D
DE HEILIGEN DER
LAATSTE DAGEN.
GE
Het gestolen luchtballonnetje
De geschiedenis van twee deugnieten.
een zeer groote overmaat kalk en fosfor voor de pro
ductie van meer dan 2 5 tot 30 Kg. melk.
In de Augustus-aflevering 1931 van het Landbouw
kundig Tijdschrift vermeldt Prof. Sjollema gras-ana
lyses van weilanden, waar de ziekte grastetanie
of kopziekte voorkwam, een ziekte, wellicht in ver
band staande met onvoldoende voorziening van mi
neralen, o.a. kalk en fosfor.
60 monsters gaven als gemiddeld: 0.63—0.67 kalk,
0.981.10 fosfor, dus wel minder kalk, en minder
fosfor dan de analyses, gebruikt bij bovengenoemde
berekening van Woodman.
Waar nu de grasmonsters van Prof. Sjollema af
komstig zijn van grasland, dat een laag gehalte heeft
aan kalk en fosfor, mogen we wellicht concludeeren,
dat ons gras van onze goede weiden beter is, of ze
zoo hoog zijn als de analyses van Woodman, is nog
de vraag.
Herhaling van vele proeven en wel over lange pe
rioden zal noodig zijn, om absoluut vaststaande uit
spraken te kunnen doen. Wanneer we nu een en an
der eens recapituleeren, dan is gebleken, dat de na
volgende factoren van invloed zijn op het verkrij
gen van een meer gunstige of minder ongunstige
kalk- cn fosforzuur-balans.
Ie. de behoefte aan mineralen, welke af
hankelijk is van den leeftijd, het levend
S e w i c h t, de eventueele lichaam s-reserve
en de grootte der productie. Het zal wel
nooit mogelijk zijn, vast te stellen de minimum
benoodigde hoeveelheid om onder alle omstan
digheden voldoende te zijn.
2e. de assimilatie van mineralen.
Deze assimilatie is nu weer afhankelijk van: de
minerale samenstelling onzer voedermid
delen.
Deze assimilatie wordt gunstig beinvloed door:
a. de onderlinge verhoudingen in het rantsoen van:
org./anorg., bestanddeelen,
kalk/fosforzuur,
kali/kalk,
kali/natrium,
zuren/basen;
b. van de aanwezigheid van vitaminen;;
c. van het ultra-violette licht;
d. van beweging weidegang reine lucht.
Hieruit blijkt U voldoende, de ingewikkeldheid van
het onderhavige vraagstuk.
We zullen nu aan de hand van deze recapitulatie
eens nagaan voor zoover zulks mogelijk is, hoe wij
er in ons land voor staan.
Hoe staat het nu met de minerale samenstel
ling onzer voedermiddelen en dan allereerst de voor
naamste, ons gras en hooi? We moeten dan dadelijk
de verzuchting slaken, dat we helaas nog over zeer
weinig gras- en hooi-analyses van mineralen be
schikken.
Gras.
Hoe staat het met de kwaliteit van ons gras? Fei
telijk zou ik er mee kunnen volstaa<n door te ant
woorden, „niets", want het aantal gras-analyses mij
bekend in Nederland, is zoo gering, dat „niets" het
beste antwoord zou zijn.
Waar Prof. Sjollema in de Aug. en Nov. aflevering
1931 van het Landbouwkundig Tijdschrift mededee-
lingen heeft gedaan over volledige gras-analyses ten
behoeve van het in 1930 verrichte gras-tetanie-onder-
zoek, wil ik de voornaamste punten van dat onder
zoek U niet onthouden, omdat deze onderzoekingen
on? tot nadenken brengen.
De resultaten van deze monsters gras stellen ons
dus in veel opzichten teleur, nl. te weinig kalk en
natrium, te veel kalium, minder juiste verhouding
Ca0/P20 en KO/Na20, indien althans de gunstige
verhoudingen, zooals die thans worden, opgegeven,
juist zijn, wat nog niet bewezen is.
Dr. Brouwer, Dir. van de Phys. afd. van het R.L.P.
station te Hoorn, was zoo vriendelijk, mij onder
scheidene wetenswaardigheden mee te deelen voor
deze voordracht en o.ra. ook gras-analyses te ver
strekken van 1929 en 1930 van monsters genomen in
verschillende maanden van een met vee bezette weide
nabij Hoorn.
Deze ana lyses vert oon en wat het kalk- en fosfor-
gehalte betreffen, veel gunstiger beled dan die van
Prof. Sjollema.
Hoorn.
Kalk:
1929 0.710.89
1930 0.81—1.32
Fosforzuur:
1929 0.82—1.24
1930 0.751.18
Sjollema
6.630.67
pl.m. 1
In de maanden Juni en Juli waren de kalkgeha.1-
tes het laagst, toch veel beter dan de hoogste van
Prof. Sjollema; in de maanden September en Octo-
ber waren de kalkgehaltes het hoogst pl.m. 120
dus 2 maal zoo hoog als die van Prof. Sj. Wat de
verhoudingen kalk/fosfor betreft, deze waren in de
analyses van Hoorn niet ongunstig over het alge
meen.
In AprilMei 1 0.74/0.87,
Juni—Juli 1 1.01/1.18 daling CaO-gehalte.
Augustus 1 0.76.
September 1 0.90.
October 1 0.57/0.77.
De analyses van Hoorn geven dus een veel gunsti
ger beeld wat betreft de beide voornaamste minera
len, kalk en fosforzuur, blijkt tevens, dat streeksge
wijze zeker ook in onze provincie, wel groote ver
schillen zullen bestaan, en men nimmer op grond
van enkele analyses uit bepaalde streken, conclusies
omtrent ons gras in het algemeen mag trekken.
Hooi.
Asch-analyses van hooi zijn meer in de literatuur
te vinden dan gras-a.nalyses. Zoo staan er vele ver
meld in de dissertatie van Dr. van Daalen, R.L.C. te
Utrecht, in de laatste jaarverslagen der proefvelden
in Overijsel, in een rapport der Fr. M. van L. en en
kele in het laatste v era lag der N.-H. proefvelden, al
hoewel nog onvolledig. Door huiselijke omstandighe
den is de tijd van voorbereiding voor deze inleiding
onvoldoende geweest om een en ander aan een nauw
keurig onderzoek te onderwerpen. Enkele indrukken
wil ik daarvan mededeelen.
Het kalkgehalte der hooimonsters in de genoemde
verslagen waren nog niet zoo hoog als de analyses
der Engelsche proefvelden (1.231.54
Het fosforzuurgehalte varieezi, eveneens
sterk van 0.430.87 veelal om en bij de 0.60
Fr. blauwgras 0.19
Waar zoowel de kalk als het fosforzuur-gehalte
vrij sterk uiteen loopen. spreekt het vanzelf, dat ook
de onderlinge verhoudingen vrij sterk varieeren,
toch geven zeer veel verhoudingen niet een ongun-
stigen indruk.
Van de kalk.
Ook de Kali-, Natrium- en Chloor-gehal-
t e n loopen zeer uiteen, alsmede de onderlinge ver
houdingen, mede ten opzichte.
Kali loopt uiteen van 126 tot ruim 3 Natrium
van 0.38 tot 0.72 de verhouding kali/natrium is
hier wel een beetje scheef, door te veel kali en wei
nig natrium, toch zijn deze verhoudingen lang niet
zoo afwijkend als Prof. Sjollema in zijn gras-analyses
vond en vermoedelijk ondervindt een koe van deze
ietwat hooge kali/natrium-verhoudingen toch geen
schade.
De door mij vluchtig bestudeerde hooi-analyses
hebben geen ongunstigen indruk op- me gemaakt.
Hoe staat het nu met de andere voedermiddelen?
Knol- en wortelgewassen: bieten, aardap
pelen, bevatten zeer weinig kalk en fosfor en zijn
zeer rijk aan kali. Een matige gift hooi en zeer veel
bieten doet dus een onjuiste verhouding kalk, kali en
kali/natrium ontstaan;; bijvoern van krijt en
keukenzout is daarom aan te bevelen, alsmede
de gift bieten niet te overdrijven.
Krachtvoedermiddelen.
De granen en de bijproducten van de industrieën
die granen verwerken, (maalderij, bierbrouwerij, gist
en spiritusfabriek) zijn kalk-arm en betrekkelijk rijk
aan fosforzuur, ook de verhouding K/Na is ongun
stig door te weinig Na in verhouding tot vrij veel
kalium.
Ivo e k- en m e e 1-b ij p r o d u c t e n o 1 ief a-
b r i e k e n. Veelal een overmaat van fosforzuur in
verhouding tot kalk en te weinig natrium. Wel zijn
ze in doorsnee iets rijker aan kalk dan de granen
en hunne bijproducten, toch zijn ze niet in staat een
onjuiste verhouding kalk/fosfor en kali/natrium in
het grond ran tsoen te herstellen, enkele te verslech
teren.
Wanneer we thans op grond van hetgeen thans, al
hoewel zeer onvolledig, is behandeld, omtrent de mi
nerale samenstelling van onze voornaamste voeder
middelen. gras, hooi, knol-, wortelgewassen, kracht
voer. dan is het zeer waarschijnlijk dat tijdens de
stalperiode de productie niet erg hoog behoeft
te zijn, om reeds een negatieve balans te geven.
De omstandigheden, waaronder het vee op stal ver
keert, zijn niet bevorderlijk voor een goede assi
milatie der mineralen door de afwezigheid van
voldoende vitaminen, door afwezigheid van ultra
violet licht (zonlicht), door gebrek aan bewe
ging, door onjuiste onderlinge verhoudingen der
mineralen, tengevolge van het krachtvoer, enz. Be
halve dat de factoren die de assimilatie kunnen be
vorderen, tijdens de stalperiode gróotendeels afwe
zig zijn, laat ook de procentische samenstelling van
het dagrantsoen aan mineralen veel te wenschen
over, vooral wanneer de dag-hooigift matig of ge
ring is. Dit geldt natuurlijk minder voor de droog-
stal-periode. Ook ontheft het ons niet van de plicht
er naar te streven, die ongunstige omstandigheden
minder ongunstig te maken, bijv. door:
a. het percentage hooi van het dagrantsoen zoo
groot mogelijk te doen zijn en het krachtvoer
en knol- en wortelgewassen, natte pulp e.a. niet te
overdrijven;
b. door bijv. mineralen in anorg. vorm bij te voeren;
De fouten die dus winterdag gemaakt worden, die
nen zoo mogelijk tijdens de weide-periode voor 100
gecorrigeerd te worden.
De beschouwing van de grasmonsters van Prof.
Sjollema toonen aan, dat er zeker hier en daar stre
ken zijn, waar de fouten winterdag gemaakt, zomer
dag niet voor 100 hersteld worden, de analyses van
Hoorn toonen ons dat er ook streken zijn, waar men
zich niet ongerust behoeft te maken.
Gelukkig zijn gedurende de weide-periode door de
opname der vitaminen, de bestraling door het zon
licht, de gemakkelijke vertee. baarheid van gras en
de vrije beweging, er dus onderscheidene factoren,
die de assimilatie gunstig beinvloeden.
Een systematisch onderzoek van gras en hooi in
verschillende deelen onzer provincie is zeker van
groot belang om een indruk te krijgen omtrent de
volledige samenstelling, om daardoor te kunnen
vaststellen waar er op grond van onze voorloopige
kennis wat aan hapert.
Een vraag, die in dit verband onmiddellijk op
doemt, is deze: Zijn er wellicht ook facto.rcn, die
het asch-gehalte van gras- en hooi beinvloeden en
zijn er daarbij factoren, die we gedeeltelijk zelf in
de hand hebben, zoodat het ons wellicht mogelijk zal
zijn, bestaande fouten, hetzij geheel, hetzij gedeelte
lijk op te heffen?
De factoren, die van invloed zijn op het asch-ge-
halte van gras en hooi zijn:
1. de grondsoort;
2. de ontwaterings-, kalk- en bemestings-toestand;
3. het plantenbestand;
4. het grocistadium op het moment grazen en
hooien;
5. de weersomstandigheden.
M. de Voorzitter, Mijn Collega Veenstra zal het
mc wel niet euvel duiden, als ik me even op zijn
terrein begeef, veel zal ik van deze punten niet zeg
gen, maar ter wille van de volledigheid van het
onderwerp, dat ik thans behandel, mag ik deze pun
ten niet zonder meer passeeren.
Van deze factoren hebben we één, dat weten we
vooruit, niet in de hand, n.1. de weersonstandigheden.
Zeer natte en zeer droge jaren zijn ongunstig voor d:
planten om voldoende mineralen te assimileeren.
Slechte weersomstandigheden t ij d e n s li e t
hooien verlagen het gehalte aan mineralen en
ook van vitaminen van het hooi. Doen deze ongun
stige weersomstandigheden zich voor, zoo is bijvoe
ren van zouten in de weide cn in den winter aan te
bevelen.
De andere factoren hebben we m.i. min of meer
zelf in de hand.
Het groeistadium op het moment van het
grazen houdt verband met het beweidings-vraagstuk.
Vast staat wel, dat gras voor beweiding in aanmer
king komt, daar het blad rijker aan mineralen
is dan het hooi, dat men er eventueel van zou win
nen. Het jonge gras past in samenstelling het beste
voor jongvee en melkrijk vee. Droge koeien en weid-
vee eischen theoretisch gras van andere samenstel
ling, minder eiwit, terwijl voor weid vee de minera
len van minder beteekenis zijn.
Het vroeg hooien verhoogt ook het aschgehalte
van het hooi.
De grondsoort hebben we te accepteeren
zooals ze is, maar niet de o n t w a t e r i n g s-,
kalk- en bemesting s-toest and. Op dit
terrein is reeds veel verbeterd en zal wellicht hier
en daar alsnog veel te verbeteren zijn. Deze diverse
„toestanden" staan in zeer nauw verband met den ge
aardheid van het plantenbestand, dus met het per
centage goede- en slechte gewassen en het kla
vers en andere weideplanten. Gezocht moet worden
bij eiken grondsoort naar dien toestand, waarbij
naast een groot oogst in K.G., ook vooral een gewas
geteeld moet worden, dat zooveel mogelijk overeen
komt met cle eischen, welke het vee er aan stelt.
Over den invloed van den ontwaterings- en kalk-
toestand, en bemesting op de grootte van den op
brengst is reeds zeer veel geëxperimenteerd. Over
den invloed op de kwaliteit van het gewas is
veel minder geëxperimenteerd en dus ook nog wei
nig bekend.
Toch zijn er aanwijzingen, te over, dat zoowel de
verbetering van den ontwaterings- als van den kalk-
toestand, de kwaliteit van den oogst verbetert, voort
vloeiende wellicht uit eenige wijziging van het plan
tenbestand. Hetzelfde geldt ook voor de bemesting.
Tot heden hebben de meeste bem'estingsproeven op
gras en hooiland zich vooral bezig gehouden met de
kwantiteits-vermeerdering, de meerdere kennis om
trent de veevoeding zal deze proeven moeten sturen
mede in de richting van kwaliteits-verbetering. Het
gaat er niet om een zoo groot mogelijke hoe\ ;elheid
gras en hooi te oogsten, het doel moet zijn een
zoo hoog mogelijke opbrengst van zoo
hoog mogelijke k w a 11 e i t. Dat deze kwa
liteit-verbetering wel eens tijdelijk kan leiden tot
kwantiteitsvermindering, mag eeen bezwaar zijn, dit
wordt mettertijd wel weer gecorrigeerd.
In de allereerste plaats zal noodig zijn een goede
oriëntatie untrent de procentische samenstelling n
de onderlingen verhoudingen in ons gras en hooi,
wat betreft de mineralen, naast die van org. stoffen
(v.z.e. en z.w.).
Het is uit mijn voordracht wei gebleken, naar ik
hoop, dat, dank zij een intensieve bestudeering, ge
paard aan experimenteel onderzoek, we in betrek
kelijk weinig jaren al meer en meer doorgedrongen
zijn in de beteekenis der mineralen voor de voeding,
al is onze kennis nog zeer onvolledig.
Conclusies zooals de praktijk die zoo gaarne
verlangt, in den vorm van normen, wat betreft
de behoefte onzer landbouwhuisdieren al naar
den leeftijd en de productie, alsmede de mineraal
gehaltes des voornaamste voedermiddelen, kunnen
we nog niet verstrekken. Ook weten we nog niet hoe
veel mineralen uit het voer door de dieren worden
opgenomen, terwijl onze kennis omtrent de ver-
eischte onderlinge verhoudingen ook nog zeer onvol
doende is.
Voorloopig zullen we ons dan ook met een
ruwe taxatie tevreden moeten stellen en bij een ge
taxeerd tekort in het rantsoen onze toevlucht moe
ten nemen tot de anorganische voedermid
delen (krijt, fosforzure voederkalk, zout), omdat
voor het aanschaffen van veelal dure handels-mine
raal-mengsels nog direct geen termen aanwezig zijn.
Een zeer voornaam punt, wat betreft de voorzie
ning der mineralen is de kwaliteit van het gras, als
mede de kwaliteit en kwantiteit van het hooi. Groo-
tere giften hooi verzekeren een betere aanvulling
der mineralen dan een kleine en matige gift naast
veel krachtvoer.
M. de Voorzitter, geachte vergadering, ik ben
hiermede aan het einde gekomen van mijn voor
dracht en hoop, bij U den indruk te hebben geves
tigd of versterkt:
dat het mineraal-vraagstuk een vraagstuk is van
groot belang voor de veehouderij en de veefokkerij,
omdat de gezondheidstoestand, het weerstandsver
mogen. vruchtbaarheid en het productie-vermogen
er mee samenhangt;
dat naast kennis omtrent de behoefte onzer land
bouwhuisdieren vooral ook noodig is meer kennis
omtrent de mineraal-samenstelling onzer veevoeder
middelen, teneinde met meer juistheid een weg te kie
zen om eventueele fouten te corrigeeren.
Samenwerking van personen, organisaties en insti
tuten, werkzaam op verschillend gebied, zal daar
voor noodig zijn. (R.L.C.. Hoorn, Wagcningen,
Utrecht, Landbouw-organisaties).
Dc voordracht die met groote aandacht wordt aan
gehoord, geeft enkele aanwezigen nog aanleiding tot
het stellen van vragen, die door den heer Ir. L. de
Vries worden beantwoord.
Met een bijzonder woord van dank aan den inlei
der, sluit de heer Jb. Kaan Kz., Wieringcrwaard, die
deze middagvergadering leidde, vervolgens de bijeen
komst.
Bij den docd van Hyrum Smith, kleinzoon
van den stichter der Mormonen-secte.
Voor enkele dagen overleed Hyrum Smith klein
zoon van den stichter der Mormonen-secte Joseph
Smith. Hyrum Smith nam evenals zijn grootvader,
een belangrijke plaats in de beweging in.
Iedereen hoeft wel eens hooren spreken over Mor
monen en velen kennen ook den anderen naam. waar
mee deze menschen zich plegen aan te duiden: Hei
ligen der Laatste Dagen („Latter Day Saints"). Veel
meer dan dit is van hen meestal niet bekend; alleen
is men soms nog op de hoogte van het feit. dat de mor
monen meer dan één vrouw konden hebben en men
kent anecdotes, die daarop betrekking hebben Mo
gelijk zullen de volgende bijzonderheden U interes
seeren:
Den zesden April 1830 werd te New-York door Jo
seph Smit (geb. in 1805) en nog vijf anderen de secte
der Mormonen gesticht. Zes personen was juist het
aantal, dat volgens de wet recht van bestaan gaf aan
een godsdienstige groep.
Het hoofd der kerk. tegelijk profeet en vertegen
woordiger van God op aarde. Joseph Smith, had kort
tevoren een werk gepubliceerd. „Het boek van Mor-
mon", dat als volgt ontstaan zou ziin: Op veertienia-
rigen leeftijd was Joseph Smith een afgezant van
den hemel verschenen. Moroni genaamd, zoon van
Mormon. Deze afgezant verklaarde, dat tusschen
Palmyra en Manchester een document te vinden was,
waarin de eenige ware religie zou zijn vervat. (De
Mormonen beschouwen zich n.1 niet als een nieuwe
secte, maar als de eenige ware Christenen). Dit „Boek
van Mormon" werd in 1827 door Smith gevonden en
met behulp van een paar optische instrumenten „ver
taald."
De beweging breidde zich, na de stichting ervan in
1839 snel uit. maar ondervond reeds te New-York
zeer sterk den tegenstand der niet-Mormonen. Daar
de stichting van een nieuw Zion het doel was dat
door de Mormonen werd nagestreefd, trokken de le
den van het nieuwe kerkgenootschap des te liever
uit New-York weg. en kwamen via Kirt land, waar
zij al drie a vierduizend aanhangers telden in
Jackson County terecht Daar kochten zij land van
het gouvernement en Joseph Smith verklaard»
dit de plek was, waar het tweede Jeruzalem
verrijzen.
De Mormonen waren echter absolutionistea W
schen. die de afschaffing der slavernij voorstoMT
en het gevolg was, dat zij in 1833 uit Ohio w
verdreven. Hierna verbleven zij eenige jaren inv]
souri, maar ook in dezen staat kwam het tot hi
botsingen met de rest van de bevolking. Van
souri verhuisden de Mormonen naar Illinois fit»
1839).
Intusschen waren er zendelingen naar Eurom
stuurd, en tal van aanhangers werden in Enge'-
gewonnen, evenals in Canada en de Vereenigdel
ten.
In Illionois joeg Smith zoowel Whigs als dt_„
ten tegen zich in het harnas en met den steun
de Whigs (waarin hij zich eerst nog eenigszinsi
mogen verheugen, was het geheel afgoloopen,
Smith in 1842 de democraten hielp. Éen schèu;
in de kerk zelf verzwakte inmiddels de positie,
de Mormonen nog meer. Sedert 18-42 was Joj
Smith ertoe overgegaan, zijn volgelingen te opq
ren, dat men meer dan één vrouw kon trouwen.]
die daartegen in opstand kwamen, werden
Smith veroordeeld en verbannen. Een en ander no
zaakte hem tenslotte, de hulp van den gouven»
in te roepen, die hem trouwens al naar Carii
had ontboden. De aan Smith gedane belofte, da;
bescherming zou genieten, werd echter op scha
lijke wijze gebroken, toen Smith en zijn broer Hyi
met nog vele andere leiders te Cartage werden
moord, door een bende van 200 gemaskerde p
nen. die men oogluikend hun gang liet gaan.
Na Joseph Smith's dood werd Brigham Young)
sident, maar een aantal leden kon zich met
president niet vereenigen, en stichtten de Ni»
Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der L
ste Dagen. Het aantal der afgescheidenen bedn
thans meer dan honderdduizend.
Hun leer is ongeveer hetzelfde als de oorsproi
lijke, maar zij verwerpen de polygamie.
Nadat al deze al deze gebeurtenissen hadden pb
gehad, brak de meest vermaarde periode uit de
schiedenis der Mormonen aan, de trek naar l'i
In Utah waren toentertijd nog in het geheel
blanke kolonisten gevestigd en de Mormonen
ben hier pionierswerk verricht Zij wisten op goet
voet te geraken met de Indianen, en deden reejj
1849 pogingen om Utah in de Vereenigde Staten o|
nomen te krijgen. Dpze pogingen mislukten, m
wel werd Utah in 1850 onafhankelijk „terrytory\
Tusschen de Unie en den Mormonenstaat is naÊ
nog een heftige strijd gevoerd in verband met
meervoudige huwelijk en pas na de beëindiging i
deze worsteling, die tot resultaat had, dat de ptj
gamie werd afgeschaft is Utah (in 1896) in de l":
opgenomen.
Pil blad
dag pD
[frritiën n
dit i
Bij
De zwaarste kat
ter wereld.
In hel
iet dist
ntomai
cheider
(Londen) In de stad Ilford in het Engel* k***
graafschap Essex, is een kat, die Tiny Tinker wc:
genoemd. Iedereen tot ver in den omtrek kent T4J
en de toeristen, die door de stad rijden, laten i
hun wagens stilstaan om te kijken naar de kat,I
op het kleine stukje groen voor de woning van hu
meesteres ligt. Deze kat weegt niet minder dan re w
34 pond en de eigenaresse, mej. C. G. Durham, mee
dat het de zwaarste kat niet alleen van Engeluf^
maar van de geheele wereld is.
Tiny's foto is in vele Engelsche bladen en
zijnen verschenen, maar tot dusver heeft ni
eraan gedacht, dat het de zwaarste kat ter
was. Op verzoek van verscheidene kranten op
vasteland zijn fotos van Tiny gezonden, maar nerpi
werd een kat gevonden, die het in gewicht vanl
wint.
In antwoord op vele honderden brieven vanï
inheid
hebbers van katten, heeft Miss Durham geantiw
'lat Tiny nooit een speciaal dieet heeft gehad ra?::
doel haar zoo zwaar te doen worden. De kal groti
vanzelf zoo tot den tegenwoordigen geweldig
omvang.
Tiny was niet bijzonder groot bij haar geboorte;
tegendeel, van de zes. die er kwamen, was zij
kleinste. Toen het dier zes maanden oud was. vi
schilde zij niet van andere katten van denzeltó
leeftijd, doch daarna begon Tiny geweldig te grof) f
en groeide tot voor korten tijd Na een jaar w«
Tinv t* 11 m ^.1 rvrttiH nn nu o^hïinl Hof tnorimilfflJ 1
Tiny ruim 3-4 pond en nu schijnt het maximum-?
wicht te zijn bereikt! *e or(
Of
282.
Na lang te hebben rondgekeken,
Gingen zy zitten op het strand.
Ze waren vermoeid en zeer dorstig,
Hitte weerkaatste 't heete zand,
De zon brandde fel op hun hoofden,
De jongen vroeg: Waar zijn wij hier?
Ik geloof, zei de piloot zuchtend,
In het stamland van den Arabier.
Haat. n
>ud en
iiiltai
wijst 01
Wast
gere kl
Angelst
its te
lingtoi
toor al
Ter
willen
Washii
De a
ton ga
«he k
schol ei
den. h
tevens'
kreeg
van zi
stein i
erg pr
schrij\
gens
was h
stierf
hierin
zijn bi
werd
een z<
De
hier i
der n
ge W£
leerlii
ten b
nog z
de de
testai
lijke
ken.
presii
komt
zich
satie
van
longt
«tul
later
283.
Voor d'agent zich terug kon trekken.
Trok de jongen het touwtje aan
Toen hy den agent had gevangen
Ging hy dreigend voor hem staan
„Waarom," zei Wim, ga je nu niet verder?
Doe Je ronde, beste man
Of moet Tc de commissaris vertellen
Dat je nu niet loopen kan.