De bezoeker. Het gestolen luchtballonnetje °f De geschiedenis van twee deugnieten. WETENSWAARDIGHEDEN. HUMOR. sn aan e maait Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 28 Mei 1932. No. 9078. ZATERDAGAVONDSCHETS Een vreemde historie door SIROLF (Nadruk verboden). MENEEER BOTTIN, de bekende bankier van den boulevard des Italiens, in het haortje van de Parijsche zakenwijk, zat dien avond nog heel laat in zijn kamer te werken. Dit werken be stond feitelijk uit niets anders dan het maken van kleine berekeningen, renteberekeningen. En het was perkwaardig om te zien, met wat voor hooge rente- cijfers de heer Bottin zijn berekeningen maakte. Hij poemde zich dan ook wel bankier, maar in den grond was hij eigenlijk niets anders dan een gewone woekeraar. Hij leende geld uit, zeker, net als een ban- •kier, maar de rente die door z'n slachtoffers moest worden opgebracht, varieerde van 25 tot 50 per maand. En de heer Bottin deed goede zaken. Hij ont ving zijn klanten, meest kleine zakenmannetjes, die aan den grond zaten, met de grootste welwillendheid, verzekerde hen, dat hij hun graag wilde helpen, o zeker. En als 't op de rente aankwam, zei hij met een vriendelijk lachje: „Och, dat komt wel in orde, mijn waarde, U betaalt me eiken maand 25 Ti, behalve de aflossing. Vindt U dat te veel? Och kom, mijn beste vriend. Bedenk eens, welk een risico ik loop. En dan, wat gebeurt r, als ik U niet help? Niemand wil U crediet geven, veel minder geld leenen. Als ik U niet help. bent U de volgende week failliet." Dan schil derde hij de beangste zakenmcnschjes het naderende noodlot met de felste kleuren af en het resultaat was altijd, dat de klantjes, met een gevoel van opluchting, het kantoor van den „bankier" verlieten, met het vu rig begeerde geld in den zak, terwijl de heer Bottin hun schuldbekentenis, waarmee hij hen kon maken en breken, in zijn brandkast bergde. ♦Het was doodstil de kamer, waar de heer Bot tin achter het zware eikenhouten bureau zat en cij ferde. Het had reeds lang 12 uur geslagen, en door het heele huis heerschte een volkomen stilte, die slechts verstoord werd door het ritselen van de hand I van den bankier over het papier. Lange rijen cijfers bedekten het vel papier, dat voor hem lag en steeds kwamen er meer bij. Hij was nu aan het einde van de bladzijde gekomen. Alvorens een streep onder zijn rekening te zetten, om op te tellen, liet hij zijn blik nog eens gaan langs de lange rijen cijfers. En bij elk cijfer stond hij even stil en dacht hij aan den man, die dat cijfer moest betalen. Lang had hij zoo roerloos gezeten en op het blad papier gestaard, toen hij opeens een angstige gewaar wording kreeg. Hoe het kwam. wist hij niet, maar zijn heftig bonzend hart zei hem, dat hij niet alleen was. Hij had niet het minste geluid gehoord, hij had niets gezien, maar hij wist, voelde dat er nog iets, iemand in zijn onmiddellijke nabijheid was, die hem gadesloeg. Hij voelde, dat hij wit als een doek werd. Schichtig keek hij op. En zijn verwilderde oogen staarden met ontzetting naar een schaduw op het gordijnv oor het raam. Scherp teekende daar de sil houet van een menschengedaante op af. De schaduw bewoog niet. Door een onweerstaanbaren drang ge dreven trad de heer Bottin, met knikkende knieën naar het raam. Zij hand beefde als een espenblad, toen hij het gordijn oplichtte. Van schrik verstijfd staarde hij naar buiten. Daar, aan de andere zijde van het glas keken twee oogen hem aan, als wilden zij hem in de ziel boren. Roerloos van angst stond de heer Bottin daar, niet in staat zich te bewegen, en keek met uitpuilende oogen in de twee geheimzinnige glanzende oogen in een bleek gezicht aan de andere zijde van het venster. Toen, geruischloos, als door een onzichtbare hand bewogen, werd het raam open geschoven. En het volgende oogenblik was de zwijgen de gestalte naar binnen gestapt, terwijl hij het ra#am achter zich sloot. Meneer Bottin keek onafgebroken naar de oogen, die tot in zijn ziel boorden. Hij zag niets anders. Hij wist alleen, dat zijn geheimzinnige bezoeker in het zwart gekleed was. Meer niet. Ook kwam hem het gezicht bekend voor, doch in zijn angst kon hij het maar niet thuisbrengen. De zwijgende man in het zwart vatte den sidderen den bankier bij den schouder en met onweerstaanbare kracht duwde hij hem achteruit naar zijn bureau en drukte hem in den stoel neer. Meneer Bottin dacht het te besterven. De donkere gestalte, waarvan hij alleen de fel liohtende oogen zag, bleef naast het bureau staan. Toen begon de geheimzinnige bezoeker te spre ken. „Bankier Bottin," begon hij met een vreemde stem, die uit de verte scheen te komen, „ik weet, dat het niet Uwe gewoonte is, zoo laat bezoekers te ontvangen. Maar ik moest komen, bankier Bottin, en bederk wel, beter later dan nooit! Weet ge wie ik ben? Neen? Welnu, myn naam is Conscience. Een mooie naam, meneer Bottin. Ge weet wel, wat dat beteekent niet waar? Geweten beteekent mija naam. Ik moet eens met U praten, bankier Bottin. Wel, ge waart aan het werk, zie ik. Neen, tracht dat papier niet weg te schuiven. Laat eens zien. Komaan, ge weet goed te rekenen. Dat is een mooie winst, 25 per maand. Kijk, de winkelier Babette heeft U dus al vier maan den lang 25 betaald? Dat is een mooie winst, 100 Tc- En nu wilt ge hem morgen aanmanen om met de af lossing te beginnen. Wel, wel, en ge weet, dat hij het nu juist niet missen kan. Ge zule hem echter laten voelen, dat hij in Uw macht is, hij zal spartelen In Uw handen als een aal, die gevild wordt. En kijk eens, die Boncour, die betaalt zelfs 40 Tc per maand. En morgen moet hij alles, rente en aflossing betalen. O. ge weet wel, dat hij deze week door een trouwe- looze bediende voor duizenden is opgelicht. De man is eerlijk als goud, zal U alles tot den laatsten cen time terugbetalen, over een paar maanden. Maar, dat wilt ge natuurlijk niet. O, ge wist wei wat ge deed! Nu morgen moet hij betalen. Het staat alles immers op zijn schuldbekentenis? En ge zult geen medelijden hebben. Of? Ja, of hij moet er in toe stemmen, U zijn lieftallige dochtertje, dat bloeiende, jonge kind, van nog geen achttien lentes tot vrouw te geven, U, man van vijftig, die het leven reeds ge noten heeft. Ha, ha, ge weet wel, wat ge doet, ban kier Bottin. Och, kijk hier, die weduwe Clarence be taalt 50 per maand. Wel natuurlijk, die vrouw, die haar man in den oorlog verloor, die nu" alleen de zaken drijft., die kun je niet vertrouwen. Bovendien is het maar een vrouw, die zich niet durft verzetten tegen Uw handige zakenmanieren, bankier Bottin! Het is een lange lijst, mijn waarde. Maar ik ben nu alleen maar voor deze drie gekomen. Babette, Boncour en de weduwe Clarence. Bankier Bottin, geef mij die drie schuldbekentenissen eens uit Uw brandkast? Neen laat die revolver gerust in de lade van Uw bureau liggen. Ge zoudt er toch niets mee kunnen doen, het wapen zou ketsen en bo%-endien. m ij kunt ge niet dooden met een revolver. Ik zei U toch, mijn naam is Conscience. Vlug nu, mijn waarde, de schuldbeken tenissen!" Meneer Bottin voelde, dat hij moest gehoorzamen. Hij wendde zich om in zijn stoel en terwijl hij die oogen steeds voor zich zag, greep hij den kruk van don brandkast, trok de deur open en haalde de drie schuldbekentenissen te voorschijn. Bevend legde hij ze op het bureau. De vreemde stem, die uit de verte scheen te komen, ging voort: „Daar liggen lucifers, meneer Bottin. Zoo, neem er nu een en steek die aan. Juist. En neem nu de schuldbekentenisen. Goed. En houdt ze nu in de vlam. Kijk ze eens branden. Wel, wel dat gaat vlug, nietwaar? Zie, nu is er niets meer van over, dan een weinig asch. Nu zijn Babette, Boncour en Clarence hun schulden kwijt. Stil, spreek niet tegen, zij zijn U niets schuldig meer. Bankier BottinGe hebt toch zelf de bewijzen verbrand? Wat, wilt ge mij te lijf? Hier dwaas, die ge zijt, hier, voelt ge die handen om Uw keel, voelt ge, hoe ze al sterker en sterker Uw keel dichtknijpen Bankier Bottin probeerde te schreeuwen. Maar zijn keel werd dichtgeschroefd. Eindelijk, toen hij dacht, dat hij zou stikken, bracht hij een rauwe gil uit. Met een schok schrikte de bakier wakker. Er werd heftig aan de deur geklopt Toen op zijn heesch „Bin nen", de oude huisbediende het vertrek binnenkwam zag hij zijn meester, met van angst verwrongen bleek gelaat achter zijn bureau zitten. „Het is niets, Gas- pard," zei de bankier Bottin nerveus, „ik eh, ik was in slaap gevallen, ik droomde, 't is niets, _ga maar naar bed!" Hoofdschuddende ging de oude. Den volgenden dag ging bankier Bottin op reis. De winkelier Babette en ook Boncour, ja, zelfs de weduwe Clarence hoorden dien dag, tot hun stomme verba zing, dat de bankier op reis was. Maar hun verwon dering bereikte het toppunt, toen ze ieder een getee- kende kwitantie ontvingen, waarop stond, dat zij aan Bankier Bottin niets meer schuldig waren. Eenige weken later ging het gerucht door de Parijsche zaken wijk, dat bankier Bottin zich uit de zaken had terug getrokken. Is het 'U bekend: d a t te Napels, in de kerk van de Madonna van Pom pei, de grootste kaars ter wereld is geplaatst? dat deze kaars 6 voet hoog is en naar men beweert 10000 K.G. weegt? dat het een geschenk is van een tehuis voor Weezen, ter nagedachtenis van Caruso? dat de groote zanger bij zijn leven zeer veel voor dit weeshuis heeft gedaan en meermalen in één jaar f 20.000 schonk? dat het de bedoeling is, dat deze kaars slechts één maal per jaar, op Allerzielen, zal branden? da tarnen berekend heeft, dat deze kaars op die ma nier '5000 jaar zal duren? I dat als de kaars voortdurend zou branden, zij in 14 jaar opgebrand zou zijn? dat om de kaars aan te steken, een meisje op een trap moet staan, terwijl haar hoofd dan nog een. kleine meter onder den top van de kaars is? dat de ondervinding wel een goede leermeesteres is, maar dat de lesgelden verschikkelijk duur zijn? dat de Prins van Wales iederen dag gemiddeld 700 brieven ontvangt? dat alleen voor zijn correspondentie een secretaris met drie klerken noodig zijn? Dit is een sigaar, die U iedereen kunt aanbieden! Dank U wel. Ik moet een sigaar hebben, die ik zelf kan rooken! Arie: Maar waarom veroordeelen je ouders die me neer Jansen toch zoo? Marie: Wel, moeder veroordeelt hem om zijn tekort komingen en vader om zijn lange blijven. Vader (ijskoud uit de hoogte): Mijn dochter, me neer, blijft in het ouderlijk huis. Aanbidder: Dat is heel vriendelijk van U, en met het oog op den woningnood zal het heel gemakkelijk voor ons zijn! Bobbie ging van de week met zijn moeder naar den dierentuin. Toen ze bij de vogels kwamen, stond er een groote ooievaar op één poot, die strak naar het jochie stond te kijken. „O, kijk eens, mammie," zei Bobbie, „de ooievaar denkt na, of hij mij nog kent!" Gast: Zeg ober, is dit appeltaart of abrikozentaart? Kellner: Kunt U het niet proeven? Nee. Nou, wat kan het U dan schlen, wat voor taart het is? 341. De directeur, blijkbaar uit zijn humeur, Begon nu Wim te patsen, Zoo, zoo, riep de man, onthoud goed je dag, Ik sla er uit jou fratsen. Wim voelde het, die man had veel kracht, Begon zich vergeefs te weren, Zeg eens, riep hij uit, ik ben geen paard, Dat jij, dierenbeul, moet dresseeren. 342. De hoofdman te paard, in vol ornaat. Liet hen voor hem defileeren. Hun armen waren in planken gekneld, Om het vluchten af te leeren. En. nu vooruit, de hoofdman beval, Ontdoet hun van hun kleeren. We zullen hun, omdat zij zijn gevlucht, Op een dracht zweepslagen tracteeren. boos» ,5 g<??* klonk «l H ,p kow aan. y lief igen' En tot besluit van de pijnlijke les, Begon hij nu Wim te trappen. I*at ik jou, riep hij, nog altijd even woest, Nooit weer bij mijn circus betrappen. Ea Win» kreeg aan het eind, een stevigen trap, Bie hem ver weg deed springen. Be directeur riep hem nog even na. Boe nooit meer slechte dingen. 344. Het straffen van blanken deden ze graag, Dat was voor hen een pretje. Het slaan met zweepen op het blanke lijf. Vonden ze een heerlijk verzetje. De piloot en Pim, 't bovenlijf ontbloot. Werden gebonden met riemen, En de beulen hadden veel pleizier, Nu konden de zweepen striemen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 19