Duels, die niet
worden vergeten.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Een romantisch overblijfsel uit de oude
doos. waarin de tegenwoordige
moderne wetgeving niets ridder
lijks of nuttigs meer ziet.
Het duel, dat eens doorging voor een uiting van
mannelijkheid en moed, is tegenwoordig eigenlijk niet
meer dan een romantisch overblijfsel uit den ouden
doos, hoewel ook heden ten dage een meeningsverschil
nog wel eens met degen of pistool wordt beslecht.
Bovendien hooren we van allerlei zonderlinge twee
kampen (die meestal zijn uitgedacht door Amerikanen)
waarbij pillen worden geslikt, gas wordt gesnoven en
van duizelingwekkende hoogten naar beneden wordt
gesprongen.
De moderne wetgeving ziet niets ridderlijks of nut
tigs in het duel en vat het op als een gemeen misdrijf.
Niettemin gaat er van zoo'n strijd op leven en dood nog
altijd een zeker» bekoring uit, ofschoon hij niet strookt
met de huidige opvattingen over mensch en maat
schappij.
HEINE SCHIET IN DE LUCHT.
1841. Heinrich Heine slentert kort voor zijn vertrek
uit Parijs door de Rue Rlchelieu. Op den hoek van den
Rue St. Mare treedt onverwacht Salomon Strausz hem
tegemoet en begint hem uit schelden. Deze Strausz
had alleszins reden om Heine kwaad gezind te zijn.
Het volgende was namelijk gepasseerd:
Heine had zich in zijn satirieke schetsen hoogst on
vriendelijk uitgelaten over Jeanette Wohl, de echtge-
noote van Salomon Strausz. Deze Jeanette was vóór
haar huwelijk de trouwe en opofferende vriendin ge
weest van den eenzamen Ludiwg Börne, Heine's ,.in-
tiemsten vijand". In 1832 trouwde zij met Strausz en
Heine maakt hierover opmerkingen, die aan duidelijk
heid niets te wenschen overlieten. Eén en ander leidde
tot een volledig persschandaal en het scheen inderdaad,
dat alleen een persoonlijke ontmoeting tusschen dén
aanvaller en den beleedigde deze vete zou kunnen op
lossen. Strausz wilde een formeel duel uitlokken en
£af daarom raidden op straat te kennen, h^e hij over
Heine dacht en wel in zulke weinig vleiende bewoor
dingen, dat de bedoeling er van geen twijfel overliet.
Maar Heine nam de zaak nog al kalm op. Hij zou
juist naar Cauterets gaan om wat uit te rusten. „Wie
mij wil spreken, kan wel wachten, tot ik weer terug
ben," zei hij en hij vertrok naar de Pyreneeën. Maar
daar de Parijsche kranten zich eenigszins smalend over
hem uitlieten, vervroegde hij zijn' terugkeer en daagde
Etrausz uit.
De uitdaging wordt overhandigd.
(afbeelding uit den Rokoko-tijd).
In het dal van St. Germain had de tweekamp plaats
op den zevenden September 1841, juist acht dagen na
het huwelijk van Heine met Eugene Mirat.
Op dertig pas afstand van elkander stelden de
tegenstanders zich op, Strausz had het eerste schot en
raakte Heine in de heup, maar de kogel ketste af op
Heine's geldbeurs. „Ik heb mijn geld goed geplaatst,"
meende Heine en schoot daarop in de lucht.
Zonder een woord te zeggen verliet Strausz het ter
rein van den strijd, nog even beleedigd als tevoren.
DUMAS DUELLEERT WETENSCHAPPELIJK.
Van de vele duels, die tusschen schrijvers onderling
hebben plaats gehad, is één van de interessantste dat
tusschen Alexandre Dumas Père en Frédéric Gaillar-
det. De laatste had een stuk geschreven, getiteld „De
toren van Nesle" en dit was aangenomen door een
theaterdirecteur, die echter tot zijn schrik ontdekte,
dat het werk niet zoo best was als 't oij dt eerste ken
nismaking had geschenen. Er moesten verscheidene
fecènes in worden veranderd en de directeur verzocht
pumas om zich daarmede te belasten. Deze kweet
zich behoorlijk van zijn taak en daar hij zeer veel wij-
E.'gingen had aangebracht, vond hij het niet meer dan
billijk, dat op de affiches werd vermeld: „De toren
ivan Nesle door en Frédèric Gaillardet."
Een ontzettend twistgeschrijf was hiervan het ge
volg. Dumas werd door zijn „medewerker" uitgemaakt
voor alles wat leelijk is en volgens de opvattingen van
dien tijd kon een duel niet uitblijven. Dumas, die o.a.
reeds was gekwalificeerd als „ellendeling en lafaard"
stuurde Gaillardet zijn secondanten en bij St. Mandé
werd het geschil uitgevochten.
Alexander verloor ook in deze ongewone omstandig
heden geen oogenblik zijn goed humeur. Met Bixio, een
arts, debatteerde hij, een oogenblik vóór de schoten
werden afgewisseld, over het feit of een doodelijk ge
troffen mensch nog een paar keer om zijn as draaide
en dan pas valt dan wel onmiddellijk ter aarde stort.
„Let goed op", zei hij, toen hij aanlegde. Maar beide
kemphanen schoten mis en de secondanten weigerden
voor de tweede keer te laden, zoodat de tweekamp
hiermee was. afgeloopen.
PÖESJKIN STERFT VOOR ZIJN VROUW.
Alexander Poesjkin is één van de grootste dichters
die Rusland heeft gehad. Door Dostojefski die zelf
misschien de grootste prozaschrijver aller volken is
werd hij beschouwd als het stralendste genie, dat
Rusland heeft voortgebracht. Hij stierf op zeven-en-
dertigjarigen leeftijd en zijn werk beslaat elf dikke
deelen: Romans, novellen, tooneelstukken en gedich
ten. „Was hij blijven leven", aldus zijn biograaf, „dan
had hij ons nog vijf-en-vijftig deelen er bij geschonken,
die de vorige in alle opzichten hadden overtroffen. Maar
hij is ten offer gevallen aan de typische Russische
kwaadsprekerij."
Poesjkin woonde in Petersburg (het tegenwoordige
Leningrad) en stond eigenlijk nog pas aan het begin
van zijn carrière. Hij verkeerde in de z.g. „goede krin
gen" en was overal zeer gezien. Zijn ongeluk werd het
echter, dat hij een mooie vrouw had getrouwd.
Het duurde niet lang, of er werden praatjes verteld
over Natalie Poesjkin en een zekeren Baron Dantès
Heckeren, een aangenomen zoon van den Hollandschen
consul. Dantès was een echte salonleeuw en maakte
de jonge mevrouw Poesjkin op een opvallende manier
het hof. Het is lang niet zeker, dat Dantès inderdaad
heeft geprobeerd om verder te gaan dan de maat
schappelijke verhoudingen toelaten. En als hij het heeft
geprobeerd, staat het allerminst vast, dat Natalie zijn
pogingen steunde. Maar dat kon niet verhinderen, dat
Poesjkin na langen tijd geen aandacht aan het geval
te hebben besteed, eindelijk in een staat van vertwij
feling raakte. De eene anonieme brief volgde op den
anderen.
Tenslotte stuurde Poesjkin een uitdaging aan Dan
tès. Dit schrijven was zoo beleedigend, dat Heckeren
geen excuses meer kon aanbieden, al zou hij het heb
ben gewild.
Op den 7den Januari 1837 had het duel plaats, Poesj
kin werd doodelijk gewond.
TREURIG EINDE VAN LASALLE.
Ferdinand Lassalle, de beroemde econoom en politicus
maakte in den zomer van het jaar 1834 een reis door
Zwiteserland en ontmoette daar Hélène von Dönniges.
In minder dan geen tijd was Lasalle hartstochtelijk
op haar verliefd en daar de „aristocratische socialist"
haar evenmin onverschillig liet, besloten ze zelfs zoo
gauw mogelijk te trouwen. Maar Hélènes ouders wilden
een huwelijk tusschen hun dochter en Lassalle volstrekt
niet toestaan en nadat Hélène nogmaals tevergeefs had
geprobeerd om haar familie te overtuigen, keerde ze
naar Lasalle terug. Maar Lasalle wilde „verstandig zijn
en bracht haar naar huis terug. Hiei mee beleedigde
hy haar evenwel zoo hevig, dat ze hem den rug toe
keerde en hem liet weten, dat ze dan maar naar
haar verloofde zou terugkeeren: Janco von Racowicz,
een Poolsohen vorst van wiens bestaan Lassale tot op
dat oogenblik nog nooit had gehoord.
Thans stelde Lassalle alles in het werk om de mooie
Hélène terug te winnen, maar zijn pogingen faalden.
Hierover werd hij zoo woedend, dat hij alle voorzichtig
heid uit het oog verloor en Racowicz een brief schreef,
die eindigde met de volgende opmerkingen: U ziet hier
aan, dat U mij van nu af aan niet meer als rivaal
behoeft te vreezen en dat ik U Uw geluk van harte
en geheel gun, een geluk, waarvan ik mijnerzijds met
het grootste genoegen afstand doe. Met oprechte deel
neming
Ferdinand Lassalle."
Den 28sten Augustus 1864 begaf Lasalle zich met zijn
secondanten naar Carrouge, een voorstad van Genève.
Om half acht verscheen Von Racowicz en gezamenlijk
zocht men de plaats op, waar het duel zou plaats
hebben. Racowicz had het eerste schot. Onmiddellijk
daarop schoot Lassalle, maar zijn kogel vloog het doel
voorbij. De Pool had hem doodelijk getroffen. Lasalle
werd verbonden en naar het hotel gebracht, waar hij
zich met moeite naar zijn kamer sleepte.
Toen Racowicz naar zijn verloofde terugkeerde,
meende zij, dat er heelemaal niet geduelleerd was. Zóó
overtuigd was zij van een overwinning van Lassalle.
Toen Racowicz zich verontschuldigde en mededeelde,
dat hij Lassalle had gewond, wees zij haar verloofde
de deur.
Drie dagen lang lag Lassalle met hooge koorts. Al
dien tijd sprak hij geen woord. Den 31sten Augustus
stierf hij. Toen Hélène von Dönniges vernam, dat hij
was overleden, schreeuwde ze: „Ik haat Racowicz" en
viel in onmacht.
Een half jaar later was zij met den Poolschen vorst
getrouwd.
Het duel (naar een oude teekening).
VOOR DEN POLITIERECHTER.
OPENBARE ZITTING VAN 27 JUNI 1932.
DE ZURE-HARING-LIEFHEBBER VERSCHIJNT
WEER TEN TOONEELE.
Tot 2 maanden gev. veroordeeld.
Een 27-jarige Castricummer, met name Reinier Petr.
B., had in een malle bul te Alkmaar op 26 Dec. 1931
bij den winkelier in ververschingsartlkelen, Jb. Tol, een
flesch met gemarineerde haring ingepikt, den inhoud
ingeslikt en dit zure misdrijf op 11 A April voor den Po
litierechter moeten bezuren. Hij verkreeg alstoen uit
stel van executie, teneinde den heer Wiggers gelegen
heid te geven, dit eenigszins loszinnige jongemensch
eens grondig te bestudeeren. Het resultaat van die
crimineel-anthropologische studie werd dan heden den
Politierechter medegedeeld. De verdachte, niet aanwe
zig, had vermoedelijk zijn aangelegenheden met ver
trouwen in des rechters handen gelegd. Ongelukkig
werd echter deze absentie als een bewijs van onver
schilligheid aangemerkt. De informatiën waren echter
beneden A.P. en de Officier, afkeerig van verdere
consideratie, vorderde 2 maanden onvoorwaardelijk.
Uitspraak conform eisch.
BIJ HET WEGEN WERD DE GETWOGENE TE
LICHT BEVONDEN.
Alle goede voornemens, die zoo men zegt, wel eens
worden gebezigd ais plaveisel van den Helleweg, ten
spijt, was het den reclassant Gerrit G. te Hoorn, voor
heen ingezetene van Alkmaar en bewoner van de „Allee
d'Amour", helaas niet geluk, zijn driejarigen proef
tijd met succes te beëindigen, 'n Verboden biertje en
toen nog wat captie met een Hoornschen politie-agent,
waren oorzaken van een nieuwe veroordeeling en had
den het treurig gevolg, dat ook ten uitvoerlegging van
de voorw. straf werd overwogen en tot ten uitvoerleg
ging werd besloten.
HET RAUWE LEVEN IS GEEN ONAFGEBROKEN
SOIRé DANSANTE IN HET CARLTON-HOTEL.
De 46-jarige heer Corn. R., winkelier te Bergen, be
hoort in geen geval tot de kapitalisten, 'n verachtelijk
soort creaturen, dat men volgens de meening van som
mige ongelimiteerde wereldhervormers, hetzij met een
vriendschappelijk duwtje in den rug, of een felle pe
nalty-kick tegen zeker lichaamsdeel, waaraan Tweede
Kamer-, Raads- en andere leden, die geregeld „zitting"
nemen, zooveel behoefte hebben onverbiddelijk uit het
portaal der sociale gemeenschap verwijderd moeten
worden.
Maar gemelde heer R. kan evenmin worden inge
deeld bij de goede en getrouwe dienstknechten, die
over weinig getrouw waren en daarom over véél wer
den gesteld. Als bode toch van een verpleglngsfonds,
had hij de geïnde contributiën met zijn huishoudkas
ineen doen vloeien", welke financieele cocktail hem
echter bij de analyseering in groote moeilijkheden en
aanraking met den politierechter bracht.
Op 18 April stond hij dan terecht als verdacht van
verduistering van f 803.70 en werd in deze zaak een
reclasseeringsonderzoek gelast. Heden had de voortzet
ting der behandeling plaats. De reclasseeringskansen
bleken dubieus en de heer Officier maakte van zijn
hart geen smoorkuil en openbaarde, dat hij den man
voor geen cent vertrouwde, welke opinie tot een on
gunstig effect leidde in den vorm van een eisch tot
veroordeeling tot 5 maanden gevangenisstraf. Ondanks
deze ongunstige vingerwijzing wilde de Politierechter
den delinquent no£ een laatste kans geven en veroor
deelde hem tot 6 maanden gevangenisstraf voorwaarde
lijk met 3 proefjaren en op te leggen strenge bijz.
voorwaarden.
DE OMSTANDIGHEDEN VORMEN GEWOONLIJK
DEN KONING DER SCHEPPING.
Wanneer de gepasporteerde O.-I. militair Borchur-
dus van B. kon beschikken over het jaarlijikscb inko
men van den president van den Hoogen Raad, 'n slor
dige 11000 pop, was hij ongetwijfeld 'n pronkjuweel der
samenleving, doch nu hij zijn schamel aardsch bestaan
moet rekken met het aanbieden van gebruiks-artikelen,
waarvan het marktbericht gewoonlijk luidt: „Handel
stug" en bovendien nog wordt opgewarmd door geeste
lijk onevenwichtige adviseurs, nu is zijn stemming bit
ter en zijn karakter moeilijk. Zoodat hij op zijn handels-
tournée nogal eens in conflict komt met de plaatselijke
politie, welke incidenten gewoonlijk het resultaat, heb
ben verschijning voor den Kantonrechter ter zake
overtreding van artikel zus of zoo der gemeentelijke
politieverordening.
Op 14 Juli 1931 liep het echter te Egmond aan Zee
heelemaal mis en werd behalve overtreding van het
ventverbod ook nog proces-verhaal opgemaakt ter
zake wederspannigheid. Deze laatste aangelegenheid
werd tweemaal onder de aandacht van den Politie
rechter gebracht, doch tot een resultaat kwam het
niet, omdat mr. Ledeboer zich zekerheid wilde verschaf
fen of het recalcitrante optreden van den verdachte
soms ontsproot uit zijn gestoord zenuwgestel, reden
waarom de Politierechter den heer Wiggers een onder
zoek opdroeg en de verdere behandeling uitstelde tot
heden. Geadviseerd werd alsnu een voorw. straf, doch
niemand wist eigenlijk waar hij nu zit. Niettemin werd
gevorderd een voorw. gevangenisstraf met een proeftijd
van 2 jaar. Conform besloten.
ALWEER EEN HOORNSCHE LADELIGHTER
OP DE „BÜHNE".
Onze goede stad Hoorn is tamelijk ruim voorzien
van ladelichters en dergelijke sportslieden. Heden moest
al wederom een dergelijke zaak in behandeling worden
genomen en wel tegen zekeren heer Jan Hendrik Str.,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats. Deze
langvingerige snaak had in het eerste kwartaal van dit
boekjaar uit den winkel van den heer Doorn eenige
malen sigaren ontvreemd en voorts uit de toonbank
lade van den heer Mak, groentenhandelaar in de
Gravestraat eenige kwartjes zich wederrechtelijk toe
geëigend. In deze zaak werd ook als getuige gehoord
de bekende Willem V., die zich wegens dergelijke dief
stallen in arrest bevond. Hij was bij die gezegende
greep in de toonbanklade tegenwoordig als „stille
vennoot". Vlgens den heer Wiggers was de verdachte,
een kermisreiziger, niet gemakkelijk te reclasseeren.
Gevorderd werd alsnu f 25 boete of 25 dagen.
Vonnis overeenkomstig eisch
DE RIJKSVELDWACHTER STOND OP DE WIP.
Onder de interessantste nummers der strafrechter
lijke matinée van de vorige week kon ook gerekend
worden het optreden van het echtpaar Joh. B„ exploi-
teerende een café te Uitgeest, welke echtelieden ieder
voor zich op 11 Mei den heer David Stelpstra, amb
tenaar der directe belastingen, die namens de admi
nistratie en H.M. de Koningin eens kwam aankloppen
om verschuldigde belastingpenningen, hadden beleedigd
in bewoordingen, reeds de vorige week ter kennisse
van de lezers gbracht.
Volgens de uitlating van mej. Doortje B., zou de
heer Van Es, de te Uitgeest gestationneerde rijksveld
wachter, het echtpaar hebben geadiviseerd, maar liever
niet ter terechtzitting te verschijnen en deze mededee-
ling wekte in zoo hooge mate die belangstelling van den
politierechter, dat hij schorsing der zaak tot heden en
oproeping van den heer Van Es gelastte. Deze ver
klaarde thans geen advies dienaangaande te hebben
verstrekt. Juffr. B. had te kennen gegeven, dat zij zoo
verschrikkelijk zenuwachtig was en toen had de rijks
veldwachter gezegd dat zij, indien zij liever niet per
soonlijk verscheen, zij dan maar een brief aan den
Officier moest schrijven, om haar afwezigheid te ver
klaren. Hoewel mej. B. haar beschuldigingen volhield,
had de Officier geen motief om aan de verklaringen
van van den getuige te twijfelen en voorts verzachten
de omstandigheden in aanmerking nemende, werd ge-
requireerd tegen ieder f 5 boete of 5 dagen.
Uitspraak f 3 boete of 3 dagen voor ieder der eoht-
genooten.
OPNIEUW EEN DUINZANDSLIKKER.
De ingezetene van Castricum, Theodorus L., had
zich door tusschenkomst van zijn knecht Theodorus
Boots een wagen zand wederrechtelijk toegeëigend.
Deze knecht was door den jachtopziener Liefting
aangehouden, maar de baas draaide er voor op. Echter
ten onrechte, omdat niet de baas, maar de knecht
de schuldige was. Vrijspraak volgde na daartoe strek
kend requisitoir van den Officier.
ONWILLIGE BROETKASTBEZOEKE1RS. DE
TUINSLANG ALS AFWEERKANON.
De heeren Cornelis T. te Bergen en Hendr. P., ma
chinist te Amsterdam, die zich op 1 Mei bevonden in
den broeikast, staande op het erf van den heer H, de
Jong, tuinman en bloemist te Bergen, en zich alstoen
niet verwijderden op de herhaalde vordering van den
eigenaar of rechthebbende, stonden heden terecht ter
zake huisvredebreuk.
De heer Cornelis T. verklaarde dat hij kwam om
f 45 oude schuld te innen. Voorts gaven beide verdach
ten te kennen, zich onmiddellijk te hebben verwijderd,
doch de heer de Jongh had hen met behulp van een
tuinslang van het erf weggespoten. Mej. de Jongh
geb. de Ruiter ondersteunde de verklaring van haar
echtgenoot. Eisch f 10 boete tegen ieder der comparan
ten. Uitspraak ieder f 5 boete of 5 dagen.
EEN BILJARTKEU ALS TUCHTMIDDEL OF
„AFDROOGM1ATERIAAL.
De niet verschenen heer Joh. D. had op 17 Mei te
Venhuizen in het café van Schipper den medebezoeker
Cornelis V. een slag op zijn kaak toegediend met het
dikke eind van een biljartkeu. De ruzie ontstond bij
het opbieden met glazen bier ten einde het speelrecht
op het biljart te "bemachtigen. De heer Officier fulmi
neerde duchtig over die „beroerde boerenkermissen",
die zooveel last opleverden en vorderde f 25 boete of 25
dagen. Vonnis conform.
DE CLANDESTIENE DISTRIBUTIEGEINTETER.
De 31-jarige arbeider Pietel de K„ te Koedijk woon
achtig, was zoo vrijpostig geweest, zich van radio
genot te voorzien, zonder dat hem zulks een cent
kostte en het distrübutienet afgetapt, waardoor de di
recteur, de heer P. Kok, werd benadeeld. Genoemde
heer de K. stond alsnu terecht wegens diefstal van
electrische energie. De heer Kok eischte bovendien een
schadevergoeding van f 20. Aangezien echter de leiding
was aangelegd door den expediteur J. J. Koop, gaf de
Politierechter het advies, die rekening >feij gemelden
heer Koop in te dienen. De Officier noemde het delict
een kind van den modernen tijd en vorderde f 7 boete
of 7 dagen, Vonnis f 5 boete of 5 dagen.
Ter zake het niet verschijnen als getuige werd tegen
den heer Koop acte verleend en zal deze heer zich des
wege voor den kantonrechter moeten verantwoorden.
EEN VERNIELZUCHTIG DUO.
Een tweetal, vermoedelijk ruw aangelegde en vecht
lustige ingezeteen van Den Helder, Joh. Jac. W. en
Cornelis van H. hadden zich op Zondag 15 Mei ver
maakt met in het café van den heer Simon Koning
aan de Bassingracht een aantal glasruiten te vernielen,
zoodat een schade van f 60 werd aangericht. De hee
ren verkeerden sterk onder den invloed en handelden
uit wraakzucht omdat de heer Koning hen niet in zijn
inrichting wilde toelaten. Deze verstandige maatregel
kon helaas niet verhinderen, dat de heer Koning een
belangrijke en tot dusver niet vergoede schade werd
toegebracht. Eisch tegen ieder f 20 boete of 20 dagen.
Vonnis conform.
EEN OPENHARTIGE BEKENTENIS.
De smid-bankwerker Joh. Hendr. B. te Den Helder
hadop 30 April in drift zekeren heer M. van Berkum,
een voormalige kostganger van wien hij nog kostgeld
had te vorderen, een stomp in het gelaat toegebracht.
De schoenmaker Marten v. Berkum had echter, volgens
den heden tereohtstaanden smid-bankwerker, dezen
vooraf gedreigd. De schoenmaker gaf een uitvoerig ver
slag omtrent de aanleiding van het conflict. Requisitoir
f 15 boete of 15 dagen. Uitspraak conform.
GEIEN STEUNPILAAR VAN DE POLITIE.
Albertus Anth. D., 'n 23-jarige visscher te Egmond
aan Zee, evenals zoo vele dorpsgenooten, een ijvervol
vierder van het unieke kermis-pinkster-feest, had op 15
Mei op het Pompplein de handelingen der politiemacht,
bestaande uit den gem.-veldwachter Ten Bruggencate
en den rijksveldwachter Rood, belangrijk belemmerd,
toen zij den in beschonken toestand verkeerenden Hu-
bert Schong wilden Inrekenen. Hij trachtte met alle
hem ten dienste staande krachten de overbrenging van
gezegden heer Schong te verhinderen en stond nu te
recht wegens wederspannigheid. De Officier pakte flink
uit over die „lamlendige slampampers" en vorderde
f 25 boete of 25 dagen. Vonnis overeenkomstig eisch.
Sluiting.
Hieronder van links naar rechts:
Alexander Poesjkin. Natalie N.
Poesjkin. Baron Dantès.
Hierboven van links naar rechts:
Ferdinand Lassalle, Hélène von Dooi-
niges. Jamco Racowicz.