Afscheid van den heer Dekker. SCHAGER COURANT. Derde blad. No. 9100 Dinsdag 5 Juli 1932. Als gemeente-opzichter van Anna Paulowna. De beker van koningin Elizabeih In het altijd reeds zoo aardige, maar voor deze ge legenheid extra-gezellig aangekleede raadszaaltje, •waren Zaterdagavond Burgemeester Lovink en diens echtgenoote, de voltallige Raad, de gemeente-secre taris en de andere ambtenaren ter secretarie, bene vens de directeur van het electrisch bedrijf en de gemeente-politie aanwezig om afscheid te nemen van den heer R. Dekker, den gemeente-opzichter, wien tegen 4 Juli eervol ontslag is verleend en die nu met z'n echtgenoote en kinderen de eere-plaats bezette. Nadat thee en gebak geserveerd waren, nam Bur gemeester Lovink het woord en sprak ongeveer als volgt: Mijnheer en Mevrouw Dekker, en familie, Dames en Hoeren, Een afscheid heeft in den regel iets tragisch; het Fransche spreekwoord Partir c'est mourir un pcu 1) drukt het zelfs nog veel sterker uit. Ik zeg in den regel, want wij zijn zoo gelukkig, dat wij hier dan met de uitzondering, die den regel heet te bevesti gen. te doen hebben. Hier een afscheid, dat niet is een droeve, maar Veeier een blijde verrichting en waarom? Omdat gij. Mijnheer Dekker, die op dezen dag den gemeentedienst en ons gaat verlaten, dat niet doet, omdat de last der jaren U dermate drukt, dat gij Uwen dienst niet meer naar behooren zoudt kunnen verrichten of omdat andere onaangename oorzaken U daartoe noopten. Neen. gij gaat vrijwillig om een welverdiende rust te nemen Verrieden Uw grijze haren U niet. mbijnheer Dekker, niemand zou gc- looven, lettende op Uw krachtig gestel (want gij zijt thans veel sterker dan 10 jaren geleden), en op uw grooten ijver en jeugdig vuur. dat gij reeds zoo n mooien en vooral zoo'n langen staat van dienst achter U hebt. De raad heeft dan ook gemeend, nu er zooveel reden tot danken is. in plaats van tot klagen. U niet maar zoo ongemerkt te mogen laten vertrekken, doch wilde gaarne op wat meer officieele wijze af scheid van U nemen. Wij danken U. Uwe echtgenoote en kinderen dan ook. dat gij allen aan ons verzoek hebt willen ge hoor geven om hier een oogenblik met ons aan te zit ten. Uwe echtgenoote is ook een goede bekende in deze omgeving, niet alleen omdat zij een lange reeks van jaren als Uwe echtgenoote Uw trouwe hulpe was. die met U meelefde en met U mee werkte en zorgde, maar in oude stukken, in het gemeente-archief ver blijvende, lezen wij nog. dat mej. Geertruida Teer door den Raad van Anna Paulowna met ingang van 1 Augustus 1895 werd benoemd tot onderwijzeres aan de o. 1. school III en in de raadsvergadering van 12 April 1899 kwam aan do orde een verzoek van Mej. G. Teer, waarbij zij verzocht in verband' met haar huwelijk met den gemeente-opzichter R. Dek ker om eervol ontslag met ingang van 1 Juni 1899, waarop door den raad gunstig werd beschikt. Me vrouw Dekker had, toen zij de echtgenoote van on zen Opzichter werd, dus al veel goed en mooi werk in deze gemeente verricht. Don len Juni 1892. dus ruim 40 jaren geleden, werd de heer II. Dekker als opzichter dezer gemeente in functie gesteld en op een dag als deze kunt gij zeker met rechtmatigen trots terugzien op het vele en nuttige werk dat U in het belang der gemeente hebt helpen tot stand brengen. In het algemeen kan van den ambtenaar gezegd worden, dat hij nogal aan den weg timmert, doch voor een gemeente-opzichter is dat niet alleen in figuurlijken, maar ook in let terlijken zin van toepassing. De ambtenaar-bouw meester heeft boven den administratieven ambte naar dit voor. dat hij maar ook het publiek het werk zijner handen later nog kan zien en waardee- ren en als wij dan op dezen dag bezien, wat gij. Mijnheer Dekker, in die 40 jaren hebt tot stand ge bracht, verbouwd en verbeterd, dan brengen wij U daarvoor namens de gemeente onzen hartelijken en welgemeenden dank. Doch niet alleen het gemeentebestuur blijft U er kentelijk voor Uw werkkracht en ijver, als ambte naar. ook tal van vereenigingen in deze gemeente die U als zeer actief lid en zelfs als bestuurder heb ben gekend, blijven U als particulier dankbaar voor wat daarvoor hebt willen doen In de notulen van Het Witte Kruis en van andere nuttige vereenigin gen in deze gemeente zal de naam van R. Dekker ook voor latere tijden bewaard blijven om het mooie FEUILLETON OOOiOQOOÖOjOOÖOiOOOOOOjOOiOOsO CX)tX)QOCX)aO<X)CX)CX)OiQ<X)CX)(X) Naar het Engelsch FERGUS HUME. 33. ..Vader kan den moord wel begaan hebben," zei Anita 6nikkend. „Dat hoop ik niet en ik geloof het evenmin, want als hij het werkelijk had gedaan, zou hij het niet tegenover Rose bekend heben. Met dien regel op dat stukje papier kan hij wel een bepaalde bedoeling hebben gehad, die wij niet kennen, omdat wij niet weten, welke rol hij precies in de zaak gespeeld heeft. Bovendien hoeven wij niets van dien snipper te zeggen, als het tot een publiek schandaal komt." „Maar Susan Tollhurst..." „Die houdt haar mond wel. als ze maar geld krijgt." „En als ze het niet krijgt?" „Ze moet geld hebben." antwoordde de jonker vastbe sloten. „als Ricky koppig is en alles bekend wordt. Ik kan ten slotte altijd zelf Susan's mond sluiten door haar vijf- of zeshonderd pond te geven. Dadrvoor zal ze wel zwijgen." „Maar Lionel. dat kun je immers niet betalen!" riep Anita verschrikt. „Liefste, ik kan alles, om jou ellende te besparen," was het krachtige wederwoord. „Denk je. dat het verstandig is, meneer Dawson er voorloopig heelemaal buiten te laten?" vroeg ze daarop Ze voelde zich niet in staat verder tegen Lionel's nobel voornemen, om harentwil een groot finantieel offer te brengen, als het noodig was, te verzetten. „Dat moet wel. Ik heb Thomas beloofd te zwijgen; hij zou me niets hebben verteld, als ik dat niet beloofd had. We moeten nog een paar dagen wachten, voor we iets kunnen doen. tot Ricky in Londen komt om Rose hij die juffrouw Quail te ontmoeten. Ik geloof namelijk niet, dat hij in Hurton komt; dat is maar 'n kletspraatje van Rose." ..Schrijf hem dan dat hjj hier moet komen." DEKKER. en sympathieke werk dat U vaak op velerlei gebied belangeloos voor Uw medemenschen hebt gedaan. De Raad van deze gemeente heeft gemeend dat waar de naam van R. Dekker hier om gezegde rede nen wel bekend zal blijven, zij U bij Uw vertrek naar Beverwijk wel iets mocht aanbieden, dat zoo noodig ook bij U een aangename herinnering aan Uw werk kring en gemeentenaren zal doen bijblijven. De keuze viel daarbij op een haard. Wij hopen, mijnheer Dek ker. dat die keuze goed was en U dat voorwerp van de gprneente wel zult willen aanvaarden. Bejaarde menschen (ik heb liet al gezegd, gij lijkt wel jeugdig, maar zóó jong is U niet meer), bejaarde menschen hebben warmte noodig en nu hopen wij. dat deze haard bij dq gezellige warmte welke zij zal uitstralen in Uwe woning te Beverwijk. U steeds weer zal her inneren aan de warme vriendschap, welke U hier hij allen achterlaat en vooral bij hen. die vaak en meef ambtelijk met, U in aanraking kwamen. Mevrouw Dekker, mag ik U namens den Raad deze bloemenhulde aanbieden. De rozen, zij zullen verwelken, verdorren en spoedig vergaan zijn, maar wij hopen, dat gij de Leerdam-vaas. die U daarvan toch zult overhouden, een plaatsje in Uwe woning zillt willeti afstaan, opdat zij U ook later nog zal zeg gen, dat veel van wat mooi is, vergaat, maar dat ge lukkig van het goede cri mooie, dat ook U hebt ver richt, zoowel zelfstandig als in samenwerking met Uw man. niet alles kan verwelken of verdorren, maar iets blijft, dat door den tijd nog inonic en voor ons nog waardevoller schijnt. Zoo wensch ik U beiden een lange, welverdiende en gelukkige rust; een le vensavond, die licht is. door de liefde van Uwe kin deren en door dc wetenschap, dat veel van Uw mooie werk blijft en zijn waarde zal behouden. Zichtbaar aangedaan antwoordde hierop dc heer Dekker: Het zal mij niet gemakkelijk vallen veel mooie woorden te vinden om u hartelijk te danken voor de woorden tot mij en mijn familie gesproken en u dank te zeggen voor het cadeau. Het was al een zware tocht voor mij naar hier te gaan oin afscheid tc nemen van dc hoeren, die al tijd de grootste welwillendheid tegenover mij hebben Lctoond. Toen mijn werk zóó druk liep, dat ik er bijna ziek onde.r dreigde tc worden, werd dadelijk door den Raad beaamd, dat hulp noodzakelijk was en heb ik die ook gekregen. Ik dank u daarvoor nog wel. Graag zou ik nog meer willen zeggen, maar ik weet de juiste woorden niet te vinden en wil mijn speech dus beëindigen met u nogmaals hartelijk dank tc zeg gen. Ik hoop dat het u allen en dfe gemeente goed mag gaan en ook dat u, als uw weg naar of door Beverwijk voert, niet zult vergeten even op Vondel laan 21 aan te komen. Mijn vrouw en ik zullen uw bezoek op hoogen prijs stellen. De heer Kuiken, als oudste raadslid in jaren, sprak daarop den heer Dekker toe en bracht het eerste con tact dat hij met den gemeente- en polder-opzichter mocht hebben, in herinnering. Het was nog in den tijd van groote armoede in Breezand, toen hij b.v. 5 bunders land en een goed huis tezamen voor f700 kocht en dat dit bedrag eigenlijk nog te hoog was. Bij deze eerste Kennismaking merkte hij al, hoe „mijnheer Dekker" met de bewoners meeleefde in lief en leed. Altijd was hij ook liereid goede raad te geven. Spr. dankte hem daarvoor en hoopte dat het hem, die men met leede oogen zag vertrekken, nog langen tijd goed mocht gaan in zijn nieuwe woonplaats. Nadat de heer Dekker ook voor deze woorden had bedankt, kreeg de gemeente-secretaris, de heer C. Keijzer het woord en zei: Geachte mijnheer Dekker, Het is mij een genoegen, thans, aan den vooravond van uw ambteloos leven een enkel woord van afscheid tot u te richten. Ik doe dat namens den Burgemeester en de hier aanwezige ambtenaren, zoomede namens den helaas wegens ziekte afwezigen gemeente-bode Braaf. Van de genoemde ambtenaren mocht ik het voor recht hebben den langsten tijd met u samen te wer ken. Ik herinner mij nog heel goed mijnheer Dekker op de „stoomficts", zooals destijds de motorrijwielen werden genoemd. Menig keer zijn wc even van den stoel opgestaan als we een schim van u voorbij het raadhuis zagen vliegen. Niet dat we bezorgd waren voor een ongeluk, doch omdat liet werkelijk een in teressant gezicht was. Man cn tuf pasten geheel bij elkaar. Dat tengevolge van dat vervoermiddel uw ge zondheid tijdelijk is bedreigd, za! ik nu maar voorbij gaan. Ik noemde het even omdat het mij voorkomt, dat het tempo, waarmede gij u toen bewoog, zijn in vloed heeft doen gelden op de volgende perioden van uw leven. Reeds vroeger viel de kwieke stap van mijnheer Dekker op, in de laatste jaren heeft deze zeker ieders bewondering gewekt.. Wij verheugen ons er in dat gij die vlugheid nog bezit, nu gij den dienst verlaat. Het geeft ons hoop dat gij daarvan ook nog zult kunnen profiteeren, nu gij straks van uw wel verdiende rust gaat genieten. Dat deze rust verdiend is, weten wij ambtenaren zeker het best en van hen nog weer degenen die evenals u ook twee betrekkingen vervullen. In elke werkkring pleegt men te hebben een drukke en een minder drukke of komkommertijd. In laatstbedoelden tijd bestaat gelegenheid om die zaken te behandelen welke minder urgent zijn. doch toch moeten gebeu ren. Dat werk te kunnen opruimen geeft dikwijls een behagelijk gevoel. Een gevoel van bevrediging, van zelfvoldaanheid cn schenkt kracht voor nieuw werk. Bij het vervullen van twee betrekkingen komt die ge legenheid als vanzelfsprekend minder en als er zich bijzondere omstandigheden voordoen, zooals dat in den laatsten tijd nog al eens liet geval is geweest, heelemaal niet voor. Dat is inderdaad de schaduw zijde van 't bekleeden van twee betrekkingen. De on mogelijkheid om op allo i's de puntjes te zetten, drukt je dan wel eens en vervult je met zorg of alles wel precies voor elkaar zal komen. Wij weten dat ook u die zorg heeft gekend, omdat u er steeds een eer in heeft gesteld al uw werk in de perfectie uit te voeren. Wij prijzen u gelukkig, dat. u trots het vele werk en niettegenstaande de vele zorgen, steeds uw goed humeur heeft bewaard. De groote opgewektheid, welke u eigen is, bracht van zelf mee een aangenomen toon. Voegt men daar bij de groote welwillcnheid door u aan den dag ge legd, dan behoeft het niet te verwonderen dat er tus- schen u en de overige ambtenaren der gemeente reeds dadelijk een goede verstandhouding, langzamer hand groote sympathie en zoo van lieverlede vriend schapsbanden zijn ontstaan. Al moge die vriendschap zich niet hebben gestrekt buiten de ambtelijke sfeer, gij kunt er u van overtuigd houden, dat wij allen de opgewekte stem van mijnheer Dekker noode zullen missen. Voor dien aangenamen omgang en prettige samen werking zijn wij u allen zeer erkentelijk. Wij hebben gemeend daarvan te moeten doen blij ken door het aanbieden van een geschenk. Het heeft ons veel hoofdbreken gekost, daarvoor een keuze te doen. Wij stelden daaraan n.1. den eisch dat het niet alleen een aandenken, doch tevens een voor u bruik baar voorwerp moest zijn. Wij meenden tenslotte te zijn geslaagd, door als geschenk een tuinbank te kie zen. Namens hen die in in den aanvang noemde, ver zoek ik u dit voorwerp wel van ons te willen aan vaarden, met den wensch dat het u gegeven moge zijn met uwe echtgenoote en omringd door uw kin deren. vele jaren daarvan gebruik tc maken en dat dan daarbij nog menigmaal een aangename herinne ring aan onzen prettigen omgang moge worden opge wekt. Dc heer Dekker vond het weer een moeilijk mo ment, dankte voor de hartelijke woorden en zeide het op hoogen prijs te stellen ook een aandenken van de mede-ambtenaren te mogen ontvangen. Terwijl men onder het genot van een glas wijn ge noeglijk in groepjes met elkaar koutte, werd verschei dene koeren getoast op het welzijn van den scheiden de en z'n familie en benutte de heer Kuiken deze ge legenheid om „een mondje te drinken" op den jongst- geboreno van den burgemeester. Verschillende heeren voerden nog het woord. De heer Smit zeide 34J4 jaar heel prettig onder den heer Dekker te hebben gewerkt, al had men el kaar wel eens zoo nu en dan „gemeten". De opzich ter was een man die ook van liet werkvolk wat aan wilde nemen. Mevrouw is altijd heel goed voor het volk geweest. „Leef lang en gelukkig in Beverwijk", eindigde de heer Smit, waarop de heer Dekker met een hartelijk: „Dank je wel. Kees", antwoordde. De heer Keuris wilde als goede buur, als mede- Van Ewijcksluizer, zijn waardeering uiten. Het zal vreemd zijn aan de Van Ewijcksluis zonder mijnheer en „juffrouw" Dekker, zooals we daar zeggen. Niet alleen voor de ouderen, vooral ook voor de kinderen, stond hun woning altijd open. Iedereen, jong en oud, zal U missen, maar steeds zal de aangename ver standhouding in herinnering blijven. De heer Stammes wees op de moeilijke taak van den heer Dekker, die immers gemeente-opzichter en opzichter van den polder was. Polder- en gemeente bestuur, zij moeten beide de gemeenschap dienen, maar hadden toch somtijds tegenstrijdige belangen en dan nam de heer Dekker een zeer moeilijke posi tie in. Is het al moeilijk twee heeren te dienen, de heer Dekker deed nog meer. Hij diende ook nog de gemeenschap door z'n werkkracht en -lust te geven aan verschillende vereenigingen en bij het organi- seeren van feestjes. De heer Stammes is overtuigd namens de burgerij te spreken, wanneer hij den heer Dekker daarvoor dank zegt. De heer Dekker beantwoordde ook de laatste spre kers en nadat hij en z'n vrouw nogmaals in het al-» gemeen dankten voor de mooie toespraken en de ca- deaux, sprak burgemeester Lovink een slotwoord, waarin hij o.a. den wensch uitte beiden nog menig maal in vriendschap te zullen ontmoeten. Met een handdruk namen daarop allen nog per soonlijk afscheid van den heer Dekker en z'n familie. 1) „Partir c'est mourir un peu" - letterlijk: Ver trekken is een beetje sterven, of meer vrij' vertaald: Bij elk afscheid sterft er eigenlijk iels in ons. CURTIS SCHULDIG VERKLAARD. Naar Reuter uit Flemington, New Jersey, meldt, is Curtis, de scheepsbouwer en zoogenaamde bemidde laar in de zaak-Lindhergh, schuldig verklaard aan misleiding van dc justitie door valschc inlichtingen. De jury, die vier uur lang beraadslaagde, alvorens zij tot schuldigverklaring besliste, heeft Curtis in de genade van de rechtbank aanbevolen. Het is mogelijk, dat. de rechtbank het vonnis pas over eenige dagen zal uitspreken. DE OVERBRENGING VAN BRIANDS STOFFE LIJK OVERSCHOT NAAR COCHEREL. PARIJS, 3 Juli (V.D.): Onder deelneming van de leden der regeering. van het corps diplomtique, zoo mede van een groot aantal politici is Zondag het stof felijk overschot van den vroegeren minister van Bui- tenlandsche Zaken, Briand, van het kerkhof Pasey naar zijn landgoed te Cocherel overgebracht. De minister van Binnenlandsche Zaken. Chautemps, en de te Parijs aanwezige ministers volgden de baar. Om tien uur werd Parijs verlaten. In de eerste middag uren werd Cocherel bereikt. Herriot. Kellogg en Hyman hadden zich van Geneva en Lausanne uit direct naar Cocherel begeven. Herriot sprak een gedachtenisredevoering uit, waarin hij herinnerde aan het vredeswerk van den voormaligen minister, die ondanks alle toegevendheid in het belang der solidariteit van Europa nimmer het welzijn van Frankrijk heeft uit het oog verloren. Hij maakte van de gelegenheid gebruik te wijzen op de teleurstelling die hij met Briand deelt en die haar oorsprong vindt in de afwijzing van hetp rotocool van Genève. ben je weer beter." „Ja," mompelde Julius gehoorzaam, „maar ik zou het prettiger vinden, als ik het vader kon vertellen." „Je zult hem gauw alles mogen zeggen." viel Lionel hem in de rede. „Luister eens, Julius, je weet, dat ik je vriend ben." „Ja. een reuzenvriend." zei de jongen slaperig. „Nu. beloof me dan. dat je niet meer zult piekeren. De beker is nu veilig en je moet niet meer denken aan wat Thomas je wijs gemaakt heeft. Hü meende er niets va.n en hij vindt het akelig, dat je door zijn toedoen ziek geworden bent." „O, ik ben al weer een heel eind opgeknapt." „Dus je zult nergens meer over tobben en je niet meer angstig maken?" „Neen, enne... ik wou wel wat te eten hebben." Anita en Fanshaw lachten elkaar verlicht toe. D-3 voornaamste oorzaak van zijn ziekte was blijkbaar door Lionel's mededeelingen weggenomen, en de jongen zou nu wel spoedig weer beter worden. De gouvernante gaf den jonker een teeken, dat hij weg moest gaan. In den salon wachtte hij op haar .verheugd, dat zijn zending zooveel succes had gehad. Na een kwartiertje kwam Anita bij hem. „Hij slaapt nu," vertelde ze, merkbaar opgelucht. „Ik heb hem wat brood met jam gegeven en dat at hij met smaak op. Het lijkt me een goed teeken. want al dien tijd heeft hij niets geen eetlust gehad. Hij zal er nu wel gauw weer bovenop zijn." De jonker knikte. „Ja. nu hij weet, dat Thomas hem maar wat op de mouw heeft gespeld, zal hij niet mee* tobben. Bovendien kan hij nu tegen jou en mij uitpra ten. Maar dat neemt niet weg, dat we vroeg of laat ook meneer Dawson in ons vertrouwen zullen moeten ne men. Een dergelijk geheim mag tussch envader en kind. niet bestaan. Dat kun je tegenover meneer Dawson, noch tegenover het kind verantwoorden." Anita huiverde. „Dan zal hij gewaar worden, wat voor soort man mijn vader is," zei ze dof. „Daar is helaas niets aan te doen, liefste. Maar ik denk niet, dat dit ook maar de minste verandering zal brengen in zijn sympthiek voor jou. Meneer Dawson is er de man niet naar om de zonden der ouders aan da kinderen te bezoeken. Hij is een goed, ruimdenkend menscfo." „Dat is hij," gaf het meisje met een zucht toe, „maar ik wilde toch wel, dat we hem niets omtrent mijn va ders persoon of karakter behoefden te vertellen." Wordt vervolgd. „Ik weet immers niet. waar ik hem bereiken kan. Het eenige. wat erop zit. is wachten." „Maar ais Richard niet hier komt, gaat Thomas naar de politie..." „Ik zal wel zien. dat ik hem nog een paar dagen kalm houd. Als Ricky inderdaad niet verschijnt, zooals ik denk, ben ik van plan Rose naar Londen te volgen. Dan moet ik Ricky treffen. Ik neem Thomas thee en dan kunnen ze het samen uitvechten. Susan heeft be loofd nog een paar weken haar mond te houden, dus van dien kant dreigt nog geen gevaar. En laten we nu eens naar Julius gaan. Thomas heeft me toestemming gegeven om hem te zeggen, dat ik weet. wat er in het spookboschje gebeurd is... dat zal het kind geruststel len. Hoe is het met hem?" „O, hij begint een beetje over zijn angst heen te ko men: ik houd hem met allerlei dingen bezig, die zijn aandacht op wat anders richten. Juffrouw Pamela is! in de keuken en Julia leert haar lessen. We kunnen nu ongestoord met den kleinen jongen praten.' Fanshaw werd in een groote kamer gebracht, waar het zieke kind lag. „Wel, Julius. hoe is het vandaag met je?" vroeg hij, terwijl hij op het bed ging zitten en de hand van den jongen nam. „O, ik knap reusachtig op," zei Julius, terwijl hij een dappere poging deed om te glimlachen. „O, je bent flink genoeg. Je zult wel gauw weer sterk zijn. Julia mist je verschrikkelijk." „Ja. dat weet ik," beaamde de jongen bedroefd, „en het is afschuwelijk om hier te liggen, als ik zoo graag naar buiten wil. Maar de dokter zegt, dat mijn verkoud heid bijna over is." „Natuurlijk," zei Fanshaw. terwijl hij Anita's aandacht trachtte te trekken, „en je angsten en tobberijen zijn ook weldra voorbij." „Ik heb geen angsten en tob niet." riep Julius boos uit. „Iedereen zeurt aan mijn hoofd over angst en ge tob en ik weet niet. wat ze bedoelen." „Je bent een flinke, dappere jongen, Julius," prees de jonker, „maar je kunt tegen mij gerust openhartig zijn." „Waarover?" vroeg het patiëntje. „Nu. over Thomas en den beker." Julius trok zijn hand weg en ging rechtop in bed zitten. „Heeft hij het u verteld?" „Ja en hij zei, dat ik tegen jou over de zaak kon spre ken, mijn jongen, en hij schaamt zich heel erg, dat hij jou zoo bang gemaakt heeft." „Hij heeft mij niet bang gemaakt, meneer Fanshaw. Hij zei alleen..." „Ik weet, wat hij je verteld heeft: dat de beker nooit meer terug zóu komen, als je je vader vertelde, wat je gezien had." „Ik durfde niets te zeggen." erkende Julius opgewon den", omdat ik wist, hoe vreeselijk iedereen in Hurton, en vader vooral, het zou vinden, als de beker voor altijd verloren was; ik heb zelfs niets tegen Julia gezegd." „Je hebt je als een held gedragen, maar je hoeft je niet meer bezorgd te maken. Het spijt Thomas VTee- selijk. dat hij dat gezegd heeft, want het was niet eens waar." „Mag ik het vader dan vertellen?" vroeg Julius gretig. „Neen. nog niet; wacht nog maar een paar dagen," zei Fanshaw sussend. „Je kunt met mij en juffrouw Baxter alles bepraten, wat je op het hart hebt. Het eenige, wat je te doen hebt, is, zoo gauw mogelijk weer flink en sterk te worden." „O, ik zal wel gauw beter zijn, meneer Fanshaw. Ik maakte me alleen maar erg ongerust over den beker en ik vond het afschuwelijk, dat ik zoo'n akelig geheim wist en er met niemand over mocht spreken. Dat wil ik nu wel bekennen." „Het komt nu allemaal in orde. Julius." „Heusch. juffrouw Baxter?" vroeg de jongen in span ning. „Zeker kind. Thomas heeft maar wat onzin verteld," stelde Anita hem gerust. „En de beker" De twee volwassenen keken elkaar aan en wisten niet, wat ze op deze pertinente vraag moesten antwoorden. Ten slotte verbrak Fanshaw de stilte. „Over den beker behoef je je niet bezorgd te maken, Julius." „Maar Thomas heeft hem weggenomen van de plaats, waar meneer Gould hem verstopt heeft." „Ja, maar hij geeft hem aan mij. en daarna zal ik hem aan meneer Gretton terug bezorgen." Julius knikte opgewekt. „Dat is fijn." zei hij verge noegd, en toen betrok zijn gezicht. „Waarom verstopte meneer Gould den beker in het bosch. meneer Fanshaw?" „Er bestond gevaar, dat hij door slechte menschen ge stolen zou worden en daarom verborg hij hem daar," zei Fanshaw boudweg, want het was onmogelijk den zieken jongen de waarheid te vertellen. „Dus... dus", aarzelde Julius, „Tolhurst werd niet om den beker vermoord?" „Neen", zei Anita. „Natuurlijk niet. De beker werd uit het huisje genomen, vóór Tollhurst vermoord werd. Maar nu mag je niet meer aan die nare dingen denken, hoor!" „Ik wil weten, wie Tollhurst vermoord heeft," drong Julius aan. en Anita keek hulpeloos naar Fanshaw. „Dat weet niemand. Julius", verklaarde deze laatste op rustigen toon, „en waarschijnlijk zal niemand het ooit weten. Vergeet alles, mijn jongen, des. te eerder

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 9