VAN D1TEN VAN DAT EN VAN ALLES WAT S Lizzy in 't gevang Het gestolen luchtballonnetje De geschiedenis van twee deugnieten. WETENSWAARDIGHEDEN. WARE WOORDEN. 'J Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 23 Juli 1932. No. 9111. ZATERDAGAVONDSCHETS door LVCIAN C A R Y. "(Nadruk verboden alle rechten voorbehouden.) Lizzy kende Joo Lawrence nauwelijks een week, was dolverliefd op hem en nu op weg naar een week-end partij, waartoe zijn tante haar uitgenoo- digd had. Hopeloos verliefd was ze, iets wat voor een meisje van haar deftige stand niet tc pas kwam. Ze wist het wel. Nu, het laatste uur in den trein, had ze echter een prachtig, verstandig, mooi bock zitten lezen van een groot-denkend, diepzinnig, pracht-mensch als die Dr. Harkaway. En juist over de liefde. Zoolang ze in dat hoek las, was ze gerust, over haar groote liefde voor Joe Lawrence. Een ze gen was het, dat er zulke, goede, edele, diep-denken- de menschen als die Dr. Ilarkaway waren, die met hun wijze, balsemende woorden, een angstig meisjes- hart moed konden geven. Maar ze zou het boek nu maar diep in haar koffer bergen. Dat Joe het niet zou zien. Joe was niets geen man voor boeken, o, jeenee. Joe stond aan het station met een groote dichte auto. Maar er ging nog een heel gezelschap jongelui inee in den wagen, zoodat Lizzy geen enkel oogen- blik Joe alleen had. Met geen blik liet hij merken, dat liij nog aan hun omhelzing van een week gele den terugdacht. Zou het toch een onbeduidend avon tuurtje van hem zijn geweest, van Joe, den knap pen, alom bewonderden heldhaftigcn man, den held van vele gevaarvolle expedities in onbekende Indi sche binnenlanden? Lizzy zat achterin den wagen, naast Joe. die zelf den wagen bestuurde, zat een knap, helblond meisje, dat erg vertrouwelijk met Joe deed en erg uitgelaten was. Zoo erg zelfs, dat ze op een gegeven oogenblik van dartelheid een kus met haar roode lippen op het puntje van Joe's neus gaf! Lizzy was buiten ziel» zelve. Maar ze liet niets mer- zat stiTm den grootcn wagen, in een hoekje gedoken en keek naar buiten in de voorbijflitsende duisternis. De tante van Joe bewoonde een kolossaal huis en er was blijkbaar eep groot feest gaande. Toen Lizzy de groote helverlichte zalen binnenkwam, stond Joe met dat aanstellerige blonde meisje tc praten en^met een man, een plompe, grofgebouwde man, met een klommen neus, die zijn rok erg onwennig droeg. Even later wandelden het blonde meisje en de grove man weg. Joe kwam Lizzy tegemoet en even later dansten ze onder de felstralende lichtkronen. Onder het dansen wachtte Lizzy nog steeds, of Joe over hun laatste ontmoeting, hun omhelzing en zijn woor den van liefde zou beginnen. Maar Joe zweeg. Het orkest, stopte even. Een opgeschoten jongen, leuke, jonge slungel van een jaar of twintig kwam op Joe af. „0", zei Joe, „laai ik je even voorstellen. Lizzy, dat is mijn neef Eddie Tolliver, ik ben bang dat die knaap met je wil dansen." Terwijl ze dansten, zei Eddie opgewonden: „U weet zeker wel, dat Joe indertijd de beste voetballer van onze universiteit was, niet? Joe is een reuzen- vent. Hij is een paar maanden geleden nog naar Ti bet gevlogen, en heeft die expediie uit de handen van de inboorlingen gered. Hij heeft pas weer een verzoek gekregen, om een groote expeditie naar de binnenlanden van Mexico te leiden, maar dat heeft hij afgewezen." „Waarom", vroeg Lizzy. De jonge Eddie knipoog de. „Ze zeggen, dat het om u was". „Hm", zei Lizzy koeltjes, „zeer gevleid". Inwendig was ze woedend. Waarom was dat malle, knappe, blonde meisje al door in dc buurt van Joe, van dien grooten held? Wat. dacTit hij wel, dat hij haar als een onbeteeke- nend meisje kon behandelen, haar kussen, zooals hij wie-wcet-hoevcel andere meisjes had gedaan, en dan net doen of hij nergens meer van wist?! Joe kwam haar weer opeischen. „Wel", vroeg hij, „vermaak je je nogal?" „Gaat wel", zei Lizzy, „alleen kan ik niet erg aan je vrienden wennen". „Wie bevalt je dan bijvoorbeeld niet?", vroeg Joe. Lizzy dacht na. Ze bedoelde dat malle blonde kind, maar dat kon ze natuurlijk niet zeggen, want dan toonde ze, dat ze jaloersch was. En daarom zei ze: „Die plompe, grove man, met die kromme neus, wat een akelige vent is dat. Je kunt wel zien, dat het een grove ziel is, met een onbenullig karakter. Ik begrijp niet, dat je zulke vrienden hebt." „Ach kom", verdedigde Joe, „dat kun je toch niet aan den buitenkant zien, het is juist een beste ke rel, een hoogstaand man". Joe leidde haar zacht naar buiten en fluisterde: „Lizzy, lieveling, wat is er? Weet je niet meer, wat er oen week geleden gebeurd is, hoe ik je gezegd heb, dat ik van je hield". Lizzy zweeg. De. gedachte aan dat malle, blonde meisje, dat zich zoo familiaar tegen Joe gedroeg, zweefde haar aldoor voor den geest. En in een op welling van woede zei ze: „Och, ik héb mdar èen beetje met je geflirt. Ik meende het niet. Het spijt me voor jou, jongen". Ze snelde weg. Joe bleef achter met een somber, peinzend gelaat. Weg, weg van hier!, was Lizzy's gedachte. Ze leg de beslag op den jongen Eddie Tolliver, die haar naar zijn two-seatertje bracht, dat hij haar wel wil de leenen, om onopgemerkt naar huis weg te glip pen. Lizzy trapte op den starter, gaf gas, en stoof de oprijlaan af, den duisteren nacht in. Alles was nu afgeloopen. De nachtlucht keelde haar wat af, en even kwam het zelfs bij haar op, terug te keeren. Maar nee, dat nooit! Ze zou naar huis terug rijden. Nog nooit van haar leven had ze zoo hard in een auto gereden als dien nacht in de kleine Rinaldo- tweezitter van Eddie Tolliver. Op een lang recht stuk weg kwam haar plotseling een auto achterop, die haar passeerde en een eind verder stopte en dwars op den weg ging staan. Lizzy trapte den rem in. Uit do andere auto sprongen politié-beambtcn in uni form, die haar zonder plichtplegingen arresteerden. Ze doorzochten den kleinen auto, vonden geen papie ren, maar wel een bos verdacht uitziende gereed schappen. „Hm", zei de brigadier, „we hebben je, juffrouw Bessie Bronk, wel, wel, wat zullen ze op het hoofd bureau opkijken." En of Lizzy al protesteerde cn zei, dat ze Bessie Bronk, een langgezocht lid van het langvingerige gilde niet was, ze moest mee in de Rinaldo-auto, met een politieagent als chauffeur. Voor geen geld van de wereld zou ze voor haar ouders willen weten, dat ze gearresteerd was. Daarom zou ze tot den volgen den morgen wachten moeten, om dan hun familie- advocaat op tc bellen, om hem tc laten probeeren, haar vrij tc krijgen, zonder dat het ruchtbaar werd. Voorloopig werd ze op den politiepost in een cel opgesloten. De agenten behandelden haar met over dreven beleefdheid. Of ze niet haar lieve vrienden op wilde bellen? Lizzy bewaarde een volkomen stilzwij gen. Maar toen ze een half uur in de cel gezeten had, was haar trots gebroken, ze rammelde aan haar celdeur en vroeg bevend, of ze toch even mocht tclc foneeren. Wat haar met een grijns werd toegestaan. Even later had ze Joe Lawrence aan de telefoon. Die schrok, toen ze hem vertelde, dat ze in 't gevang zat. „Met een half uur ben ik bij je", snerpte Joe door de telefoon en vloog naar zijn auto. Vanuit haar cel hoorde Lizzy een half uur later hoe Joe den politiepost kwam binnenstormen en op zoo'n ontzettende manier dc stomverbaasde en al lengs van hun misgreep overtuigd rakende agenten de les las, dat nog geen minuut later een zeer ont hutste en nu werkelijk zeer beleefde agent de celdeur ontsloot en Lizzy uit 't gevang liet. t Was ook een beetje de schuld van de dame", zei de brigadier nog, „waarom wou ze ons ook niet haar eigen naam noe men?" „Joe nam Lizzy mee naar zijn auto. „Waar gaan wc naar toe?" vroeg ze. „Naar het feest terug". „Maar weten ze dan niet allemaal, dat ik wegge- loopen ben?" „Ja, maar dat gaat ze niets aan. Men stelt geen vragen aan de verloofde van Joe Lawrence". „O, Joe Ze sloeg haar armen om zijn hals en zei: „O, Joe, ik heb er zoo n spijt van, dat ik zoo gek deed cn je zoo kwetste. Maar ik hield ook zooveel van je en ik had eigenlijk heelemaal niets tegen dien man met dien krommen neus, alleen maar tegen dat blonde, knappe meisje, dat je op je neus kuste „O", zei Joe, „die? Dat is Minny, mijn nichtje, een goed kind, alleen een beetje mallotig, maar dat meent ze niet, hoor! En die man met die krommen neus? Dat is de fijnste vent die ik ken. Dr. Harka way heet hij, een speciale vriend van me. Schrijft prachtige boeken, misschien heb je er wel eens een van gelezen „Ja", beaamde Lizzy met een kleur als vuur, „ik heb er een van gelezen, en ik vond het prachtig Is het U bekend: d a t de Philippijnen zoo genoemd zijn naar Philips II? dat men onlangs op een tentoonstelling van moderne kunst in Leipzig een piano van glas toonde? d a t 90 pet. van alle rivieren in Noord-Amerika naar het zuiden loopen? d at de eerste trottoirs in New-York in 1790 aangelegd werden? dat onlangs in Omaha (Nebr) in Amerika schapen verkocht werden voor een kwartje? d a t de jongste zoon van Thomas Edison een vin ding heeft gepatenteerd, tot wegnemen van machine trillingen? dat het zegelrecht geheven wordt naar het formaat van het papier? d a t de afdruk van den zegelstempel zoo min aan de voor- als aan de achterzijde, bedekt mag zijn door letters of cijfers o.d.? Een dwaas kan veel dwazen, een wijze gewoonlijk slechts weinig wijzen maken. Wie anderen ten zegen is, is zelf gezegend. Wie an deren steunt, wordt zelf geschraagd. Wie anderen het rechte pad aanwijst, zal zelf niet dwalen. o Men schaamt zich dikwerf om zich te toonen zooals men is; men moet er zich altijd voor schamen, om zich anders voor te doen dan men is. o Kleingeloovigheid in de dingen des aardschen levens, kan niet gepaard gaan met een helder geloof voor de eeuwigheid. o Hebt respect voor uzelf en vertrouwen in u zelf, dat is de beste manier om ze anderen in te boezemen. o lederen dag moet men bedacht zijn op het oplossen van nieuwe moeilijkheden en men dient er zich voor te hoeden overijldheid met een kloek besluit te verwarren. o Onze eigen innerlijke kracht kan ons over de grootste moeilijkheden des levens heenhelpen. 391. De aap bekeek eerst Wim nauwkeurig Dacht: „Wat die jongen van me wil?" Kwam nader en nam Wim's hoofd te pakken, Diens hart stond hem bijkans stil. Maar de aap keek vriendelijk naar den jongen, Dacht vast: „Dit is er een van mijn soort, De directeur heeft hem in de kooi gelaten, Omdat hij zeker bij mij hoort." 392. Achter hooge steenen verborgen, Wachten bei de wilden af, Ze mikten eerst goed op de zwarten, Toen klonk snel: pief, poef, paf. De wilden stoven eerst uit elkander, Het geknal had hun verschrikt gemaakt, En menigeen viel stervend neder, De kogels hadden te goed geraakt. Wim behoefde, hij zag het, niet te vrezen, Al was zijn angst ook eerst zeer groot. Ik zal, dacht Wim, goede vrienden worden, De aap wordt mijn vriend in den nood. fWim leerde den aap heel gauw kunsten, Ook de boksprong leerde hij snel, De aap sprong telkens over den jongen, Ja, dat spel, dat leek hem wel. 394. Maar toen de geweren waren leeg geschoten, De kogels hun werk hadden gedaan, Toen kwam de zwarten, woedend, springend, Op Pim en zijn makker aan. Maar zij waren niet bang uitgevallen, Verdedigden zich nu met hun geweer. Met de kolven sloegen zij naar den vijand, Sloegen er nog velen neer.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 17