H. de Voorzitter, m.i. kan het antwoord niet twijfelachtig zijn. We moeten trachten onze produc tie zoo te regelen, dat de bestaanszekerheid voor flin ke werkers zoo groot mogelijk is en dat ieder mensch, die werken kan en wil, ook werk kan vinden, orn zich een bestaan te verschaffen. Dit is het probleem, waar onze generatie voor geplaatst is, een probleem, dat alleen kan worden opgelost door een werkelijk saamhoorigheidsgevoel, een saamhoorigheidsgevoel, dat verder gaat, dan het geven van aalmoezen. En wanneer het menschdom uit deze crisis zal leeren op te bouwen in het algemeen belang, een opbouw, die niet meer geleid zal worden door het wreede stelsei van: ieder voor zich en God voor ons allen dan zal deze crisis met alle ellende toch nog tot een zegen voor de menschen kunnen verkeeren. (Applaus.) De opmerkingen die worden gemaakt. Ook nu weer wordt gelegenheid gegeven met den geachten inleider van gedachten te wisselen. De heer Jm. Blaauboer Gz., Kolhorn, wijst er op dat de inleider heeft opgemerkt, dat het productie stelsel internationaal verbeterd dient te worden. Maar zou het dan niet noodig zijn dat allereerst de Nederlandsche regeering inzag, dat niet volstaan kan worden met de paar maatregelen die genomen zijn. De' landbouw is in veel onderdeelen niet loonend en waar nu meer tarwe wordt verbouwd, zal wellicht de regeering het aanstonds niet kunnen volhouden den tarwebouw te steunen en zou de regeering weldra kunnen zeggen: redden jullie je maar. Is het daarom geen tijd dat de Nederlandsche regeering krachtige maatregelen neemt om aan onzen toestand tegemoet te komen? De heer Ir. G. Veenstra, Schagen, zegt dat de in leider heeft aanbevolen een internationale stabili seering in de prijzen. Bij goederenschappen zal een vaste prijs bestaan. Uiteindelijk zullen die prijzen door de politieke heeren in Den Haag moeten wor den bepaald. En spr. wijst er dan op, dat als die prij zen zoo worden vastgesteld, dat ze een loonenden of iets hoogeren prijs voor den boer vormen, dit in 't nadeel zal zijn van de consumenten. Spr. ziet daar om niet in, dat het dadelijk klaar komt, dat de Twee de Kamer voor ieder product een loonenden prijs zal vaststellen. De positie der Kamerleden is immers af hankelijk van hun stemmers en zij zullen zich wel wachten de stemmers tegen zich in het harnas te jagen. De tarwewet is in den nood der tijden klaar gekregen, maar spr. betwijfelt het of het in de toe komst zoo gemakkelijk zal gaan. Het geheele systeem, door den inleider aanbevolen, is gebaseerd op internationale samenwerking, maar zelfs nationaal zal de samenwerking al moeilijk zijn te verkrijgen. Spr. herinnert aan de pogingen die zijn gedaan, om alle karwij in één hand te krijgen, ter wijl Nederland toch het grootste kwantum karwij le vert. Het mislukken van dergelijke pogingen stelt te leur. Wat de inleider gezegd heeft over Staatsmonopolie, Je heer Veenstra staat in dit opzicht geheel aan zijn zijde. Ook spr. gelooft dat de vlugste verbetering zal worden verkregen als de geheele productie in handen van den Staat komt en het komt hem voor dat dit idéé mei kracht gepropageerd moet worden. De heer H. Visser, Bloeraendaal, heeft groote be wondering voor het ingenieuze denkbeeld van den inleider. We zitten dus met een voorraad, vooral van tarwe, maar spr. vraagt of het nu wel waar is, dat do crisis veroorzaakt wordt door die voorraden. Spr. zegt dat dus het surplus suiker verleden jaar 4 was, van tarwe 10 maar is het geen gevaarlijk spel om het surplus minder te doen zijn. Een marge van 10 vindt spr. niet te veel. Is er niet een andere kwestie die hier haar invloed heeft doen gelden? Is het niet de beurscrisis, het opdrijven van de waar de, in de laatste jaren? Niemand durft nu iets meer te doen, allereerst is verdwenen de onzichtbare voor raad en nu zijn er voorraden. Zit het niet in de men taliteit en in het vertrouwen? Dat het op de markt brengen van 1 der wereldtarweproductie door Rus land de zaak in de war deed loopen, was niet het ge volg van het op de markt brengen van die hoeveel heid, maar het werd veroorzaakt door de stemming op de markt. Spr. wijst er dan verder op, dat het productiever mogen uag aan dag toeneemt en als men nu door de goederenschappen zeker was van een goeden prijs, zouden we dan niet teveel goederen krijgen te ver schappen? En wat de vaste prijzen betreft, we zitten ook met de valuta. In ieder geval is voor het systeem een zeer loyale samenwerking noodig van de overige staten en als nu die samenwerking zou kunnen wor- uen verkregen, zouden die staten dan niet genegen zijn om mede te helpen aan een productieregeling? Goewerenschappen toch dienen om de fout te herstel len, een productieregeling tracht de fout niet te inaken. Het antwoord van den heer Dijt De heer Ir. Dijt zegt, dat hij de vraag van den heer Blaauboer reeds aan het slot van zijn inleiding heeft beantwoord. Spr. meent met den heer Veenstra, dat wat de Ned. regeering op 't oogenbiik heeft gedaan, prutswerk is. Het is absoluut noodig dat er een stel selmatige crisispolitiek door de regeering wordt ge voerd. üf de regeering moet niets doen, en het z.g. uitzieksysteem toepassen, wat in den tegenwoordigen toestand niet kan, of een goed opgezette crisispoli- liek t.a.v. alle producten voeren. In staatsmonopolie steekt zeggingskracht tegenover het buitenland. Het wordt noodig tijd dat de regeering met een stelsel matige crisispolitiek komt, niet alleen voor den landbouw, maar ook voor de export-industrie. Wat de opmerking van den heer Ir. Veenstra be treft, dat de vaststelling der prijzen waarschijnlijk bestreden zal worden door de politiek, dat is inder daad het geval. We hebben immers geen vertegen woordiging van de natie, maar van groepen (ap plaus). Maar een dergelijke regeering maakt op der; duur zichzelf onmogelijk en zal verdwijnen. Wel licht zal er dan komen een Mussolini. Het zou kun nen wezen dat de crisis ons in dat opzicht heel wat heeft geleerd en als de crisis oorzaak mocht zijn dat een nationale regeering werd gevormd, dan is dat ten minste een niet te onderschatten voordeel. Als we krijgen een nationale regeering, zal zij het belang van het geheele land voor oogen houden en in de eerste plaats dan van den landbouw. We zullen dan een regeering krijgen, die de prijzen vaststelt in het al gemeen belang, niet te hoog en niet te laag. maar den gemiddelden prijs. Zoolang het niet nationaal gaat, is het internationaal moeilijk: doch zoowel als in ons land de noodzakelijkheid tot internationale samen werking wordt ingezien, zal dat ook in het buiten land het geval zijn. Als niet tot internationale sa- werking wordt gekomen, dan zijn goederenschappen onmogelijk. Spr. antwoordt den heer Visser, dat hij niet be weerd heeft dat het surplus aan stapel producten de crisis-oorzaak is. De crisisontstaat door legio oorza ken bij elkaar, maar een feit is dat de voorraden van 1926 tot 1929 geleidelijk zijn toegenomen, na 1929 heel sterk. Daardoor is de stemming gekomen die vooraf gegaan werd door de débacle aan de Amerikaansche beurs. Bij het door spr. aanbevolen systeem van goe derenschappen zullen ook de geweldige speculaties de wereld uitraken; speculatie is ook één van de oorzaken van de crisis. Spr. gelooft niet dat er een teveel aan stapel producten zou komen, als de goe derenschappen tot stand kwamen, want de productie van luxe producten zou aanlokkelijker worden ge maakt en daardoor automatisch een teveel aan sta pelproducten doen voorkomen. Op deze wijze zal het productievermogen grooter worden. Het is industrieel denkbaar om de productie te re gelen, maar voor den landbouw gevoelt spr. er niet voor. Immers bij misoogst zou men een stijging van de prijzen krijgen en verkreeg men weer een hausse. Regeling der productie lijkt spr. moeilijk en onop losbaar en ook niet noodig. Het wordt den socialis ten dan ook altijd tegengeworpen dat oogst en be hoefte nooit kunnen worden voorzien. Stel je voor, dat bijv. ten aanzien van tarwe een nieuw soort graan ontdekt werd en er een teveel aan tarwe ontstond. Bij een goederenschap zou in zoo'n geval de prijs lager worden gesteld, en dat zou het teveel weer spoedig tegengaan.. Bij een gocderenschap komt de vrijheid van den boer zooveel mogelijk tot uiting. Wel is er in het systeem iets sociaals, maar zoo zijn er meer zaken, als s-holen, wegen, kanalen enz. Als met dit systeem de ups and downs tegengegaan kun nen worden, is het iets dat iedereen dient te accep teeren. Wij moeten er dan ook op aansturen bij een nationale regeering. Als men er mee bij de tegen woordige politieke partijen komt, wil men er niet aan, doch anders is het als iemand nationaal ge voelt Als de nood aan den man komt, zal echter van den nood een deugd gemaakt moeten worden. We moeten komen tot een betere samenleving. (Appl.) De Voorzitter zegt dat de heer Ir. Dijt de vereeni- ging niet alleen uit ongelegenheid heeft gebracht, maar de verecniging heeft buitengewoon geboft dat de heer Dijt deze inleiding heeft willen houden. Wij hebben niet kunnen v-ntkomen aan het oordeel dat de inleiding getuigt van een zeer diepgaande studie. We zullen de crisis niet kunnen bezweren met mop peren en partieele maatregelen, maar het zal noodig zijn dat de menschen ernstig nadenken over de mid delen om dergelijke toestanden in den vervolge te voorkomen. Spr. dankt den heer Dijt hartelijk voor zijn inleiding, die in brochurevorm verkrijgbaar is (o.a. Boekhandel Trapman) en hoopt verder dat vol gend jaar de cursusvergaderingen onder voor den landbouwer betere omstandigheden zullen worden ge houden. Met deze woorden sluit spr. deze laatste ^cursusver- gadering in 1932.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 7