Doodelijk vliegongeval
te Soesterberg.
Van de Gymnastiek'wedstrijden van den Turnkring
Hollands Noordekwartier, alsmede van de Ten
niswedstrijden, Zondag j.1. te Schagen gehouden,
gaven we in ons extra nummer van gister reeds de
uitslagen. Nu nog een drietal fotos waarvan hier
boven Mej. O. Strobbe, „Sparta", Winkel, werkende
aan hel paard, die met 92 pt. een eersten prijs be
haalde en kampioene H.N.K. werd.
Hoewel men bezwaarlijk zal kunnen beweren, dat bij
de behandeling van het wetsontwerp tot regeling der
Winkelsluiting over de voorgestelde bepalingen is heen-
gezweefd. is het niet te verwachten, dat zich aanstonds
in de practtjk geen enkele onzekerheid zal voordoen.
Alvorens nu tot een bespreking der wetsbepalingen over
te gaan. willen wij een korte beschouwing wijden aan
de wet in het algemeen en haar totstandkoming. Werd
het vroeger als heel normaal beschouwd, dat de winke
lier. z'jn gezin en zijn bedienden om zoo te zeggen dag
en nacht gereed stonden om in de behoeften van het
publiek te voorzien, in de eerste jaren dezer eeuw was
het besef, dat ook de winkelier ep zijn helpers op een
redelijke mate van vrijen tijd aanspraken moeten doen
gelden, bij zooveel belanghebbenden gegroeid, dat het
onderwerp eener wettelijke regeling der winkelsluiting
op eenige middenstandscongressen een belangrijk punt.
van bespreking kon uitmaken. Deze besprekingen ga
ven den eersten stoot tot de regeling, die thans tot
stand is gekomen. Men zal niet kunnen beweren, dat
de uitgevende macht bij haar arbeid op het terrein der
winkelsluiting over een nacht ijs is gegaan. Immers voor
1894 werd door den middenstand erop aangedrongen 'n
winkelsluitingswet te maken. In 1894 werd een staats
commissie benoemd, die in 1909 aan de Koningin het
eerste ontwerp eener wet op de winkelsluiting aanbood.
Deze zaak is daarna verscheidene jaren blijven liggen,
mede door den oorlog. In 1920 werd in verband met het.
In werking treden der arbeidswet 1919. door de regee
ring advies over een eventueele winkelsluitingswet
gevraagd aan den middenstand sraad. Hierna
weer eenige jaren van rust. In 1928 nam de regeering de
quaestie, definitief ter hand. Bij Koninklijke Boodschap
van 14 Juni 1928 werd esn wetsontwerp bij de Tweede
Kamer ingediend. Ook nu liep de behandeling evenwel
nog niet vlot van stapel. Eerst op 29 November 1930 kon
de wet in het Staatsblad worden afgekondigd. Volgens
«rt. 13 moet het tijdstip van haar inwerkingtreding bij
Koninklijk besluit worden vastgesteld. Dit is nu 1 Mei
1931
Maar waarom nu een winkelsluitingswet? De winke
liers en hun bedienden zijn over het algemeen, wat hun
arbeidstijd aangaat, reeds lang niet meer geheel afhan
kelijk van het publiek. De gemeenteraden van tal van
gemeenten, b.v. Amsterdam, Rotterdam, waren meer
voortvarend en hadden reeds lang een winkelsluiting,
die in de plaatselijke verordening ondergebracht was.
Waarom moet nu een plattelandsgemeente ook sluiten,
die het juist in de avonduren moet hebben?
Wel geeft art. 13 2e lid de gemeenteraden de bevoegd
heid om soepeler bepalingen voor te schrijven bij hare
plaatselijke verordening, maar als men reeds eenige be
sluiten dienaangaande bekijkt, is het misère. Men vraagt
rieh dan ook af. waarom de regeering, die reeds zooveel
jaren de kat uit den boom keek, zich in 1928 plotseling
gedwongen voelde, den gemeenten het heft uit handen
te nemen en juist nu in dezen beroerden tijd zal zich
dit in het zakenleven gaan kenmerken. Blijkens her
haalde mededeeling In de memorieën van toelichting en
antwoord, was het voornaamste motief daartoe de rege
ling van den arbeidstijd der winkelbedienden dan het
„Werktijdenbesluit voor winkels 1929". De regeering
voorgelicht door vertegenwoordigers der winkeliers,
vreesde, dat die werktijdenregeling ongelijkheid zou
brengen in den concurrentiestrijd tusschen winkeliers
mét en die zonder bedienden, daar de laatste in
staat zouden zijn op volle kracht te blijven werken, ter
wijl de eersten in hun capaciteit beperkt zouden worden,
door de beperking van den arbeidstijd hunner bedienden
Herbaalde malen ls er zelfs bij de regeering op aange
drongen, in geen geval den algemeenen maatregel van
bestuur „Werktijdenbesluit voor winkels 1929" uit te
vaardigen, zonder gelijktijdige invoering eener winkel
sluitingswet. Wanneer men nu bedenkt, dat het werk
tijdenbesluit voor winkels 1929 reeds langer dan 2 jaar
in werking is, dan zou men de beweerde noodzakelijk
heid door de grootbedrijven, om daaraan een winkelslui
tingswet vast te koppelen, in twijfel kunnen trekken.
Ik zou mij dan ook willen scharen aan de zijde van die
leden der Staten-Generaal, welke het indienen van het
wetsontwerp niet zeer sterk gemotiveerd achten. Van de
bezwaren door die leden in de Staten-Generaal aange
veerd, neem ik met instemming over de opmerking, dat
het onjuist is, de groote steden en het platteland over
c in kam te scheren. Intusschen is de winkelsluitings
wet zco contant, in artikel 9 ten minste nog het maken
van afwijkende bepalingen in gemeentelijke verordenin
gen toe te staan. Maar wat zijn bijzondere omstandig
heden in den zin der winkelsluitingswet?
Onder „winkels" zegt art. I eerste lid, verstaat de win-
kclrluitingswot alle open of besloten
ruimten, waar of van. waaruit v o o r w e r-
Rechts boven een onberispelijke hoogstand op de
brug, uitgevoerd door de hecren G Ens, W. v. Hout.
G. Langendijk (alle drie'van „Hercules", Oudkarspel
en J. Schuring van „Tavenu". Heerhugowaard
Tenslotte rechts beneden een snapschot van de ten
nisbaan. Mr. J. A. E. Buiskool, die Schagen ver
scheidene van de winnende punten bezorgde.
pen of stoffen in het klein plegen te vorden ver
kocht of afgeleverd, of waar pleegt gewerkt te worden
in eene barbiers- of kappersonderneming.
Deze definitie sluit zich ongeveer aan bij die van art.
3 der Arbeidswet 1919. Om voor de toepassing der
Winkelsluitingswet, uit te maken of een bepaalde
ruimte een winkel is, dient men niet op de u i t e r 1 ij-
k e inricht ing van die ruimte te letten, doch op
het gebruik, dat er van gemaakt wordt. Niet alleen
toch de lokaliteit, aie men in het dagelijksche leven
ook al is zij niet in gebruik reeds om het uiter
lijk als winkel betitelt, doch zelfs een niet aan de
straat gelegen huiskamer en een kamer in een hotel
vallen onder het begrip „winkels", wanneer daar of
van daaruit aan het publiek in het klein pleegt te
worden verkocht enz., enz. Ik veronderstel dat het
geen ingespannen studie zal kosten om in te zien, dat
een timmerwinkel enz. in den regel geen winkels in
den zin dezer wet zullen zijn.
Of een uitstalling op den openbaren weg en een
marktkraam winkels zijn, zal, naar het ons voorkomt,
ook afhangen van de beteekenis van „plegen". Een
kraam, die b.v. iedere week gedurende den Zaterdag
op dezelfde plaats van den openbaren weg staat,
zal naar mijn meening w ei als winkel aangemerkt
kunnen worden. Het is hier echter een nog onuitge
maakte zaak en de practijk zal ons dit punt wel weer
duidelijk maken.
Buiten de definities van winkel of winkelhuis bevat
de wet:
le. bepalingen betreffende de sluiting op Zondag;
2e. bepalingen betreffende de sluiting des avonds;
3e. bepalingen betreffende den straatverkoop:
4e. bepalingen betreffende de bevoegdheden der ge
meenten;
5e. omtrent de opsporing en de strafbaarstelling
van overtredingen, het in werking treden in den
naam der wet.
Met het oog op de plaatsruimte zullen wij bovenge
noemde 5 punten tn 't kort behandelen; wil een abon-
né van ons blad echter nog nader iets weten omtrent
de Winkelsluitingswet, dan is oen briefje aan onze re
dactie voldoende om hem in het volgend verschijnend
blad ten dienste te zijn.
Art. 3. De bepalingen dezer wet zijn niet van toe
passing op apotheken, voor zoover betreft
den verkoop en de aflevering van ger.ee9- en ver
bandmiddelen. Het komt mij voor, dat de wetgever
gelukkiger had kunnen zijn in de keuze der redactie
van genoemd artikel. Artikel 2 immers, waarop deze
bepalingen een uitzondering wil maken, spreekt even
wel in het geheel niet van verkoop, doch bepaalt, dat
het op Zondag en op zekere uren verboden is, „een
winkel" voor het publiek geopend te hebben". De be
doeling zal echter wel zijn, dat een apotheek b.v. des
avonds gesloten moet zijn, doch dat het geen strafbaar
feit oplevert, wanneer na het sluitingsuur nog genees
middelen worden verkocht. Er wordt niet vereiscb'
dat de kooper voorzien moet zijn van een recept va:
een arts. Ook zonder medisch voorschrift moet eei
particulier zich bij plotselinge ziektegevallen en onge
lukken het noodige kunnen verschaffen.
Onder de definities van winkels vallen ook café's
restaurants e.d. Het zou moeilijk gaan deze inrich
tingen tegelijk met b.v. een schoenenwinkel te laten
sluiten.
Art. 3 eerste lid onder c zondert dan ook van de
toepassing der wet uit: koffiehuizen, restaurants, en
andere inrichtingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak
spijzen of dranken voor gebruik ter plaatse worden
bereid of verkocht, voor zoover betreft den verkoop van
spijzen of dranken voor gebruik ter plaatse Deze uit
zondering betreft niet alleen de café's en restaurants,
doch ook foyers van schouwburgen, stationswachtka
mers e.d., verder allerlei winkels en andere lokalitei
ten, waar gegeten en/of gedronken wordt (eethuizen,
visch- en zuurhuizen, enz), mits maar vaststaat dat
op die plaatsen In hoofdzaak spijzen of dranken voor
gebruik ter plaatse, van verkoop worden verkocht of
bereid. Deze inrichtingen mogen dus des avonds en
des Zondags voorzoover de Winkelsluitingswet betreft
open blijven, doch de houders mogen alleen spijzen of
dranken verkoopen, die in hun inrichting verbruikt
worden. We spreken hier niet over plaatselijke veror
deningen, waarin een nader verbod kan staan ten
aanzien van bovengenoemde inrichtingen.
De verkoop van sigaren, sigaretten, bloemen, e.d. In
café's na het winkelsluitingsuur is aan banden gelegd,
en zal dan bij den caféhouder, zijn kellners geen rook
artikelen meer mogen koopen. Heeft men verzuimd
des avonds vóór 8 uur en des Zaterdags tevens voor
den Zondag sigaren te koopen, dan zal de kellner een
vasten klant echter wel een sigaar cadeau willen doen,
al of niet te verrekenen met de fooi!
Eenvoudiger en bovendien boven alle verdenking
verheven, want volkomen in overeenstemming met de
wet, is het voor den caféhouder, evenwel, een auto
maat in zijn inrichting te plaatsen.
De stationsrestaurants hebben echter een kleine voor
sprong, op grond van het 2de lid van art. 3 mag daar
aan reizigers Alles (ook boeken, enz.) geleverd worden
en die reizigers mogen het gekochte ook meenemen.
Ook wachtkamers van autobussen mogen dit doen.
Het zijn ten allen tijde openbare middelen van ver
voer, zelfs e>jn veerpontje over een kansal is een open
baar middel van vervoer. Maar hoe dit te controlee
ren!!
Toestel neergestort. Sergeant omgeko
men.
Gistermorgen is te kwart voor twaalf te Soester
berg een ernstig vliegongeval gebeurt, waarbij ser
geant-vlieger J. G. Ligthart om het leven is gekomen.
Sergeant Ligthart was opgestegen met een Fokker
vliegtuig C 5, zonder passagiers, voor het maken van
een vlucht boven het terrein. Tijdens de landing
kwam het vliegtuig op een hoogte van pl.m. 100 me
ter in een vrille. De piloot wist het toestel echter
weer in den juisten stand te brengen, doch op veer
tig meter hoogte schoot het plotseling loodrecht den
grond in. Sergeant Ligthart was op slag dood. Het
slachtoffer was gehuwd en laat een vrouw met twee
kinderen achter.
Met de noorderzon vertrokken.
V.D. verneemt uit Maehrisch Ostrau:
Naar de „Ostrauer Morgenzeitung" meldt, is det
algemeene directeur van de Larisch Roemmische
Mijnbouwonderneming, Dr. Karl Zajizek in verband
met groote verduisteringen gevlucht.
Zajizek maakte jarenlang deel uit van het be
stuur der ondernemingen van graaf Larisch Mel-
ik en was vroeger als particulier secretaris van
aartshertog Friedrich van Habsburg werkzaam ge
weest. Tot nu toe is reeds komen vast te staan, dat
Zajizek 7 millioen kronen heeft verduisterd. Zajizek
is verleden week verdwenen zou uitgeweken zijn
naaar Alaxandrië. In zijn kwaliteit van algemeen di
recteur der Larisch Roemmische ondernemingen,
maakte Zajizek ook doel uit van den Raad van Be
heer der Tsjecho Slowaakscbe Stikstofwerken en
eenige andere belangrijke Tsjechische industrioele
ondernemingen.
Wie wenscht, kan op wachtgeld gaan,
voor zoover de dienst het toelaat.
In de jaren 1923 en 1924 zijn er in verband met de
.oen noodige bezuinigingen, heel wat leden van het
iJ. T. T.-personeel afgevloeid. Nadien is de gelegen
heid om op wachtgeld gesteld te worden voor hen.
die zulks wenschten, opengebleven tot 1926, toen het
overschot van personeel vrijwel geheel was opgehe
ven.
Thans doet zich weer eenige ruimte van personeel
voor, waarom het Hoofdbestuur der F. T. T. aan het
personeel heeft bekend gemaakt, dat een iéder, die
daartoe den wensch te kennen geeft, op wachtgeld
ban worden gesteld, althans voor zoover het dienstbe
lang zulks toelaat.
EEN WALS ALS SMOKKEL WERKTUIG.
Een goede vangst.
De dou ane-beambten van Straelen hadden reeds t
eenige weken verdenking tegen een boer uit het I
grensgebied, die geregeld iederen dag met een wals
de grens overstak. Men hield den man aan en in de
wals vond men ongeveer 600 pond mais. verborgen
in de holte. De wals en het paard werden in beslag
genomen.
Óok e en landbouwer, die geregeld met de gier-
kar de grens overging, werd onder verdenking van
smokkelarij aangehouden en ook hier werd de speur
zin van de beambten niet teleur gesteld. In het bree-
de vat ontdekte men eveneens 600 pond mais. Paard
en wagen werden in beslag genomen.
E. J. BOK. f
Te Den Helder is Zaterdag. 64. jaar oud, overleden
den heer Egbert J. Bok, oud-lid van den gemeente
raad, oud-directeur van de scheepswerf „de Lastdra-
ger"" u
Als wethouder van Den Helder heeft hij een oe-
langrijk werkverschaffingsvoorstel bij den Raad in
gediend, namelijk den aanleg van een weg in Huis
duinen.
De heer Bok was ook op sociaal terrein werkzaam.
Hij was voorzitter van 'net Burgerlijk Armbestuur,
voorzitter van het in den Helder zetelende Fonds tot
ondersteuning van redders van schipbreukelingen en
sedert de oprichting voorzitter van het plaatselijk
crisis-comité.
De crematie heeft a.s. Woensdag plaats te Wester-
veld.
OVERCOMPLEET P. T. T.-PERSONEEL.