tjOi VAN DIT EN VAN DAT
■*1 EN VAN ALLES WAT
Het laatste woord.
Het gestolen luchtballonnetje De geschiedenis van twee deugnieten,
VRIENDSCHAP.
ii mt
- •-
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 7 Mei 1932. No. 9067.
ZATERD AGA V ONDSCHETS
Vrij naar het Amerikaansoh,
bewerkt door SIROLF.
(Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden).
Zeker, men kan het stellen zooals men wil, men kan
teggen, dat het verkeerd is, slecht, of nog erger en
dan heeft men waarschijnlijk nog gelijk ook een
feit is, dat het huwelijk in vele gevallen een specula
tie is, een kansspel, dat veel te lichtvaardig wordt
aangegaan. Daar had je nu bijvoorbeeld Henxy Jef-
ferson.
Twintig jaren bijkans was hij nu getrouwd en in
heel Belv air-city stond hij in de beste kringen bekend
als een model-echtgenoot. En nu was alle soesa aan
gekomen dtx^r een enkel woord. Nota bene, een woord
dat hij niet eens had geschreven. Maar daar zat 't
hem nu juist in. In al die twintig jaren had hij onder
al zijn brieven en telegrammen aan zijn vrouw ge
schreven: kussen. Dat gaf zoo den indruk van een
eeuwig verliefd gebleven charmante echtgenoot. En
nu had hij dat woordje den eenlgsten keer in zijn le
ven vergeten. Alleen maar vergeten, in groote haast,
in een telegrammetje, anders niets. Omdat hij op het
punt stond een trein .te halen. Wat natuurlijk dom
was, maar toch geen misdaad. Van Alice, zijn vrouw,
was het veel dommer, dat telegram aan die kletskous
van een vriendin van haar, die Minny Dickson t e
laten zien. Die in een minimum van tijd in heel Bel-
vair-city had rondgebazuind, dat het huwelijk van
Alice en Henry niet zoo ideaal meer was. Waardoor
Alice vreeselyk in haar eer getast was.
Om nu maar meteen een vreemd geheim te ver
klappen: het huwelijk van Henry en Alice binnen
kort zouden ze twintig jaar getrouwd zijn was
feitelijk een vergissing. En het vreemde was, dat ze 't
zelf niet eens gemerkt hadden. Zij dachten, dat het
Ideaal was.
Henry had nogal een wilde jeugd gehad. Dat wil
;en, hij had de lieve meisjes van de Hoogere Bur-
•hool nogal eens gezoend, voordat hij ze een week
tend had. Hij had namelijk een romantisch aange
licht ontvlambaar gemoed, en meer dan eens
hij wekenlang vooruit bij zijn moeder zijn zakgeld
'opgenomen, alleen om dit om te zetten in bloemen of
bonbons voor een meisje, dat de bezitster was van
een paar donkere oogen en een paar mooie vlechten.
Kijk eens hier, dat zijn feitelijk dingen, die je als jon
gen van zestien of zeventien jaar niet behoort te doen,
en die bewijzen, dat je in den grond feitelijk een laag
sujet bent.
Nu dan, op een feestje bij een van zijn vrienden
thuis, hij was amper twintig jaar toen, had hij Alice
ontmoet. Natuurlijk speelden de jongelui al gauw een
spelletje pandverbeuren of iets dat daarop leek. En
dat natuurlijk niets anders was dan een huichelaohtig
excuus om de meisjes uit het gezelschap te kussen,
zonder dat iemand daar aanstoot aan mocht nemen.
Bij die gelegenheid had Henry Alice gevraagd. Ze
waren spoedig verloofd en nog sneller getrouwd.
Het gekke was, dat Henry heelemaal niet met Alice
had willen trouwen. Hij had, zooals de meeste jonge
kerels, gedroomd van avontuurlijke reizen rond de
wereld, en van ontdekkingstochten, en om een of an
dere onnaspeurlijke reden, had hij altijd naar Alaska
gewild. In zijn verbeelding lag daar in het woeste,
nauwelijks betreden Noorderland, met zijn bergen en
wouden en onbezoedelde natuur van ongekende
grootschheid. het geluk. En hij droomde van de eohte
vro^w, die (laar te vinden zou zijn. zoo'n verblindende
natuurschoonheid, waarvan Curwood in zijn boeken
vertelt.
Maar Alice trouwde met hem. En hij werkte hard
en bouwde een groote zaak op. Hij was een half
millioen rijk, had voor Alice een rijke lijfrente ge
kocht en op dezelfde manier de toekomst van Ellen,
hun dochter verzorgd. Ellen ging trouwen. Alles was
dus volmaakt geregeld. Zoodat Henry maar besloot
zich uit zijn zaken terug te trekken en zich alleen
aan Alice. zijn vrouw te wijden. Tot zoover zou men
dus zeggen, dat die Jefferson een behoorlijke vent was
Jawel, dat was hij ook, als hij dat laatste woord in
dat telegram maar niet vergeten had. Dat woordje
„kussen".
Hij kwam thuis en vond Alice in een beleedigde
stemming. Bij het diner waren er tranen. „Het ergste
is", jammerde zij, „dat er maar negen woorden in dat
telegram stonden, zoodat je er geen cent door uitge
spaard hebt door „kussen" weg te laten."
„Ik heb het vergeten", zei hij.
„Je hebt het nog nooit vergeten, dat is 't juist. Er
moet toch wel wat van aan zijn, wat Minny zegt,"
pruttelde zij.
„Minny is een oud wijf", merkte hij harteloos op.
„Maar zij heeft het in heel Belvair rondgebazuind,
dat we niet meer gelukkig zijn, het is verschrikkelijk,
iedereen kijkt me er op aan. De menschen kletsen er
over. We moeten iets doen."
„Laat ze kletsen. Wat doet het er toe? Het maakt
toch absoluut geen verschil?"
„Voor mij maakt het een groot verschil," zei Alice.
streng.
Henry zat ermee in. Tot zijn min of meer ontstellen
de verbazing, zag hij plotseling een groote klove tus-
schen hen. En hij bedacht met schrik, dat die er
blijkbaar altijd geweest was.
„Je zou voor een paar dagen naar New-York kunnen
gaan, en mij vandaar een telegram kunnen sturen,
met „kussen" erin, en dan zou ik dat aan Minny kun
nen laten zien, die zou het dan weer rond vertellen en
dan was de eer en het figuur dat ik geslagen heb, ge
red," besloot Alice.
„Dat is zoo. Maar als ik naar New York ga, kan ik
niet naar het jaardiner van mijn club gaan. dat dit
het eenigste diner in het jaar is, waarheen ik alleen
ga. en dat ik niet wil missen, omdat ik dan al mijn
oude vrienden ontmoet," weerstreefde Henry.
„Onzin," besloot Alice, „wat beteekent een jaardiner
vergeleken met mijn eer?!!"
Allerlei gedachten woelden door Henry's hoofd en
hij kon ze maar niet uiten. Woorden van verwijt, ge
rechtvaardigd verwijt... twintig jaren... twintig jaren
van zijn leven had hij haar gegeven, haar eerlijk en
trouw gediend... al zijn jeugddroomen van liefde in
de wildernis, van avonturen, van vroolijke onbezonnen
heid. van vrijheid, van zoeken naar de ideale vrouw,
alles... alles had hij haar geofferd... en daar zaï ze nu,
nam alles op of het van zelf sprak en zoo hoorde, gaf
er zelfs geen steek om, om zijn offers niet en om hem
niet, om hun „geluk" ook niet, alleen maar om de
praatjes, en om het figuur dat ze dacht geslagen te
hebben in de oogen der menschen, daarom gaf ze..."
Maar dat is natuurlijk onzin; over dergelijke din
gen praat je niet met je vrouw, als je bijkans twintig
jaar getrouwd bent.
„All right", zei hij met een vreemde stem, ,i,k zal
gaan".
Dien avond ging hij naar New York. Een paar dagen
later kreeg Alice het beloofde telegram, met „k u s-
s e n" erin. Het luidde: Liefste Alice vaarwe' voor
altijd vertrek vandaag naar Alaska Kussen
Henry.
HUMOR.
Gelooft U ook, dat de Radio de krant verdrin
gen zal?
Uitgesloten! Je kan toch nooit een boterham in
een radio wikkelen?!
De circusdirecteur treedt de manége binnen en
spreekt: Dames en Heeren, de degenslikker kan he
denavond zijn gewone nummer niet uitvoeren! De dok-
.ter heeft hem streng dieet voorgeschreven. In verband
hiermede zal de degenslikker geen degens slikken,
doch slechts kleine aardappel- en fruitmesjes, alsmede
kurkentrekkers!
Ik heb een leelijke eksteroog onder mijn voet.
Wees blij! Nu kan tenminste een ander er niet
op trappen!
„Tegen deze vreeselijke ziekte," aldus doceerde de
professor, „kent de wetenschap slechts twee genees
middelen en het treurigste is, dat geen van bei
den helpt!"
Mevrouw: Als je vanavond, als. we gasten hebben,
aan tafel bedient, Marie, moet je geen armbanden of
diamanten ringen dragen!
Dienstmeisje: O mevrouw, ik heb niets van waarde!
Maar ik dank U toch voor de waarschuwing!
Gastvrouw (vleiend)Weet U wel, mijnheer, dat wij
een heeleboel over U gehoord hebben?
Bekend politicus (eenigszins afwezig): Best moge
lijk, mevrouw, maar U kunt me niets bewijzen!
Wanneer is vriendschap waar?
Als, die gij kent vanaf Uw jeugd
U laten deelen in wat vreugd
Uit vroeger dagen,
Herinn'ring wekkend aan den tijd,
Toen gij in overmoedigheid
Om vreugd kwam vragen?
Die 't pleintje kennen nog vantoen,
Het schooltje in net oud plantsoen,
Uw huis. de rest van Uw fatsoen,
Uw heldendagen?
Is vriendschap waar, wanneer men zegt:
„Mijn vriend, wat is Uw nood,
„Spreek, zoo ik U soms helpen kan,
„Maak mij tot deelgenoot
„Van al hetgeen Uw hart beklemt,
„En U zoo stil en zorg'lijk stemt!
Maar d'eigen zelfzucht schept geen baat,
We praten wat, we geven raad,
We rijzen op bij „ja" en „neen".
Maar buiten staat de vriend alleen!
Of wel, wanneer in dagen van geluk
We bloemen dragen... naar een feest,
We zijn toch vrienden, en 'een bloem nietwaai,
Hoort bij de hulde en den goeden geest.
We buigen voor den bruidegom, de bruid,
We heffen 't glas met parelenden wijn.
We stemmen in met 't schallend feestgeluid,
Hoera, de vriendschap mag er waarlijk zijn!..*
Tot weer 't bestaan van den gewonen dag
De lippen plooit tot een beleefden lach!
Is <lat dan vriendschap, die na jaren groeit
Bij handel in diverse koopmanswaar,
We wa»en eerlijk, nooit werd er geknoeid,
We maakten altijd een royaal gebaar.
Zoo schaarden we de vrienden om ons heen.
Die ons na jaren achten en vereeren,
Die ons vertrouwen in het algemeen,
En hart'lijk spreken als we jubileeren!
Neen. dan alleen is vriendschap waar:
Als we de blijheid van het eigen leven,
De kleine, lieve daden van den dag,
Om niet aan and'ren waarlijk willen geven,
Met onbaatzuchtigheid tot hoogst gezag.
Wanneer we troosten, steunen en verzachten
Bij leed van and'ren, omdat leed verbindt,
Door sterke daden, heerlijke gedachten,
Waarin de liefde steeds haar oorsprong vindt!
Mei 1932. KROES.
(Nadruk verboden).
324.
Plotseling hoorde Pim hevig sohreeuwei
Een verwoed gevecht ontstond.
De Arabieren, woest geworden,
j' Sloegen hevig in het rond.
De pret was weldra ernst geworden,
Pim zag dra het groot gevaar,
Zette het spoedig op een loopen,
Voor die dolle ruiterschaar.
325.
Toen Wim zijn verhaal had geëindigd.
Zei tot hem het lieve kind,
Jongen blijf hier rustig wachten,
Tot ik wat eten voor je vind.
Me dunkt, het zal me gemakkelijk vallen,
Iets te vinden, goed voor jouw,
Wil jij dus hier blijven wachten?
Wim zei. Alsjeblieft juffrouw.
Bij piloot, die ook het groote gevaar zag,
Zei tot Pim, het wordt nu tijd,
Om zoo gauw mogelijk te verdwijnen,
Ver weg van den woesten strijd.
Want weldra zullen zij zich gaan keeren.
Tot de vreemdelingen als wij,
zijn ze hun eigen strijd vergeten,
En dan zijn w;
ij er gloeiend bij.
327.
Spoedig keerde het meisje weder,
O, wat was die jongen blij,
Ze bracht Wim, die een leege maag had,
Een groot bord lekkere rijstebrij.
Daar jongen, zei ze vriendelijk kijkend,
Dat smaakt jou wis en zeker goed.
Dank U juffrouw, zei Wim, dat zal het zeker,
Honger maakt zelfs rauwe boonen zoet.