VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT S
Opslag.
LAUSANNE.
Het gestolen luchtballonnetje De geschiedenis van twee deugnieten.
WKÊÈÈÊm
WETENSWAARDIGHEDEN.
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 16 Juli 1932. No. 9107.
ZATERDAGAVONDSCHETS
A'rij naar het Engelsch van Virgin ia Dale,
bewerkt door SIROLF.
(Nadruk verboden alle rechten voorbehouden)
DE baas was een oude, sentimenteele idioot. Dat
stond als een paal boven water vond Jenkins,
een van de keurige vertegenwoordigers van de
firma, die over het heele land de schoenen van de firma
Arnold verkocht.
Er heerschte groote opgewondenheid in het kantoor
van de firma, toen de kleine Smithers uit het privé-
kantoor kwam, waar de baas zetelde. Heb je het gekre
gen? Wat zei die? Wanneer gaat het in? aldus riepen
ze allemaal door elkaar. En Jenkins, die juist van de
straat binnenkwam vroeg: Wat is hier aan de hand?
De kleine Smithers antwoordde stralend: Opslag ge
kregen! Ja, zeker meneertje, opslag. Ik ben bij den
baas naar binnen gegaan en heb gezegd: Meneer Ar
nold, U weet dat ik ga trouwen! Wel, zei de baas, je
kent mijn stelregel, niet waar? Als een man in mijn zaak
trouwt, krijgt hij opslag, en toen zei ik weer...
Jenkins trok zorgvuldig zijn zeemleeren handschoenen
uit, en merkte koeltjes op: Onzin! Is dat nu een reden
om je zoo druk over te maken? Tien pop meer in de
week, maar een vrouw op de koop toe is toch waar
achtig niet zoo'n koopje om je druk over te maken. Ten
minste zoo zie ik het.
Jenkins bemerkte, dat iedereen naar hem keek en
van hem weer naar Lida, de steno-typiste. Hij wendde
zich dus af en strekte zijn glimmende laarzen uit onder
het schrijfbureau in den hoek, het beste plaatsje van
het kantoor, ,,'t Is wat moois", bromde hij, „als je hier
nooit opslag kan krijgen, of je moet trouwen! Of je goed
■werkt. <fc*ar wordt niet op gelet."
HVj teekende woedend wat krabbeltjes op zijn- blocnote
en dacht ondertusschen na. Tien pop meer in de week,
dat was toch een fijn hapje. Dat waren heel wat extra
bioscoopjes, en nieuwe dassen en autoritjes... Jenkins
nam plotseling het telefoontoestel van de haak en zei:
Hallo, juffie, verbind me eens even met den baas... Mor
gen meneer Arnold, hier Jenkins. Heeft u een momentje
voor me? Dank u, ik kom dadelijk.
Lida keek vol verwachting naar hem op, toen hij naar
het privékantoor stapte. Smithers lachte en zei: ,,'t zal
nu wel niet lang meer duren!" „Zoo denk je?" zei Jen
kins in het voorbijgaan uit de hoogte en klopte aan de
deur van het privékantoor. Hij voelde dat het heele kan
toor naar hem keek. Bah, wat een stelletje sufferds wa
ren dat toch!
Jenkins ging naar binnen, zelfbewust, zeker van zijn
zaak. Hij was altijd welkom bij meneer Arnold. Zooals
hij dikwijls beweerde: Waar zou meneer Arnold blijven,
als er niet zulke reuze-verkoopers waren als ik? O,
zoo!
Meneer Arnold keek op, vriendelijk als altijd. Hij
mocht zijn ijverige, keurige vertegenwoordigers wel. Bo
vendien had hij een zwak voor jonge menschen.
„Wel, jongen, ga zitten", zei hij. Meneer Arnold was
een voorstander van democratie. Hij hield ervan te spre
ken van zijn zaak als van „een groote familie", een
groot gelukkig gezin! Dat. gaf iedereen een prettig ge
voel van saamhoorigheid, en als de jongens trouwden,
werkten ze nog eens zoo hard om hun inkomsten te
vermeerderen en hun uitstekend betaalde baantje te
houden. Hij wachtte dus aan den anderen kant van zijn
mahoniehouten bureau tot Jenkins zou beginnen.
„Kijkt U eens hier. meneer Arnold," begon Jenkins,
„ik ben hier nu vijf jaar en ik geloof dat ik nogal aardig
verkocht heb." Hij glimlaohte zelfgenoegzaam, want het
was een vaststaand feit. „En, nu. hm, wel, ik ken uw
stelregel van opslag geven, als de jongens hm, dat wil
zeggen, wel... als ze gaan trouwen. Twee kosten meer
dan een, -nietwaar?"
Meneer Arnold straalde, zijn vaderlijke gelaat was
een en al vriendelijke belangstelling, toen hij vroeg:
„Zoozoo, dus je wilt zeggen, dat je ook gaat trouwen?"
Jenkins voelde, dat het nu tijd was om een kleur te
krijgen. Maar dat lukte hem niet best. En daarom deed
hij maar een beetje confuus en zei: „Ja, dat is te zeg
gen, zoo ongeveer..." Hij lachte beminnelijk. Hoewel
een ander het misschien schaamteloos genoemd kon
hebben. En ging voort: „Ik zou U natuurlijk nooit met
mijn persoonlijke aangelegenheden hebben lastig geval
len ofschoon het een schat van een meisje is maar
ik weet, dat we hier één groote familie zijn en..."
Het ging als gesmeerd. De ouwe idioot slikte het schit
terend.
„Ik vind het erg prettig, je dat te hooren zeggen",
begon hij. „Ik was erg ingenomen met het groote nieuws
dat Smithers me bracht vanmorgen en voor jou geldt
hetzelfde. Het huwelijk mijn jongen, is iets heel moois.
Ik weet er alles van. Ik ben het heusch niet vergeten.
En ik heb ook niet vergeten," aldus ging hij voort, op
den toon van Sinterklaas, die de goede jongetjes niet
vergeet, „dat er een practische kant aan zit. Je kent
mijn stelregel, Jenkins... Mijn beste wenschen en... je
zult Zaterdag in je salarisenvelop een kleine opslag vin
den, Jenkins, een kleine opslag van tien pop..."
Toen Jenkins weer in het personeelkantoor kwam, wist
hij niet hoe hy zich goed moest houden, om niet in
proesten uit te barsten.
„Als ik geweten had, dat het zoo gemakkelijk ging,
had ik het foefje al veel eei-der geprobeerd. Nou ja, je
moet er slag van hebben, om den baas aan te pakken."
De anderen zwegen. Hun blikken gingen weer van
Lida naar Jenkins en van Jenkins naar Lida. Lida zat
met een hoofd als vuur achter haar schrijfmachine.
Haar telefoon rinkelde en ze nam het toestel van den
haak, om den baas te woord te staan, die zeker wilde
dicteeren...
Jenkins lette er niet eens op, dat Lida in haar ver
strooidheid na de telefoon kort beantwoord te hebben,
het' apparaat™niet goed op den haak legde. En hij ging
luid schetterend voort: „Zie je, dat is de manier om
den ouden idioot aan te pakken. Als hij maar van
trouwen hoort, is hij lekker. Dat is de eenige manier
om opslag te krijgen. Maar Jenknis is goochem. Jenkins
koopt geen ringetjes en hoedjes voor aardige meisjes.
Jenkins weet wel beter. Ik laat den ouden idioot in de
waan, dat ik verloofd ben met een snoes van een meisje.
En na een paar maanden is de verloving uit, vlak voor
het huwelijk. Haha, dan heeft. Jenkins een gebroken
hart. De baas durft dan natuurlijk die opslag niet van
mijn salaris af te halen, ken je net denken. En als ik
het handig aanpak krijg ik misschien nog wel een paar
weken extra vacantie, om van mijn gebroken hart te
herstellen. Hoe istie, jonges?"
Jenkins was zoo met zichzelf ingenomen en zoo door
het dolle heen, dat hij niet zag, hoe er tranen drupten
op de schrijfmaohine van Lida, met wie hij meermalen
was uitgeweest; hij zag ook de afkeuring niet in de
blikken van de anderen, maar ging als een haas ervan
door, om op zijn gemak eens feestelijk te gaan lunchen,
vanwego do opslag.
Hij was nog in een bijzonder aangename stemming,
toen hij het kantoor weer binnenkwam. Lida was niet
aanwezig. Naar huis, om koffie te drinken. Maar op
haar plaats stond een vaas met rozen.
„Wat moet dat beteekenen?" vroeg Jenkins, „is Lida
soms de bruid? Hahaha, die is goed, zeg... die had mis
schien wel gedacht..."
Jenkins staakte zijn luidruchtige opmerkingen. De
deur van het privé-kantoor ging opèn en het vriende
lijke gelaat van den baas kwam om den hoek kijken.
Toen hij Jenkins zag, stapte hij het personeelkantoor in
en zei zacht: „A, propos, Jenkins, kijk eens hier, ik heb
zelf je salarisenvelop al vooruit in orde gemaaJtt. De
opslag zit er bij, hoor. En nog een maand "salaris extra,
voor de volgende maand. Want Jenkins, je wil wel zoo
goed zijn, je boeltje in te pakken en te verdwijnen, niet
waar? Nee, spreek nu niet tegen, Jenkins, ik ben nu
eenmaal zoo'n oude idioot, en die doen wel meer stom
me dingen, gooien bijvoorbeeld hun beste verkooper er
uit, zoomaar uit de ééne groote familie. Gek hè? Tja,
en wat ik zeggen wil, Jenkins, telefoons zijn rare din
gen. Als je ze niet goed leerlegt, blijf de verbinding be
staan. Juffrouw Lida is soms zoo verstrooid op dat
punt. Daardoor hoorde ik daarstraks dat kleine ge
sprekje van je, dat je hier met de menschen had. Je be
grijpt natuurlijk, Jenkins, dat ik juffrouw Lida terdege
voor de verstrooidheid, om den haak niet behoorlijk op
het toestel te leggen, heb gestraft. Zij krijgt nu die tien
pop in de week extra. Nietwaar, we zijn één groote fa
milie... Nou, adieu Jenkins, het ga je goed."
En met deze woorden trok de „oude idioot" zich in
het privékantoor terug, terwijl onder een ijzige stilte
de handige, knappe Jenkins, zijn boeltje pakte en met
zijn mooie, glimmende bottines heenging... de keien op!
Wat ook Lausanne ons moge brengen,
Bij ons failliet.
Een schrapping van de oorlogsschulden,
Wat meer crediet.
Wat minder onderling krakeelen,
Als resultaat.
We moeten toch bedenk'lijk vragen:
„Was 't niet te laat?"
Het water steeg tot aan de lippen.
Men stelde uit,
De politiek ten eigen bate
Nam geen besluit,
Maar nu de wereld is gegleden
Tot dit niveau,
Nu geeft men na veel confereeren
De schuld cadeau!
De oude toekomst ging ten onder.
Dit is het feit.
De redding is te laat gekomen
Door haat en nijd,
En of we nu al liquideeren
Met breed gebaar,
We zitten allen met tekorten
Als schuldenaar!
De opbloei vraagt een nieuwe basis,
Met nieuwen moed,
Wat meerder onderling vertrouwen,
Dan wordt het goed.
Geen land, dat vreezend voor een ander,
Zijn wil dicteert,
Of met zijn goud de lotsbestemming
Van 'n volk regeert!
Lausanne is te laat gekomen,
Onthoudt do les,
De nóódzaak dwong tot resultaten,
En schijn-succes!
Aanvaardt dit nooit als hechten grondslag
In tijd van druk.
Maar bouwt op sterker fundamenten
Een nieuw geluk!
(Nadruk verboden).
Is het U bekend:
d a t de eerste vliegmachine die door de gebroeders
Wright gebouwd werd, zich in het Science Museum in
South Kensington (Eng.) bevindt?
d a t de schroeven van een vliegmachine meer la
waai make^i. dan de motoren zelf?
385.
„Kijk eens directeur," wat ik heb gevonden
Bijna had hij ons gefopt.
Uit een wagen haalde ik die jongen
Daarin had hij zich verstopt."
Zoo heb je hem eindelijk gevonden,
Dat kereltje is mij bekend
Stop dien aap bij den orang-oetang
Daar hoort hij die brutale vent.
386.
Terwijl zij over een boomstam trokken
Als een brug over een rivier.
Zei Pim tot zijn trouwen makker:
..Wat somber-doodsch is het hier."
Plotseling zagen zij wilden komen
Opduikend uit het hooge riet.
„Nu is het niet doodsch meer", zei de Piloot
Maar dat leven bevalt mij niet.
387.
„Dag meneer", zei Wim vreeselijk angstig
Bleef dicht bij den ingang staan
Nam daarna beleefd 'af, zijn petje
Keek de orang-oetang bevend aan
De directeur voor de tralies loerend,
Dacht: „Nu eens goed opgelet.
De aap, die heeft hem gauw te pakken
Weldra komt voor hem de pret."
388.
Jongen, Pim, trachten wij te ontkomen
Want het gevaar lijkt mij zeer groot,
Trachten wij in de bosschen te ontvluchten
„Maar niet versaagd", zei de Piloot.
En ze gingen door bosschen en struiken
Over lianen, taai als touw
Pim dacht bij de dreigende gevaren
Aan zijn moeder, die lieve vrouw.