Als vulkanische demonen ontwaken.
Dinsdag 26 April 1932.
SCHAGER COURANT.
Derde blad. No. 9061
Sluimerende monsters van
de Cordilleros.
VOOR DEN KANTONRECHTER
TE ALKMAAR.
Eindelijk had zij rust gevonden!
De uitbarsting te vergelijken met de ge
weldige natuurrampen, die in voor
historische tijden de gedaante der
aarde veranderden. Het
einde der wereld leek nabij.
„WIJ HEBBEN IN DE HEL GESCHOUWD."
Dc Chileenscho cn Argentijnsche bladen hebben
Indrukwekkende en beschrijvingen gegeven van de ge
wehli.ee ramp die het gebied aan de beide zijden van
de Andes getroffen hooft. De ratastrophe is alleen te
vergelijken met do geweldige natuurrampen, die in
voorhistorische tijden de gedaante der aarde veran
derden.
Vijftien vulkanen van do Cordelleros de los Andes
hebben een week lang asch, lava en rotsblokken uit
gespuwd. Verscheidene van de uitgedoofde kraters,
waaraan de Andes zoo rijk is, stooten rookkolommen
ten hemel, als een bewijs, dat ook deze sluimerende
monsters iodor oogenMik met vreesclijk geweld kun
nen ontwaken.
De geweldigste van de ontwaakte reuzen is dc Qui-
sapu in Chili.
De onmetelijke vlakte aan zijn voet is thans door
ploegd door gloeiende stroomen van roodc lava. De
laatste vulkaan, die in werking is gekomen, is de
Overo, die oprijst, te midden van een der vruchtbaar
ste vlakten van Argentinië. Door het verbreken van
de telefoon- en telegraaflijnen zijn alle plaatsen in
dit gebied van de buitenwereld volkomen afgesloten.
Uit wat er gebeurd is tc Malargue, een handelsstad
in de provincie Mcndoza. kan men zich evenwol een
denkbeeld vormen van den ernst van den toestand.
De Engelsche ingenieur Duffy, die uit Malargue,
waar hij woonachtig was heeft kunnen ontsnappen,
verhaalt het volgende:
„Reeds des Maandagsraorgons hing er iets tragisch
in de lucht Hot was niet zoo warm als gewoonlijk;
tegen den middag werd de lichtbcwolkte hemel lang
zamerhand grijzer en somberder en ten slotte onheil
spellend zwart.
In het begin leek het wel, of de zon verduisterd
was. Vervolgens kreeg men den indruk dat er een
ontzettende natuurramp ging losbreken. De bevol
king was door do buitengewone verschijnselen reeds
uitermate opgewonden en beangstigd. Om twee uun
werd alles in diepe duisternis gehuld en onmiddellijk
daarna daalde een aschregen over de stad.
Hieruit begreep men, dat do twee nabljzijnde vul
kanen de Decalbezado en de Tinguiririka waren be
gonnen te werken.
Reeds in den voormiddag waren onheilspellende
ontploffingen gehoord, maar men had er weinig acht
op geslagen; men meende het geluid te hooren van
«en lawine of een orkaan in het geborgte. Ontstelte
nis greep een ieder aan, toen tegelijk met den asch
regen ook nog wolken hoest-verwekkende zwavel
damp over de stad neerdaalden. De straten werden
unstonds verlaten en allen verscholen zich in hun
h®zon om dc verstikkende vulkanische trassen te
ontvluchten. De stoutmoedigsten en zij, die zoo ge-
lolkig waren een auto te bezitten, vluchtten zoo snel
zij konden naar veiliger streken.
Tot overmaat van ramp kwam cr nu ook nog oen
itorinp in rlc olectrische centrale, zoodat ook bin
nenhuis alles in het donker gehuld was. Weldra be
greep men, dat het gevaar voor verstikking in de wo
ningen evengroot was nis daarbuiten. Toen liepen
alle menschen weer uit hun huizen de donkere straat
op. Velen knielden neer in den aschregen en smeek
ten God jammerend en schreiend om hulp. Te mid
den van het geweeklaag hoorde men de wanhoopskre
ten van vrouwen en kinderen.
Tc middernacht was iedereen op straat. Het einde
der wereld leek wel aangebroken. Maar langzamer
hand verminderde dc aschregen en in de flauwe
ochtendschemering kon men voor het eerst weer een
en ander onderscheiden. De ontploffingen duurden
nog wel don geheelen nacht door. maar namen toch
I geleidelijk in hevigheid af; en nadat de morgen was
aangebroken, viel er een heftige slagregen: thans ge
lukkig water! Nu vormden zich ware modderstroo-
in, men in de straten der stad. Toen ik den volgenden
dag de stad kon verlaten begon er opnieuw asch te
vallen." Eerst op 100 kilometer van Malargue vond
de ingenieur een helderen hemel.
liet gebied van Mendoza werd niet minder geteis
terd. De runderen in de prairieën braken reeds bij
den aanvang der uitbarstingen door de omheiningen
der terreinen heen en niet minder dan 200.000 van
de razende dieren verwoestten en vertrapten alles
op hun doortocht. Honderdtallen hectaren met drui
ven en andere cultures zijn vernield door de koeien,
die thans door de boeren bijeen worden gezocht. Het
zal evenwel niet gemakkelijk vallen hen in het le
ven te houden, wijl alle weiden door dc vulkanische
asch verwoest zijn.
Van de drie lauden. Argentinië. Uruguay en Chili,
die dooi- de geweldige natuurramp getroffen zijn,
heeft het laatste het meeste geleden. Een Chileenschc
provincie is geheel met witte asch overdekt, die nog
voortdurend in beweging is, alsof cr <vn vloeistof
kookt onder de oppervlakte. De bevolking is door
angst en een vrees aangegrepen en verwacht nog
voortdurende nieuwe litbarstingen of andere ram
pen.
De geologen verbergen hun vrees niet voor wat
nog kan gebeuren, wanneer de werkzaamheden der
vulkanen tot bedaren komen. Misschien zullen de
gekluisterde natuurkrachten op een andere plaats
wederom een uitweg zoeken De vliegeniers, die ge
tracht hebben de vulkanen te naderen, zijn bijna
allen naar hunne startplaats moeten terugkeeren.
Alleen kapitein Wooten, de militaire attaché dor
Vcreenigde Staten, die opgestegen was met dr. Bus
ton, den directeur van het observatorium van El
Santo, is er in geslaagd over een der werkende vul
kanen heen te vliegen Bij hun terugkomst waren
zij evenwel met in staat om te vertellen wat zij had
den geinen. „Wij hebben daar", zeiden zij, „een hel
aanschouwd die zelfs Dante niet had kunnen be
schrijven.'
Opnieuw een aardbeving in ArgenliniB.
Paniek in Mendoza.
Zaterdag werd uit Buenos Aires gemeld:
De provincie Mendoza, die door de laatste vulka
nische uitbarstingen bijzonder hevig te lijden heeft
gehad, is door een nieuwe aardbeving geteisterd,
welke twee minuten duurde en waardoor dc bevol
king in paniekstemming geraakte. Iedereen rende de
straat op, daar een catastrophc verwacht werd Aan
den horizon getuigen roode vlammen van een nieu
we vulkanische uitbarsting.
STRAFZITTING VAN VRIJDAG 22 APRIL.
WIE WAS VERANTWOORDELIJK VOOR DE
ONVERGUNDE GARAGEBOUW TE BERGEN.
Deze wereldschokkende vraag werd op 8 April in de
zaai der Kantongerechtigheld gesteld, toen de timmer
man Corn. N. zich had te verantwoorden ter zake het
bouwen van een garage zonder de vereischte gemeen
telijke vergunning.Maar de timmerman protesteerde en
ontkende de aanvrager te zijn, dat was zijn principaal,
de heer Bouchette en dus vermeende verdachte, ten
onrechte met een dagvaarding ter zake de desbetref
fende overtreding te zijn vereerd.
Daardoor ontstond een rechtskwestie, die nader
diende te worden uitgesteld en werd dit proces ter
verdere behandeling uitgesteld tot heden.
Het bleek echter, dat de principaal in ieder geval
de vergunning niet had aangevraagd. Toch was die
aanvraag ingediend, vergezeld van de vereischte tee-
keningen, doch met het verleenen van de vergunning
werd getraineerd, zoodat om verschillende redenen,
verband houdende met de centrale verwarming, maar
met het bouwen werd aangevangen.
De heer N.. met dit bouwen belast, werd alzoo be
schouwd als de verantwoordelijke persoon en veroor
deeld tot f 15 boete of 15 dagen hechtenis.
Deze zaak kan nu ook dienen ter waarschuwing
aan andere bouwmeesters, die ten dien aanzien de
nakoming der bouwverordening verwaarloozen.
Men moet niet vergeten dat het gemeentebestuur
is gerechtigd, het eventueel reeds voltrokken bouw
werk alsdan weer te doen afbreken!
DE GEHEIMZINNIGE DUBBELGANGER
De 24-jarige visscher Krijn D. uit Egmond aan Zee
schijnt evenals vele opmerkelijke personen in de we
reldgeschiedenis, te kunnen beschikken over een dub
belganger, die n iet aangewezen is om de klappen of
de kogels op te vangen, maar integendeel in den
nacht van 29 November den armen Krijn in een moei
lijk parket bracht, door in zijn naam en gestalte met
de lichtbak te gaan stroopen in Castricum's duinen
reeks en bovendien, een valschen naam. Willem Prins,
op te geven. Door een tweetal jachtopzieners werd de
ze verdachte aanwezigheid geconstateerd en zij haast
ten zich den wildstrooper op het lijf te vallen. Hij
bleek dan schijnbaar te zijn bovengemelden heer Wil
lem Prins en tegen hn#i werden dan ook de noodige
gerechtelijke stappen gedaan om hem voor den kan
tonrechter te krijgen. Deze Willem Prins bleek dan
later te zijn genoemde Krijn D.
Maar toen Krijn op 8 April terecht stond, ontkende
hij beslist zich in den bewusten nacht in de Bakkumer.
duinen met kunstlicht vermaakt te hebben en beweer
de zóó overtuigend: oe wel. nêen. niks van an, ik was
op zee, dat aan den Kantonrechter niet anders te doen
stond, dan de zaak 14 dagen aan te houden, teneinde
de verbalisanten in persoon nader te hooren.
De jachtopzieners Castricum en Bakker waren
thans present, herkende pertinent in den verdachte
den bewusten wildstrooper en hoewel deze heer krach
tig protesteerde en op verschillende manieren zijn on
schuld trachtte aan te toonen, mocht zulks niet baten
en werd hij veroordeeld Jot 14 dagen principale hech
tenis en f 20 boete of 2CTdagen.
Aangezien de veroordeelde echtèr in hooger beroep
wenscht te komen, zal het laatste woord in deze zaak
nog wel niet gesproken zijn.
HET VERHEVEN AMBT VAN RLJVAARDIG
HEIDS-EXAMINATOR BRENGT GROOTE
VERANTWOORDELIJKHEID MEDE.
De heer M. Kater te Alkmaar, aangewezen als di-
strlcts-examinator ter verkrijging van de bevoegdheid
om motorrijtuigen met twee, drie. vier en meer wielen
te besturen, is zonder twijfel een man van niet ge
ringe beteekenis, maar heeft als alle hooge boomen,
veel wind op te vangen. En zoo gebeurde het, dat een
tweetal candldaten voor het begeerde rijbewijs B uit
Koedijk, de schoenmaker Berend B. en zijn dorpsge
noot Jan G. op 20 Maart door een Alkmaarschen poli-
tie-agent in de Langestraat werden aangehouden en
op den bon geslingerd, omdat zij de vrijmoedigheid
hadden, zich ieder op een motorrijwiel te vertoonen,
dat niet voorzien was van letter noch nummer, doch
slechts van de gebruikelijke bordjes, waarop dit alles
„blauw-blauw" was gelaten.
Natuurlijk was ook geen der motorrijders in staat een
nummer- of rijbewijs te overleggen, want ze waren,
wat althans het rijbewijs betrof, nog niet waardig ge
keurd in het corps der officieel erkende motorrijders
te worden opgenomen.
Deswege op 8 April terecht staande, beweerden de
heeren ten volle te hebben vertrouwd op het woord
van den examinator, die hen had uitgenoodlgd maar
op hun motor te verschijnen, teneinde de rijproef af
te leggen.
Het ls echter duidelijk, dat de heer Kater dit niet
zoo letterlijk had bedoeld. Alle risico is natuurlijk
voor den candldaat.
Hoofdagent Wijnberg, expert in verkeersaangelegen-
heden, die In een andere zaak gedagvaard, ter zitting
aanwezig was, gaf inlichtingen omtrent de overeen
komst in examen-aangelegenheden met den heer Ka
ter getroffen. Met betrekking tot het rijbewijs en we-
genbelastingkaart, wordt dan, hoewel in strijd met de
weinig soepele wet, billijkheidshalve wat door de vin
gers gezien. Een dergelijke faciliteit kon echter niet
worden verleend met betrekking tot het ontbreken
van letter en nummer, dié juist moeten dienen om bij
een eventueele verkeersovertreding den dader op te
kunnen sparen. De verdachten voerden ter hunner
„ontlasting" aan, dat zij juist omdat zij niet wilden
rijden met een onjuist nummer, deze nummers en let
ter op hun tweede-hands motorrijwielen, gekocht bij
Kloosterboer te StPancras, hadden weggeschilderd.
Niettemin kon deze begripsverwarring niet strekken
tot vrijspraak en werden zij ieder veroordeeld tot f 4
boete of 4 dagen. De heer Wouter B., wien de vorige
week ter zake een dergelijke overtreding tot 50 ets,
boete of 1 dag werd veroordeeld, bofte dus geen klein
beetje!
Het blijft evenwel met die rij-examen-miserré 'n on-
geregelden toestand en 'n schromelijkn wetsverwar-
ring, die de schriftgeleerden toch maar eens moesten
uitmaken.
EEN WOGNUMSCHE EXPEDITEUR, DIE EEN
VER VAN SCHITTERENDE RECLAME IN
ALKMAAR ACHTERLIET.
Op Woensdag 2 Maart constateerde de hoofdagent
A. Wijnberg op den Dijk te Alkmaar een vrachtauto,
volgeladen met steigernout en reuzepalen, die nota-
bene pl.m. 3 meter voor- en achter het vehiculum uit
staken. Bovendien was de lading, afkomstig van het
bouwwerk „Westerlicbt" zoo los opgetast, dat de stei
gerpalen heen en weer schommelden en dus gevaar
opleverden voor de veiligheid van het verkeer. Het is
nog niet zoo heel lang geleden dat bij de Frlesche
brug een jong meisje door dergelijke steigerpalen werd
getroffen en gewond.
De heer Wijnberg hield dus den chauffeur. M. R.
uit Wognum aan en gelastte hem het steigerhout. voor
zoover noodig, af te laden. De chauffeur toonde zich
schijnbaar bereid, doch verzocht deze ailading te mo
gen verrichten achter het café van den heer de Boer
over de Frlesche brug, alwaar een geschikt terrein
kon worden gebezigd. Dit werd goedgevonden, doch
hoofdagent Wijnberg, die zijn pappenheimertjes ook
wel kent. gaf aan zijn collaga Hcijdenrijk opdracht,
den auto op de flets te begeleiden en toe te zien, dat de
aflading behoorlijk geschiedde.
De chauffeur echter koesterde heel andere plannen,
weigerde ter plaatse gekomen, het hout af te laden en
wilde doorrijden, waarop de agent ook actief optrad
en zijn rijwiel op den rijweg plaatste, in de veronder
stelling, dat de vrachtrijder zoo verstandig zou zijn,
aan zijn opdracht te voldoen.
Ondanks dit beletsel reed de chauffeur met geweld
door en moest de agent zorgen niet te worden aange
reden, terwijl zijn polltlerijwlel geheel werd vernield,
althans zwaar beschadigd.
De ontactische autobesturder was nu wel voor 't
oogenblik van alle soesah af, maar de strafrechterlijke
gevolgen waren echter niet gering te achten.
Niet alleen werd hij vervolgd ter zake overtreding
van artikel 22 motor- en rijwielwet. maar bovendien
nog wegens artikel 184 strafrecht, het niet voldoen
maan een bevel of vordering krachtens wettelijk voor
schrift, op welk misdrijf is gesteld een maximum
gevangenisstraf voor den tijd van 3 maanden of geld
boete van driehonderd gulden.
De chauffeur, hoewel niet verschenen, kreeg heden
al een voorproefje van hetgeen hem te wachten staat
in den vorm van f 25 boete of 25 dagen hechtenis. De
Politierechter zal ongetwijfeld ter gelegener tijd ook
nog wel een dikke duit in het zakje doen glijden.
De van zijn ziekte gelukkig weer herstelde Ambte
naar, Mr. Brues Tack, bracht ln zijn requisitoir een
woord van hulde aan de Alkmaarsche politie voor
haar, in deze zaak verdienstelijk ingrijpen.
DE BEVOEGDHEID VAN EEN RIJKSBRUG
WACHTER BIJ DE UITOEFENING ZIJNER
BEDIENING EN HET ONTOELAATBAAR OP
TREDEN VAN EEN BIJ DE FRIESCHE BRUG
WACHTENDEN MOTORRIJDER.
Het ia natuurlijk een algemeen geeconstateeerd en
afgezaagd feit, dat de „nieuwe"' Friesche brug over
het N.H. kanaal te Alkmaar met betrekking tot het
geweldig drukke verkeer aldaar een algebeele mis
lukking van waterbouwkunde mag worden genoemd.
Daarover behoeft dus niet lang gepraat te worden,
maar het is ook in waarheid als 'n diplodocus dat
juist door dien ongelukkigen toestand, oppassen de
boodschap ls en dus de dienstdoende brugwachter een
hoogst verantwoordelijke taak heeft, vooral wanneer
de weer dicht gedraaide brug wederom voor het ver
keer wordt opengesteld. Alsdan is de spontane mede
werking van het wachtende publiek, voetgangers,
wielrijders, maar vooral de motorrijders en automobi
listen zeer noodzakelijk. En dan moet. het optreden
van een motorrijder uit Beverwijk, genaamd P. F. S.,
die zich op 20 Februari met zijn motor voor zijn
beurt naar voren drong op de brug en weigerde te
gehoorzamen aan het door den brugwachter J. Kloet
gegeven stopsein, een verkeersstagnatie veroorzaakte,
dewelke 8 minuten duurde, sterk worden afgekeurd.
De brugwachter wenschte een dergelijk onmaat
schappelijk optreden dan ook niet door de vingers te
zien en maakte gebruik van zijn hem door den minis
ter van Waterstaat verleende bevoegdheid om proces
verbaal op te maken, met het resultaat, dat heden de
niet verschenen heer S. werd veroordeeld in contuma-
ciam tot 25 gulden boete of 25 dagen hechtenis.
FEUILLETON
NAAR HET ENGELSCH.
12
Toen Esmay terugkeerde, ging de schets van hand tot
hand. Het was 'n ceplateekening, knap gedaan, en bij
allen rlen ze de herinnering aan het stralend gelaat weer
boven
.Zonde en jammer, dat zulk een gezichtje ooit oud
tn verwelkt moet worden." filosofeerde Lance.
-Ze zal altijd mooi zijn" klonk het overtuigd van Win-
.Het is de soort schoonheid, die van binnenuit komt
•Mie kan door niets bedorven worden."
had de schets het laatst aan Sir Hubert overhan
digd er. stond recht vóór hem. er op te wachten.
-Je hebt gelijk." zei hU, bijna plechtig.
«iet lang daarna nam hij afscheid, maar toch was het
donker, toen hii door de oprijlaan reed. Hij schrikte,
toen daar ineens een figuurtje te voorschijn trad en hü
<karta Winnie herkende. Het was koud en vochtig en zij
had
geen hoed op of sjaaltje om.
„Ik dacht, dat u nooit kwam!" riep zij opgewonden.
j-0- vertel mij toch eens gauw, waar zij is, want u weet
het wel. daar ben ik zeker van."
„Waar wie ls?"
„Zuster Jeanne natuurlijk!"
«Ja, lk weet het. maar ik mag het niet vertellen."
yj00*1 moel het doen." riep zij gebiedend. „En u
het ook doen. als u maar weet van hoe groot belang
het voor hèm en voor mij is."
Hij deed zijn korte overjas uit en sloeg die om haar
terwijl hij haar zijn zijden das over het hoofd
■wierp.
„0, neen, ik ben heelemaal niet vatbaar!" protesteer
de zij.
vertell n'6t omhoudt, zal ik je geen woord
Dit hielp en ademloos begon zij toen:
„Ik zal u eerst wat toevertrouwen. Ik vind het wel
j prettig' want het is een geheim van Keith, maar
U noo,t haar adres geven. Hij heeft haar
Hy had haar al^ lief, toen zij bij ons op Suttonthor-
ogeerde, en... toen heb ik het in de war gestuurd. Hij
had nog andere dingen tegen, maar hoofdzakelijk was
het toch mijn werk en daarom zal ik nooit meer geluk
kig zijn, eer ik die twee bij elkaar heb gebracht. Och toe,
vertel mij toch. waar hij haar vinden kan!"
Gedurende een korte pooze zweeg hij. Toen begon hij
zeer nadrukkelijk:
„Miss Winnie. ik weet waarlijk niet. wat ik doen moet
Ik zou het u wel willen vertellen, maar ik heb' Zuster
Jeanne beloofd, geen van haar oude vrienden te laten
weten, waar zij is. 't Is haar geheim, niet het mijne. Ze
beeft ook veel geleden, dat is haar duidelijk aan te zien
en ik zou liever mijn rechterhand afhakken, dan dat lk
haar verdriet aandeed!"
„O, u heeft haar ook lief, dat vergat ik!" riep Winnie
nu wanhopend.
„Neen, ik niet."
.Maar u hebt haar toch lief gehad?"
„Ja. maar daar ben ik nu overheen."
„En ik dacht, dat liefde échte liefde, altijd
bleef?"
.Ja, maar dan was het ook geen „echte" liefde. Nu
ken ik die wel".
„In ieder geval: als u wilt, dat uw eigen liefde geluk
kig zal worden, dan moet u mij helpen met die van
Keith. Wilt u dus zeggen, waar zij is?"
„Neen. Maar ik zal het Mr. Walden vertellen, als hij
het mij vragen wil. Dan kan hii zelf met haar spreken.
Loopt dit onderhoud goed af, dan zullen ze mij beiden
zegenen; en zoo niet, nu, dan zal ik haar misnoegen zoo
goed mogelijk zien te dragen. Maar haar geheim aan
een derde toevertrouwen, dat wil ik niet."
„Dat hoeft ook niet! Zegt u maar, wanneer Keith u
spreken kan. Sir Hubert?"
Hij overlegde een oogenblikje en zei toen:
„Mr. Walden en uw zuster gaan morgen op jacht; ik
ook, dus zullen we elkaar wel spreken."
„Ja dat is goed."
Ze liet zijn jas van haar sohouders glijden en gaf ze
hem terug.
„Maar dien doek moet u houden."
„Dien kan ik u ook wel op de een of andere manier
in handen spelen. Dank u nog wel voor het leenen."
„Niets te danken...! Ik kon Esmay*s zusje toch geen
kou laten vatten!"
„O!" riep Winnie en uit dien enkelen, juichenden
•klank bleek wel, dat ze hem begreep.
HOOFDSTUK X.
Het was een ideale dag voor de jacht, toen Sir Hubert
Creyke zich dien volgenden ochtend van Riversmead
naar de plaats van bijeenkomst begaf. Hu was geheel
vervuld van zijn belofte aan Winnie en hij zag wel wat
op tegen die ontmoeting met Keith Walden.
„Ik heb altijd gedacht, dat hij mü niet lijden mocht",
peinsde hy, „maar nu begrijp ik het: hij zag een mede
dinger in mü. Als ik hem nu een goeden dienst bewijs,
dan mag !k wel verwachten, dat hij mij gunstig gestemd
is."
De plaats van samenkomst was Woodcote. dat gele
gen was, zoowat halverwege Riversmead en Walden
Hall. Juist toen hij van den eenen kant kwam. reden van
den anderen kant Keith en Esmay aan. Met een paar
verontschuldigende woorden tot zijn nichtje reed Keith
ijlings Sir Hubert tegemoet en begon onmiddellijk, na
dat de gewone begroeting achter den rug was:
„Winnie heeft mij vóór het afrijden gezegd, dat u mij
het adres van Miss Landon wilde geven, als ik er u om
vroeg. Is dit zoo?"
„Ik zal daardoor mijn belofte verbreken. En. wil mij
deze vraag niet ten kwade duiden, maar weet u. dat
het Miss Landons speciaal verlangen is. dat u dit niet
zal worden meegedeeld?"
„Ja, eigenlyk wel. Maar toch biyf ik er op aandrin
gen. Het kan geen kwaad, en u weet zeker niet, van
hoe ontzettend groot belang het voor mij is?"
„Ja, toch wel. Het verwondert mij enkel, dat u zelve
Miss Landon niet gevonden heeft. Welke stappen in die
richting heeft u genomen? Wees overtuigd, dat 't niet
uit nieuwsgierigheid is, dat ik dit vraag."
„Ik heb nooit eenig spoor van haar kunnen vinden en
daaruit maakte ik op, dat zij buitenslands was."
„Met een patiënt, meent u?"
„Neen, het verplegen moet zij al lang hebben opge
geven, maar ik dacht, dat zij aan het reizen was."
„Ze is waarlijk niet eens heel ver hier vandaan: een
veertig myien op z'n hoogst. Ze is nog altijd pleegzuster
Mr. Walden. En ze is in de Stockford-stichting, waarvan
u wel eens gehoord zult hebben?"
Keith zag doodsbleek en Sir Hubert haastte zich. ver
der toe te lichten: „Ik weet, dat zij u opzettelijk den
indruk heeft gegeven, dat zij, finantieel, zeer goed af
was, al liet Miss de Rosevllle haar dan ook niet Walden
Hall na. Zij was zeer trotsch, ziet u. Maar haar tante
heeft haar in het geheel niets nagelaten."
„Hoe weet u dit? Mr. Richardson heeft mij te verstaan
gegeven..."
„O, hij heeft mü ook „te verstaan gegeven", maar ik
heb inzage van het testament gevraagd en Jeanne's
naam werd daar niet ln genoemd."
„Daar heb ik nooit aan gedacht!... Maar. werd er ook
niet in Frankrijk een testament gemaakt, waardoor Miss
de Roseville haar beschikkingen vastlegde, wat betreft
haar bezit in Bretagne en ln Parijs? Ik heb eens een
Fransch zaakwaarnemer gesproken op het kantoor van
Mr. Richardson. die het beheer had over dat deel van
haar zaken."
„Ja." zei Sir Hubert, „ik geloof, dat wij beiden dezelfde
opvatting hadden van het geval. Toen ik Jeanne in het
eerst niet vinden kon, was ik er ook zeker van, dat zij
in rust en vrede op haar goed in Bretagne woonde. Miss
de Roseville toch had mij meer dan eens gezegd, hoe
zij van plan was, die bezittingen aan haar nichtje na
te laten, in plaats van aan de Fransche neven en nich
ten, die zij zoozeer haatte. Maar .toen ik in Bretagne
kwam, zag ik ze er allen geïnstalleerd en van Jeanne
geen spoor!"
Keith greep zijn hand en zei ontroerd:
„U heeft zich haar meer waard betoond, dan ik...
Ik heb maar myn intrek genomen in het huis, dat haar
eigenlijk toebehoort en dit, terwyi zy aan het zwoegen
en slaven bleef... Maar vertel mij nu eens hoe u haar
gevonden heeft?"
„Dat was niet zoo moeilijk. Voor mij wilde zij zich niet
verbergen: dit was haar niet de moeite waard. Ik heb
haar ontdekt in de Stockford-Stichting en daar is zij
steeds sinds dien geweest."
Keith keek op zijn horloge, en, met vastbesloten uit
drukking op het gelaat, zei hü:
„Ik ga nu naar haar toe. tenminste zoodra ik van
kleeding verwisseld heb. Ik heb Sanders noodig, om mij
naai het station te rijden. Mag ik mijn nichtje onder
uw hoede stellen?"
Ijlings greep Sir Hubert deze gelegenheid aan:
„Wilt u haar voor goed onder mijn hoede stellen, Mr.
Walden? Mag zij de mijne worden, als zij tenminste
wil?"
Het was een doodeenvoudig aanzoek, maar ernstig ge
meend en dat Keith dan ook onmiddellijk even een
voudig beantwoordde:
„Wat my persoonlek betreft, heb ik er niets op tegen
en ik hoop dat je gelukkig zult zyn met Esmay."
Wordt vervolgd.