Het vergaan van de „Titanic" VERKEERSONGELUKKEN Dinsdag 12 April 1932. SCHAGER COURANT. Tweede blad. No. 9052 Een gebeurtenis van diepe tra- giek en geweldige heldenmoed Maandag 15 April 1912 Ernstig auto-ongeluk in de hoofdstad. De jobstijding. REEDS korten tijd nadat wij den ontzettonden ramp die de „Berlin" aan onze kust onder ging, hebben herdacht, moeten wij ons zet ten tot een beschrijving van een andere catastrophe, die omstreeks 5 jaar later plaats vond: het vergaan van het grootc schip van dien tijd, de „Titanic". Van de 2224 passagiers, die het zeekasteel op zijn eerste reis aan boord had, kwamen er 1513 om in de koude golven van den onmetelijken Oceaan. Nog tragischer wordt deze gebeurtenis voor ons, wanneer wij ons herinneren, hoe na het plaats vinden van het ongo- luk ons allereerst tijdingen bereikten, die vertelden, dat er hoegenaamd geen gevaar voor het leven der passagiers en bemanning bestond. Zelfs op den dag nadat het schip was gezonken, meldde een telegram uit New York nog, dat alle opvarenden intijds een plaats in de reddingbootcn hadden gevonden. Voor den tijd van het jaar had de „Titanic" een teer groot aantal passagiers. April is anders meestal een slappe tijd voor het trans-atlantische personen vervoer der Westwaarts varende booten; wel leggen 'vele Amerikanen dit traject in omgekeerde richting af. Onder de opvarenden waren vele personen van groote bekendheid: Kol. en Lady J. J. Astor, die juist een Egyptische reis terrugkeerden; Benjamin Gug- genheim, lid der .bekende New Yorksche bankiersfir ma; Major Archibald W. Butt, die een bezoek bij den Paus had afelegd om hem brieven van President Taft aan te bieden; de bekende theaterdirecteur Har- ris; de heer Ismav, president der White Star Line, tot welker vloot ook de „Titanic" behoorde, de journa list en vredesapostel W. T. Stead, Jhr. G. Beuchlin, directeur der Holland Amerika-Lijn cn vele anderen. Het schip. gevaarte zou kunnen vergaan. Toch heeft één drij vende ijsberg het tot zinken gebracht. De kosten van dit rcuzenschip bedroegen 24 mil- loen gulden, een bedrag dat slechts gedeeltelijk ook op de Amsterdamsche bours was verzekerd. Groot was de waarde van de goederen, die in de ruimen der „Titanic" waren opgestapeld; 50.000 zak ken koffie vonden er een plaats naast even zoovele kisten thee. De bezittingen der reizigers vertegen woordigden een waarde van eenige honderden mil- lioenen guldens, terwijl men de voorraad diamanten en edelgesteenten alleen reeds op 60 millioen gulden heeft geschat. Het commando over dit schip werd gevoerd door Captain E. J. Smith, een ervaren zeeman, die reeds 38 jaar bij de White Star Line in dienst was. De eerste en laatste reis. De eerste reis der „Titanic", die tevens de laatste zou zijn, begon reeds onder minder gunstige voortee kens. Toen het zeekasteel te Soüthampton werd af gescheept, werd het al dadelijk aan een ernstig ge vaar blootgesteld. Door de geweldige zuiging die het schip veroorzaakte, waren de 7 kabels, waarmede de „New York" aan de kade gemeerd lag, als touwtjes geknapt en de „New York" werd in de richting van de „Titanic" gezogen. Men kon beide schepen nog juist bijtijds houden en zoodoende ene botsing voor kómen. Weinig kon men toen nog vermoeden dat een dergelijk ongeluk op deze plaats zeer veel min der menschenlevens zou hebben gekost en minder rouw zou hebben gebracht, dan het noodlot, dat het onzinkbaar geachte zeekasteel eenige dagen later zou treffen. Voor het oversteken van het Kanaal had men niet minder dan 6 uur noodig, daar onderweg de kompas sen nog moesten worden geregeld. Verder ging de reis zeer voorspoedig. De zee was kalm en het weer zeer mooi en geen bijzonderheden deden zich voor tot den bewusten nacht van Zondag op Maandag den 15 April. Des avonds tegen half elf voelden de passagiers een lichte schok, die spoedig daarna door een twee den werd gevolgd. De machines stopten bijna direct en op het dek verscheenen eenige belangstellenden, die geenerlei gevaar vermoedende vroegen naar de oorzaak van het stilhouden der machines. Aan hen, die in de rookkamer een partijtje kaart speelden, vroeg men of zij iets van het geval afwis ten cn het antwoord was, dat zij een reusachtigen ijs berg vlak langs het schip hadden zien gaan en dat het schip deze slechts even had geraakt. De vele passagiers, die na hun vierdaagsch verblijf reeds aan het trillen van het schip waren gewoon geraakt, waren door het ophouden hiervan wakker geworden en begaven zich naar het dek, waar zij al spoedig merkten dat het schip steeds meer naar vo ren overhelde. Na eenige oogcnblikkon klonk het bevel: „Alle pa- sagiers aan dek met reddinggordels." De avond was kalm en ieder teeken dat op een ramp kon wijzen, ontbrak. De passagiers, die langzaam met hun gor dels om, weer boven kwamen, vermoedden dan ook niet, dat na eenige uren het schip, waarop zij ston den, op den bodem der zee zou liggen. Spoedig daarop zag men echter, dat de zeilen van de reddingbooten werden afgehaald en dat de man nen, die ze moesten neerlaten, zich bij de touwen op stelden. Een tweede bevel weerklonk en werd ook opgevolgd: „Alle mannen van de reddingbooten van daan blijven, alle vrouwen naar het benedendek". Langzaam daalden de booten naar beneden en ter wijl de mannen zwijgend wachtten, verlieten de vrou wen en kinderen het schip. Hierbij kwam het tot hartroerende tooneelen: een aantal vrouwen weiger den haar echtgenooten te verlaten. Zij wenschten lie ver hetzelfde lot te deelen, dan alleen achter te blijven. Over het algemeen echter was er geen paniek, ie dereen was kalm en slechts weinigen schenen ook toen nog te beseffen, hoe groot het gevaar was. Toen de vrouwen in de reddingbooten waren, gingen ook de mannen. Steeds dieper zonk het schip inmiddels in hot ijskoude water, dat ook de machinekamers binnendrong, zoodat ook de dynamo's ophielden te werken en het radiotoestel geen dienst meer kon doen. Op dat oogenblik, toen de wakkere marco nisten hun plaats nog niet hadden verlaten en de muziek nog steeds speelde, gaf kapitein Smith De naam van het titanische schip hield reeds een aanwijzing in zich, voor de bedoeling, die reeders en bouwers met zijn constructie voor hadden. Men wilde een geweldig zeekasteel bouwen, een vaartuig, dat met recht op den naam „drijvende stad" aanspraak vermocht te maken, een tijdelijk: woning voor ve len, ingericht naar de eischen des tijds en met be hulp van de nieuwste technische vindingen op scheepvaartgebied. Het vertrek van het vlaggeschip uit de haven van Soüthampton was voor de White Star Line een ware triomph. Nooit te voren had men in de geschiedenis der handelsmarine zoo'n grootc overwinning van scheepbouwkunde gezien, als op het oogenblik, dat de „Titanic" Soüthampton verliet en de Solent afstoomde. Het reuzenschip, met een in houd van 46382 ton, had de volgende afmetingen: de lengte was 882 voet, do breedte 92 voet, de hoogte genomen van don bodem der kiel tot de kapiteins- ajuit 105 voet, cn tot den top der schoorsteen- Pijpen niet minder dan 175 voet. Het schip had 11 stalen dekken boven elkaar en een officier vertelde, at. hij na 4 dagen aan boord te zijn geweest, den We£ nog in het geheel niet kende; geen wonder, wan neer men weet, dat om de boot te bezichtigen «en afstand van ruim 9 K.M. moest worden afgelegd, p verschillende plaatsen in de gangen hingen dan 00 kaarten van de inrichting van het schip, die te vens als wegwijzer dienst deden. e inrichting was in één woord schitterend. Zoo- We in de hoogste als laagste klassen was velerlei comfoit. aanwezig en de derde-klas-passagiers waren oneindig veel beter behuisd dan die uit de eerste- asse aaii het begin der twintigste eeuw. De machi nes hadden een capaciteit van 46000 P.K., en voor e opwekken van stoom beschikte men over 159 ovens en 29 stoomketels. Het schip werd in Belfast gebouwd op de werf der firma Harland en Wolff Ltd. kiel werd eind December 1908 gelegd en in den omer van het jaar 1911 liep het schip van stapel, e geheele bouw van het schip was van dien aard, a ru^n 2*ch bijna niet kon voorstellen, dat zulk oen Wagen in de Lijnbaansgrncht ge reden. - Twee inzittenden in le vensgevaar. - Een moedige redder. - Een der slachtoffers in het gast huis overleden. Zaterdagmiddag omstreeks 5 uur wilde te Amster dam de chauffeur van een luxe auto waarin op de achterbank een heer zat. uit de Anjelierstraat de Lijnbaansgracht in de richting van de Westerstraat op zwenken. De chauffeur nam echter de bocht te groot, waardoor de auto in de gracht terecht kwam, en op een klein stukje van de kap na geheel onder water verdween. Het ongeluk was door voorbijgan gers gezien. Een van hen, een zekere H. Heuvels, wonende in de Madelievenstraat, sprong zonder zich te bedenken in het water, terwijl zijn broer een lad der aansleepte en daarmee op de kap van den auto klom. De chauffeur was er in geslaagd zijn hoofd door het portierraam te werken, zoodat hij daarmee boven water dreef. Samen trokken de beide broers nu den chauffeur verder door het portierraam op den kap van den auto, vanwaar toeschouwers op den wal hem op het droge hielpen. Van den passagier achter in den wagen werd geen teeken van leven vernomen H. Heuvel trachtte ver scheidene malen te duiken om onder water 't portier van den auto te openen, doch dit lukte niet. Met een zakmes si^eed hij daarop een gat in een der zijkanten van de kap. Zoo kreeg hij met zijn handen den pas sagier binnen in den wagen beet en hij slaagde er in hem door het gat naar buiten te trekken. Bewus teloos werd de drenkeling opgehaald, doch de G. G. D.. die inmiddels gearriveerd was, slaagde er in hem spoedig weer bij te brengen. De geredden zijn even als hun redder ter observatie naar het Binnen Gast huis vervoerd. De brandweer, die de motorspuit van de hoofd wacht. Prinsengracht en den reddingswagen zond, heeft, den auto weer op het droge geheschen. Honderden Jordaanbewoners kwamen op het hoo- ren van het ongeluk van alle kanten naderbij. Doch de politie maakte ruim baan. Een der slachtoffers overleden. Nader seint men: Het auto-ongeluk heeft het eerste slachtoffer reeds geëischt. Gisteravond overleed de oudste der twee in zittenden, de heer P. Schor, zonder tot bewustzijn te zijn gekomen. De toestand van het tweede slacht offer is zeer slecht. De redders hebben geen nadeelige gevolgen van het drabbige water ondervonden. Auto-ongeluk op den Muiderstraatweg. Tramvertraging. Op den Muiderstraatweg tusschen de Merwedebrug en M iden is gistermiddag, vermoedelijk door het de fect ruken van de stuurinrichting, een bestelauto van de N.V. voorheen Haafkens en Versloot uit Amster dam, van den weg afgereden. De wagen kwam over de trambaan van de N.V. Gooische Tramwegmaat schappij terecht. Het tramverkeer op de lijn Amster damLaren ondervond als gevolg van het niet aan wezig zijn van c" ibbel spoor op dit baanvak, ongeveer een half uur vertraging. De beschadigde vrachtauto is .atcr met een takelwagen naar Amsterdam ge sleept. het laatste commando* „Gij hebt Uw plicht, gedaan", zoo riep hij, „meet* kan niet gedaan worden. Het. is tijd dat ieder aan. zich zelf denkt. Ik ontsla U van Uw plicht". Uit het schip klonken de doffe geluiden van ont ploffingen en uit de schoorsteenen sloegen rook en vlammen. Het schip zonk steeds sneller met den voorsteven in het water en velen, die aan boord nog waren overgebleven, zorgde het schip te verlaten. Alleen de muziekkapel, die in het begin vroolijke wijsjes ten gehoore had gebracht, speelde tot het laatste oogenblik de heilige hymne, der Engelscha kerk „Neaer my God to Thee" (nader mijn God, bij^ U), een psalm, die werd meegezongen door velen^ die daar onder den nachtelijken sterrenhemel van de wereldzee het leven wijken zagen. Zij die in de booten hadden plaatsgenomen en on geveer 35 menschen, die zich op een vlot bevonden zagen de „Titanic" steeds verder voorover zinken, totdat alleen het achterschip nog verticaal boven wa ter uitstak en zich als een schaduw van zijn korl- stondigen roem tegen den sterrenhemel afteekende. Zoo zag men het schip nog wel 5 minuten, totdat het naar beneden gleed als een notedopje in een onmete lijke volume. Toen de „Carpathia" de per radio te hulp ge roepen stoomboot arriveerde ter plaatse waar da. „Titanic" was gezonken, vond men 18 reddingboo-j ten met passagiers en het vlot. waarop reeds 4 per-, sonen gestorven waren. Zoo ging het „onzinkbare schip" te gronde, langzaam en statig, zooals dit. scheen te hehooren bij zijn machtigen omvang en zijn grootsche gestalte. Dit trotsche zeekasteel, dat de hoogste verwezenlijking van het menschelijk ver nuft was. was tegenover de krachten der natuur- niet bestand. Groote ontsteltenis overal. De ontsteltenis over de geheele wereld en vooral in Soüthampton en New York was zeer groot. In Soüthampton, waar nagenoeg de geheele bemanning woonde, was er bijna niemand die geen bloedver want of goeden vriend betreurde, en velen waren plotseling in diepon rouw gedompeld. De avondedi ties van alle bladen waren steeds uitverkocht, de kranten werd den krantenjongens bijna uit de han den gerukt. Voor de gebouwen van de White Star Line te Lon den en New York speelden zich ontzettende toonee len af. Steeds kwamen berichten binnen over hen, die zouden zijn gered en hen die bij de ramp het le ven hadden gelaten. Telkens echter moesten de naam lijsten worden gewijzigd, zoodat dankbare vreugde vaak oversloeg in doffe wanhoop. Bij het zien van hun familienaam op een der lijsten vielen velen in onmacht, anderen knielden neer en steeds bleef men in het onzekere totdat de „Carpathia" met de overlevenden te New York binnenliep. Toen was er voor de ontelbare velen, die dagenlang tusschen hoop en vrees waren geslingerd, geen twijfel meer mogelijk, het laatste stroohalmpje was hun ont glipt. Naast rouw en smart bleef de wereld slechts een dankbare eerbied voor hen, die met opoffering van eigen leven hun plicht bij de redding met groote koelbloedigheid tot het einde toe hebben volbracht. Kapitein Smith. die met het schip onderging, de 25- jarige marconist Phillips, die - ofschoon hij werd pered door koude en uitputting bezweek, de mu ziekkapel, die tot het bittere eind zijn lied van ge loof over het water deed hooren en een groot deel der passagiers en bemanning! Twintig jaren zijn verstreken sinds de droevige tijding ons bereikte, twintig jaren van grooten voor uitgang van het verkeerswezen ook van het transatlantische. De reddingsmiddelen heeft men in meerdere mate kunnen perfectionneeren en het blijft slechts te hopen, dat uit het vergaan van de „Tita nic" lessen zijn geleerd, waardoor men zich ook in de toekomst tegen deze rampen beter kan bescher men. Door den trein gegrepen. 56-jarige werNman gedood. Zaterdagmiddag half een is de 56-jarige lijnarbeider P. B. te Eindhoven bij werkzaamheden op het sta- tionsemplacemer.L aldaar door trein 1722 uit Weert gegrepen en gedc'", Andere arbeiders hebben den ongelukkige nog door roepen en signalen gewaarschuwd, doch het wat reeds te laat. Kindje overreden. Bij het spelen op straat. Op den hoek der Speelhuislaan te Breda geraakte het 6-jarig dochtertje van den h^or B. al spelende on der een vrachtauto. Met ernstige nden aan een der beentjes werd de kleine opgenomen en naar het Sint Ignatius-Ziekenhuis overgebracht, waar onmid dellijk moest worden /erge ~- .i tot amputatie van het gekwetste lichaamsdeel. De chauffeur gaat ia deze vrij uit. Ongeluk op een onbewaakten overweg. Rijtuig door den trein gegrepen. Het paard gedood, de inzittenden ernstig ver wond. Zaterdagmorgen' is op den onbewaakten overweg nabij blok post 49 aan het holle weg op de spoorbaan Bergen op Zoom—Roosendaal door den trein 3024, welke daar te 8.10 uur passeert, een met paard be spannen tilbury aangereden, bestuurd door mej. M. P. uit Roosendaal. Het paard was op slag dood ~n het rijtuig, dat een eind weegs werd meegesleurd, werd grootendeels ver nield. Mej. P., die nog in der bak van den wagen lag, was aan het hoofd ernstig verwoud en werd met den trein mee naar Roosendaal vervoerd, waar zij in het ziekenhuis Charitas ter verpleging is opgenomen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 5