D DE HEILIGEN DER LAATSTE DAGEN. GE Het gestolen luchtballonnetje De geschiedenis van twee deugnieten. een zeer groote overmaat kalk en fosfor voor de pro ductie van meer dan 2 5 tot 30 Kg. melk. In de Augustus-aflevering 1931 van het Landbouw kundig Tijdschrift vermeldt Prof. Sjollema gras-ana lyses van weilanden, waar de ziekte grastetanie of kopziekte voorkwam, een ziekte, wellicht in ver band staande met onvoldoende voorziening van mi neralen, o.a. kalk en fosfor. 60 monsters gaven als gemiddeld: 0.63—0.67 kalk, 0.981.10 fosfor, dus wel minder kalk, en minder fosfor dan de analyses, gebruikt bij bovengenoemde berekening van Woodman. Waar nu de grasmonsters van Prof. Sjollema af komstig zijn van grasland, dat een laag gehalte heeft aan kalk en fosfor, mogen we wellicht concludeeren, dat ons gras van onze goede weiden beter is, of ze zoo hoog zijn als de analyses van Woodman, is nog de vraag. Herhaling van vele proeven en wel over lange pe rioden zal noodig zijn, om absoluut vaststaande uit spraken te kunnen doen. Wanneer we nu een en an der eens recapituleeren, dan is gebleken, dat de na volgende factoren van invloed zijn op het verkrij gen van een meer gunstige of minder ongunstige kalk- cn fosforzuur-balans. Ie. de behoefte aan mineralen, welke af hankelijk is van den leeftijd, het levend S e w i c h t, de eventueele lichaam s-reserve en de grootte der productie. Het zal wel nooit mogelijk zijn, vast te stellen de minimum benoodigde hoeveelheid om onder alle omstan digheden voldoende te zijn. 2e. de assimilatie van mineralen. Deze assimilatie is nu weer afhankelijk van: de minerale samenstelling onzer voedermid delen. Deze assimilatie wordt gunstig beinvloed door: a. de onderlinge verhoudingen in het rantsoen van: org./anorg., bestanddeelen, kalk/fosforzuur, kali/kalk, kali/natrium, zuren/basen; b. van de aanwezigheid van vitaminen;; c. van het ultra-violette licht; d. van beweging weidegang reine lucht. Hieruit blijkt U voldoende, de ingewikkeldheid van het onderhavige vraagstuk. We zullen nu aan de hand van deze recapitulatie eens nagaan voor zoover zulks mogelijk is, hoe wij er in ons land voor staan. Hoe staat het nu met de minerale samenstel ling onzer voedermiddelen en dan allereerst de voor naamste, ons gras en hooi? We moeten dan dadelijk de verzuchting slaken, dat we helaas nog over zeer weinig gras- en hooi-analyses van mineralen be schikken. Gras. Hoe staat het met de kwaliteit van ons gras? Fei telijk zou ik er mee kunnen volstaa<n door te ant woorden, „niets", want het aantal gras-analyses mij bekend in Nederland, is zoo gering, dat „niets" het beste antwoord zou zijn. Waar Prof. Sjollema in de Aug. en Nov. aflevering 1931 van het Landbouwkundig Tijdschrift mededee- lingen heeft gedaan over volledige gras-analyses ten behoeve van het in 1930 verrichte gras-tetanie-onder- zoek, wil ik de voornaamste punten van dat onder zoek U niet onthouden, omdat deze onderzoekingen on? tot nadenken brengen. De resultaten van deze monsters gras stellen ons dus in veel opzichten teleur, nl. te weinig kalk en natrium, te veel kalium, minder juiste verhouding Ca0/P20 en KO/Na20, indien althans de gunstige verhoudingen, zooals die thans worden, opgegeven, juist zijn, wat nog niet bewezen is. Dr. Brouwer, Dir. van de Phys. afd. van het R.L.P. station te Hoorn, was zoo vriendelijk, mij onder scheidene wetenswaardigheden mee te deelen voor deze voordracht en o.ra. ook gras-analyses te ver strekken van 1929 en 1930 van monsters genomen in verschillende maanden van een met vee bezette weide nabij Hoorn. Deze ana lyses vert oon en wat het kalk- en fosfor- gehalte betreffen, veel gunstiger beled dan die van Prof. Sjollema. Hoorn. Kalk: 1929 0.710.89 1930 0.81—1.32 Fosforzuur: 1929 0.82—1.24 1930 0.751.18 Sjollema 6.630.67 pl.m. 1 In de maanden Juni en Juli waren de kalkgeha.1- tes het laagst, toch veel beter dan de hoogste van Prof. Sjollema; in de maanden September en Octo- ber waren de kalkgehaltes het hoogst pl.m. 120 dus 2 maal zoo hoog als die van Prof. Sj. Wat de verhoudingen kalk/fosfor betreft, deze waren in de analyses van Hoorn niet ongunstig over het alge meen. In AprilMei 1 0.74/0.87, Juni—Juli 1 1.01/1.18 daling CaO-gehalte. Augustus 1 0.76. September 1 0.90. October 1 0.57/0.77. De analyses van Hoorn geven dus een veel gunsti ger beeld wat betreft de beide voornaamste minera len, kalk en fosforzuur, blijkt tevens, dat streeksge wijze zeker ook in onze provincie, wel groote ver schillen zullen bestaan, en men nimmer op grond van enkele analyses uit bepaalde streken, conclusies omtrent ons gras in het algemeen mag trekken. Hooi. Asch-analyses van hooi zijn meer in de literatuur te vinden dan gras-a.nalyses. Zoo staan er vele ver meld in de dissertatie van Dr. van Daalen, R.L.C. te Utrecht, in de laatste jaarverslagen der proefvelden in Overijsel, in een rapport der Fr. M. van L. en en kele in het laatste v era lag der N.-H. proefvelden, al hoewel nog onvolledig. Door huiselijke omstandighe den is de tijd van voorbereiding voor deze inleiding onvoldoende geweest om een en ander aan een nauw keurig onderzoek te onderwerpen. Enkele indrukken wil ik daarvan mededeelen. Het kalkgehalte der hooimonsters in de genoemde verslagen waren nog niet zoo hoog als de analyses der Engelsche proefvelden (1.231.54 Het fosforzuurgehalte varieezi, eveneens sterk van 0.430.87 veelal om en bij de 0.60 Fr. blauwgras 0.19 Waar zoowel de kalk als het fosforzuur-gehalte vrij sterk uiteen loopen. spreekt het vanzelf, dat ook de onderlinge verhoudingen vrij sterk varieeren, toch geven zeer veel verhoudingen niet een ongun- stigen indruk. Van de kalk. Ook de Kali-, Natrium- en Chloor-gehal- t e n loopen zeer uiteen, alsmede de onderlinge ver houdingen, mede ten opzichte. Kali loopt uiteen van 126 tot ruim 3 Natrium van 0.38 tot 0.72 de verhouding kali/natrium is hier wel een beetje scheef, door te veel kali en wei nig natrium, toch zijn deze verhoudingen lang niet zoo afwijkend als Prof. Sjollema in zijn gras-analyses vond en vermoedelijk ondervindt een koe van deze ietwat hooge kali/natrium-verhoudingen toch geen schade. De door mij vluchtig bestudeerde hooi-analyses hebben geen ongunstigen indruk op- me gemaakt. Hoe staat het nu met de andere voedermiddelen? Knol- en wortelgewassen: bieten, aardap pelen, bevatten zeer weinig kalk en fosfor en zijn zeer rijk aan kali. Een matige gift hooi en zeer veel bieten doet dus een onjuiste verhouding kalk, kali en kali/natrium ontstaan;; bijvoern van krijt en keukenzout is daarom aan te bevelen, alsmede de gift bieten niet te overdrijven. Krachtvoedermiddelen. De granen en de bijproducten van de industrieën die granen verwerken, (maalderij, bierbrouwerij, gist en spiritusfabriek) zijn kalk-arm en betrekkelijk rijk aan fosforzuur, ook de verhouding K/Na is ongun stig door te weinig Na in verhouding tot vrij veel kalium. Ivo e k- en m e e 1-b ij p r o d u c t e n o 1 ief a- b r i e k e n. Veelal een overmaat van fosforzuur in verhouding tot kalk en te weinig natrium. Wel zijn ze in doorsnee iets rijker aan kalk dan de granen en hunne bijproducten, toch zijn ze niet in staat een onjuiste verhouding kalk/fosfor en kali/natrium in het grond ran tsoen te herstellen, enkele te verslech teren. Wanneer we thans op grond van hetgeen thans, al hoewel zeer onvolledig, is behandeld, omtrent de mi nerale samenstelling van onze voornaamste voeder middelen. gras, hooi, knol-, wortelgewassen, kracht voer. dan is het zeer waarschijnlijk dat tijdens de stalperiode de productie niet erg hoog behoeft te zijn, om reeds een negatieve balans te geven. De omstandigheden, waaronder het vee op stal ver keert, zijn niet bevorderlijk voor een goede assi milatie der mineralen door de afwezigheid van voldoende vitaminen, door afwezigheid van ultra violet licht (zonlicht), door gebrek aan bewe ging, door onjuiste onderlinge verhoudingen der mineralen, tengevolge van het krachtvoer, enz. Be halve dat de factoren die de assimilatie kunnen be vorderen, tijdens de stalperiode gróotendeels afwe zig zijn, laat ook de procentische samenstelling van het dagrantsoen aan mineralen veel te wenschen over, vooral wanneer de dag-hooigift matig of ge ring is. Dit geldt natuurlijk minder voor de droog- stal-periode. Ook ontheft het ons niet van de plicht er naar te streven, die ongunstige omstandigheden minder ongunstig te maken, bijv. door: a. het percentage hooi van het dagrantsoen zoo groot mogelijk te doen zijn en het krachtvoer en knol- en wortelgewassen, natte pulp e.a. niet te overdrijven; b. door bijv. mineralen in anorg. vorm bij te voeren; De fouten die dus winterdag gemaakt worden, die nen zoo mogelijk tijdens de weide-periode voor 100 gecorrigeerd te worden. De beschouwing van de grasmonsters van Prof. Sjollema toonen aan, dat er zeker hier en daar stre ken zijn, waar de fouten winterdag gemaakt, zomer dag niet voor 100 hersteld worden, de analyses van Hoorn toonen ons dat er ook streken zijn, waar men zich niet ongerust behoeft te maken. Gelukkig zijn gedurende de weide-periode door de opname der vitaminen, de bestraling door het zon licht, de gemakkelijke vertee. baarheid van gras en de vrije beweging, er dus onderscheidene factoren, die de assimilatie gunstig beinvloeden. Een systematisch onderzoek van gras en hooi in verschillende deelen onzer provincie is zeker van groot belang om een indruk te krijgen omtrent de volledige samenstelling, om daardoor te kunnen vaststellen waar er op grond van onze voorloopige kennis wat aan hapert. Een vraag, die in dit verband onmiddellijk op doemt, is deze: Zijn er wellicht ook facto.rcn, die het asch-gehalte van gras- en hooi beinvloeden en zijn er daarbij factoren, die we gedeeltelijk zelf in de hand hebben, zoodat het ons wellicht mogelijk zal zijn, bestaande fouten, hetzij geheel, hetzij gedeelte lijk op te heffen? De factoren, die van invloed zijn op het asch-ge- halte van gras en hooi zijn: 1. de grondsoort; 2. de ontwaterings-, kalk- en bemestings-toestand; 3. het plantenbestand; 4. het grocistadium op het moment grazen en hooien; 5. de weersomstandigheden. M. de Voorzitter, Mijn Collega Veenstra zal het mc wel niet euvel duiden, als ik me even op zijn terrein begeef, veel zal ik van deze punten niet zeg gen, maar ter wille van de volledigheid van het onderwerp, dat ik thans behandel, mag ik deze pun ten niet zonder meer passeeren. Van deze factoren hebben we één, dat weten we vooruit, niet in de hand, n.1. de weersonstandigheden. Zeer natte en zeer droge jaren zijn ongunstig voor d: planten om voldoende mineralen te assimileeren. Slechte weersomstandigheden t ij d e n s li e t hooien verlagen het gehalte aan mineralen en ook van vitaminen van het hooi. Doen deze ongun stige weersomstandigheden zich voor, zoo is bijvoe ren van zouten in de weide cn in den winter aan te bevelen. De andere factoren hebben we m.i. min of meer zelf in de hand. Het groeistadium op het moment van het grazen houdt verband met het beweidings-vraagstuk. Vast staat wel, dat gras voor beweiding in aanmer king komt, daar het blad rijker aan mineralen is dan het hooi, dat men er eventueel van zou win nen. Het jonge gras past in samenstelling het beste voor jongvee en melkrijk vee. Droge koeien en weid- vee eischen theoretisch gras van andere samenstel ling, minder eiwit, terwijl voor weid vee de minera len van minder beteekenis zijn. Het vroeg hooien verhoogt ook het aschgehalte van het hooi. De grondsoort hebben we te accepteeren zooals ze is, maar niet de o n t w a t e r i n g s-, kalk- en bemesting s-toest and. Op dit terrein is reeds veel verbeterd en zal wellicht hier en daar alsnog veel te verbeteren zijn. Deze diverse „toestanden" staan in zeer nauw verband met den ge aardheid van het plantenbestand, dus met het per centage goede- en slechte gewassen en het kla vers en andere weideplanten. Gezocht moet worden bij eiken grondsoort naar dien toestand, waarbij naast een groot oogst in K.G., ook vooral een gewas geteeld moet worden, dat zooveel mogelijk overeen komt met cle eischen, welke het vee er aan stelt. Over den invloed van den ontwaterings- en kalk- toestand, en bemesting op de grootte van den op brengst is reeds zeer veel geëxperimenteerd. Over den invloed op de kwaliteit van het gewas is veel minder geëxperimenteerd en dus ook nog wei nig bekend. Toch zijn er aanwijzingen, te over, dat zoowel de verbetering van den ontwaterings- als van den kalk- toestand, de kwaliteit van den oogst verbetert, voort vloeiende wellicht uit eenige wijziging van het plan tenbestand. Hetzelfde geldt ook voor de bemesting. Tot heden hebben de meeste bem'estingsproeven op gras en hooiland zich vooral bezig gehouden met de kwantiteits-vermeerdering, de meerdere kennis om trent de veevoeding zal deze proeven moeten sturen mede in de richting van kwaliteits-verbetering. Het gaat er niet om een zoo groot mogelijke hoe\ ;elheid gras en hooi te oogsten, het doel moet zijn een zoo hoog mogelijke opbrengst van zoo hoog mogelijke k w a 11 e i t. Dat deze kwa liteit-verbetering wel eens tijdelijk kan leiden tot kwantiteitsvermindering, mag eeen bezwaar zijn, dit wordt mettertijd wel weer gecorrigeerd. In de allereerste plaats zal noodig zijn een goede oriëntatie untrent de procentische samenstelling n de onderlingen verhoudingen in ons gras en hooi, wat betreft de mineralen, naast die van org. stoffen (v.z.e. en z.w.). Het is uit mijn voordracht wei gebleken, naar ik hoop, dat, dank zij een intensieve bestudeering, ge paard aan experimenteel onderzoek, we in betrek kelijk weinig jaren al meer en meer doorgedrongen zijn in de beteekenis der mineralen voor de voeding, al is onze kennis nog zeer onvolledig. Conclusies zooals de praktijk die zoo gaarne verlangt, in den vorm van normen, wat betreft de behoefte onzer landbouwhuisdieren al naar den leeftijd en de productie, alsmede de mineraal gehaltes des voornaamste voedermiddelen, kunnen we nog niet verstrekken. Ook weten we nog niet hoe veel mineralen uit het voer door de dieren worden opgenomen, terwijl onze kennis omtrent de ver- eischte onderlinge verhoudingen ook nog zeer onvol doende is. Voorloopig zullen we ons dan ook met een ruwe taxatie tevreden moeten stellen en bij een ge taxeerd tekort in het rantsoen onze toevlucht moe ten nemen tot de anorganische voedermid delen (krijt, fosforzure voederkalk, zout), omdat voor het aanschaffen van veelal dure handels-mine raal-mengsels nog direct geen termen aanwezig zijn. Een zeer voornaam punt, wat betreft de voorzie ning der mineralen is de kwaliteit van het gras, als mede de kwaliteit en kwantiteit van het hooi. Groo- tere giften hooi verzekeren een betere aanvulling der mineralen dan een kleine en matige gift naast veel krachtvoer. M. de Voorzitter, geachte vergadering, ik ben hiermede aan het einde gekomen van mijn voor dracht en hoop, bij U den indruk te hebben geves tigd of versterkt: dat het mineraal-vraagstuk een vraagstuk is van groot belang voor de veehouderij en de veefokkerij, omdat de gezondheidstoestand, het weerstandsver mogen. vruchtbaarheid en het productie-vermogen er mee samenhangt; dat naast kennis omtrent de behoefte onzer land bouwhuisdieren vooral ook noodig is meer kennis omtrent de mineraal-samenstelling onzer veevoeder middelen, teneinde met meer juistheid een weg te kie zen om eventueele fouten te corrigeeren. Samenwerking van personen, organisaties en insti tuten, werkzaam op verschillend gebied, zal daar voor noodig zijn. (R.L.C.. Hoorn, Wagcningen, Utrecht, Landbouw-organisaties). Dc voordracht die met groote aandacht wordt aan gehoord, geeft enkele aanwezigen nog aanleiding tot het stellen van vragen, die door den heer Ir. L. de Vries worden beantwoord. Met een bijzonder woord van dank aan den inlei der, sluit de heer Jb. Kaan Kz., Wieringcrwaard, die deze middagvergadering leidde, vervolgens de bijeen komst. Bij den docd van Hyrum Smith, kleinzoon van den stichter der Mormonen-secte. Voor enkele dagen overleed Hyrum Smith klein zoon van den stichter der Mormonen-secte Joseph Smith. Hyrum Smith nam evenals zijn grootvader, een belangrijke plaats in de beweging in. Iedereen hoeft wel eens hooren spreken over Mor monen en velen kennen ook den anderen naam. waar mee deze menschen zich plegen aan te duiden: Hei ligen der Laatste Dagen („Latter Day Saints"). Veel meer dan dit is van hen meestal niet bekend; alleen is men soms nog op de hoogte van het feit. dat de mor monen meer dan één vrouw konden hebben en men kent anecdotes, die daarop betrekking hebben Mo gelijk zullen de volgende bijzonderheden U interes seeren: Den zesden April 1830 werd te New-York door Jo seph Smit (geb. in 1805) en nog vijf anderen de secte der Mormonen gesticht. Zes personen was juist het aantal, dat volgens de wet recht van bestaan gaf aan een godsdienstige groep. Het hoofd der kerk. tegelijk profeet en vertegen woordiger van God op aarde. Joseph Smith, had kort tevoren een werk gepubliceerd. „Het boek van Mor- mon", dat als volgt ontstaan zou ziin: Op veertienia- rigen leeftijd was Joseph Smith een afgezant van den hemel verschenen. Moroni genaamd, zoon van Mormon. Deze afgezant verklaarde, dat tusschen Palmyra en Manchester een document te vinden was, waarin de eenige ware religie zou zijn vervat. (De Mormonen beschouwen zich n.1 niet als een nieuwe secte, maar als de eenige ware Christenen). Dit „Boek van Mormon" werd in 1827 door Smith gevonden en met behulp van een paar optische instrumenten „ver taald." De beweging breidde zich, na de stichting ervan in 1839 snel uit. maar ondervond reeds te New-York zeer sterk den tegenstand der niet-Mormonen. Daar de stichting van een nieuw Zion het doel was dat door de Mormonen werd nagestreefd, trokken de le den van het nieuwe kerkgenootschap des te liever uit New-York weg. en kwamen via Kirt land, waar zij al drie a vierduizend aanhangers telden in Jackson County terecht Daar kochten zij land van het gouvernement en Joseph Smith verklaard» dit de plek was, waar het tweede Jeruzalem verrijzen. De Mormonen waren echter absolutionistea W schen. die de afschaffing der slavernij voorstoMT en het gevolg was, dat zij in 1833 uit Ohio w verdreven. Hierna verbleven zij eenige jaren inv] souri, maar ook in dezen staat kwam het tot hi botsingen met de rest van de bevolking. Van souri verhuisden de Mormonen naar Illinois fit» 1839). Intusschen waren er zendelingen naar Eurom stuurd, en tal van aanhangers werden in Enge'- gewonnen, evenals in Canada en de Vereenigdel ten. In Illionois joeg Smith zoowel Whigs als dt_„ ten tegen zich in het harnas en met den steun de Whigs (waarin hij zich eerst nog eenigszinsi mogen verheugen, was het geheel afgoloopen, Smith in 1842 de democraten hielp. Éen schèu; in de kerk zelf verzwakte inmiddels de positie, de Mormonen nog meer. Sedert 18-42 was Joj Smith ertoe overgegaan, zijn volgelingen te opq ren, dat men meer dan één vrouw kon trouwen.] die daartegen in opstand kwamen, werden Smith veroordeeld en verbannen. Een en ander no zaakte hem tenslotte, de hulp van den gouven» in te roepen, die hem trouwens al naar Carii had ontboden. De aan Smith gedane belofte, da; bescherming zou genieten, werd echter op scha lijke wijze gebroken, toen Smith en zijn broer Hyi met nog vele andere leiders te Cartage werden moord, door een bende van 200 gemaskerde p nen. die men oogluikend hun gang liet gaan. Na Joseph Smith's dood werd Brigham Young) sident, maar een aantal leden kon zich met president niet vereenigen, en stichtten de Ni» Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der L ste Dagen. Het aantal der afgescheidenen bedn thans meer dan honderdduizend. Hun leer is ongeveer hetzelfde als de oorsproi lijke, maar zij verwerpen de polygamie. Nadat al deze al deze gebeurtenissen hadden pb gehad, brak de meest vermaarde periode uit de schiedenis der Mormonen aan, de trek naar l'i In Utah waren toentertijd nog in het geheel blanke kolonisten gevestigd en de Mormonen ben hier pionierswerk verricht Zij wisten op goet voet te geraken met de Indianen, en deden reejj 1849 pogingen om Utah in de Vereenigde Staten o| nomen te krijgen. Dpze pogingen mislukten, m wel werd Utah in 1850 onafhankelijk „terrytory\ Tusschen de Unie en den Mormonenstaat is naÊ nog een heftige strijd gevoerd in verband met meervoudige huwelijk en pas na de beëindiging i deze worsteling, die tot resultaat had, dat de ptj gamie werd afgeschaft is Utah (in 1896) in de l": opgenomen. Pil blad dag pD [frritiën n dit i Bij De zwaarste kat ter wereld. In hel iet dist ntomai cheider (Londen) In de stad Ilford in het Engel* k*** graafschap Essex, is een kat, die Tiny Tinker wc: genoemd. Iedereen tot ver in den omtrek kent T4J en de toeristen, die door de stad rijden, laten i hun wagens stilstaan om te kijken naar de kat,I op het kleine stukje groen voor de woning van hu meesteres ligt. Deze kat weegt niet minder dan re w 34 pond en de eigenaresse, mej. C. G. Durham, mee dat het de zwaarste kat niet alleen van Engeluf^ maar van de geheele wereld is. Tiny's foto is in vele Engelsche bladen en zijnen verschenen, maar tot dusver heeft ni eraan gedacht, dat het de zwaarste kat ter was. Op verzoek van verscheidene kranten op vasteland zijn fotos van Tiny gezonden, maar nerpi werd een kat gevonden, die het in gewicht vanl wint. In antwoord op vele honderden brieven vanï inheid hebbers van katten, heeft Miss Durham geantiw 'lat Tiny nooit een speciaal dieet heeft gehad ra?:: doel haar zoo zwaar te doen worden. De kal groti vanzelf zoo tot den tegenwoordigen geweldig omvang. Tiny was niet bijzonder groot bij haar geboorte; tegendeel, van de zes. die er kwamen, was zij kleinste. Toen het dier zes maanden oud was. vi schilde zij niet van andere katten van denzeltó leeftijd, doch daarna begon Tiny geweldig te grof) f en groeide tot voor korten tijd Na een jaar w« Tinv t* 11 m ^.1 rvrttiH nn nu o^hïinl Hof tnorimilfflJ 1 Tiny ruim 3-4 pond en nu schijnt het maximum-? wicht te zijn bereikt! *e or( Of 282. Na lang te hebben rondgekeken, Gingen zy zitten op het strand. Ze waren vermoeid en zeer dorstig, Hitte weerkaatste 't heete zand, De zon brandde fel op hun hoofden, De jongen vroeg: Waar zijn wij hier? Ik geloof, zei de piloot zuchtend, In het stamland van den Arabier. Haat. n >ud en iiiltai wijst 01 Wast gere kl Angelst its te lingtoi toor al Ter willen Washii De a ton ga «he k schol ei den. h tevens' kreeg van zi stein i erg pr schrij\ gens was h stierf hierin zijn bi werd een z< De hier i der n ge W£ leerlii ten b nog z de de testai lijke ken. presii komt zich satie van longt «tul later 283. Voor d'agent zich terug kon trekken. Trok de jongen het touwtje aan Toen hy den agent had gevangen Ging hy dreigend voor hem staan „Waarom," zei Wim, ga je nu niet verder? Doe Je ronde, beste man Of moet Tc de commissaris vertellen Dat je nu niet loopen kan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 10