Mager Courant
Raad Zijpe.
Tweede Blad.
De beker van koningin
Llizabeth
Woensdag 29 Juni 1932.
75ste Jaargang. No 9097
Vergadering van den Raad op Dinsdag 28 Juni 1932,
des morgens 10 uur.
Voorzitter de heer J. de Moor. burgemeester; Secre
taris de heer J. A. de Boer.
Met kennisgeving van verhindering is de heer Dig-
hum afwezig.
Na opening volgt vaststelling der notulen van de vo
rige vergadering.
Mededeelingen en ingekomen stukken.
Medegedeeld wordt dat de heeren J. Freeke en N.
Filmer bericht zonden dat zy hunne benoeming als lid
van het „Orgaan voor steunverleening aan werklooze
arbeiders" aannemen.
Ingekomen is het verslag van de Gezondheidscom
missie gezeteld te Schagen over 1831. idem van het cor
respondentschap der Arbeidsbemiddeling.
Uit het proces-verbaal van kasverificatie op 16 Juni
j.1. bleek dat bij den gemeenteontvanger in kas was
t 556.05; het saldo op deze postrekening was f 204.70,
dat bil' de Coop. Zuivelbank f 66128.67.
De heer Doorn vraagt hoeveel rente dat geld bij de
Zuivelbank doet en als hem door den Voorzitter is me
degedeeld van 2Vï pet., lan vraagt spr. of het geld
niet aannemelijker bij de Coop. boerenleenbank geplaatst
kan worden. Is de rente daar niet meer?
De heer Van der Oord deelt mede dat de rente van
het kassaldo bij de boerenleenbank op 't oogenblik 3
a 3V* pet. bedraagt
De heer Van der Sluijs: Voor rekening-oouranthou-
ders?
De heer Van der Oord: Ja, voor kasgelden. B. en W.
zouden het eens kunnen onderzoeken.
De heer De Bruin denkt dat de rente wel niet hooger
dan 3 pet. zal zijn.
De heer Doorn noemt dat toch een belangrijk- verschil,
het is dus gemakkelijk om daar de gelden te deponee-
ren en voordeeüger.
De Voorzitter zegt dat B. en W. het zullen bespreken.
De heer Van der Sluiis wijst er op dat door de Coop.
Zuivelbank een garantie van f 40.000 wordt gegeven.
De heer Doorn verwacht dat dit ook wel bil de boe
renleenbank kan gebeuren, anders zou het weinig be-
teekenen met al die leden.
B. en W. stellen voor geen adhaesie te betuigen aan
het adres van B. en W. van Enkhuizen, inzake de jaar
wedden van burgemeesters, secretarissen en ontvangers.
De heer Doorn merkt op dat de raad zijn gedachte
reeds heeft uitgesproken, zoodat hij anders in herhaling
zou treden.
De circulaire van Enkhuizen wordt voor kennisgeving
aangenomen.
Een onwettig besluit. De organisaties be-
hooren te worden gehoord.
Ingekomen is een schrijven van Ged. Staten houdende
enkele bemerkingen ten aanzien van de gemeentebegroo-
ting, dienst 1932. Ged. Staten wijzen er o.m. op. wat de
verlaging van de salarissen der belde beambten ter
secretarie en gemeente-artsen betreft, dat volgens art.
3 van het ambtenarenreglement de organisaties behoo-
ren te worden gehoord en waar dit niet is geschied.
Is het besluit om de salarissen te verlagen in strijd met
de wet en wordt door Ged. Staten verzocht het raads
besluit in te trekken.
Voorts vragen Ged. Staten een administratieve wijzi
ging in de begrooting aan te brengen.
De Voorzitter geeft den raad in overweging aan het
verzoek van Ged. Staten te voldoen, in de eerste plaats
omdat het een onwettig besluit is en in de tweede plaats
omdat het een eigenaardige indruk maakt om het sa
laris van den eenen ambtenaar wel te verlagen en dat
van den ander niet. Het is dan ook een onregelmatig en
een onbillijk besluit:
De heer Doorn zegt dat intrekken van het besluit
toch niet gaat, dan zitten we hier heelemaal voor Jan
Klaassen.
De heer Blom zegt dat we wisten dat het onwettig was.
De heer Bruin tot den heer Blom: Dan had u dat
moeten zeggen.
FEUILLETON
(xjoocxiaoaoaoaoaoooöooioao
(X)CX)CiOCX)aO(X)CX)QOCXïC>OCX)CX3
Naar het Engelsch
fergushume.
30.
Fanshaw ijsbeerde onrustig door de kamer.
„Op welke manier kan ik het doen?" vroeg hij, eigen
lijk verheugd, dat Susan Tollhurst bij hem gekomen was
daar hij nu misschien kon voorkomen, dat ze hetgeen
ze wist en combineerde, aan de openbaarheid prijs gaf.
„Door uw neef op te zoeken en de waarheid uit hem
te krijgen."
„Waarom zet u Rose de duimschroeven niet aan?"
„Dat heb ik al geprobeerd, maar ze vertikt het iets
los te laten. Er bestaat natuurlijk een of ander geheim
tusschen haar en kolonel Baxter, anders zou hij haar
niet schrijven en zou ze niet zoo benauwd zijn. dat ik
een van zijn brieven onder de oogen kreeg. Ik vond,
dat juffrouw Baxter wel mocht weten, dat haar vader
in de zaak verwikkeld is. Meneer Gould is evenmin zui
ver op de graat en... en..." Susan aarzelde, „Thomas..."
„Thomas?" Fanshaw, zich Anita's vermoedens herin
nerend, was onmiddellijk op zijn qui-vive.
Susan kreeg weer een van haar woede-aanvallen. „Ik
weet niet, wat ze allemaal bezielt." brieschte ze, „om
zich om den vinger te laten winden door die kleine heks
met haar onbenullig, glimlachend poppengezichtje
kolonel Baxter meneer Gould en Thomas. Ze lijken
alle drie wel stapelgek! Ik snap niet, wat ze in haar
Zien..."
„Maar waarom haalt u Thomas er in vredesnaam bij?"
drong Fanshaw.
Weer aarzelde Susan even. Toen kwam haar groote
onthulling:
„Hij heeft den beker."
De jonker, die zijn wandeling had gestaakt en weer
was gaan zitten, sprong onthutst overeind.
„Heeft Thomas den beker?" hijgde hij. „Hoe komt
hij daaraan?"
De heer Blom zegt dat er wel degelijk over gesproken
is. maar de heeren wilden er niet eerst met de orga
nisaties over spreken.
De heer Van der Oord zegt dat we in de onmogelijk
heid verkeerden om over de verlaging te spreken. En
als de verlaging nu niet mogelijk is, zou het nooit kun
nen.
De Voorzitter zegt dat B. en W. voorstellen aan het
verzoek te voldoen.
Met 6 tegen 4 stemmen wordt besloten niet aan het
verlangen van Ged. Staten te voldoen en het besluit tot
salarisverlaging dus gehandhaafd. Tegen het voorstel
van B. en W. stemden de heeren De Wit. Bruin, Var.
der Oord. Smit. De Boer en Doorn.
De heer Doorn merkt nog op: Laten ze het nu maar
eens uitzoeken, ik doe het niet!
Geen toeslag op huishuur.
Door den Zijper Bestuurdersbond was gevraagd wij
ziging in de bestaande steunregeling voor werklooze ar
beiders te brengen, door toeslag op de huishuur te ge
ven en te bepalen dat voor arbeiders die 3 dagen per
week werken, de steunregeling geldt voor de 3 andere
dagen.
B. en W. stellen voor afwijzend op het verzoek te
beschikken.
Bij gedeeltelijke werkloosheid voorziet de steunrege
ling reeds et» voor toeslag op huishuur gevoelen B. en
W. op 't co'.enblik niet veel.
Den he/r Blom valt dit advies van B .en W. niet mee,
de steunregeling is tamelijk karig, zoodat er wel wat
bij mag.
De heer Van der Sluijs beaamt dit. maar als men de
voorschriften van den Minister nagaat, dan ziet men
da» als huurtoeslag wordt verleend, deze toeslag bij de
einduitkeering in aanmerking wordt genomen. Huur
toeslag heeft dus geen zin. Dat is één van de motieven
van B. en W. om afwijzend te adviseeren; het tweede
motief is, dat hoewel niet in openbare vergadering be
sproken, de raad niet gevoelde voor huurtoeslag.
De heer Blom zegt dat dan het eene motief vol
doende is. Het mag dus niet?
De Secretaris zegt dat huurtoeslag meetelt voor de
berekening van het maximum steun.
De heer Blom zegt dat men er zich dan wel bij neer
moet. leggen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig
het advies van B. en W. besloten.
Ingekomen zijn de balansen en de winst- en verlies
rekeningen van de woningbouwvereeniging „Zijpe" over
1931.
Steunregeling werklooze arbeiders.
B. en W. stellen voor, den Minister van Binnenl. Za
ken te verzoeken ook de werklooze landarbeiders van
6065 jaar onder de steunregeling te doen vallen.
Tot nu vallen die arbeiders buiten de steunregeling
en dat vinden B. en W. onbillijk.
Allen voor.
Het billijkheidsgevoel.
Aan de orde komt het verzoek van den Zijper Be
stuurdersbond en Federatie Zijpe van de S.D.A.P. om
alsnog een lid van de Moderne vakorganisatie toe te
voegen aan het Orgaan, dat zich met de uitvoering
van de steunregeling voor werklooze arbeiders belast.
In de toelichting op het verzoek wordt er op gewe
zen, dat de beide andere organisaties wel in het orgaan
worden vertegenwoordigd en de moderne vakorgani
satie gevoelt zich gepasseerd
B. en W. stellen voor het verzoek in te willigen en
alsnog een vertegenwoordiger van een der in deze
gemeente gevestigde afdeelingen van den Néd. Bond
van Arbeiders in het Landbouw-, Tuinbouw- en Zuivel
bedrijf als lid van het „Orgaan" aan te wijzen.
De Voorzitter zegt, dat het misschien wel vreemd
lijkt dat het geheele college van B. en W. thans dit
voorstel doet, zoodat het spr. voorkomt dat het ge-
wenscht is dat spr. zich verklaart Spr. was voor een
orgaan, bestaande uit 5 leden, nu zijn èr 7 en nu geeft
spr. nog zijn stem om er een achtste lid aan toe te
voegen. Spr. staat nog op hetzelfde standpunt da; 5
leden voldoende is en spr. is het niet met het adres
eens, dat het onrechtvaardig is, dat niet alle 3 organi
saties in het orgaan vertegenwoordigd zijn. Spr. meent
dat de heer Nannis wel de moderne organisaties ver
tegenwoordigd en spr. noemt het een beetje gezocht,
als de heer Nannis zegt, dat hij als wethouder in het
orgaan zit en niet als vertegenwoordiger van de mo
derne organisaties. Dat spr. met het verzoek accoord
gaat is enkel en alleen omdat spr. den heer Nannis ter
wille wil zijn, niet omdat spr. het persoonlijk noodig
acht. Spr. merkt verder op, dat het orgaan ten genoe
gen van alle werkt, het zijn aangename vergaderingen.
Nu de Voorzitter zijn naanj noemt, acht de heer
Nannis zich verplicht zijn standpunt uiteen te zetten.
Spr. zegt in het orgaan te zitten als wethouder en
niet als vertegenwoordiger van de organisaties. Waar
zou men anders belanden, als men er als wethouder en
als vertegenwoordiger van de organisaties zat. Spr.
meent als wethouder steeds zijn plicht te hebben gedaan
en daarom heeft het spr. genoegen gedaan, dat de
Voorzitter en ook de heer Van der Sluijs aan het ver
zoek willen voldoen. Spr. doet een beroep op den raad
om aan dit billijke verzoek te voldoen. Het is hier meer
om het rechtsgevoel en spr. brengt dan als te benoemen
lid naar voren, den heer Van Dok, want de heer De
Graaf heeft zich teruggetrokken.
,Jk wou, dat ik het begreep, meneer. We weten alle
maal, dat de oude Tollhurst geworgd is terwille van
den beker en die kolonel bekent zoo ongeveer, dat hij
hem vermoord heeft. Hij schrijft aan Rose om uw neef
zijn mond te laten houden en dus zou je kunnen veron
derstellen. dat hij den beker misschien zoolang aan
meneer Gould of aan haar gegeven heeft, omdat zij in
het complot zijn. Maar hoe Thomas er aan komt... neen,
daar kan ik met mijn verstand niet bij!"
„Bent u et absoluut zeker van, dat hij hem heeft?"
„Ik heb den beker met mijn eigen oogen bij hem op
tafel zien staan!"
Lionel keek zijn bezoekster met groote oogen aan.
„Dat kwam zóó", vervolgde ze. „Omdat Thomas on
danks alles nog altijd stapelverliefd is op Rose, ging ik
gisteravond naar hem toe om hem aan het verstand
te brengen, dat hij nog eens hemel en aarde moest be
wegen, dat ze met hém zou trouwen. Als hij dat voor
elkaar kon krijgen, zou uw neef met zijn handen van
het geld afblijven.'
„Maar daarmee zou u het toch niet hebben," herin
nerde Fanshaw haar.
„Och", Susan wierp weer haar hoofd in den nek
een van haar karakteristieke uitingen van haar zelfver
zekerdheid wanneer Rose met Thomas trouwde, zou
hij het geld krijgen, want het eigendom van de vrouw
is ook dat van den man, wat de heeren van de wet ook
mogen zeggen. En als Thomas de duizend pond van den
ouden Tollhurst had, zou hij mij er wel wat van geven.
En nu zeker," eindigde ze op een toon van triomf, „nu
ik weet dat hij den beker heeft."
„Maar hoe is hy er aan gekomen?" vroeg Lionel nog
maals.
„Dat wil hij me niet vertellen." was het verontwaar
digde antwoord. „Hij is zoo gesloten als een bus. Het
was puur toeval, dat ik dén beker gezien heb. Zijn zus
ter en haar man waren niet thuis, toen ik kwam en
ik ging door de achterdeur naar binnen. Hij heeft me
niet hooren aankomen en toen ik de huiskamer inkwam,
zag ik warempel niet meer en niet minder dan den be
ker van Koningin Elisabeth, waarvan geen sterveling
wist, waar hij gebleven was, op tafel staan! Thomas
zat erbij en staarde er als betooverd naar. Opeens kreeg
hij mij in de gaten; hij sprong verschrikt overeind en
dwong me tebeloven, dat ik voorloopig zwijgen zou over
wat ik had gezien. Er zat niets anders voor me op dan
die belofte te geven hij was in staat geweest me te
vermoorden, als Ik het niet gedaan had. dat zag Ik dui
delijk aan zijn gezicht. Thomas is gevaarlijk, als hij be
gint," voegde ze er, als verontschuldigend aan toe.
De neer Van der Oord is niet tegen Inwilliging van
het verzoek, maar spr. is het er niet mee eens dat de
organisaties gepasseerd is. Er zijn nu 7 leden, ook de
christelijke en katholike organisaties zijn er in verte
genwoordigd en spr. heeft het zóó bekeken, dat de heer
Nannis als soc. dem. wethouder de moderne organisa
tie vertegenwoordigde. De moderne organisatie is dus
niet gepasseerd.
De heer Nannis zegt, dat het toch zóó gevoeld is.
De heer Bruin acht het geheel overbodig dat de
moderne organisatie nog een vertegenwoordiger krijgt.
Zeven leden is meer dan genoeg, het zijn allemaal ge
sneden stukken, waar is het voor noodig!
De heer Nannis zegt dat lang niet alles gesne
den koek is, en straks kunnen er wel meer zaken ko
men. Uit billijkheidsoverweging is het ge-wenscht, de
moderne organisatie in het orgaan te doen vertegen
woordigen.
De Voorzitter zegt, dat wel blijkt, dat de geheele raad
oordeelt, dat de moderne organisatie niet gepasseerd is.
De heer Nannis herinnert eraan, dat de heer Doorn
vorig maal gezegd heeft, 3 afgevaardigden van orga
nisaties niet noodig te oordeelen, doch wel om dan de
twee groote organisaties te doen vertegenwoordigen.
De heer Doorn zegt dat dit nu eenmaal niet is ge
beurd. Spr. ziet in hel verzoek een wantrouwen van de
organisatie in het beleid van den heer Nannis. De heer
Nannes mag er zitten als wethouder, doch hij zit er ook
als vertegenwoordiger van de organisaties. En waar het
aantal leden een oneven getal moet zijn zouden er dan
2 leden bij moeten. Met 7 man is gauw genoeg den bo
dem van de gemeentekas te zoeken, vijf leden is wel vol
doende.
De heer Nannis oordeelt dat we afdwalen.
De heer Doorn zegt dat de heer Nannis toch ook wei
erkent dat het orgaan goed en homogeen werkt.
De heer Nannes merkt nog op dat met den heer Var.
der Sluijs toch ook diens lidmaatschap van de Holland-
sche Mij. van Landbouw in aanmerking wordt genomen.
Het lijkt den heer Blom toe dat de Voorzitter zelf niet
voor het voorstel is en spr. zag dan liever dat de Voor
zitter niet om het persoonlijke voor stemt. Spr. wijst er
op dat de christelijke organisatie slechts een enkeling
omvat, de moderne organisatie, daarentegen veel leden
telt en daarom acht de moderne organisatie zich ge
passeerd. Spr. gelooft dat men bang is van de S.D.A.P.
en spr. is 't eens met den heer Nannis dal deze in het
orgaan zit als wethouder en niet als vertegenwoordiger
van de organisaties.
De heer Van der Oord zegt, dit toch zoo te hebben
beschouwd.
De heer Blom gelooft dat niet, hij kan niet begrijpen
dat men dit zoo ziet.
De heer Vander Oord zegt, nooit als leugenaar te
hebben gezeten.
De heer De Wit ziet niet in waarom de moderne or
ganisatie zich gepasseerd gevoelt. En waar de regeling
goed werkt, ziet spr. de noodzakelijkheid niet in oir.
nog een lid te benoemen.
Den heer Smit doet het genoegen te hooren dat het
orgaan loopt als het behoort te loopen en uit dien
hoofde is uitbreiding van het aantal leden dus niet noo
dig. Van S.D.A.P. zijde is niet gebleken, dat men zoo ge
steld is op het lidmaatschap want bij de eerste stem
ming heeft een der S.D.A.P.-leden niet gestemd op een
partijman. Dat is voor spr. een reden om aan te nemen
dat men zich er weinig voor interesseert. En de functie
lijkt spr. ook voor een werknemer niet zoo aantrekke
lijk. want als hij de taak met consequentie behartigt,
zal het zeer vaak voorkomen, dat hij over een kennis of
een goeden vriend inlichtingen zal moeten verstrekken,
die niet aangenaam kunnen zijn. Het lid werknemer
kan wel eens als verrader moeten fungeeren en daarom
lijkt het spr. niet zoo'n animeerende betrekking.
De heer Nannis zegt bij eerste stemming zelf niet
op een S.D.A.P.'er te hebben gestemd, omdat bij hem
altijd dit voorstaat: eerst een ander en dan spr. zelf.
Na de uitlating van den heer Doorn, had spr. de vaste
overtuiging dat de twee grootste organisaties een ver
tegenwoordiger zouden krijgen en daarom heeft spr. bij
eersté stemming op den Roomsch-katholiek, den heer
Filmer gestemd. En dat het voor de S.D.A.P. geen baan
tje zou zijn. hetzelfde geldt voor roomschkatholieken en
chrfstelijken, en waarom moet de heer Smit dan juist die
opmerking ten opzichte van de moderne organisatie
maken? Spr. durft zeggen dat als hij iets van een aan
vrager weet, dat hij de zaak eerlijk zal mededeelen van
a tot z. en dit is gisteravond ook wel gebleken, toen
spr.'s naaste buurman uitgeschakeld is geworden. Spr.
vindt het ver gezocht van den heer Smit om dergelijke
opmerkingen te maken.
De heer Smit zegt dat het geen verdachtmaking is,
maar spr. vraagt den heer Nannis of deze hem kan
verzekeren, dat dergelijke feiten als spr. op het oog heeft,
zich niet hebben voorgedaan.
De heer Nannis zegt dat dit niet het geval is.
De heer Smit zegt dat dit hem dan genoegen doet, het
valt hem mee.
De Voorzitter wil tot stemming overgaan en merkt
op dat uit het geval van gisteravond wel blijkt dat wo
het volste vertrouwen in den heer Nannis kunnen stel
len en spr. uitbreiding van het aantal leden dan ook
niet noodig vindt.
Met 5 tegen 5 stemmen wordt de beslissing tot de
volgende vergadering aangehouden, tegen inwilliging
van het verzoek stemden de heeren De Wit, Bruin,
Smit, De Boer en Doorn.
B. en W. stellen voor A. van Egmond te Burgerbrug
ontheffing te verleenen van art. 22 der Bouwverordening
„En toch komt u mij uw ontdekking vertellen!" merk
te de jonker sarcastisch op.
„Wat dat betreft, meneer, ik zeg maar. wat het
zwaarst is, moet het zwaarst wegen. Ik wil. dat al die
gemeene schurken hun welverdiende straf krijgen en
dat het geld van mijn neef, dat mij altijd toegezegd was
en waar ik dus recht op heb, aan mij wordt uitgekeerd.
Thomas zwoer, dat hij den ouden Tollhurst niet gedood
heeft, maar hij wilde toch niet zeggen, hoe hij aan den
beker kwam en liet me beloven, dat ik in ieder geval
een paar weken mijn mond zou houden. Daarop kwam
de belofte neer, ziet u. Ik heb tot nu toe aan niemand
Iets verteld, want Thomas heeft van zijn kant beloofd,
dat hij zou zien me wat van Tollhurst's geld te bezor
gen al3 ik zwijg. En ik kom nu bij u. meneer, omdat ik
weet. dat uw neef ook in de zaak gewikkeld is. evenals
kolonel Baxter, met wiens dochter u gaat trouwen."
Lionel vond het in de gegeven omstandigheden niet
noodig dit laatste tegen te spreken en vroeg:
„Maar wat kan ik doen?"
„Naar Thomas gaan en zien gewaar te worden, hoe
hij aan den beker komt, meneer. Hij is net een groot
kind en als was in de handen van die kleine heks. Als
zij ontdekt, dat hij den beker heeft, kan ze met hem
doen. wat ze wil." Susan zweeg even, wreef met een
peinzend gebaar een groote. roode hand langs haar voor
hoofd en vervolgde toen huilerig: „,ik weet niet, wat het
allemaal te beteekenen heeft, meneer Fanshaw; het is
veel te ingewikkeld en te geheimzinnig voor een een
voudig mensch als ik. Kolonel Baxter bekent min of
meer schuld; Thomas heeft den beker en uw neef trouwt
met Rose, die weer brieven krijgt van den kolonel. Ik
dacht eerst, dat meneer Gould het gedaan had, meneer,
maar nu ben ik tot de overtuiging gekomen, dat hij
alleen zijn mond houdt, omdat kolonel Baxter hem door
middel van Rose bewerkt."
„Maar dat verklaart nog niet, hoe Thomas in het bezit
van den beker komt," viel Fanshaw verbijsterd uit.
Susan zeilde naar de deur. „Dat doet het ook niet,
meneer", gaf ze op grauwenden toon toe, „maar hoe
het ook zij, ik zal nog veertien dagen mün mond houden
en als ik dan het geld van den ouden Tollhurst of een
groot gedeelte ervan niet heb, ga ik naar de politie. Ik
zeg nog eens, dat geld komt mij toe. en ik ben niet van
plan daar goedschiks afstand van te doen."
„Ik zal vanavond naar Thomas gaan", beloofde Lionel.
„En u zegt geen woord, juffrouw Tollhurst, 'tot ik u ver
lof geef."
„Veertien dagen zal ik nog zwygen en geen dag lan
ger, meneer Fanshaw."
ten aanzien van den voorgenomen verbouw van diens
woning A 42.
Het betreft hier een woning die tot 2 woningen is
veranderd en waarvan een woning niet voldoet aan de
voorgeschreven oppervlakte van 16 M2.
Ontheffing is mogelijk en de gemeenteopziohter ad
viseert gunstig. Algemeen wordt goedgevonden de ont-
hefffing te verleenen.
De heer Van Veen verkrijgt over het eerste halfjaar
van 1932 ontheffing van zijn aanslag in de hondenbe
lasting.
B. en W. bieden ter vaststelling aan een suppletoire
begrooting, dienst 1931, tot een bedrag van f 9137.22,
waarvan een bedrag van f 8102.22 uit „onvoorzien" zal
worden geput.
De heer Doorn merkt op dat de posten weer met een
groot bedrag zijn overschreden.
De Secretaris zegt dat daarvoor de post „onvoorzien"
is.
De heer Doorn: Maar die post is er mee verdwenen.
De Secretaris antwoordt, dat er nog wel f 10.000 op
staat.
De gewijzigde begrooting wordt vastgesteld.
Grotnd in erfpacht.
Het Waterschap Zijpe en Hazepolder is voor 50 c.A.
mede-eigenaar van het perceel, kad. bekend gemeente
Zijpe, sectie E, no. 596, (O.L. school met aanhoorighe-
d"en te Burgerbrug), groot 0.07.20 H.A.
Het Polderbestuur wenscht genoemde 50 c.A. aan de
gemeente Zijpe in erfpacht uit te geven.
B. en W. stellen voor, deze 50 c.A. voor 29 achtereen
volgende jaren in erfpacht aan te nemen tegen een
erfpachtsrente van f 1.50 per jaar.
Wordt goedgevonden.
In gebruik afstaan van het Weeshuis.
Voorstel om het Bestuur van het Waterschap Zijpe
en Hazepolder te verzoeken, het Algemeen Weeshuis
met daarbij behoorende bezittingen wederom voor een
tijdvak van 25 jaar aan de Gemeente in gebruik af te
->taan. Reeds gedurende tal van jaren heeft het Be
stuur van het Waterschap Zijpe en Hazepolder steeda
voor een bepaald aantal jaren afstand van de rechten
van het weeshuis met de daarbij behoorende boerderij
gedaan ten behoeve van de gemeente Zijpe. De Wees
huis-bezittingen zijn laatstelijk voor 25 jaren tn.1. voor
het tijdvak 19001925 aan de gemeente Zijpe in gebruik
afgestaan.
B. en W. stellen voor het Bestuur van het Water
schap Zijpe en Hazepolder te verzoeken, genoemd wees
huis met daarbij behoorende bezittingen wederom voor
een tijdvak van 25 jaren aan de gemeente Zijpe iu
gebruik af te staan.
Wordt goedgevonden.
Het bouwen van een tuinhuisje.
Aan de orde komt het voorstel van B. en W. om over
te gaan tot het bouwen van een tuinhuisje bij de onder
wijzerswoning te St. Maartensbrug.
De Voorzitter zegt dat bij de benoeming van het
hoofd der school, het hoofd der school erop gesteld
was, dat een serre werd aangebouwd. Dat is echter
zeer moeilijk te doen, en daarom stellen B. en W. nu
voor, om inplaats van een serre, een tuinhuisje te doen
bouwen. De kosten zullen ongeveer f 300 bedragen.
De heer Bruin zegt dat de raad moeilijk anders kan
doen dan het voorstel accepteeren. want er is den be
noemde beloofd, dat het in orde gemaakt zou worden.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel vaU
B. en W. aangenomen,
Het Ghristelijk-nationaal onderwijs
De raad weigert bij te dragen
In de kosten van vervoer.
Ingekomen Is een adres van *P. Best e.a., houdende
verzoek om vergoeding van kosten van schoolbezoek,
als bedoeld in art. 13, le lid, der Lager-Onderwijswet
1920, ingaande 2 Mei 1932.
Adressanten laten hunne kinderen (in totaal 24) on
derwijs genieten aan de school voor Christelijk Natio
naal onderwijs te Schagen. De afstand van hunne wo
ningen naar genoemde school is meer dan 4 KJJ. Het
vervoer geschiedt per autobus, waarvan de kosten
thans f 63.48 per kind per jaar bedragen. Totale kosten
alzoo f 1523.52.
B. en W. hebben zich met verschillende autobus
ondernemingen in verbinding gesteld en uit een inge
komen aanbieding is gebleken, dat het vervoer wel
voor een lager bedrag, n.1. voor pl.m. f 1325 per Jaar
kan plaats vinden. Zij stellen dan ook voor het bedrag
der tegemoetkoming (te rekenen van 9 Mei 1932 af,
zijnde den dag, dat de lessen zijn begonnen) te bepa
len op f 1325 per. jaar, verminderd onderscheidelijk met
de volgende ten laste der onders blijvende bedragen
per kind per jaar:
P. de Best, Stolpen f 35, 1 kind f 35; J. de Jonge,
Stolpen f 7.50, 3 kinderen f 22.50; G. L. Verschoor,
Stolpen f 75, 1 kind f 75; S. Abbink, Stolpen f 10, 2
En met deze bedreiging verliet de oude vrouw, die de
geldzucht tot een halve duivelin had gemaakt, de kamer.
xvn.
WAT THOMAS TE ZEGGEN HAD.
In diep gepeins verzonken bleef Lionel Fanshaw ach
ter. Susan Tollhurst's onthulling verbijsterde hem. Als
de tuinman den beker in zijn bezit had. dan moest hij
het zijn geweest, die dezen van het altaar genomen had,
waar Anita hem op den fatalen avond had neergezet.
Maar Ricky was na tienen nog buiten geweest, en het
was verre van onmogelijk, dat hjj en Baxter tijdens hun
samenzijn in „Het Vergulde Hert" afgesproken hadden
den beker te stelen en elkaar bij de zandsteenvallei te
ontmoeten. Ze waren geen van beiden te goed voor zoo
iets, dacht de jonker bitter. En al beweerde juffrouw
Maynard duizendmaal, dat de kolonel het huis niet ver
laten had zijn alibi was evenveel waard als dat van
Richard het was voor Baxter een klein kunstje ge
weest om door het raam van zijn kamer, die op da
benedenverdieping lag, ongemerkt naar buiten te glip
pen en langs denzelfden weg weer terug te lteeren. En
als hij en Gould elkaar ontmoet hadden bij het huisje
van den koster en dat waren binnengedrongen, hadden
ze natuurlijk gemerkt, dat de vurigbegeerde buit verdwe
nen was. Wat was er toen gebeurd? Was de oude Toll
hurst uit zijn verdooving opgeschrikt en had hij hen
herkend? Had een van de twee hem daarop geworgd
om den eenigen getuige van hun strooptocht voorgoed
het zwijgen op te leggen? Een pijnlijke vraag, waarop
Fanshaw het antwoord niet kende...
Te oordeelen naar het fragment van Baxter's brief aan
Rose Carr, scheen hjj de sohuldige te zien. Het was mo
gelijk, dat Ricky het meisje de werkelijke toedracht had
verteld en dus wist zij, dat de kolonel den moord ge
pleegd had. Dat zou verklaren, waarom hij haar had ge
schreven wellicht dreigde hij, Ricky als medeplichtige
te zullen ontmaskeren, als er iets van de waarheid over
Rose's lippen kwam. Maar het was evenmin buitenge
sloten en deze gedachte deed Fanshaw den adem in
de keel stokken dat Ricky den ouden Tollhurst had
gedood, om het loskomen der aan Rose beloofde erfe
nis te bespoedigen! Gesteld, dat zijn eef op deze af
doende wijze de financieele hinderpalen, welke een spoe
dig huwelijk met Rose belemmerden, uit den weg had
willen ruimen
Wordt vervolgd.