De ramp van de „Berlin". EEN DAPPER MEISJE PIRIN e Zaterdag 20 Februari 1932 SCHAGER COURANT. Vierde blad. No. 9024 Droevige herdenkingsdag voor Hoek van Holland. ken, ie adr, mdel SCHEEPSRAMP, WAARBIJ BIJNA 150 MENSCHEN DEN DOOD IN DE GOLVEN VONDEN. I OTZFTTE.VOE TOONEELEN OP HET DOOR jpni»EN GESLAGEN WRAK, TERWIJL SNEEUWJACHTEN OP DE PIER EN OVER HET STRAND GIERDEN. hier HOEK VAN HOLLAND, Februari 1907. -ff Februari 1907 was gedurende enkele dagen de f geheele wereld in spanning omtrent het lot van I de zich op de „Berlin" bevindende personen. Toen het lot van de reizigers en van de beman- jlag beslist was, eenige dagen na de ramp, waren tal- Jooie families in diepen rouw gedompeld. Wat zich in die dagen aan boord heeft afgespeeld, is vrijwel onbe kend, en wat ervan bekend is, is vrijwel onbeschrijflijk, ideren zullen zich de geheele stemming nog wel rinneren, welk een opschudding de eerste berichten jchten en met welk een spanning men de latere be lichten over de reddingspogingen en de resultaten diarvan en de mededeelingen van enkele geredden urjJond. Langzamerhand is de herinnering aan de n n nap vervaagd, andere rampen, zooals die van de „Ti- tnie" en de „Lusitania" hebben de oude doen verge- j{i Wel hebben latere rampen meer slachtoffers ge laakt, maar tragischer kon geen enkele zijn. DE EERSTE BERICHTEN. In den morgen van den 21sten Februari 1907 kwamen ii eerste berichten: „De inkomende Harwich-boot „Ber- dit jm van de Great Eastern Railway (Harwich-Line) is ca ongeveer 6 uur op het Noorderhoofd van de pier bij Hoek van Holland gestrand". Onmiddellijk probeerden ileep- en reddingsbooten de opvarenden te redden, maar te rware storm en de huizenhooge zeeën verhinderden t» booten, het gestrande schip te naderen". Het schip m op den gewonen tijd uit Harwich vertrokken; om unr 's ochtends kwam het bij de Hollandsche kust. dubbelt j Waarschijnlijk raakte toen de stuurinrichting defect, rP°1(Ijr'ivrant plotseling kwam het schip dwars te liggen en even later werd het op het Noorderhoofd geslagen. Daar lag het schip, dicht bij een vuurtoren, midden la een kokende branding, zoodat voortdurend hooge golven over het dek heensloegen. Men probeerde het knip weer vlot te krijgen, maar iederen keer werd bet met groote kracht op den dam teruggeslagen. De i opvarenden verkeerden niet in een paniekstemming, oodai de reddingsbooten naderden en men dacht, dat ciekt schip buitenom gemakkelijk zouden kunnen be- raio. Maar plotseling brak het schip en het voorste I dfdverdween in de diepte met alle menschen, die zich bevonden. Het achterschip'bleef half op den dam [fflBlf in het water liggen. Van aTle menschen, die zich op het voorschip bevonden, kon er slechts één gered W Sj TU 'nvaart; de 1 'kw *orden. Het was een Engelsche scheepskapitein, die op -te kool >1 f 0* 0.60- f (UI g. uiea 6.90- 0—1.6#, 0.60— r. f OjM O-AS; 40. 2.60- «1 rwogu eend 52- 50 Kg. 161 Morgen, den Sisten Februari, is het 25 jaar geleden, dat geheel Europa geschokt werd door de ramp van de „Berlin", de Harwich-boot, die op dien noodlottigen dag, 's morgens om zes uur, op het Noorderhoofd van de pier bij Hoek van Holland strandde. Met de reddingsbooten in 't zicht brak het schip plotseling middendoor en het voorste ge- deelte verdween met het grootste gedeelte der opvarenden in de diepte. Ongeveer 135 menschen vonden dien morgen den dood in de golven. beerde men tallooze malen het wrak te bereiken. De booten konden echter niet naderbij komen, omdat hen anders hetzelfde lot zou wachten. De afstand was te groot om eenige hulp te kunnen verleenen; men hoorde alleen boven den loeienden storm het wanhopige gegil van de personen, die zich nog op het achterschip had den kunnen staande houden en zich hadden vastge grepen, om niet met de eerste hooge zee over boord en op den dam te pletter geslagen te worden. Men wist niet hoeveel menschen zich daar in doods strijd bevonden. Het konden er twee, drie zijn maar ook twintig, dertig. Voor de dappere bemanning van de reddingsbooten, die keer op keer vergeefsche pogingen deden, het wrak te bereiken, was niets verschrikkelijker, dan de wetenschap, dat op enkele tientallen meters af stand van hen menschen om hulp smeekten en in doode- Hjk gevaar verkeerden. Men kon echter geen menschen- levens met menschenlevens koopen. ALLE REDDINGSPOGINGEN TEVER- GEEFSCH. In den nacht van den 21sten op den 22sten nam de storm niet af. Sneeuwjachten gierden op de pier en over het strand. Des volgenden morgen voer de red dingsboot „Hellevoetsluis" nog eenige malen uit; nog steeds kon men het wrak niet naderen. Van de over levenden op het wrak, waarvan men den vorigen avond nog hulpgeroep had gehoord, was niets meer te be speuren. Eindelijk, na lang geroep en gefluit, vertoon den zich twee mannen, die zich blijkbaar in den versten uithoek tegen de sneeuwstormen beschermd hadden. Waren er nog meer levenden op het wrak? Voortdurend werden er nieuwe plannen gesmeed, om op een of an dere manier een verbinding met de „Berlin" tot stand te brengen; maar alles tevergeefs. In Hoek van Holland was een loods als chapelle- ardente ingericht. Het aantal dooden, dat daar opge baard lag. vermeerderde steeds. Vrijdagmorgen, den 22sten, waren het er reeds 37. Van de Harwich-booten werd nooit een passagierslijst gehouden, zoodat men de namen van hen, die den overtocht gemaakt hadden, niet kende. Een voor een werden de dooden door fa milieleden en vrienden herkend. Er heerschte een droe ve stemming in het dorp en op het strand. Uit alle deelen van Europa waren er angstige menschen toe- «feotroomd. wachtend op berichten omtrent hun naasten. e h» f 12» 32fl iaring- kleins f 3.75 f 2-1 s: 321 otai m b:> ia r> ?ten: jote *eg was naar Amsterdam, om daar het commando over eer. schip op zich te nemen. De Engelsche kapitein hrkinson werd overboord geslagen. Hij probeerde een stuk wrakhout te bereiken. Eindelijk vond hij iets, Iwaaraan hij zich kon vasthouden. Het was een lijk, j loodat hij het onmiddellijk weer los liet. Hij spande al zijn krachten in, om boven water te blijven, maar 'voortdurend sloegen hooge golven over hem heen. Daardoor kreeg hij veel water binnen. Langzaam voel de hij zich verslappen en op het oogenblik, dat hij zijn bewustzijn verloor, word hij door een reddingsboot op genomen. Van tijd tot tijd wierpen hooge golven deerlijk verminkte lijken langs de geheele kust in de buurt van Hoek van Holland op het strand. ONTZETTENDE DOODSSTRIJD VAN DE OVERGEBLEVENEN OP HET ACHTER SCHIP. Na eenigen tijd was het zeker, dat er van de perso nen, die zich op het voorschip bevonden hadden, behal ve Mr. Parkin3on niemand meer in lever. was. Over het lot daarentegen van de menschen op het achterschip dat half onder water lag en dat voortdurend door de branding gebeukt werd, zoodat er wel geen beschutte plaats meer te vinden zal zyn geweest, tastte men vol komen in het duister. In den loop van den dag pro- FEÜIT. TETON Naar het Engelsch van CH. GARVICE. HOOFDSTUK L Onze voorvaderen, die ons, armzalige stumpers, altijd ten voorbeeld worden gesteld, hadden de gewoonte bo ven hun deuren een of ander citaat van een wijsgeer «f een dichter te schrijven. Als Lord Farintosh deze ge woonte had gevolgd, zou hij boven iedere deur van Fane Mbey met zwarte letters de bekende regels: »De goden zijn rechtvaardig en straffen ons door middel van onze eigen ondeugden." Kunnen laten ingriffen. Want de markies was een buitengewoon slecht mensch geweest; er was ongeveer geen ondeugd, die hij niet be- Dientengevolge straften de goden hem in zijn ouder dom met melancholie, evenals met die bijzondere onaan gename kwaal, die de moralisten „berouw" plegen te Doemen, maar die meestal niets verheveners is dan chronische indigestie. De markies woonde het grootste deel van het jaar in Fane Abbey; hij bracht slechts een paar weken per jaar huis te Londen door, maar verder leidde hij het leven van een kluizenaar, opgesloten binnen de vier mu ren van de Abbey, levend in het verleden, het heden verwenschend, en zooals de meesten van zijn type, de oekomst vreezend. Wanneer men zich nu echter den markies voorstelt als een afgeleefde stumper, in een smerige kamerjapon gehuld en begraven in een fauteuil, vergist men zich weer. Hij was even over de zestig, groot en ondanks zijn witte haar knap van uiterlijk. - SUmlach was buitengewoon beminnelijk en hij zag in rm d Z8er gesoigneerd uit. Zyn eene voet was gehuld e flanellen windsels, daar hij vaak door jicht gekweld werd. ch* Z^Q ^eUgd was lord Farintosh een buitengewoon heiiT?111^ man geweest en alleen zij, die in zijn nabij- eefden, wisten, hoe bitter en trotsch hij kon zijn. De Breuk. De Abbey was gelegen in een vallei tusschen de heu vels in Berkshire, niet te ver van Londen verwijderd. Voor het groote baksteenen gebouw lag een terras, dat naar fluweelige gazons voerde, waarachter een park gelegen was. Verderop lagen de boerderijen van de Abbey en het dorpje Fanehurst. Hier regeerde de markies en hij werd door iedereen geeerbiedigd, hoewel hij zich zeer zelden vertoonde aan zijn pachters en arbeiders. Zelfs de be dienden op de Abbey zagen hun meester weinig, want zijn vertrekken waren van het overige gedeelte van het gebouw gescheiden door deuren, waarvan alleen zijn kamerdienaar en hijzelf de sleutels bezaten. Geen vrouw mocht deze vertrekken betreden, want de markies had een afkeer van hen, hoewel hij vroeger ve len het hof gemaakt had. Onder deze vertrekken was de prachtige bibliotheek gelegen, die op het terras uitkwam. Dit vertrek grensde aan een kleine kamer, waarvan drie muren bedekt waren met tapijten en de vierde met kostbaar porselein en oude wapenrustingen, die de Fane's van de Middeleeuwen gedragen hadden. Op een prachtigen Juni-morgen bescheen de zon het statige gebouw; de pauwen liepen trotsch. met uitge spreide veeren, op het terras; de zonnestralen speelden door de jalouzieën van de vertrekken van den markies, gleden naar de groote bibliotheekramen en wierpen glan zende strepen op het tapijt, waar zij bleven rusten op een jong meisje. Ze was nog maar een kind, maar toch lag er al iets echt-vrouwelijks in haar tenger, bekoor lijk figuurtje. Ze droeg een eenvoudige japon van zachte stof, die haar teere schoonheid verhoogde. Ze hield een plumeau in de hand, die ze een oogenblik boven haar oogen hield; toen liep ze naar het raam, lichtte de ja louzieën op en dronk de zonneschijn in. Na enkele oogenblikken werd er een stoel bewogen in een hoek van de kamer en een ongeduldige stem zei: „Maar Lena!" Het meisje liet de jalouzieën zakken en liep naar een ouden man, die over een boek gebogen zat, dat voor hem opengeslagen lag. „Wat is er, grootvader?" vroeg ze. De oude man keek verbaasd op en glimlachte toen in de oogen, die vol liefde op hem gericht waren. „Ik dacht, dat de jalouzieën op waren." „Dat waren ze ook," antwoordde ze lachend. „Ik wilde de zon laten binnenkomen. Ik dacht er niet aan, dat u hier was, grootvader." „O, voor mij hindert het niet, maar de zon is slecht voor de banden, Lena." Lijken worden geborgen. Op den achtergrond het wrak. Dienzelfden ochtend was Prins Hendrik in Hoek van Holland gekomen. Onmiddellijk scheepte hij zich in op de „Hellevoetsluis" en liet zich zoo dicht mogelijk bij het wrak brengen. Zijn aanwezigheid gaf de beman ning van de reddingsbooten nieuwen moed en de Prins gaf aanwijzingen bij het reddingswehrk. Men trachtte nu met een sloep den dam te bereiken. Een van de grootere schepen ging daartoe evenwijdig aan den dam liggen, zoodat er tusschen het schip en de pier een kalm stuk water was, waarin dan een kleinere boot zou kunnen manoeuvreeren Wel kon een van de mannen met een grooten sprong den dam bereiken, maar andere man nen konden hem niet volgen, zoodat hij ten slotte weer in de boot moest terugkeeren. Nu wist men echter hoe het gedaan moest worden, zoodat enkele leden van de bemanning van de „Hellevoetsluis" hetzelfde probeer den en er ln slaagden op den dam en bij den vuurtoren te komen. De afstand van de vuurtoren naar het wrak was niet zoo groot, zoodat met een lijn de verbinding tot stand kon komen. Een dun touw verbond het deel van de „Berlin" met den vasten wal. Onder het touw lag de kokende zee. Langs deze lijn moesten de over levenden, volkomen Uitgeput, uitgehongerd en ver kleumd, gered worden. Drie vrouwen en acht mannen lieten zich langs het touw glijden en werden met de reddingsboot aan boord van de „Hellevoetsluis" ge bracht, waar ze onmiddellijk goed verpleegd en ver zorgd werden. Maar het waren er meer dan elf. die bijna 36 uur lang den dood voor oogen gezien hadden. NOG DREE VROUWEN OP HET WRAK. Drie vrouwen waren nog op het wrak en durfden den gevaarlijken tocht langs de lijn boven de woedende branding niet aan. Het is onbegrijpelijk, dat deze vrou wen niet durfden, waar toch reeds elf menschen op deze wijze gered waren en de positie van het wrak steeds gevaarlijker werd, omdat het water steeg en de storm nog krachtiger werd. Ook de mannen op den dam bij den vuurtoren liepen nu groot gevaar door een hooge golf weggeslagen te worden, zoodat zij niet langer daar konden blijven: de verbinding moest verbroken worden, hoewel de drie vrouwen kermend en smeekend op het uiterste puntje van het wrak stonden. De elf geredden werden aan wal gebracht en ver pleegd in het snel als hospitaal Ingerichte "hotel „Ame rika". Zij waren eerst nog te vermoeid om inlichtingen te geven omtrent de gebeurtenissen en doorgestane angsten op het achterschip, nadat de „Berlin" gebroken wa3. WAT ER NA HET BREKEN VAN HET SCHIP GEBEURDE. Later echter vertelden enkelen, hoe er na het breken van het schip nog zeer veel menschen op het achter schip waren, maar omdat er weinig plaats was om zich te beschutten, werden er voortdurend menschen, soms met twee of drie tegelijk door een hooge golf meege nomen, zoodat zij verdronken of op de pier te pletter sloegen. De veertien, die overgebleven waren, zaten ln een klein hoekje gedrongen, waar zij tenminste droog bleven. Telkens deed men nieuwe pogingen, om de drie vrou wen nog te redden. Tenslotte gelukte het een ouden schipper en bekend menschenredder, Martyn Sperllng, GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN verkoopen wij onder GARANTIE en op PROEF Garage C. NIEUWLAND, BERGEN. „Die arme zon", mompelde ze, „en die arme boeken. Dacht u niet, dat ze graag wat zonlicht wilden hebben, al verbleeken hun mooie kleuren dan ook een beetje? Zijn boeken de eenige dingen, die de zon niet kunnen verdragen, grootvader?" „Boekenwurmen ook niet," zei hy verstrooid, zich over zijn boek buigend. Het meisje legde haar hand op het witte hoofd, nam toen de plumeau weer op en liep naar de porseleinka mer. Even gerulschloos als ze de jaulouzieen had opge haald. nam ze het kostbare porselein op en stofte het voorzichtig af. Na een uur was zij klaar met haar werk; toen ging ze op een plekje zitten, waar de zon scheen, terwijl de oude man nog altijd over zijn boek gebogen zat. Plotseling klonk buiten hondengeblaf en een hel dere mannenstem. Lena sprong op en liep naar het venster. „Wat was dat, grootvader?" vroeg ze. „Dat weet ik niet," zei hij verbaasd. „Hoe kan een van de honden op het terras komen? Het was toch op het terras, he?" „Ja, hier vlak bij." „Juist onder de ramen van Lord Farintosh!" riep hij uit. „Bel onmiddellijk, Lena, en vraag... maar nee, doe het toch maar niet. Het dier zal wel weer gepakt zijn. Wie kan dien hond losgelaten hebben? Als de markies het gehoord heeft, wordt de schuldige ontslagen." Het meisje stond naar het raam te kijken. „Het was niet de stem van een van de knechten", merkte ze pein zend op. „De schuldige zal in ieder geval ontslagen worden. De markies vergeeft zooiets niet. Zelfs wanneer ik. die hier al was. voordat jij geboren werd, zoo'n lawaai zou maken, zou ik mijn ontslag krijgen." „Lawaai"! glimlachte ze. „Het was alleen maar het geblaf van een hond, en een mannenstem." „De markies kan geen rumoer verdragen", hernam de oude man. „Als u bijvoorbeeld," vervolgde ze, meer tot zichzelf dan tot haar grootvader, „de boelcenladder omstootte of iets brak of beschadigde, zoudt u dan moeten gaan? Zou hij u, zijn bibliothecaris, niet beter behandelen dan een van de knechten, grootvader?" Een flauwe glimlach gleed over het gelaat van den ouden man. „Mijn beste Lela, Lord Farintosh zou het verschil niet begrijpen, al werd het hem uitgelegd. We zijn allen zijn ondergeschikten en van hem afhankelijk. Hij laat zich door niemand hinderen, zelfs niet door zijn eigen zoon." den dam en langs een lijn het wrak te bereiken. Hij bond de vrouwen achtereenvolgens een touw om het middel en liet ze langs de slap gespannen lijn naar den vuurtoren glijden. Alle zorg werd nu besteed aan de verpleging van de geredden ln hotel „Amerika". De vrouwen herstelden langzamer dan de mannen; van de laatsten konden spoedig eenigen per trein naar huis vervoerd worden. Enkele geredden waren er heel erg aan toe, zooals bijv. Frau Wennberg. Zij zat op het achterschip met eenige andere slachtoffers, gedrongen tegen een schot bij de rooksalon. Telkens sloegen hooge golven over haar heen. Zij dacht echter niet aan zichzelf maar probeer de haar kind, dat zy bij zich hield, tegen de kou te be schermen. In haar armen stierf het kind; toen de red ding kwam, moest zij gedwongen worden, het kind los te laten. Op het kleine kerkhof van 's-Gravenzande vond de eenvoudige en plechtige begrafenis plaats van enkele slachtoffers; anderen werden door de treurende familie leden naar hun vroegere woonplaats vervoerd. Op het schip waren ongeveer 150 personen; slechts 15 waren gered- Lang nog werd er over de ramp gesproken. Daarbij werd niet vergeten, die mannen te huldigen, die met een absolute zelfopoffering en in voortdurend levensgevaar al het mogelijke gedaan hebben, om een aantal men schen van hun lijden en uit hun doodsstrijd te verlos sen. Zij hebben dat gedaan uit pure menschenliefde, zonder een oogenblik aan roem en hulde te denken: het was hun plicht! aan een kant. het fy- isdie ziekte verschijnsel van mtgraine. De periodiek optredende kwaal met haar hoofdpijn, welke eerst dof en druk kend, spoedig borend en spannend wordt en tenslotte zelfs niet meer uit te houden is, kan den zieke het leven vergallen. Bij deze aanvallen helpt slechts: Rust en stilte en meermalen innemen van 1 -2 Aspirin-Tableften. Hun ongeëvenaarde werking brengt den zieke bijna oogenblikkelijk verlichting en doet de pijn spoedig geheel verdwijnen. Weiger namaak en let er op dat op elke tablet het woord ,BAYER' staat. Prijs 75 ets. „Woef, woef', klonk het buiten. Toen een helderen mannestem: „Pak het dan, Turk! Kom hier! Hier zeg ik je. Geef me die zweep eens, Peters." Ze hoorden een la waai, alsof er een menigte groote honden over het terras holde toen was het stil. De oude man legde zijn boek neer en stond met ge fronste wenkbrauwen op. „Het is Lord Fane Vlak onder de ramen van den markies! Is hij weggegaan? Ga eens kijken. Lela." Lela lichtte de jalouzieen op. „Ja, hij is weggegaan," zei ze langzaam. „Ik wist niet. dat Lord Fane hier was, grootvader. Wanneer is hij gekomen?" De oude man wreef in zijn oogen. „Ze hebben het mij verteld. Ja, hij zou gisterenavond komen. Heb ik het ja niet gezegd? Nee? Dan is het me door het hoofd gegaan. Maar hij zal wel niet lang blijven. Het moet jaren ge leden zijn, dat hij voor het laatst hier was. Als jongen was hij al veel te druk voor den markies. Ik weet nog, dat hij in den toren klom en het weerhaantje vastbond, zoodat het altijd naar het Oosten wees. Hij had altijd van die dolle streken. Hij zal wel niets veranderd zijn." „Hij zal nu wel niet meer in den toren klimmen, wel?" zei Lela glimlachend. „Toen was ik zeker op kostschool, hè? Is hij daarna nog op de Abbey geweest? Hij is toch de oudste zoon van den markies?" „Zijn eenige zoon," viel de oude man haar in de rede. „Dus dan is hij de toekomstige markies?" „Ja, als hij blijft leven antwoordde haar groot vader. „Als hij blijft leven!" riep Lela uit. „Heeft hij dan een ziekte of zooiets?" „Nee, hij is gezond, maar roekeloos. Hij is al twee keer van zijn paard gevallen, en bijna gedood." „Zoo," zei het meisje peinzend. „Dus hij is heel andam dan zijn vader?" Terwijl hij deze laatste woorden uitte, kwam een knappe jongeman de kamer binnen, gevolgd door een reusachtigen St. Bernard en een fox-terrier. Hij was krachtig gebouwd, forsch en gespierd. Hij was gekleed in een manchester pak, dat hem zonder zyn aristocra tisch gelaat het uiterlijk van een jachtopziener gegeven zou hebben. Zijn laarzen waren bedekt met modder. In de hand hield hij een reusachtige zweep, waarmede hij zelfs het groote beest aan zijn voeten in bedwang kon houden. Toen hij de halfdonkere kamer binnenkwam, sloop Lela, na een schuwen blik op hem geworpen te hebben, naar de porseleinkamer. De bibliothecaris keek den jongeman verbaasd aan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 13