Scbager Courant
EEN DAPPER MEISJE
1
Derde Blad.
Uit onze omgeving.
shei
-
'en Ki»
Hl op Jh
e mantj.
'e Waas..
r s*a»i
n de nu-,
3 tni;,
ïchercóej
naai W
'ök
«m,
'ehercbtj
ichttea
waS(tt
)s te ,14
eherchej,
alver
ie met dt
haajij,
wisten
|C-A.t
Dinsdag 8 Maart 1932.
75ste Jaargang. No. 9033
BARSIN GERHORN
zijde
kaai
ge|
'olitiexsa,
tiet wat,,
met jjj
■staan
ine, ai»
ither.Ve,
arm, n
de N.i
les Sta
bij da
land. dl
valt
isjes
zienlijk
ten geli
nderzoni
Vereeniging „Burgernut".
Zaterdagavond 5 Maart heeft het Burgernut zijn
norfine;, etsten avond gehouden in dit seizoen en ook ditmaal
'TiiA' - weer een volle zaal van den heer Dekker. Toen we
binnenkwamen, klonk de opgewekte muziek van de
Gebr. Koordes ons reeds tegemoet.
Te ongeveer acht uur. nam de voorzitter, de heer
Middelkoop, het woord, om allen van harte welkom te
keeten, den wensch uitsprekende, dat het weer een
avond mag worden van genot en vroolijkheid.
Het programma begon met de lezing van den heer
j3. Dekker: ,.Een huwelijksadvertentie", waarmee de
"eu .aiSpng er al aardig inkwam, gevolgd door een paar liedjes
path»r»n den heer D. Hoek: „Breng Mammie weer bij me"
«het thans zoo populaire: „Dat komt maar eenmaal!"
De lange lijst werd voortgezet met een aardige voor
dracht van den heer D. Moermond en een niet minder
dito van den heer Jb. Swaag.
„Een geslepen keukenprinses", een klucht in twee
sdrijven, opgevoerd door de dames Middelkoop
fleuwenhuizen, G. Leeuw. W. Wijbenga en den heer
jn. Dekker, was het volgende programma-nummer,
dat de aanwezigen zeker zal hebben voldaan.
Dan was aan de beurt een drama in één bedrijf:
..Moeder's Droom", door de dames Van der Klooster-
Krap, V. Veenstra, H. Anjema en de heeren Joh. v. d.
Klooster, G. v. d. Klooster. D. van Twuyver en A.
Middelkoop. Onder ademlooze stilte werd dit prachtige
ituk opgevoerd. Alle medespelenden hebben hun uiterste
best gedaan en zijn daarin zeker geslaagd. Ook het
aangrijpende slot werd prachtig weergegeven.
En omdat het leven nu eenmaal vol afwisseling Is,
volgde hierna weer een voordracht van het vroolijke
genre: „De voetbalwedstrijd HollandBelgië", door den
heer D. Hoek, die als een waar voetbalsport-beoefenaar
ten tooneele verscheen en die, naar we voor hem hopen,
nog eenmaal deel zal mogen uitmaken van het Ned.
Elftal. Uitbundig is om dit stukje gelachen.
Tusschen de bedrijven door nog een paar losse voor
drachten, muziek, enz., en dan wordt wederom onze
aandacht gevraagd voor een drama in één bedrijf:
„Vrede op Aarde", door de dames H. Anjema. A. Dek
ker en de heeren D. van Twuijver en G. Geel. Dit stuk
speelt in België in den grooten wereldoorlog. Uit den
Inhoud hiervan heeft men nog eens kennis kunnen
nemen van de verschrikkingen van een oorlog, en thans,
nu alom de vredes-idée gepropageerd wordt, meenen
wij. dat het Burgernut. zei het dan ook op bescheiden
schaal, zeer goed werk heeft gedaan, dit stukje op te
voeren. De spelenden een woord van hulde en zeker
mogen we niet vergeten te noemen het prachtige slot
stuk, voorstellende de vredesmaagd. geflankeerd door
twee soldaten van verschillende nationaliteit, die onder
orden het zakken van de gekruiste geweren, elkander
broederlijk de hand reiken, terwijl de vredestak over
hen wordt wordt rondgezwaaid. Met beperkte middelen
ls hiermede iets bereikt, dat alle waardeering verdient.
We loopen de kans, dat we te uitgebreid worden en
daarom willen we verder heel kort zijn. Er volgden nog
enkele voordrachten: verder nog een klucht: „De ver-
d liefde korporaal", waarom natuurlijk weer lekker ge-
6 lachen is. om den korporaal niet het minst, totdat
eindelijk, zoo ongeveer half twee. de voorzitter, met
kernachtige woorden het officieele gedeelte sloot, alle
medewerkenden hartelijk dank zeggende, vooral den
heer Bankert. den hospus. enz., enz.
Daarna volgde het bal, met medewerking van Gebr,
Koordes die we intusschen hulde brengen voor hun
kranig werk wat nog eenige uren duurde en hier
mede heeft het Burgernut dit seizoen besloten.
Vrijdagavond werd de ledenvergadering van de af-
deeling Barsingerhorn van het Witte Kruis ten huize
van den heer A. de Graaf gehouden. Aanwezig 0 le
den.
Voorzitter, de heer L. J. v. d. Kuijl opent de verga
dering met een woord van welkom en hoopt dat de
besprekingen van een aangenamen aard zullen zijn
en in het belang van de vereeniging. Spreker hoopt
op een gunstig jaar, zoowel voor de vereeniging als
voor hare leden
ng
Schip
ndv
>an ha
tit Roo
-t voor-
nscha
'flipper
Jen 24
jonee*
iet zie
lek dat
ftiging
egeven
h toes
eevulï
andar
even»
iter ij
ïissii
ntact-
over-
or de
veria-
saties
bru-
ieka-
-Ze«-
tond
drag
van
:1
and
zijn
Sta-
cust
ado
>0
vis
te-
igd.i'
ver-:
van
Na
F EV I T.T ET 0 N
Naar het Engelsch run
CH. GARVICE.
„Arm kind", mompelde de markies. „Het spijt me
heel erg voor u. Ik heb veel medelijden met u. Als ik
geweten had. dat deze kleine romance zoover gegaan
was, geloof ik... maar neen, plicht moet gedaan worden
«n al zal het moeilijk voor u zijn, toch is het beter, dat
U een paar weken verdriet hebt, dan dat u zich jaren
laag ongelukkig voelt met het besef heon ook ongeluk
kig gemaakt te hebben! Denk daaraan, mijn kind, en
wees getroost!"
Een geestelijke kon niet met grooter teederheid of
Plechtigheid gesproken hebben; er kwam zelfs een vrien
delijke trek op zijn koud en trotsch gezicht. „Bent u
vastbesloten?" voegde hij er vragend aan toe.
„Vastbesloten". Ze huiverde.
„Dat Jg goed," zei hij, met zijn hoofd knikkend. „En
wees dan zoo verstandig lord Fane niet meer te zien.
Spreek niet meer met hem, maar ga hier vandaan
ik zal alles voor u in orde maken. Ik neem lord Fane
wel voor mijn rekening. Nog een paar weken en gij zult
beiden genezen zijn en..."
Ze stond op en keek hem met innig bedroefde oogen
aan.
„Gaat u weg?" riep hij, terwijl hij opstond en zijn
hand uitstak. „Arm meisje, u hebt veel verdriet. Als
ik er mij niet van bewust was voor uw eigen bestwil
gehandeld te hebben, zou ik mij schuldig voelen. Wilt u
me geen hand geven? U draagt me toch geen vijandig
hart toe, hoop ik?"
Langzaam stak zij de hand uit, die hij vastgreep, haar
doordringend aankijkend. „Als lord Fane er soms op
mocht aandringen om u te spreken hij ls er toe in
ataat ruit u dan standvastig zijn?"
Ze sprak niet, maar keek hem met oogen vol ellende
aan.
„Ja, ja! Wees standvastig. Denk er aan dat er, als je
zwicht, onheil van zal komen."
Langzaam trok zij haar hand weg en liep naar de
deur. Terwijl ze dit deed, kwam meneer Temple naar
buiten.
De notulen van de vorige vergadering wonjen ge
lezen en onder dankzegging goedgekeurd en getee
kend.
Van Mr. Van Dam was een schrijven ingekomen,
dat het proces legen „De Nieuwe Boerhaave" (Ver
zekeringsmaatschappij tegen ziekte) in eerste instan
tie was verloren, doch dal daartegen hooger beroep
was aangcteekencl.
Van de „Invaliditeits Coöperatie" tegen ziektever
zekering was het verzoek ingekomen, om de verze
kering van de wijkverpleegster bij haar onder te
brengen. Secretaris had zich te dienaanzien in verbin
ding gesteld met een vertegenwoordiger van den
ltaad van Arbeid en de mededeeling ontvangen dat
ten allen tijde de •ambtshalve met den Raad van Ar
beid aangegane overeenkomst kon worden ontbon
den. Het Bestuur wordt in deze machtiging gegeven
te handelen naar goeddunken.
Do vertooning van de film „Waar een wil is. is
een weg", heeft geen plaats kunnen vinden, omdat
geen datum kon worden overeengekomen.
Verder wordt meegedeeld, dat. de palen van „het
Oranje Kruis" na bekomen machtiging van het Be
stuur van den polder Waard en Groet en van her.
Hoogheemraadschap zijn geplaatst, nl. 2 in den
Waardpolder en één op den dijk te Ivolhorn.
Naar aanleiding van het gesprokene in de laatst
gehouden bestuursvergadering was een schrijven ge
richt aan het Bestuur van de A.A.Z.A., dat de leden
van die vereeniging gebruik konden maken van de
hoogtezon tegen betaling van een bedrag van f 1.
per bestraling. Op dit schrijven is de mededeeling
ontvangen, dat de A.A.Z.A. f0.23 per bestraling zal
vergoeden tot maximum van f 13.—De heer J. Lan-
edijk licht toe, dut dit bedrag van f0.25 beschouwd
kan worden als een tegemoetkoming in de kosten
Besloten wordt, dat leden der A.A.Z.A. behandeld
kunnen worden, wanneer door hen zelf de meerdere
kosten ad f0.73 wordt betaald.
Van het Hoofdbestuur is een schrijven ingekomen,
dal gedurende de maand Maart en wanneer de gele
genheid daartoe bestaat ook gedurende de maand
April een 8-tal kinderen van 8 tot 14 laar gedurende
enkele weken gratis in ..Heidpheuvel' kunnen wor
den opgenomen. Verzocht wordt mede te deelen. of
daarvan gebruik zal worden gemaakt. Het Bestuur
licht toe, dat voor opneming speciaal ondervoede
kinderen in aanmerking zullen komen, terwijl een
dergelijk schrijven aan alle afdeelingen is verzonden,
zoodat het niet de bedoeling is, dat uit iedere afdee-
ling een S-tal kinderen kunnen worden opgenomen.
Geoordeeld wordt, dat hier wel geen patiënten zullen
zijn, doch nader overleg met den dokter wordt in
deze den aangewezen weg gevonden.
Uit het jaarverslag van den Secretaris blijkt, dal
het aantal leden van Het Witte Kruis het afgeloopen
jaar met 13 is gestegen en op 406 is gekomen. Te Bar
singerhorn werden aan GO persoonen 71 artikelen uit
gegeven, te Kolhorn aan 48 personen 92 artikelen. 2
jongens werden gedurende 76 dagen te do Steeg en
één meisje gedurende 34 dagen te Bergen aan Zee
verpleegd. Uit het verslag over de wijkverpleging
blijkt, dat door de zuster in het afgeloopen jaar 2424
bezoeken werden afscdegd. terwijl bij 19 verlossingen
de hulp werd verleend en 8 maal bijstand werd
gegeven bij het vervoer van zieken naar een zieken
huis Het aantal bezoeken heeft 089 meer bedragen
dan in 1930. Verder werd door de wijkverpleegster
hulp verleend bij het in het leven geroepen consul
tatiebureau Het aantal leden steeg in 1931 met 19 en
kwam op 304. Voor de T.B.C.-bestrijding werden in
1931 door de zuster 223 bezoeken afgelegd. Van do
ligtenten werd in het afgeloopen jaar geen gebruik
gemaakt. Geen patiënten weiden verpleegd in de
daarvoor bestemde inrichtingen. De Kmmabloemcol
lecte gaf een netto-opbrengst van f79.66. De diensten
van de wijkverpleegster worden in deze verslagen
ten zeerste gewaardeerd.
Door de Commissie belast met het nazien der re
kening over 1931 wordt bij monde van den heer J.
Laneedijk verslag uitgebracht. Spreker zegt. dat al
les in de beste orde is bevonden en adviseert tot
goedkeuring, onder dankzegging aan den penning
meester voor het gehouden financieel beheer. Aldus
wordt besloten. Voorzitter brengt de Commissie dank
voor hare bemoeiingen. De rekening van het Witte
Kruis sloot met een voordeelig saldo van f672.49.
Het saldo van het vorig jaar bedrog f757 80^.
De rekening van de Wijkverpleging sloot met een
nadeelig saldo van f213.33 tegen een nadeelig saldo
in het vorig jaar van f 116.47.
De rekening van de T.B.C.-bestrijding gaf een na
deelig saldo aan van f35.18. tegen een voardeelig
saldo van f21.04 in 1930.
De ontvangsten voor de Bad en Zweminrichting
hadden bedragen f523.30, de uitgaven f752.78, alzoo
een nadeelig saldo van f229.48. De verkoop van bad-
kaarten en abonnementen bedroeg evenwel f 1-40.30,
waartegen een uitgaaf staat van f98.23. De bijkomen
de kosten van uitdiepen, rente en aflossing hebben
derhalve een nadeelig saldo gebracht. Uit een en an
der blijkt evenwel, dat nu geen extra kosten meer
gemaakt dienen te worden, de exploitatie in de toe
komst geen verliezen meer zal opleveren.
Hierna wordt door den Secretaris verslag uitge
bracht van de gehouden Algemeene Vergadering te
Amsterdam. Voorzitter brengt daarvoor dank aan
den samensteller.
In verband met de ontstane vacature in het Hoofd
bestuur is van de afdeeling Schagen een schrijven
ngekomen met verzoek te willen mededeelen of de
venschelijkheid van vertegenwoordiging door iemand
boven Heerhugowaard mede wordt ingezien. De ver
gadering kan zich met dit idéé wel vereenigen, doch
zou dan contact willen zoeken met meerdere afdee
lingen, teneinde te komen tot de candidaatstelling
van één persoon. In de vergadering wordt de naam
van Dr. J. J. Werner als candidaat naar voren ge
bracht.
Na de rondvraag, welke niets oplevert, sluit de
Voorzitter de vergadering onder dankzegging voor
de prettige wijze, waarop van gedachten is gewis
seld.
ANNA P AU LOW .V A
„Maar Lela.! Nog zoo laat buiten? Het is veel te kil.
Maar kind. wat scheelt er aan?"
Want met een snik was ze aan zijn borst gevallen.
„O, grootvader, grootvader," kreunde ze. „Mijn hart
is gebroken."
Meneer Temple, keek met bedroefde oogen en een
gerimpeld voorhoofd op haar neer, geheel onbewust van
de aanwezigheid van den markies.
„Lela! Lela! Wat is er. Toe, vertel het me. Wat is er?"
Toen bewoog de markies zich in het maanlicht en de
geleerde schrikte op en staarde hem aan. „Mylord!" stot
terde hij, en plotseling glipte Lela van hem weg en
sloop het huis binnen.
De markies bleef streng en ongenaakbaar staan; er
was nu geen glimlach meer op zijn trotsch gezicht.
„Ik, ik hoop, dat het mylord goed gaat", hakkelde de
oude man verbijsterd.
„Meneer Temple", begon de markies, „Ik heb in een
paar jaar niet het genoegen gehad u te ontmoeten. Maar
ik heb u altijd voor een geleerd man gehouden. Het
spijt me, dat geleerd niet synoniem is met verstandig.
Wie anders dan een dwaas, verborgen in zijn ellendige
boeken, zou blind geweest zijn voor het feit, dat het
kind, dat aan zijn zorgen toevertrouwd was, in een groot
gevaar verkeerde?"
„Lela!" riep de oude man verbaasd uit. „In een groot
gevaar! Mylord, dat moet een vergissing zijn."
„Er zou een vergissing geweest zijn en nog erger, als
ik niet door een toeval vanavond hier gekomen was om
te ontdekken, dat mijn zoon. lord Fane. en juffrouw
Temple, gewoon zijn elkaar 's avonds in den tuin te ont
moeten."
„Lord Fane hier!" riep de arme, oude man, om zich
heen kijkend, alsof hij verwachtte de bewuste persoon in
de schaduwen te ontdekken.
De markies sloeg heftig met zijn stok op den grond,
„Ja, en dat was niet voor de eerste keer! Man, je bent
blind. Hij is hier meer dan eens geweest!"
„Slechts twee keer. mylord."
„En waarom was dat? U bent toch niet zoo onnoo-
zel, om dat niet te kunnen raden. Mijn zoon heeft het
arme kind overgehaald hem lief te hebben! En u wist
toch zeker van die aardige romance, die zich onder uw
vensters afspeelde, misschien wel in uw eigen vertrek
ken en keurde het goed! Maar dat is niet meer dan
natuurlijk. Er zijn wel onmogelijker dingen gebeurd
dan een huwelijk tusschen een Farir.tosh en het klein
kind van zijn ondergeschikte
„Zwijg, mylord!" riep de oude man op gebiedenden
toon. „Ik geloof, dat ik u begrijp. U beschuldigt mij
er van plannen te smeden om uw zoon en myn klein
dochter by elkaar te brengen. Laat ik u dan hierbij
Propaganda-avonden Staatspcnsionncering.
De afd. Anna Paulowna van den bond voor Staats-
pensionneering hield Zaterdag en Zondag j.1. propaganda-
avonden. Op den eersten avond sprak de heer M. G. Dor-
hout uit Hoorn en zorgde de humorist Max Laarhoven
voor de afwisseling. Den tweeden avond dien we niet
bijwoonden, zou, na een propagandistisch woord van den
voorzitter, der afd„ den heer J. ter Burg, enkel door
den humorist gevuld worden.
De heer Dorhout begon z'n rede met het vertellen van
een Noorsche legende. Een molenaar, roept de bij zijn
windermolen verzamelde menigte toe: „Ieder die binnen
treedt. zal weer jeugdig naar buiten gaan, maar hij
moet beloven z'n leven precies weer over te leven, zooals
hij het reeds heeft doorgemaakt." Dan weifelen de
menschen, maar zij treden niet binnen en keeren naar
hun haardsteden terug.
,Ge begrijpt de beteekenis, zegt spr., en het ver
wondert ons niet. dat men geen lust had nog eens door
te maken, wat men reeds ondervinden had. Het leven,
juist van hen, die zonder die voorwaarden graag wat
jonger zouden willen zijn, het bestaan van de veertig
tot zestig-jarigen is hard en de toekomst meestal donker.
Immers nog altijd is het premievrij staatspensioen een
vrome wensch."
Spr. gaat de geschiedenis na van den strijd, reeds meer
dan dertig jaar door den bond gevoerd. De rechtsche
ministers keken steeds naar Duitschland, waar de idee
van uitkeering na verzekering gehuldigd wordt en niet
naar Engeland en Denemarken, waar men het premie-
vrije pensioen kent. In Engeland heerscht ongeveer de
zelfde politieke constellatie als hier. Maar daar durfde
men te zeggen: „Dit is iets, waarvoor we allen kunnen
samenwerken". Bij ons heeft de politiek de idee ver
moord. In 1918 kregen de 65-jarigen en ouderen ouder
domsrente. waarvoor niet gestort was. Daarmee hebben
de rechtschen hun principe prijsgegeven. Voor hen, die
jonger waren en in loondienst, moest geplakt worden
door den werkgever. Dezen last op de schouders van
den patroon acht spr. onrechtvaardig. De arbeid wordt
ten slotte niet voor den patroon, maar voor de gemeen
schap verricht, zij moet dus ook in haar geheel de zorg
voor de ouden op zich nemen.
Toen zat men nog met de niet-Ioontrekkenden, alle
gehuwde vrouwen en de kleine middenstanders. Daar
werd de Vrijwillige Ouderdomsverzekering voor inge
steld. de V.O.V. Dadelijk is toen al gezegd: „Nu zal uit
komen dat de verzekering mis is", en spr. schetst een
drietal gevallen (hij zou er wel driehonderd kunnen
noemen) waarin de premie onmogelijk betaald kan
worden. Zoo zijn er thans nog 50 a 60.000 oude men
schen boven 65 jaar, die geen staatspensioen ontvangen.
De minister heeft wel toegezegd dat er iets voor hen
gebeuren moet, maar dat zal toch maar een lapmiddel
zijn als men niet den weg inslaat van het Engelsche
en Deensche voorbeeld en een wet maakt, gegrond op:
liefde, rechtvaardigheid en billijkheid.
In het tweede gedeelte van de met groote aandacht
gevolgde rede betoogde de heer Dorhout. dat men
niet met het bezwaar kan aankomen, dat de premie-
vrije verzekering te duur zou zijn. De uitvoering der
wet zou gemakkelijk gaan over de postkantoren; de
Raden van Arbeid, thans er mee belast, werken heel
duur. Mr.Oud heeft berekend dat het een paar mil-
lioen meer zou kosten en zijn cijfers zijn niet weerlegd.
Zou ons land daaraan failliet gaan? Natuurlijk evenmin
min als het kleinere en minder welvarende Denemarken.
Men beroept zich als tegenstander ook wel op een prin
cipe. Het verstrekken van premievrij pensioen zou ir
strijd zijn met godsdienstige gevoelens en men wijst
dan op het bijbelwoord: „de armen zult gij altijd bij u
hebben", maar merkt spr. op: „Het staatspensioen zal ze
geen millionair maken". De rechtsche oudjes die in 1918
reeds 65 jaar waren, laten hun pensioen niet staan, om
dat er niet voor gestort is. Maar het is ook niet goed
zich voor dergelijke zaken op den bijbel te beroepen.
Want men kan er ook in lezen: „De grijsheid is een
sierlijke kroon." en „Hebt uw naaste Hef als Uzelve" en
wie zou zelf graag naar het armenhuis gaan als hij oud
geworden is?
Gelukkig schijnt er bij de ouderen een kentering te
komen. Een lid van de R.K. Volkspartij sprak zich op
een vergadering voor de bondsidee uit en ook bij de
Chr. Dem. Unie en de Chr. Historischen begint men er
voor te voelen. De tijd is misschien minder goed om
het premievrij pensioen te krijgen, maar des te beter om
propaganda te maken. Von onderen af moet de idee
groeien. Spr. wekte tenslotte op ijverig de propaganda
ter hand te nemen, opdat werkelijkheid worde, wat op
de banier van den bond staat afgebeeld: de zon boven
de golven van de zee met het onderschrift: „Ik ga op
voor hen. wier levenszon ondergaat."
De heer Ter Burg denkte den spreker voor z'n mooi©
rede en daarna de autobezitters, die weer zoo bereid
willig geweest waren, onze ouden in de gelegenheid te
stellen dezen avond mee te maken.
Hierna trad de humorist Laarhoven op, die er gauw
met z'n moppen en liedjes een vroolijke stemming in
wist te brengen. En enkel ernstig liedje, dat we mochten
beluisteren, sloeg niet minder in dan de meer humoris
tische. „In het hondenasyl", was één van die als „ern
stig" aangekondigde liedjes en het w&s gelukkig niet
druipend van sentimentaliteit, zooals zoo vaak het geval
is, wanneer een humorist meent ook eens een „serieus"
liedje te moeten geven.
Nog lagen tijd (we hebben het einde niet afgewacht)
bleef men bijeen, terwijl Laarhoven zorgde dat de ge
zellige stemming bleef voortduren.
li E E RU U G 0 W A A R Z>
verklaren, dat ik dit onschuldige kind liever dood aan
mijn voeten zag liggen dan getrouwd met iemand uit
uw geslacht."
„Mooie woorden, meneer," hoonde de markies.
„Het zijn niet alleen woorden," antwoordde de oude
man. „Om u dat te bewijzen, mylord, neem ik bij dezen
mijn ontslag. Ik zal u binnen een uur de sleutels sturen.
Morgen zullen mijn kleindochter en ik uw huis verlaten.
Intusschen verzoek ik u mij toe te staan heen te mogen
gaan, voor mijn zelfbeheersching mij in der steek laat
en eenige waarheden over mijn lippen komen, die niet
aangenaam voor u zouden zijn om aan te hooren.
„Ga verder, meneer Temple, u speelt uw rol voor
treffelijk," grijnslachte de markies, op zijn stok leu
nend, zijn koude, grijze oogen strak op zijn ouden
getrouwen dienaar gericht.
„En u, mylord, speelt uw rol verre van goed, gezien
het feit. dat u het zoo gemakkelk vindt iemand te
beschuldigen, die in uw dienst grijs geworden is en
wiens eenig gebrek is geweest om uw inzicht over uw
eigen zoon niet te deelen. Mylord, lk verzoek u mij toe
te staan om heen te gaan."
De markies wachtte tot de oude man verdwenen
was; toen kwam er weer een glimlach van voldoening
op zijn gezicht.
„Die oude gek," mompelde hij. „Hij dacht, dat het mij
ernst was! Maar het kon niet bevredigender afgeloopen
zijn. Morgen! Om nu die jonge dwaas uit hun weg te
houden! Arm meisje, een paar jaar geleden zou ik
werkelijk medelijden met haar gehad hebben! Maar
de toekomstige markiezin de kleindochter van den
ouden Temple' Foei! Ik had nog liever, dat Edgar de
schurk was. dien ik schilderde, dan de dwaas, die hij is!
En na deze overpeinzingen begaf de markies zich lan;
zaam, met op elkaar geklemde tanden en gezwollen
voorhoofd want, nu de opwinding voorbij was, voelde
hij de jicht weer naar zijn eigen vertrekken.
HOOFDSTUK XIV.
Meneer Temple zei geen woord van verwijt tegen Lela
die hij naast den divan geknield vond, het gezicht in
de armen verborgen; hij legde zijn hand zacht op haar
hoofd en het bleef een paar minuten stil. Nu zijn felle
verontwaardiging voorbij was, voelde de oude geleerde,
die de laatste twintig jaar in zijn boeken geleefd had
en nauwelijks meer in de wereld, zich verschrikkelijk
geschokt en verslagen.
„Lela," zei hij eindelijk, „wij moeten gaan, kindje. Ik
had gedacht mijn dagen te eindigen
Met een kreun van zelfverwijt wierp zij zich aan zijn
borst.
Jaarvergadering Coop. Boerenleenbank in het lokaal
Rus op Zaterdag 5 Maart.
Voorzitter; Burgemeester van Slooten, opent om
ruim 7 uur en heet de talrijke aanwezigen in eenige
hartelijke woorden welkom. Het verheugt hem. dat
zoovelen aan den oproep van het bestuur hebben ge
hoor gegeven, ofschoon ditmaal de boeteclausule niet
in het convocaat is opgenomen. Over de crisis wil spr.
zoo weinig mogelijk uitweiden. Hij heeft uit het gemom
pel der vergadering, dat hij zoo een poosje heeft zitten
aanhooren, wel opgemerkt, dat dat ondertusscher voor
de aanwezigen geen onbekend woord i3, veel beter iets,
dat men door en door kent, omdat men het dag aan
dag aan den lijve voelt.
Hierna verzoekt hij den heer Kostelijk de notulen
der vorige vergadering voor te lezen, welke onder dank
aan den secretaris onveranderd worden vastgesteld.
De heer Van der Meer brengt namens de commissie,
die de rekening heeft nagezien, verslag uit. Het moet
hem van het hart, dat het nazien van eer. dergelijke
rekening, die al door verschillende instanties is uitge
plozen voor zij onder het oog der commissie komt,
schijnbaar iets is, dat weinig zin schijnt te hebben. Een
woord van lof wil hij echter den kassier niet onthouden
voor de wijze, waarop deze meent zijn taak te moeten
opvatten, terwijl hij voor het verdere tot goedkeuring
adviseert.
Onder algemeene goedkeuring wordt deze daarna
vastgesteld in ontvangsten en uitgaven sluitende op
f 834.441.69. waarbij onder uitgaven is begrepen een
post ad f 20.561.61. zijnde kasgeld aanwezig op 31 De
cember. Aan spaargelden is ingekomen f 220.526.58,
terugbetaald is f 230.658.57, overgebracht naar de reser
ve de winstpost f 1939.20.
De belans sluit in actief en passief op f 394.698.32.
Het totaal uitstaande voorschotten is f 194.496.40, tegoed
in loopende rekening f 179.640.31.
Op de passiefzijde komt voor de post spaargelden
f 319.434.41 en o.a. de post reservefonds f 20.885.03.
Hierna leest voorzitter het jaarverslag voor, waarin
hij doet uitkomen, dat de hoop in het vorige jaarver
slag uitgesproken, geen werkelijkheid is geworden. In
tegendeel. de tijden zijn nog ongunstiger geworden en
de terugslag hiervan is ook door de boerenleenbanken
gevoeld. Toch is het niet gebrek aan geld geweest, dat
de moeilijkheden heeft veroorzaakt. Spaargelden waren
ten allen tijde genoegzaam aanwezig om aan de aan
vragen, die gunstig beoordeeld werden, te kunnen vol
doen, Inderdaad was er feitelijk veel meer geld noodig
geweest, dan er was aangevraagd, doch velen hadden
geen borgen kunnen krijgen en dit was juist het punt
waar dU zaak wel eens stokte.
Het gevolg was dan ook geweest, dat het zakenleven
aan de bank niet die opgewektheid had vertoond als
dit in vorige jaren wel het geval was geweest en de
meeste werkzaamheden betrekking hebbende op het
uitgeven van gelden bestaan hadden in het terugbetalen
van spaargelden.
Mede in verband met den critieken toestand, was
meermalen de vraag gerezen, hoe het zou gaan met de
rentebetaling der verleende voorschotten. Ongerustheid
in deze was echter ongegrond gebleken, daar alle geld-
nemers in deze aan hun verplichtingen hadden kunnen
voldoen, hoewel het voorzitter bekend was, dat het
velen buitengewoon zwaar was gevallen.
De aflossingen waren niet zoo vlot van stapel ge-
loopen en door velen was uitstel gevraagd, welke aan
vragen door het bestuur behandeld waren op een wijze,
die zich aansloot aan de tijdsomstandigheden, die dik
wijls betaling onmogelijk maakten.
In den loop van het jaar werd, evenals dit door de
zusterbanken ook geschiedde, medegewerkt aan de
verstrekking van het z.g. tuinderscrediet en te be
treuren was dat dit niet voldaan had aan de hoog
gespannen verwachtingen en velen, die dit crediet
hebben genoten, nog altijd niet hunne bedrijven naar
behooren voort kunnen zetten.
Aan spaargelden werd ongeveer f 40.000 minder ont
vangen dan in het vorige jaar, terwijl f 38.000 minder
werd terugbetaald.
Wegens reeds genoemde redenen werd aan voorschot
ten vrijwel de helft minder uitgegeven dan in 1930, te
rugbetaalde voorschotten waren ruim zoo hoog.
„Och, grootvadertje, wat heb ik gedaan?"
„Stil! Stil!" mompelde hij, haar met een bevende
hand kalmeerend. „Het was jouw schuld niet. Lela. Het
zou voeger of later toch gebeurd zijn. Nog nooit kwam
iemand met den markies in aanraking zonder oneenig-
heid met hem te krijgen. Maar voor ons beider best
wil wenschte ik. dat die onbesuisde jongen weggebleven
was. Had ik het maar vermoed! Maar zooals de mar
kies zei. ik was blind en dwaas!"
„Zei hij dat?" vroeg Lela. „O, hoe kon hij! Groot
vader. hij is verschrikkelijk. Hij heeft mij in een koude,
wreede wereld gebracht; alles wat mooi was, vernield.
„Kindje," zei hij zacht, „jouw, lot ls droevig. Maar je
zult moedig zijn, nietwaar? Jé zult hem trachten te
vergeten? Het was verkeerd en onnadenkend van hem
om jouw liefde te wekken, maar hij is niet slecht."
„Neen. neen." fluisterde ze. „neen hij is edel en
goed. Ik wist dat. zelfs toen de markies mij probeerde
wijs te maken, dat hij slecht en onbetrouwbaar was. Ik
zal probeeren hem te vergeten, ja, ik zal het probeeren."
Er werd op de deur geklopt en meneer Palmer kwam
binnen met een brief op een presenteerblad. Lela sloop
weg, terwijl meneer Temple de enveloppe opende. Ze
bevatte een cheque voor een half jaar salaris en een
briefje van den volgenden inhoud: „Lord Farintosh zal
deze toelage twee keer per jaar aan meneer Temple
doen toekomen op voorwaarde, dat hij en mejuffrouw
Temple allen omgang met Lord Fane vermijdt."
Het gezicht van den ouden man werd rood en, den
butler een wenk gevend te wachten, schreef hij onder
aan het briefje: „Mylord, ik weiger uw aalmoezen op
welke voorwaarden ook, aan te nemen."
Nadat de butler met den brief vertrokken was, liep
de oude man het vertrek op en neer met de cheque in
zijn hand. Hij had grooten lust gehad die ook terug te
zenden, maar hij had aan Lela gedacht en zijn trots over
wonnen. Per slot van rekening had hij recht op dat geld.
Trouw en met toewijding had hij den markies gediend.
Er was geen bibliotheek in het land in beter orde. Met
een zucht stak hij de cheque in zijn zak.
Lela hoorde hem zuchten en sloop naar hem toe.
„Grootvadertje!" mompelde ze, „ik heb u dit verdriet
aangedaan, ik, die uw steun en troost behoorde te zijn!
Maar ik zal niet meer aan mijn eigen ik denken. Kom,
grootvader, houdt u goed. Laten we maar eens bespreken
wat er gedaan moet worden! Wanneer gaan we hier
weg
„Direct morgen!" gaf hij verstrooid toe.
„Nu, dan hebben wij geen tijd te verliepen."
Wordt vervolgd.