p
11
jgj
H
11
B
lil
i
11
11
1
u
1
u
Hl
B
1
E
S
ül
m
i
11
§g§
m
13
ft
m
Üf
ts
PUROL
ZORGEN.
VOOR ONZE SCHAKERS.
Vraagstuk No. 967.
i
iPP
gf
m
MM
EVENTJES DENKEN.
1
.„j Vraagstuk No. 968.
311
De beker van koningin
Elizabeth
Vraagstuk No. 969.
VOOR ONZE DAMMERS.
m
li "II
m m
w
M
9
m
m 'm
V
m
m
m
wk vmi
m
9
m
m
9
9,
m m
m m
a
9
m
m
m SP
m
M
m.
9
m m
9 9
v'-i
9
SS-
m
mm
«i
m
a
tt
9.
m
m.
m
if
m
m
m
SÊi
u
m
m
M
9
H
SS
0
IH
m
Si
0.
a
9
1®
fÜ
Hf
Wk
§3 Zonnebrand
van J. M 11 e r.
Zwart 5.
fW4.
a b c d e f g h
Wit: 4.
De diagramstand In cijfers moet zijn: Wit Khl, Dgl,
Po8 en een pion op a7. Zwart Ka8, Lh4, en drie pion
nen op c5, d7 en e6. Wit speelt en geeft mat In drie
ïetten!
OPLOSSING VRAAGSTUK No. 961,
van J. Kohtz on C. Koekelkorn.
De diagramstand in cijfers was: Wit Kb8, Ta2, Pd3,
I Ld5 en een pion op M. Zwart Kb6. Wit speelt Ta2a8
het 4 tn op Zwart Kb6—bö volgt Wit Kb8—a7 en forceert bij
den volgenden zet mat!
oor 4
OPLOSSING VRAAGSTUK No 962.
„De ijverige winkeljuffrouw".
Zij heeft er 50 X 20 sec. 1180 seconden voor noodig.
De meesten zeggen 1200, n.1. 60X20 sec., doch vergeten,
dot bij den 59sten keer de twee laatste stukken van
elkaar geknipt worden.
'i' f J
lo 33
*r r
OPLOSSING VRAAGSTUK NO. 963.
„Moderne rekenkunde".
Dat zou SYt. zijn. want als 5X4=33, dan is 20 ook
en is een vierde deel daarvan acht en een vierde.
wore „DE TRUC MET DE VIERKANTEN".
Onderstaand figuur stelt een stuk papier voor, dat
'order te verdoelen is in vijf vierkantjes van de grootte
ijzonót^jg links uitstekende, waardoor dus het andere
^npViormaal zoo groot ls als dit kleine,
tgelec
k«
iasd t
n kre
Gevraagd wordt nu, dit stuk papier met twee rechte
sneden zóó te verdeelen, dat met de dan ontstane ge
deelten, op andere wijze te zamen gevoegd, een zuiver
vierkant wordt gevormd. Bij het inzenden der oplos
singen is het voldoende, bovenstaand figuur even na te
teekenen en door potloodlijnen aan te geven, hoe ge
knipt moet worden en daarna een vierkant te tee-
FEUILLETON
Naar het Engelsch
FERGUS HUME.
Onwillekeurig liet Anita even de oogen rusten op het
sieraad, dat ze nog altijd om den linkerpols droeg. „Wat
1» daarmee?"
„Er ontbreekt een steen aan een turkoois
kijk
Hij haalde zijn portefeuille uit zijn zak en nam er
»ts uit, in een stukje vloeipapier verpakt Hij vouwde
llt open en de blauwe, met goud bewerkten steen kwam
"oor den dag.
»0!" riep Anita onthutst. „Waar hebt u dien ge
iden?"
„Onder de kast, waarin de beker bewaard werd de
j***t in het huisje van den ouden Tollhurst."
„En u dacht u wist
f „Ik dacht niet en ik wist ook niet, dat jij iets met
ji de zaak uitstaande had, tot Julia me vertelde, dat ze
f den armband aan jou had gegeven. Tot dat oogenblik
I nd vo°r een ondoorgrondelijk raadsel, want ik
(begreep heel goed dat een klein meisje den beker niet
v (meegenomen kon hebben. En toen ik nu bovendien nog
sA juffrouw Maynard hoorde, dat ze je om kwart voor
WK wenen had uitgelaten, terwijl juffrouw Pamela vertelde,
J /S J® Pas om half elf op „De Olmen" terugkwam, lag
MJ *e. co®clusie voor de hand. dat je op den avond van de
>J""'daad naar het huisje moest zijn gegaan en daar den
eker had weggenomen om een mij onbekende reden,
kenen, waarin eveneens door lijnen is voorgesteld, hoe
de dan verkregen stukken gelegd zijn.
„HET GETAL VIJF EN VEERTIG".
Successievelijk zullen we alle eigenaardige en geheim
zinnige getallen ln den vorm van puzzles onzen leze
ressen en lezers ter bestudeering voorzetten.
Het getal 45 heeft ook bijzondere eigenschappen,
men kan het namelijk in vieren deelen op zoodanige
manier, dat men steeds dezelfde uitkomst krijgt
als men bij het eerste deel twee optelt van het
tweede twee aftrekt het derde met twee verme
nigvuldigt en het vierde en laatste deel door twee
d e e lt!
Hoe groot ls elk van de vier gedeelten?
EEN INTERESSANT PARTIJFRAGMENT.
Eens snuffelend in onze „Oude Doos" kwam ons de
volgende leerzame positie in handen en vonden wij deze
zoo belangwekkend, dat we niet aarzelden haar ln onze
kolommen een plaatsje te verschaffen.
Zwart: 18.
1
^fÉlÜ lÉÜI 49 ÉHÉ 14
5
n
H
10
11
/Ot&
15
3
20,
16
21
49
Wv/.
25
26
30
31
es* M
35
36
Wm
40
41
SWi MM
45
46
50
Wit
18.
De diagramstand in cijfers behoort te zijn:
Zwart 3, 5—17, 19, 21, 23 en 25. Wit 26—28, 31—35,
37—43, 45, 47 en 48.
In bovenstaanden stand heeft zwart geen enkelen
goeden zet meer tot zijn beschikking, wat op (I):
Wit:
Zwart:
L
volgt
15-20
2.
34—30
25X34
3.
40X18
13X22A
4.
27X18
12X23
5.
28—22
17X28
6.
26X17
11X22
7.
39-34
28X30
8.
35X11
6X17
9.
32—28
28X32
10.
38X18 en
wint!
die..." Fanshaw boog zich voorover, en legde zijn hand
vertrouwelük-overredend op de hare, „die je me nu
gaat vertellen."
Het meisje had ademloos naar zijn uiteenzetting ge
luisterd. „Dus u vermoedde, dat ik iets met de zaak te
maken had?" vroeg ze. fluisterend bijna.
„Niet met den moord." haastte de jonker zich te
zeggen. „Nog afgezien van andere overwegingen achtte
ik dat uitgesloten, omdat volgens de verklaring van den
dokter de koster niet voor elf uur gedood is en jij was
om half elf op „De Olmen" terug."
„Dus u gelooft niet, dat de moord is gepleegd ter
wille van den beker?" Er kwam een hoopvolle glans ln
Anlta's oogen. toen ze dit vroeg.
„Neen," klonk het beslist. „Van het moment af. dat ik
ernstig ben gaan overdenken, hoe de tragedie zich kar
hebben toegedragen, geloof lk dat al niet meer, ondanks
het koppige volhouden van inspecteur Arnold, dat dit
wél het geval ls. Wanneer de koster, zooals we gerust
mogen aannemen, in een opiumroes verkeerde, had
iemand, die zich meester wilde maken van den beker
dezen gemakkelijk kunnen wegnemen, zonder dat hij
zioh aan den ouden man behoefde te vergrijpen. De
persoon, die den armen kerel vermoordde, moet een
andere reden hebben gehad om hem uit den weg te
willen ruimen.
„Met deze theorie geeft u zelf te kennen, dat mijn
vader onschuldig is," riep Anita opgewonden. „Ik wil
eerlijk toegeven, dat hij een begeerig oog op den beker
had laten vallen ik heb tenminste dien indruk ge
kregen. Maar ik heb geen oogenblik van hem kunnen
gelooven, dat hij tot zoo'n laf f en moord ln staat zou
zijn, hoe slecht hij ln vele opzichten ook is. En niet al
leen wat u zegt. bewijst zijn onschuld; die blijkt ook
uit de verklaring van juffrouw Maynard, dat hij op
den avond van den moord niet buiten de herberg is
geweest."
De Jonker schudde het hoofd. Nu liep ze toch te hard
van stapel, vond hij. „Ik ben niet zoo absoluut zeker
van je vader's onschuld als jij, liefste, hoewel ik moet
erkennen, dat je hem met klemmende argumenten ver
dedigt. Maar vóór ik een definitief oordeel uitspreek,
moet lk alles omtrent hem weten."
A.
12X23
28—22 17X23
26X17 11X28
27 X 29 en wint!
H.
12—18
28—22 17 X 28
26X17 11X22
34—29 23 X 24
32X1 en wint
IH.
13—18
2822 en wint!
IV.
1. 14—20
2. 34—30 25X 24
3. 40X18 13X22B
4. 27X18 12X23
5. 28—22 17X18
6. 26X17 11X22
7. 33—29!! 25X34
8. 28 X 25 en wint!
Wit moest nu bij den 7den zet 3329 spelen en niet
3934, want dit zou nadeeliger geweest zijn. Immers de
schijf, die wit dan zou winnen moet hij waarschijnlijk
later toch weer verliezen, daar het vooruit gedwongen
stuk zeer moeilijk te verdedigen Is.
B.
Deze variajit is geheel gelijk aan variant A. Een
werkelijk prachtig stukje!
De heer Henry Marchal zond ons een zeer mooie
combinatie, die wij gaarne onder de oogen onzer lezers
brengen.
Zwart: 11.
'm
m
m
WW.
m
Wv-
m
w
Wit: 12.
Stand:
Zwart: 2, 3, 7. 1214, 16. 18, 20, 35 en een dam op 6.
Wit: 15, 23, 24, 27—29, 34, 38, 43, 45, 48 en 50.
Wit wint hier door:
15—10!, 29—24!, 10X 26, 26—21 38-32, 50—44 en 45X1!!
Zeer verrassend zijn de twee eerste zetten, ook het
brengen van een stuk op 26 door middel van een slag
is zeer leuk. Den auteur, den heer Marchal, ons com
pliment voor dit fraaie stukje.
Tot slot nog een probleempje van den heer J. D.
Carrière, een pas-beginnend problemist, hetwelk wij
ter aanmoediging plaatsen.
Zwart: 10.
ro
Wit: 10.
Stand: Zwart 7—9, 11. 12, 14, 15, 19, 20. 23. Wit 18,
21, 26, 29, 30, 34, 36. 38—40. Wit wint door. 30—24, 34X
25, 36—31, 21—17, 31—27, 26X10 en 25X1!
Niet onaardig, de auteur trachte echter in het ver
volg wat meerslag aan te brengen, dit maakt een pro
bleem direct veel aardiger.
„Ik zal volkomen openhartig zijn over mijn vader,"
antwoordde ze zacht, terwijl ze den blik van den jonker
afwendde en nu ln het vuur staarde. „Het valt me na
tuurlijk heel zwaar, dat begrijpt u wel, maar ik weet
helaas, dat hij geen goed mensch is."
„Je kunt mij gerust alles toevertrouwen, liefste. Jouw
geheimen zijn bij mij zoo veilig als bij jezelf en je
hoeft er geen seconde bang voor te zijn dat. wat je me
ook vertelt, mijn gevoelens ten opzichte van jou ook
maar iets zullen veranderen. Dat heb ik je trouwens
straks al verzekerd. Spreek dus maar vrij-uit."
„Nu dan. toen mijn moeder stierf, werd ik uit Guate
mala naar Engeland gestuurd, naar de kostschool van
juffrouw Genwin ln Hampstead, waar ik mijn opvoe
ding ontving. Ik dacht natuurlijk, dat mün vader gere
geld geld stuurde om mijn verblijf op school te betalen,
maar na de eerste paar jaren, toen hij merkte, dat
juffrouw Genwin erg veel van me hield, kwam er geen
penny meer van hem. Ze had het volste recht gehad
mij weg te sturen de hemel mag weten waarheen,
maar inplaats daarvan behandelde ze me als haar eigen
kind; gaf mij eten en kleeren en liet mij leeren, zonder
een cent vergoeding! Wat een schat van een vrouw,
vindt u niet? O. ik heb geen woorden om te zeggen, hoe
dankbaar ik haar ben."
„Ja, dat was buitengewoon nobel en onbaatzuchtig"
stemde de jonker toe. „maar heeft juffrouw Genwin je
nooit verteld dat je vader geen geld stuurde?"
„Neen," antwoordde Anita, „ze heeft nooit getracht
ook maar ,met een enkel woord een schaduw te werpen
op mijn liefde voor mijn vader. Want ik hield veel van
hem: hü leefde in mijn herinnering, zooals ik hem het
laatst gezien had, toen ik als meisje van zes jaar uit
Guatemale wegging: aardig, vriendelijk, knap, nooit
streng, altijd bereid tot een grapje. U weet, hoe 'n aan
hankelijke genegenheid een klein kind voor een derge-
lijken vader kan voelen. En zijn brieven vloeiden ook
altijd over van hartelijkheid. Hij was inmiddels her
trouwd. maar dat scheen niet in het minst afbreuk te
doen aan zijn gevoelens voor het dochtertje uit zijn
eerstehuwelijk."
Even zweeg ze. in gedachten verzonken in het haard
vuur turend. Toen vervolgde ze:
Stukloopen van Huid en Voeten
en Doorzitten bij Wielrijden
verzacht en geneest
Doot 30-60 90 ct Tube 80 ct Bn Apoth tn Drogist*»
COMBINATIES IN DE OPENINGEN.
Wanneer men nlèt een zeer sterk speler is, blijft het
altijd gewaagd om een schijf op 26 te spelen met wit of
omgekeerd op 25 met zwart. Wij zullen dit in het kort
trachten aan te toonen door het volgend, veel voorko
mend spelverloop. Men plaatse de aanvangsstelling op
het bord en spele als volgt:
Wit: Zwart:
1. 33—28 18—23
2. 31—26? 1218
3. 39—33 20—24
4. 44—39 14—20
Als wit nu hier 5044 speelt dan verliest hij altijd
een stuk.
5. 50—44? 24—29
6. 33X24 20X29
Oogenschijnlljk een zwakke zet van zwart maar toch
wint zwart juist door dezen zet een schijf. Zie m&ax:
op 3430, vervolgt zwart met 2933 en 23 X 25 Op .35
30 komt zwart met 2933, 1721 en 11X35. Op 3631
of 3731 volgt eveheens 2933 en 2721.
Steeds verliest wit dus hier een stuk. Het spreekt
anzelf, dat een dergelijke stand ook ten nadeele van
zwart kan voorkomen. Wij geven dus den goeden raad,
indien ge niet sterk speelt bezet dan niet een van de
genoemde ruiten 25 (of 26 voor zwart), want dan zult
ge in het verloop van de partij steeds nadeel krijgen.
's Avonds in de groote stilte,
Na de drukte van den dag,
Zitten we soms na te denken
Met een droeven crisis-lach.
Alles, waar we stug voor werkten
Dag na dag en jaar na jaar.
Zinkt als waardelooze grootheid,
Zoo wanhopig in elkaar!
Daar wordt heel veel leed geleden
Na een ongelijk gevecht.
Daar wordt zooveel leed geleden,
Dat nog nooit is uitgezegd.
Velen wank'len steunend verder
Naar een toekomst, die bedreigt.
Naar het grauwe onbekende,
De malaise heerscht en zwijgt!
O, we kunnen maar niet wennen
Aan het einde van 't succes,
Aan de pijnlijk harde waarheid
Van een harde levens-les,
Aan de kentering der tijden,
Die een and're richting wijst,
Aan een ommekeer in 't leven,
Die een and're basis eischt!
En we klemmen ons aan 't oude
Met den moed der wanhoop vast
Niet bereikte Idealen
Drukken als een looden last,
Onophoud'lijke verliezen.
Knakken onzen levensmoed,
En zoo gaan we, stuur- en willoos,
De verarming tegemoet!
Mensch, herzie Uw daag'lijiksch leven,
't Oude is voorbijgegaan,
Uit de worsteling der tijden
Zal weer nieuwe durf ontstaan.
Kweek reeds nu de idealen,
Waaruit kracht en frischheid groei:
Opdat in een beet're wereld
Nieuwe welvaart openbloeitü
(Nadruk verboden).
„Ongeveer twee en een half jaar geleden keerde hij
in Engeland terug. Hij kwam mij in Hampstead opzoe
ken en vertelde, dat hij had deelgenomen aan een po
litieke samenzwering. Het complot, dat tegen den pre
sident van de republiek gericht was. was ontdekt en
hij had overhaast uit Guatemala moeten vluchten, daar
zijn leven anders gevaar had geloopen. Zijn tweede
vrouw was in het land achtergebleven bij een broer van
haar. Juffrouw Genwin mocht mijn vader niet, dat
hoorde ik later van haar, en wilde, dat ik een betrek
king als gouvernante zou zoeken en mijn eigen brood
verdienen. Maar mijn vader wilde daar niet van hooren
hij zei. dat hij geld genoeg had voor ons beiden."
„Zoo", merkte Fanshaw ironisch op, „dan heeft hij
Juffrouw Genwin zeker alles betaald, wat hij haar schul
dig was?"
„Geen stuiver heeft hij haar betaald," riep Anita bit
ser uit, „Juffrouw Genwin vertelde me dat naderhand.
Want toen ik mijn va.der na zooveel jaren voor het eerst
weer zag, wilde ik geen woord in zijn nadeel hooren."
„En ik dacht, dat juffrouw Genwin nooit kwaad van
hem vertelde?"
„Dat heeft ze al dien tijd ook niet gedaan, maar toen
ze hem terug zag ze had hem in jaren en jaren niet
vesproken ging ze wantrouwen tegen hem koesteren.
Zij was er sterk tegen, dat ik voortaan bij mijn vader zou
blijven, zooals hij verlangde. Maar ik beschouwde het
ris mijn plicht aan zijn wensch te voldoen en ging met
hem mee."
Het meisje zuchtte diep. „Maar na een paar maan
den ontdekte ik, dat al zijn vertoon vam vaderlijke
hartelijkheid maar schijn was geweest en dat de eenige
reden, waarom hij mij bij zich wilde hebben, was. mij
te kunnen exploiteeren."
„Op welke manier?", vroeg Lionel verontwaardigd.
Het werd hem steeds duidelijker, welk een niets-ont-
ziende eglost Baxter was.
„Ik had ontdekt, wat voor soort man mijn vader
was; mijn afgod was al gauw van zijn voetstuk geval
len! Hij is een speler, en nog erger. Hij ontziet zich
niet om te stelen, als hij de kans schoon ziet; hij licht
de menschen op. hij schrijft bedelbrieven, en ik vind
het verschrikkelijk, om het te moeten zeggen ge-