VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT
DE VREEMDE GAST.
De reis naar het geheimzinnige eiland.
WETENSWAARDIGHEDEN.
WARE WOORDEN.
Kamer en Tuin.
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 19 Maart 1932. No. 9040.
ZATERDAGAVONDSCHETS
Oorspronkelijk verhaal door SIHOLF.
(Nadruk verboden).
Tom Kranenburg, de beroemde novellist, auteur van
ontelbare avonturenverhalen, legde de laatste hand aan
een zeer boeiende geschiedenis. Hij zat bij het gedempte
licht van zijn bureaulamp te schrijven, terwijl de rest
van zijn ruime, luxueus gemeubileerde kamer In half
duister gehuld was. Het werk vlotte uitstekend en on
gemerkt was het reeds zeer Iaat geworden. De uren wa
ren voorbij gevlogen en het was nu middernacht. In het
huls, waarvan Tom Kranenburg de ruime benedenka
mers bewoonde, was het doodstil. De bovenbewoners
waren op reis, zoodat er op dat oogenblik niemand an
ders In huls was, dan de schrijver der ontelbare avon-
turengeschiedenlssen. Men verslond letterlijk zijn ver
halen, die dan ook buitengewoon boeiend waren. De
held uit al die verhalen was een ongelooflijk moedig en
'doortastend man en wie de verhalen nauwlettend las
en de persoonsbeschrijving van den held goed naging,
die zou al spoedig tot de ontdekking gekomen zijn, dat
die romanheld bedenkelijk veel geleek op zijn schepper,
den schrijver Tom Kranenburg. En, al gaf deze het niet
openlijk toe, dit was inderdaad zoo. Hij liet den held
ln al zijn verhalen de ongelooflijkste staaltjes van moed,
durf en koelbloedigheid ten toon spreiden en daoht daar
bij. dan steeds aan zich zelf. Hij was het, die met de
laagste bandieten een ongelljken strijd aanbond, hij redde
het beeldschoone meisje uit de klauwen van den han
delaar In blanke slavinnen, hij beleefde ln het holste
van den nacht, die griezelige avonturen. Het was dus
geen wonder, dat er in zijn omgeving een roep van
moed en koelbloedigheid uitging, die de populairiteit
van zijn verhalen niet weinig verhoogde. Jonge meisjes
dweepten met h$m, vereerden hem als een held, voch
ten om zijn handteekening. En Tom Kranenburg liet
zich kalm bewlerooken en voelde zich werkelijk een
held. Hij had nu bijna weer zoo'n „thrilling story" klaar
en dacht Éven na, om een pakkend slot te vinden. Hij
liet de pen rusten en staarde nadenkend in het halfduis
ter van de stille kamer. Niet het minste geluid verbrak
de nachtelijke stilte. Maar opeens was het, of Tom Kra
nenburg het bloed in zijn aderen voelde stollen. Een
Ijskoude rilling liep langs zijn rug. Hij was doodsbleek
geworden en staarde met uitpuilende oogen naar een
punt In de schemerduistere kamer, daar, waar zich de
deur bevond. Want heel zacht piepend, bijna niet waar
neembaar, kierde de kamerdeur langzaam open. Vast
genageld bleef Tom Kranenburg als gehypnotiseerd naar
die deur kijken, die deur, die langzaam, piepend open
ging. Een onverklaarbare angst had hem verlamd. Hij
wist zich geheel alleen in huls. er kon dus niemand an
ders binnen komen dan een inbreker, een indringer. Met
schrik bedaoht hij, dat hij de tuindeuren had open laten
staan. Geen twijfel mogelijk, een of andere schurk had
zich ln het huis verborgen en kwam hem nu overval
len. Een wapen had hij niet bij de hand, want zijn revol
ver lag in het laadje van zijn waschtafel, op zijn slaap
kamer. En een ander licht dan dat van zijn bureau
lamp was er niet. Het knopje van het groote licht zat
naast de deur, naast die deur, die nu openkierde. Gedu
rende eenige seconden, die hem een eeuwigheid toesche
nen, bleef hij zijn blik gericht houden op de deur, die nu
half open stond. Elk oogenblik meende hij een ongure,
sluipende gestalte ln de deuropening te zien verschijnen.
De halve duisternis belette hem natuurlijk duidelijk te
zien en dat maakte hem nog wilder van angst. Maar er
kwam niemand binnen. Onbeweeglijk zat hij aan zijn
schrijftafel en wachtte, terwijl hij het in zijn angst wel
kon uitsohreeuwen. De deur bleef open staan en er
kwam niemand binnen. Stond er dan nog iemand in
den gang, die hem nu door een kier van de deur gade
sloeg f... of... was er al iemand in de kamer geslopen,
laag langs den grond, oan niet gezien te worden? Bij deze
nieuwe gedachte werd de angst van den beroemden
novellist nog heviger. Plotseling werd hij aschgrauw in
zijn gelaat, hij kreunde als een gewond dier in stervens
nood en dan, met bovenmenschelijke inspanning sprong
hij op. Er was iets, iemand, in de kamer, htj wist het,
hij had het gevoeld, er was iemand rakelings langs zijn
beenen gegaan, iemand had zijn beenen aangeraakt! En
het volgend oogenblik stond hij ln volslagen donker.
Door zijn woeste opspringen was zijn stoel omgevallen
en had het snoer van het bureaulampje uit het contact
getrokken. In zijn radeloosheid naan Tom Kranenburg
een besluit. Voor geen geld ter wereld had hij zich naar
het contactknopje voor het groote licht, naast de deur
gewaagd. Het bureaulampje kon hij niet meer aankrij
gen ln donker. Op den tast vond hij het telefoontoestel
op zijn tafel. Met bevende handen nam hij het van den
naak. ieder oogenblik verwachtend, dat de inbreker, die
in de kamer was, hem het toestel uit de hand zou slaan.
Fluisterend zei hij het nummer. Daar had hij het dichtst
bijgelegen polltlepoethuls. „Ja, ja," hakkelde hij gejaagd,
„hier Kranenburg, er zijn inbrekers, hier, in mijn huis,
kom dadelijk door de tuindeuren, die staan open, o, o!"
gilde hij, terwijl hij het toestel uit zijn bevende handen
liet vallen. Het angstzweet brak hem uit, want daar net,
had hij weer die aanraking gevoeld, was die sluipende
kerel weer langs zijn beenen gekropen. De minuten, die
nu volgden waren een hel. Af en toe hoorde hij het
zachte sluipen door de kamer. De duisternis werd een
obcessie voor hem en het was, of zijn hart opsprong van
vreugde, toen hij voetstappen in den tuin en even later
ln den gang hoorde. Dat was de politie! De voetstappen
kwamen nader. „Wie ls daar?" riep Tom Kranenburg
met een stem, die hij tevergeefsch vast poogde te doen
klinken. „Politie" was het antwoord.
„Naast de deur ls het lichtknopje, maar ln vredes
naam licht," riep Tom weer.
Het volgende oogenblik straalde het electrischa licht
in volle glorie door de kamer, het aschgrauwe gezicht
van Tom Kranenburg beschijnend, terwijl bij de deur
twee agenten, met de revolver ln den vuist, stonden.
„Waar ls de boef?" vroeg de oudste der agenten. „Hier
in de kamer moet hij zich verborgen hebben" zei Tom,
die nu zijn moed weer terug kreeg. „Sluit de deur dan
kan hij niet ontsnappen!"
„Wezullenwel eens kijken," zei de agent, „kom Jij er
maar eens uit, broer!" ging hij op dreigenden toon tot
den verborgen Inbreker voort. Maar niemand vertoon
de zloh. Omzichtig keken de drie mannen achter de gor
dijnen, een kamerscherm, onder het schrijfbureau. Maar
men vond niets. Tom. moedig geworden door de nabij
heid der agenten, zooht naarstig mee. Hij had zich een
weinig van de agenten verwijderd en keek heel voor
zichtig achter het gordijn van de boekenkast. Hij deed
nog een stapje naar voren, toen hij plotseling op iets trap
te en er een verscheurende kreet door de kamer klonk.
Toen viel Tom Kranenburg flauw.
Toen hij bijkwam, lag hij op den divan. Een van de
agenten liet hem aan iets ruiken. De andere stond er
met een breeden lach bij. „We hebben hem, meneer,"
zei hij. „Waar?" vroeg Tom met iets wilds in zijn oogen
„Kijk, daar zit hij", zei de agent en wees naar een kus
sen, dat in een hoek op den grond lag. Daar zat, lik
kebaardend en zachtjes snorrend een groote zwarte
poes.
„De kat vanhierimast",bracht Tom Kranenburg uit.
De waarheid drong opeens tot hem door. Die kat,, die
de deur had opengeduwd, het strijken langs zijn boenen
en tot slot, de schreeuw, toen hij op zijn staart had ge
trapt.
Toen de agenten weggingen, puilden hun zakken uit
van dure sigaren, terwijl ze ieder een flinke fooi in hun
beurs hadden. Dat was om hun stilzwijgen te koopen.
En de wereld weet niet anders of Tom Kranenburg
de beroemde schrijver van avonturenverhalen is een moe
dig, koelbloedig man, voor geen duvel of dood bang. En
de jonge meisjes dwepen met hem en vechten om zijn
handteekening.
IS HET U BEKEND:
d a t er 100 mijl uifc de kust van Californië onderzeesche
bergtoppen zijn gevonden van 500 meter hoog?
d a t er ter amusement van de leprozen op de Hawaï-
ellanden (de Molokai-kolonie) auto's paardrennen en
bioscopen zijn?
d a t de voedingswaarde van boter 's zomers hooger
moet zijn, dan 's winters?
dat dit verband houdt met de voeding der koeien in
den zomer met gras en in den winter met hooi en
bleten?
d a t de dunste foto-camera ls uitgevonden door een
Amerikaan? Het toestel is slechts 1*6 cM. dik.
d a t de minuutwijzer van de „Big Ben" te Londen bijna
5 meter lang is?
dat onlangs een koe, een schaap en een varken in
den dierentuin te St. Louis (Amerika) werden gebracht,
omdat vele klndetren in die stad, die dieren nog nooit
gezien hadden?
Houd eerst u zelve in vrede; dan zult gij vrede kun
nen stichten.
o
Binnen.den kring van het gegeven aantal levens
jaren kan de rmensch eenige malen jong zijn, van
middelbaren leeftijd wezen en grijsaard worden.
o
De wijze wreekt zijn beleedigingen door weldaden.
o
Ding niet naar de gunsten
Van den grooten hoop;
Bied uw vrije meening
Nergens voor te koop!
o
Berisp uw vriend in het verborgene en prijs hem in
het openbaar!
o
Men put meer levenswijsheid uit het geen men doet
'dan uit hetgeen men geniet.
o
Vele kleine gefcreken maken een mensch lichter on
uitstaanbaar dan één groot gebrek.
PIanten in
(Vragen en mededeelingen, deze rubriek betreffende,
in te zenden aan den heer K. VAN KEULEN,
Lootsstraat 24 Ile etage, Amsterdam (West).
CLIVIA.
K. P. te Breezand schrijft mij het volgende:
Weledele heer.
Onze Clivia welke wij reeds twaalf jaar hebben, krijgt
in haar bladeren roestige plekken. Eerst zijn het kleine,
groene stipjes en naderhand worden het roestplekken.
Zou dit een ziekte zijn? Ze heeft ook veel last gehad
van kleine, witte wormpjes, zoo dun als een naald, of
zou het daaruit voortkomen? Daar wij de behandeling
al dien tijd hetzelfde gedaan hebben, geheel volgens uw
aanwijzing, zal het daar niet uit voortkomen. Ze heeft
nog wel gebloeid, maar met éen stengel, terwijl ze er
anders twee of drie voortbrengt, met soms een vijftig
tal bloemen. Wanneer u ons hierover zoudt kunnen in
lichten, zouden wij U ten hoogste dankbaar zijn. Zij
krijgt ieder Jaar versche aarde, dus de aarde kan ook
niet verzuurd zijn.
In afwachting. Hoogachtend,
K. P.
An t woord:
Ik heb uw vraag doorgezonden aan den Plantenziek-
tenkundigen Dienst te Wageningen, om het oordeel van
meerderen over uw geval te verkrijgen, daar toch wor
den alle ingekomen brieven tezamen besproken. Men
heeft u vandaar rechtsstreeks geantwoord, welk ant
woord ik hier laat volgen voor de lezers der Schager
Courant
Dit luidde als volgt:
Op verzoek van den heer Van Keulen te Amsterdam
beantwoorden wij de door u gestelde vraag over vlek
ken op uw Clivia.
Deze vlekken zijn ongetwijfeld ontstaan door te veel
gieten en door een te vochtige omgeving. In den regel
herstallen de planten vrij spoedig als er minder gegoten
wordt en men zorgt voor een minder vochtige omge
ving. De bruine plekken worden weliswaar niet meer
groen, maar de jonge bladeren blijven gezond. In den
groeitijd kan een Clivia vrij veel water verdragen.
Echter ook weer niet te veel, daar dan de wortels, die
erg vleezig zijn, gaan rotten. Eenige maanden voor den
bloeitijd is het gewenscht de plant flink droog te hou
den, zoodra de knop zich vertoont kan men weer wat
meer gieten.
Dat het noodlg ls de plant ieder jaar versche aarde
te geven, betwijfelen wij sterk: vermoedelijk is het zelfs
beter de plant eenige jaren ln dezelfde aarde te laten
staan en dan in den groeitijd een enkele keer zeer
sterk verdunde koegier te geven. Als u de de plant ver
pot, moet u er vooral voor zorgen, dat u de wortels niet
beschadigt, daar hierdoor gemakkelijk rotting optreedt-
De pot is voor de plant toch niet te groot? Want
juist bij een te grooten pot bevat deze heel wat aarde,
die door de wortels niet benut wordt en dan „verzuurt"
deze aarde spoedig als er wat veel wordt gegoten.
U schrijft dat uw plant ook veel last gehad heeft Van
kleine, witte wormpjes, zoo dun als een naald. Wilt u
daarmee zeggen, dat uw plant er hinder van had dat u
die wormpjes allen hebt opgemerkt, zonder dat u zag,
dat de plant er bepaald last van had? Vermoedelijk
zijn het „wormpjes' die men vaak ziet optreden in erge
natte aarde, maar die voor de planten onschadelijk "zijn.
Amsterdam.
K. VAN KEULEN.
Jongste bediende: De baas moest me eigenlijk deze
week een gulden extra geven, maar in denk, dat hij het
niet zal doen!
Kassier: Waarom dan?
Voor overwerk, meneer! Ik heb den heelen nacht
over mijn werk gedroomd!
Mien: Wat is ze voor een meisje?
Dien: O, hopeloos! Ze is pas vier keer verloofd ge
weest en nu denkt ze al aan trouwen!
41. Onderweg kwamen ze een diertje tegen,
dat veel op een papegaai leek. Het beestje
klaagde met zijn scherpe stem tegen den tij
ger dat het zijn eieren nergens kon verkoo-
pen. Er was niemand die ze wilde hebben
en ze waren nog nooit zoo goedkoop geweest
5 voor een dubbeltje. Robje, die erg veel me
delijden met het beestje had, stelde voor
om er honderd te koopen en het diertje
was daar zoo blij mee, dat de tijger zijn
kwaaie bui vergat en de jongens met de
papagaai mee liet gaan.
43. Nu gingen Henkie en Robje aan het
eieren inpakken. Jonge, wat hadden ze een
hoop kistjes vol. Als we die later aan de
menschen verkoopen, zei Robje, dan worden
we nog rijk en juist sprongen Henkie en
Robje vroolijk in het rond, toen ze daar
waarachtig de papagaai weer zagen aan
komen. Ik zal jullie wel een schip wijzen
knipoogde de papagaai en de jongens, die
hun ooren niet geloofden, kwamen bij de
papagaai zitten en fluisterden over allerlei
plannen.
42. De papagaai bracht hen druk redenee-
rend In zijn eierenopslagplaats. Er lag een
berg eieren, dat de jongens er van schrok
ken. Ik wil al die eieren rullen voor m'n
polshorloge, zei Robje tegen de papagaai
en het dier, dat nog nooit een horloge ge
zien had, stemde dadelijk toe. Met zijn
horloge in zijn bek vloog de papagaai naar
den tijger, om te vertellen, dat de eieren
verkocht waren.
44. Inderdaad, de papagaai bracht hun en
kele uren later bij een groot schip, dat
tusschen hooge rotsen in zee lag. Het
behoorde toe aan den man met de ruwe
haren, die in het huisje woonde, waar ze
nog niet zoo lang geleden geweest waren. Ze
dankten de papagaal vriendelijk en besloten
zoo vlug mogelijk al de eierenkistjes aan
boord te brengen.