Als alles slaapt. De stad der Olympische Spelen. 'deri Geschiedenis en b ij zonder, heden over Los Angeles. Kan er bij U Ingebroken worden? Misdadigersmethoden en hnn bestrijding. M is in zeker opzicht maar gelukkig, dat wij ons i onzen slaap niet bewust zijn van alles wat er om c:s heen plaats gry'pt. „Wat niet weet, wat niet deert" li een spreuk, die men vooral zou kunnen aanhalen met betrekking tot nachtelijke gebeurtenissen. We j«en den anderen morgen wel in de kranten, aan welke gevaren wij in den afgeloopen nacht hebben bloot gestaan: „Kind geroofd". ..Brandkar't gefor ceerd". „Keukenmeid aan haar bed gebonden". jiuto overvallen" In 't bijzonder zijn het de diefstallen die door hun aantal onze aandacht trekken. Met het stijgen van den socialen nood komen ook inbraken en beroovin- gen steeds veelvuldiger voor. Onze voorvaderen stonden tegenover deze vergrij pen steeds minder machteloos dan wij. Ten eerste waren zuurstofapparaten, geperfectionneerde loopers en andere moderne werktuigen nog geen wapen in handen der misdadigers, omdat genoemde hulpmidde len nog niet eens waren uitgevonden. Ten tweede woonde bijna iedereen, die de moeite van het bestelen waard was, in een burcht omgeven door een slot gracht en een slotmuur en dag en nacht bewaakt door poortwachters en wat dies meer zij. Zy, die zich in leven hielden door zich goederen van anderen toe te eigenen moesten zich dus voornamelijk beperken tot de struik- en straatrooverij. Kan er bij U worden ingebroken? U zult zich mis schien niet competent achten om die vraag te be antwoorden. U haalt de schouders op en zegt. dat U lid bent van den nachtveiligheidsdienst. Maar ook de veiligheidsdienst slaapt wel eens! Wanneer we ln details treden en bijvoorbeeld vragen, of U een gla- delk zen venster al is het nog 200 klein a3-n Uw voor- >oediH deur kebt. dan zal het meerendeel der lezers deze vraag met ..ja" beantwoorden. Toch is dit pricipieel verkeerd (niet de beantwoording van de vraag, maar I het feit, dat een straatdeur glasruiten heeft). Uit een esthetisch oogpunt is het misschien zeer toe te jui chen. dat de voorzijde van Uw huis er zoo aantrekke lijk mogelijk uitziet, maar veilig zijn deurvensters is thaa in geen geva1, Het zekerst »s het een voordeur zon der glas aan zijn woning te hebben en het licht in de gang door roosters te laten binnenvallen of wel het daglicht te vervangen door kunstlicht. Vensters, die zich dicht bij den grond bevinden die- Kriine nen beschermd te worden door blinden, waar men van ka; |uiten af n,et 8auw vat op heeft. Wanneer U ev|pwel mocht meenen dat U na deze voorzorgsmaatregelen te hebben genomen, rustig kunt gaan slapen, dan moe ten wij U helaas teleur stellen, tenminste wanneer U behoort tot de zeer rijken: de mlllionnairs en multi- millionnairs. tot de menschen in wier woning(en) men geen stap kan doen zonder op rijkdommen te ch. jVappen. >uden, ing vtq ingesi Veiligheidsvensters. De beroepsinbreker heeft met Uw sloten niet veel ïoeite, al is Uw deur ook voorzien van het nieuwste i het. gebied der „afsluitpolitiek". Wij herinneren ons dit verband het min of meer kluchtige verhaal van en insluiper, die betrapt werd en toen aan den heer es huizes zy'n levensgeschiedenis opdischte: Hij was exp:: ng geleden slotenmaker geweest, maar had een toe- vel barbel uitgevonden, waarmee hij de ingewikkeldste slo- kon openbreken. Toen hadden ze hem ontslagen hij mocht nfct terugkomen vóórdat hij een slot had tgevonden. dat bestand was tegen z'n eigen appa- aat. Dit was hem niet gelukt en tenslotte had hij van en nood een deugd gemaakt en was inbreker gewor- en. Grendels e.d. beschermen den nietsvermoedenden g; oped irger dus niet in voldoende mate tegen de belagers '®n zijn bezittingen. Ultraviolette en infraroode stralen zijn een dege- ker middel, maar ze kosten op zich zelf een ver- opig Vet l0&en- Deze stralen zijn onzichtbaar en kunnen de •p tot S ïheele ruimte bestrijken om een kluis of brandkast. Vr Jodra de dief in het veld van de stralen treedt, g in de aarschuwt een bel zoowel de politie als de bewoners n het huis en is de zaak goed ingericht, dan ls on- r deza. omstandigheden de dief de niets-vermoeden- en hij is geknipt, vóór hij begrijpt, wat er aan de ind is. Wie ul.iaviolette stralen te duur vindt, kan zijn agtrappen benutten als „waarschuwingsdienst". st\Al 7? trede geeft een w-einig mee als iemand de trap •luipt en zelfs de meest geoefende vakman is niet staat om zijn gewicht tot niets te reduceeren. Is de kanjer, waar zich de gezochte kostbaarheden nen alleen te bereiken via een trap. dan loopt de het risico dat hij met eigen voet de gendarmerie rschuwt, doordat het drukken op de treden gelijk t^met het drukken op een electrische schel, derde systeem om ongewenschte gasten het ïn te beletter is de camera, die in het donker leert. De. onlangs overleden kodakkoning "'Dan heeft dit toestel verbeterd. Het werkt ook als 8|Diinrichting en heeft het voordeel, dat het boven- Rechtö bewijsstukken levert, n.1. de foto's die het maakt. U hebben hiermee eenige van de voornaamste ma- pen beschreven om „kapers" van de brandkast te Men; het spreekt vanzelf, dat de onderwereld op ar beurt weer maatregelen neemt om de werking S1gnalen, camera's enz. te niet te doen en het gaat lv"&3 alS 0161 drn PantserP*aat en den kogel- Eén aagsclw fstief 15 -ftto^ee Notf Esslfl jaat-g^ \L I>' ermi' jitspra*1 eur Z.. een j»* van n Z. mroen.J oudenc'1 de construeert een kogel, de andere bouwt een 'Eerplaat, waar de kogel niet door heen kan. De Ultraviolette en infraroode stralen als bewaker vaar de brandkast. eerste vindt nu een nieuw projectiel uit en de tweede verbetert zijn tegenmiddel. Zoo gaat het door. In een beroemd boek van Jules Verne wordt deze strijd op kostelijke wijze geschilderd. Eén der rivalen is een held in het vervaardigen van stalen muren, de andere ls niet te overtreffen in het uitvinden van projectie len. Op zekeren dag gelukt het den projectielen-man om door den metalen muur van den ander heen te Geen glas aan voor- en portaaldeuren! breken. Maar zijn tegenstander laat zich niet ontmoe digen. Hij verkondigt, dat hij n u een plaat heeft ge formeerd waar niemand door heen komt. Hy" zal er zelf achter gaan staan op tien voet afstand. De kogel constructeur weigert echter op het aanbod in te gaan. „Op vijf voet afstand", stelt de ander voor. „Neen, zegt de schutter. „Op twee voet". Maar de projectielbouwer antwoordt: „Ik schiet niet meer, al ging je er vóór staan." De onderwereld weet echter van geen ophouden en haar bestrijders geven het evenmin op. Een waakhond werd gesteld tegenover een onhoorbaren voetstap, ver gif tegenover den waakhond, grendels tegenover het vergif; „de verlengde arm" deed de grendels te niet, sloten verlamden „den verlengden arm", loopers maka- ten de sloten waardeloos; Lip's sloten hielden de loo pers tegen, maar bleken niet bestand tegen meer ge raffineerde inbrekerswerktulgen. Lettersloten werden ook al geforceerd, kluisdeuren met de zuurstofvlam bewerkt, electrische geleidingen onbruikbaar gemaakt en men vraagt zich af, hoe lang het zal duren, vóór de „zwarte camera" buiten gevecht ls gesteld. Voor inbrekers is niemand veilig en het eenige ge ruststellende hierbij is. dat ook de inbrekers niet vei lig zijn en dat tegenover de middelen om te „kraken" de middelen om te „knippen" niet geheel machteloos staan. trap waarschuwt de politie. CALIFORNIë'S HISTORIE. DE geschiedenis van Californië is zoo nauw met dis van vele andere landen verbonden, dat het wèl-gerechtvaardigd schijnt, in dit land de Olympische Spelen van 't jaar 1932 te houden. Zes vlaggen hebben over Californië gewapperd; de eerste kleuren waren die van het destijds zoo mach tige Spanje, dat de West-Amerikaansche gebieden voor zich opeischte nadat Columbus ze in 1492 ontdekt had. Wie de geschiedenis van Californië nagaat, zal be grijpen, dat ze vóór alles samenhangt met öe geschie denis van het Spaansche Ryk, welks koene zeevaar ders en avonturiers hun schepen derwaarts koers de den zetten. De eerste was Cortez, die na zijn verove ring van Mexico in 1519 den koning van Hispaniën fantastische verhalen over Californië vertelde. Hij beschreef het als een groot eiland, fabelachtig ryk, uitsluitend door vrouwen bewoond, wier koningin Calisia heette. Deze naam wordt door de meeste ge schiedschrijvers als de oorsprong van den naam Cali fornië beschouwd. Doch aan den „Columbus van Cali fornië" Juan Rodriguez Cabrillo bleef het voorbehou den, als eerste Europeaan, vasten voet op Californië's bodem te zetten en met de begonnen opsporingen voort te gaan. Eerst landde hij daar, waar thans de stad Sap Diego ligt, en later bij San Pedro, de tegen woordige haven van Los Angeles. Hier beklom hij de torenvormige klippen en kon, over het wijde dal heen, het vlek ontdekken waarop later Los Angeles gesticht werd. Cabrillo echter drong niet verder het land bin nen. Eerst Sebastian Viscaino. een strijdmakker van Cabrillo, sloeg het Spaansche hof een nederzetting in, en de exploratie van Californië voor. Zijn dood ver hinderde echter het plan waartoe in 1606 het hof zijn toestemming had gegeven. Gedurende de volgende 160 jaar £etrad geen blanke Californië's grond. Toen ech ter Engeland en Rusland aan de Pacific Coast actief werden, besloot koning Carlos II van Spanje, de kolo nisatie van het gebied ter hand te nemen. Hij droeg den markies van Croix, die toen onderkoning van Mexico was. en Jose de Calvez de uitvoering van zijn voorgenomen plan op. Met Dan Gaspar Portola als mi litair vertegenwoordiger, en frater Junipero Serré, een Franciscaner monnik als vertegenwoordiger van de Kerk, maakten zich in 1769 van La Paz ln West- Mexico twee expedities te land en te water op. Zij trof fen elkaar in San Diego. Na met vete en zware moei lijkheden te kampen gehad te hebben, gelukte het hen tenslotte de eerste keten van missies van San Diego tot San Francisco te leggen. De verschillende pleis terplaatsen lagen een dagreis van elkaar. De meesten er van bestaan thans nog en het pad waarlangs de monniken hun ezels en hun pakwagens voerden, is nu een breede landstraatweg. Men noemt hem „El cami- no real" des Konings Landweg. Don Gaspar kwam, als eerste, op de plaats aan waar zich thans Los Angeles verheft, toen hij met zy'n ex peditie van San Diego uit naar Monterey marcheerde. Toenmaals was het een zandig, vrij woest, met cactus sen dicht begroeid dal, waardoorheen zich een zwak stroompje slingerde, dat men den naam van Rio Por- tiüncula gaf (1). Aan de oevers van dit riviertje von den zij het Indianendorp Yang-na. Toen Spanje be sloten had in Californië nederzettingen en dorpen presidios en pueblos) te stichten, koos Felipe de Neve, gouverneur der beide Californiën in 1781, het tegen woordige gebied van Los Angeles tot de plaats voor een pueblo. De missies begonnen te bloeien, de pue blos groeiden en de presidios breidden zich uit. Lang zamerhand drongen de pioniers van uit het oosten de Nieuw-Engeland-staten binnen en baanden zich wegen door het geweldige vasteland, werkten zich groeps gewijze door de nauwe passen van de Rocky Moun- tains en verspreidden zich aan de Pacific Coast. De beroemde en beruchte goudroes van 1849 bracht een mengelmoes van bevolking uit alle deelen der wereld. Zij kwamen in huifkarren van over land en in schepen rond Kaap Hoorn van over zee. De ontdekking van het glinsterende kostbare metaal in de nabijheid van Sacramento maakte Californië tot wereld-rendez-vous van avonturiers, bandieten, mislukten en droomers, maar ook van doelbewuste, daadkrachtige pioniers. Californië is nu de tweede groote staat der Ameri kaansche Unie, met een totale oppervlakte van 158.297 vierkante mijlen. Er wonen thans 35.653.645 menschen in dezen zonnigen, aan natuurschoon zoo rijken staat. Het geheele land is als bestrooid met groote en kleine steden, zooals o.a. San Franois- co, wereldberoemd door zijn kunstgalerijen, zijn pracht-haven, industrieën en internationalen handel; Sacramento, de residentie der gouverneurs van den staat, middenin het dal waardoor de rivier de Sacramento stroomt; Berkely, met zijn beroemde „Universiteit van Californië"; Bakersfield met zijn vrijgevige petroleumbronnenSan Bernardi- no, het middelpunt der sinaasappel- en citrusvruch tenplantages; Long Beach, Hollywood en vele andere, doch bovenal Los Angeles, de metropolis van den staat, 120 jaar geleden nog een armzalig Indianendorp, heden een millioenenstad van reusach tige afmeting, een stad die door den wil en den drang der vooruitgang wordt beheerscht en die zich bewust is van de mogelijkheid neen, van de zekerheid een maal de grootste stad van het Amerikaansche vaste land te worden. STAD DER ENGELEN. Dit jaar vieren we voor de 390ste maal de landing van Juan Rodriguez Cabrillo. Kon hij heden nog eens de rotstachtige riffen beklimmen, vanwaar men de ha ven van Los Angeles kan overzien en ver in het Noorden het Siërra Madre gebergte ontwaren kan, dan zou zich een overweldigend beeld aan zijn oog ontvou wen. Zijn blik zou gekluisterd worden door de reus achtige „Engelenstad", waarvan de grondslag door zijn landsman Felipe de Neve in 1781 werd gelegd en wiens hoogst bescheiden stichting zich tot deze wonderbaar lijke metropolis heeft ontwikkeld. Daar waar de stich ter den grondsteen voor zijn pueblo zette, staat thans nog een oud kruis. Kunstvaardige handen sneden in de balken van dit kruis de volgende woorden: „El pueblo de nuestra senara la reina de los angeles", de stad van Onze Lieve Vrouw, de Koningin der En gelen. Dit oude kruis verheft zich in het midden der nauwe ipaar zeer drukke Olivera Street de Olijf boomstraat. Hier leeft het oude Mexico nog. Met zeildoek oevrdekte stalletjes en tentjes rijen zich aan bontverslerde kramen; café's aan marionet tentheaters; waarzegsterstafeltjes aan bloemen- of cac- tuskramen. Hier knielt een in het zwart gehulde vrouw voor een in 'n bouwvallig stuk muur aange bracht madonnabeeld, daar biedt een „goudsmid" van onedel metaal vervaardigde sieraden aan: ringen met een verzilverden doodskop, dasspelden met „echte" glaspaarlen, oorhangers, armbanden colliers en kettin gen aller soort. Oude verschrompelde vrouwen bieden met luiden stem Mexicaansche nationale spijzen aan: tortillas, ge- en verpeperde tomaten, gevulde peper- basten, tanales en nog veel meer andere gerechten. Men mag kijken naar het toebereiden, maar men doet beter er maar niet naar te zien; men mocht zijn eet lust eens voorgoed verliezen! Alles, wat maar eenigs- zins met Mexico in verband staat, kan men hier krij gen; behalve de zooeven genoemde spijzen, nog meer eetwaren, verder uit de hand geweven dekens, aarden potten, pannen en kommen, rijstpapier, houtsnijwerk, tot op 50 centimeter verkleinde caballeros van gips, Indianenkoppen, speerpunten, sombreros, rozenkran sen. portretten van de Madonna van Guadeloupe en gedroogde meloenschalen die als drinknappen dienst doen, Schoenpoetsers zingen hun „Zapatitos limpiar", of vleien, als ze denken met een „Americino" (2) te doen te hebben; „Polish, sïr?" of „Shine, mister?", zoowat de eenige woorden U. S. die ze kennen! Kinderen bedelen 'u paar centen voor snoepgoed bij elkaar, vrouwen blèren „la Poloma", door mannen op de guitaar, in eentonige accoorden begeleid. Het andere eind der straat komt uit op de Plaza- Het is een ronde grasvlakte met boomen en zitbanken. De banken zijn altijd dicht bezet, 's Zondags is de Plaza altijd bijzonder levendig Dan is zij het trefpunt van allen die ter kerke gaan en van diegenen die niet naar het bedehuis optrekken en tot geen godsdienstige secte behooren, maar toch religieus zijn. Ieder wil dan herder zijn, doch geen tot de kudde behooren. Wel tien houden er tegelijk toespraken in het Spaansch of Engelsch, al naar de nationaliteit van hun toehoor ders. Sommigen zingen, bidden, dansen, huilen en schudden het lichaam door mekaar ter wille van de religie, en slaan menigmaal zich zelf met rake slagen en harde stompen om der religie wille. Maar dan komt de politie. HET CHINEEZENKWARTIER, Vlak aan de Plaza grenst het Chineezenkwartier. Daar heerscht altijd een beklemmende stilte- alsof in dat gansche stadsdeel selehts een klein aantal men schen woonden. Hier en daar komt men een der geel- gezichten tegen. De anderen zitten in, meestal geslo ten winkels, waar ze zich onledig houden met spelen waarvan niemand iets begrijpt, rooken uit lange pij pen waarin ieder opium vermoedt. Er is echter slecht3 weinig gevaarlijke tabak in. Opium rooken ze, in de stiekumte, ergens anders. In het zuiden sluit zich het industrie- en handels gebied aan het Chineezenkwartier aan. Kleinijzerwerk- fabrieken, ateliers voor het monteeren van landbouw werktuigen, reparatiewerkplaatsen, groot-bakkerijen, opslagplaatsen voor natte en drooge koopmansgoede ren, markten voor allerhande waren en producten wisselen elkaar in dit onvriendelijke stadsgedeelte van Los Angeles af. En daaraan grenst weer. in het zuid westen, het kwartier waar het eigenaardige wezen van het zwarte ras, de neger, heerscht. Op straat, in de kapellen en café's, onverschillig waar, waait U de lichte, ontastbare, oppervlakkige en toch zoo zielsdiepe adem van den zoon van het Aethiopische ras tegemoet. Mainstreet (de Hoofdstraat) deelt de stad in twee- en: in Oost en West. Dat is in alle Amerikaansche staten zoo. In Los Angeles scheidt deze straat echter nog wel meer: de gezeten burger van den arbêider, de zakenman van den venter, de rijke van den arme, de glans der reinheid van de dofheid van het vuil. De voornaamste straat van „West" is Broadway (Breede- weg); die van „Oost", dat deel van „Fifth Street" (de 5destraat) dat even oostelijk van Mainstreet ligt. Het verdere „West" tot dicht bij de hoogen waarvan men op den Stillen Oceaan ziet, en in het noordwesten tot Hollywood, is het district van de renteniers en de ver mogenden. Onder altijd groene palmen en achter bloemperken en gladgeschoren gazons verscholen, staan hier de snugge landhuizen, even slaperig, en in de subtropische zon even tevreden als de menschen die er in wonen. Hier, in dit complex, in het Tentoonstellingspark, dat een uitzicht op Mount Wilson biedt, die nog tot in Mei een witte sneeuwkap draagt en welks Observato rium door de onderzoekingen van Michelson en Ein- stein een wereldfaam verkregen heeft, hier in dit park ligt het Stadion, waar de tiende Olympiade ge houden zal worden. HET STADION DER 100.000. Te midden van altijd frisschen, groenen parkaanleg. ligt het overweldigend bouwwerk: het Stadion. Zwaar en lomp rijst hier het massale betonwerk uit den grond op als een gedenkteeken, passend geëncadreerd door het fraaie park. Als een lang, dikbuikig, ovaal rust dit kolossale steengevaarte in blijde verwachting van de komende Olympische spelen. Het Stadion werd in 1923 gebouwd, in het jaar waarin Lo® Angeles als de plaats voor het houden der 10de Olympiade in uitzicht werd gesteld. Men noemde het eerst het „Los Angeles Coliseum". Het had toen 75000 zitplaatsen. In de arena zijn reeds geregeldnationale en internationale sportkampen gehouden. Toen nu de stad Los Angeles definitief voor dit jarige Olympiade werd aangewezen, was een vergrooting van het Coli seum noodzakelijk. De verschillende verbouwingen en nieuwe werken verslonden millioenen dollars en ver schaften aan honderden jarenlang arbeid. De uitbrei dingswerken omvatten ook het vergrooten der tribunes voor de toeschouwers, zoodat er thans 105.000 zitplaatsen zijn. De baan werd omgelegd, bureaux voor comité's, rechters, technische lichamen en de pers werden bijge bouwd en ook clublokalen. Buitendien werd op het ter rein rondom het Stadion een promenade aangelegd, waar degenen der toeschouwers die „zitmoede" worden, zich kunnen vertreden. De baan werd verbeterd om aan de wenschen der athleten van licht gewicht te voldoen. Het speelveld binnen de baan werd in uitmuntenden toestand gebracht voor voetbal, hockey- en dergelijke spelen. De bodem, die uitgediept moest worden, om een diepliggende arena te kunnen maken, werd gelijkmatig doch met tusschenpoozen weer opgehoogd om een vas ten bodem te verkrijgen. De groote tribune wordt op 28 polaatsen door tunnels doorboord, door welke de bezoekers van het stadion den weg naar binnen kunnen vinden, zonder van den hoofd ingang behoeven gebruik te maken. Tusschen deze tun nels voeren 29 trappenwegen naar de 5 meter breeda promenade, die om het geheele Stadion loopt. Toiletten, kleedkamers, stortbaden en vestiaires zijn op de beste wijze voor een zoo practisch mogelijk ge bruik aangebracht. Ruime gangen, die uitsluitend door de aan de sporten deelneemenden mogen gebruikt worden, voeren naar baan en veld. Vlakbij ligt het Olympiadorp waar de wedstrijders in Olympischen eenvoud en in overeenstemming met de idealen en principen der athleten kunnen leven. Zij kun nen hier hun vrijen tijd ongedwongen doorbrengen. Prettige huisjes, gemeenschappelijke localen. keukens, eetzalen en rusthoekjes zijn practisch en gemakkelijk ingericht.. Op het terrein van het Stadion bevinden zich ook het schermpaviljoen en de zwemstations. In het geheel zijn er 9 stadions en auditoriums en verschillende waterba nen voor de groote wedstrijden en de sportfeesten in gericht. De voorbereidselen der organisatiecomités beloven de groote, tiende, internationale Olympiade te maken wat zij zijn moet: een harmonisch samentreffen van alle naties, een wedstrijd der krachten in eerlijken sport- geest, opvoeding tot sporteenheid der volken en het aan kwekken van het besef van broederschap van alle men schen. De Nederalndsche deelnemers vertrekken 2 Juli per s.s. „Statendam", naar New York en vandaar naar Lob Angeles. De „chef de mission" is de heer C. F. Keller- bach, de man, die op zoo uitnemende -wijze in 1928 voor het technische verloop onzer eigen Olympische Spelen heeft zorg gedragen. De Nederlandsche officieren-deelnemers, die onze rui- ter-equipe vormen, logeeren niet in het Olympiadorp, maar op eigen gelegenheid (omdat zij in de buurt hun ner paarden willen blijven). Zij gaan ook niet per s.s. Statendam", maar met hun paarden geheel per boot door het Panamakanaal. Dat onze Nederlanders hun beste beentje zullen voor zetten wie durft er aa.n te twijfelen! Dat zij eereme taal zullen thuisbrengen laat ons dat hopen! (1>. De Porciüncula was' een „aflaat", die men in de kloosters van San Francisco op den 2den Augus tus kon verdienen; aldus genaamd naar het klooster van „Nuestra Senova de los Angeles de Porciüncula", waar deze aflaat het eerst ingesteld was. (2). Iedere blanke vreemdeling is hier ,,'n Ameri kaan!"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 7