CIRKEL- EN KWADRAAT-SPEL Als men dit spel op karton plakt en de cirkels en kwadraten ernaast uitknipt, krijgt men een aardig en boeiend spel. Twee spe lers kunnen er aan deelnemen; de een neemt de cirkels de ander de kwadraten. Ze loten wie beginnen mag. Het spelletje gaat er om, wie het eerst zijn stukken zoo op de speel kaart heeft kunnen plaatsen, dat de ander met een stuk blijft zitten. De spelers moeten ze om beurten neerleggen. De cirkels mogen uitsluitend op de cirkels van de speelkaart gelegd worden en de kwadraten op de kwa draten. Waar men begint, is om het even. Bij 'n vluchtigen blik op de kaart lijkt het alsof h§t heel makkelijk zou zijn zoowel de cirkels als de kwadraten te plaatsen, maar dit is bedrog, want zooals men ziet, zijn de cirkels en kwadraten niet vrij van elkaar, en de losse stukken mogen alléén gelegd wor den waar het volkomen vrij is. Als het stuk van den eenen speler een gedeelte, al is het nog zoo klein, van den ander bedekt, mag hij zijn stuk daar niet leggen. Dit veroor zaakt de grootste moeilijkheden. Hebben beiden al hun stukken kunnen plaatsen, dan is gelijk gespeeld. vertellen. Velen jaren geleden leefden er in een land hier heel ver vandaan een koning en een koningin, die een dochtertje hadden. Nu waren er in dat land ook feeën, goede en kwade, zooals dat meestal het geval is. Welnu, een der goede feëen had bij de geboorte van het prinsesje allerlei heil- wenschen over haar uitgesproken, maar een van de booze feëen, die vooral een hekel aan den ko ning had, mompelde iets, wat niemand verstond, maar waar de koning zich toch zeer angstig over maakte. Hij liet het prinsesje goed bewaken, want hij vreesde, dat zij anders wellicht ontvoerd zou worden. Zoo groeide ons prinsesje op en het kind had altijd een heele gewapende macht bij zich. wat zU verschrikkelijk vond. En toen zil op zekeren dag de kans schoon zag. sloop zij haar kamer uit en het groote park bij het palcis in, tot zij aan den vijver kwam. Zij keek in het water, maar opeens kwam er een hand uitsteken, die haar vast greep en mee de diepte in trok. Zij gilde van angst, maar daar de vijver ver van het palels weg was, had nie mand iets van dien gil gehoord. Opeens voelde zij, dat haar armen en beenen veranderen, haar gezicht verstrakte en Jawel, daar had de booze fee haar in een goudvisch veranderd. Een goudvisch met een kroontje op. Dat kroontje woog erg zwaar, maar de prinses had geen armen meer en kon het dus ook niet afzetten. Radeloos van angst zwom het prinsesje heen en weer. want de booze fee had haar haar ge dachten laten behouden, zoodat ze bemerkte, hoe angstig haar ouders wel waren. Deze had den dadelijk in den vijver laten dreggen om te zien of hun kind misschien in den vijver was gevallen .Het prinsesje bemerkte met blijdschap het net en zwom er vlug naar toe. Toen het net opgehaald werd, spartelde daar een heel klein goudvischje in met een kroontje op. maar de menschen zochten niet naar een vischje maar naar het prinsesje. Zij gooiden het net teleurge steld weer in het water en zoo kwam dus ons prinsesje ook weer in het water terecht. Zij weende en wist niet wat te beginnen. Opeens zag zii midden tusschen het riet een klein waterkaboutertje zitten. Zij ging er dadelijk heen en vroeg hem, of hij haar misschien kon zeggen waar de booze fee was. die haar in een vischje had veranderd. Hij keek haar eens aan en wees met zijn vinger achter zich. Het prin sesje zwom nu in de aangeduide richting en kwam nu aan een waterpaleis, waar zij de fee zag. Bedeesd vroeg zii of zij de fee even mocht spreken. Deze liet het prinsesje bij zich komen en vroeg, wat zij wilde. Het prinsesje begon te huilen en smeekte om ha-ar toch te verlossen en weer in een prinsesje om te tooveren. De fee lacthe eens en zei: „Kijk. ik zal je een kansje ge ven. Volgende week geef ik een groot feest. Als je daarop een mooi lied kan zingen, dan mag je weer terug naar Je ouders." De fee gaf het prinsesje nu een muziekboek en wenkte een vliegende visch om met de prinses mee te gaan en haar te helpen met instudeeren. De prinses, die nooit graag zangles had willen hebben, studeerde nu met een ijver, van 's mor gens tot 's avonds en de waterkabouter vond het zoo mooi, dat hM er den heelen dag naar bleef zitten luisteren. Eindelijk kwam de dag van het feest. Toen 's middags alle gasten van de fee bij elkaar waren, klapte zij in haar handen en daar kwam een goudvischje aangezwommen mot een kroontje op haar hoofd en achter haar aan een vliegende visch, die met zijn vleugels de maat sloeg. Even was het stil en toen zong de prinses het liedje zoo mooi, dat zelfs de fee aangedaan was De booze fee raakte haar daarna met haai staf aan en zij was weer het gewone prinsesje van altijd. „En waarom de fee haar nu in een goudvisch veranderd had?" vroeg de kabouter tenslotte. „Om haar te laten ondervinden, dat er nog heel wat akeliger dingen bestaan dan zang les". „Toe, wordt es wakker", klonk plotseling een heel andere stem in de ooren van Tine. „Hoe staat het met je zangles". Tine wreef zich verbaasd de oogen uit. Ze was in slaap gevallen. Vlug begon ze met haar les. En voortaan studeerde zij altijd vlijtig en opgewekt haar liedjes in. EVEN LACHEN. De droom. Kleine Tine huilt in haar bedje. Als haai moeder komt kijken zegt ze„O, moesje, ik kan niet meer slapen, want ik heb ge droomd, dat er een muis in de kamer is." „Nu, nogal eenvoudig, dan droom je ep ook nog een kat bij en slaap rustig verder De bezorgde moeder. „Hoor eens moe, hoe de man in de radi# hoest.*' „Nu, ga dan maar gauw van den luid spreker weg, anders wordt Je ook nog ver kouden." Een Teekenplaatje. Samen deelen. Boml sloeg de straatdeur met een smak dicht en Ben stond op het trapje. In iedere hand hield hij een lekkeren verschen koek, de heer lijkste, die Je je maar kunt denken. Zc waren heerlijk bruin gebakken en er zaten heel veel rozijntjes in, Ben ging boven aan het trapje zitten en daar het lekker warm weer was, had hij het dus erg naar zijn zin. Hij nam een klein hapje van een der koeken. HU wilde er zoo lang mogelijk over doen voor ze op waren, want moeder had gezegd, dat hU er niet meer dan deze twee kreeg. Plotseling hoorde Ben een. vrooltfk geblaf en daar was Hector. ZiJn grappige zwarte ooren stonden recht omhoog, zooals de ooren van een politiehond behooren te staan. Hector was altijd de beste maatjes met Ben en gaf daar dan ook luidruchtig blijk van. Maar het was niet alleen zijn blijdschap dat hij Ben zag. maar hij rooK nu ook die fijne koeken. Er was geen enkele hond in de buurt, die meer van zoetigheid hield dan Hector. HU zette zUn voorpooten op Ben's knieën, kwispelde met zUn staart en keek met zUn trouwe bruine oogen Ben een tijdje strak aan. Het was net alsof hU zei: „Ben, lieve vriend doe me een plezier en geef me een stukje van Je heerlijke koeken, toe Bennie". Maar Ben schud de lachend het hoofd. „Neen Hector, Je krUgt er niets van!" zei nU. deze koeken zUn voor mU, ga weg, en laat me ze alleen opeten". Ben hapte in een koek en hield de andere op zUn rug om te zorgen, dat Hector er niet aan kwam. Tenslotte ging Hector weg, heel erg teleur gesteld. HU kreeg niets van het lekkers en Ben wilde ook niet met hem spelen, dus ging hü maar weg. Beneden in den tuin zat Ben's vader met een stuk brood in zUn hand, Hector ging naar hem toe. ,,Dag Heckie, moet Je ook wat hebben", zei hU en gaf hem een flink stuk brood. Hector hield erg veel van brood en hapte er smakelUk in. zoodat het al heel gauw verdwenen was. Juist kwam Kees, een vriend van Hector, voorbU- Kees was een ouden hond met een ruig vel. HU had een flink eind gewandeld en strekte zich behagelUk bU Hector uit. Ben keek naar de belde dieren. Hector had veel zin om te spelen, hU had in zUn eentje al pret, dat kon Ben zien aan de manier waarop hU heen en weer sprong. Kees was echter te moe en voelde er meer voor een dutje te doen en legde zUn kop op de voor pooten. Toen ging Hector naar Ben's vader terug, die hem nog een stuk brood gaf. Hector nam het brood aan en Ben's oogen, werden groot van verbazing, toen hU zag, dat Hector het stuk brood bU Kees bracht en het vlak voor hem neerlegde. „Vader!" riep Ben, „zag U wat Hector deed?" „Ja, ik zag het, hij is een goed beest", ant woordde vader. Toen werd Ben even stil. Hij zat langen tUd zonder een woord te zeggen daarna riep hij Hector bU zich. „Kom eens hier, Hec, kom dan. lieve hond! En toen Hector naar hem toe kwam, stak Ben een heelen koek in zUn bek, een heelen, heer- lUken verschen koek. DE ZANGLES Het was een 1 oom-warme dag. De zon stond als een wit gloeiende bol aan den hemel. Er was zelfs geen zuchtje wind. de bladeren der boomen trilden slechts van de opstijgende warme lucht. Tine zat droomerig vodr het open raam en tuurde naar buiten. Ze moest eigenlijk haar zang les leeren, maar daar had zU heelcmaal geen zin in. Die akelige zangles, daar zou ze graag wat voor geven als zU daar af kon. Zij vond het niets plezierig te moeten zingen. Als het nu nog maar die aardige schoolversjes of wUsjes uit het boek „Kun je nog zingen, zing dan mee" waren, ja dan zou ze het niet zoo onaangenaam hebben ge vonden. Maar die akelige, vervelende nummers, die in het studieboek stonden, die waren gewoon weg van te rillen, vond ze. Neen, dan waren haai de sprookjesboeken duizendmaal liever. Die prin sessen en die feëen hadden toch maar een leven tje vond zij. En Je kon er zoo fijn bij fantaseeren, de sprookjes nog mooier maken dan ze in het sprookjesboek stonden opgeschreven. Zoo peinsde Tine voor het open raam. En toen zag ze plotseling op het kozijn een kabouter ver- schUnen. die haar vriendelUk toeknikte. „Ik heb gehoord", zei hU, „dat je zoo veel van sprookjes houdt". „Ja, dat is zoo" antwoordde Tine, „wil JU er me een vertellen?'" „Daar ben ik juist voor hier gekomen. Luis ter aandachtig toe". De kabouter begon met een zangerige stem te Annie was jarig. Vier jaar werd zij, zooals je kunt zien aan het aantal kaarsjes, dat op haar verj aarstaart is geplant. Maar ze heeft niet alleen die taart gekregen, die ze straks met de heele familie samen gaat opeten. Als je weten wilt wat zij nog meer heeft gekre gen, dan hoef je slechts de cijfertjes, die bo ven haar hoofdje staan, met elkaar te ver binden. BLOEMPOTTEN MET ZADEN. DE MIERENKONINGIN. woon netjes en zindelUk, het voedsel moet wor den verzameld, in de voorraadkamers gebracht en bovenal moet de Koningin goed worden ver zorgd. En we moeten niet uit het oog verliezen, dat een kolonie begint met alleen één Koningin in een kleine donkere cel een koningin zonder ervaring, zonder raadslieden, zonder hulp en bovenal zonder voedsel. Weinig begrip heeft iemand van den zwaren arbeid, die gepresteerd is door de mieren, eer het mierennest gereed is, en van de wonderlijke toewijding van de ijverige werkers binnen in de aarde. In een Jonge kolonie worden geen feesten ge houden. het eerste en tweede Jaar worden geheel besteed aan hard werken aan het vestigen van de kolonie, aan de woning, om die in alle op zichten bewoonbaar te maken, doch zijn deze twee Jaar voorbij, dan vinden in het derde Jaar vele groote feesten plaats. Het merkwaardigste van de mieren is wel de eonrme voorraadschuren, die zf) hebben en de manier van voedselvoorziening. In den herfst gaan de mieren op zoek naar de bekende groene bladluizen, even voordat deze hun eieren gaan leggen. De mieren nemen deze luizen voorzichtig in hun pooten en dragen ze het nest binnen. Als de bladluizen hun eieren heb ben gelegd, nemen de mieren deze zorgvuldig weg en brengen ze in veiligheid tot ze in het voorjaar uitkomen. Ze verzorgen de bladluizen- babies net zoo goed als hun eigen kinderen. Zijn de luisjes nu groot genoeg, dan zetten de mieren hen bij de wortels van een of andere grassoort. Hoe de mieren weten, wat het resultaat zal zijn van deze ingewikkelde veeteelt, is een van de grootste geheimen over hen. De Jonge bladluizen klimmen langs de wortels naar de aarde, vandaar in de grasjes, doen zich te goed aan het sappige groen en zetten dit om in een zoet honingdauw. De mieren gebruiken deze honingdauw als melk en beschouwen de bladluizen dan ook als hun koeien. Ze gaan rond en melken hen regelmatig. Op het plaatje kun Je zoo'n mier bezig zien een bladluis te melken. Er is geen eind aan de wonderen van het mie renleven en hoe meer men van hen te weten komt, voor hoe meer puzzles men komt te staan wat betreft hun vergevorderd instinct. Als wij menschen iets heel moeilijks moeten leeren, kunnen wij daarin onderwezen worden, of we kunnen over zulke onderwerpen boeken lezen, maar de mieren werken de meest ingewik kelde problemen uit zonder eenig leermiddel, zelfs de oudere mieren doen het hun niet voor. Zij ontvangen geen instructies van andere en toch doen zij hun werk volkomen correct vanaf hun geboorte. Zoo'n nest zit geheel symetrisch in elkaar en is zoo gemaakt, dat instortingen uit gesloten zijn. Alleen als de menschen er over heen gaan loopen, trappen zij alles stuk, maar daar is zoo'n nest ook niet op berekend. Voorwaar een volkje met een groot verant woordelijkheidsgevoel. Op bijgaand plaatje zie je tien bloempotten afgebeeld. In elk van die bloem potten is een bol of een zaadje geplant. Nu moeten jullie uitzoeken welke zaadjes of bollen het zijn. Om het jullie gemakkelijk, maar toch weer niet al te gemak kelijk te maken, zijn de letters van de planten, die uit deze zaadjes of bollen opschieten, op den wand van de bloempotten geplaatst, doch elke letter slechts één keer. Iedere letter mag, zoo noodlg, meer dan eens worden gebruikt, doch letters, die op de bloempotten niet voorkomen, mogen niet gebruikt worden. Welke planten zijn er nu in de bloempotten gezaaid? Een van de moeilijkste wil ik wei verklappen, het is de petunia, maar de andere moeten Jullie zelf vinden Augustus, begin September is het ge- 2' oonlijk don tijd voor het kiezen van de Konin- t( nnen voor de nieuwe mierenkolonies. De eerste voor de nieuw gekroonde koningin is, zich- te ontdoen van haar vleugels en zich daar in de aarde te boren een eenigszins treu- elnde voor zulk een gedenk waard lgen dag. Maar zij kent haar plicht goed en indien je zoudt kunnen zien, als zij terugkeert van kroningsfeest, dan zou het eerste wezen, wat trok, dat zij haar schoudertjes tegen steen aanwrijft, net zoo lang tot haar vleu- doorgesneden zijn. Zijn de vleugels afgeval- dan graaft zb zich in den grond, en gaat winterslaap in tot het voorjaar komt. eerste gedachte, als ze weer ontwaakt, is de toekomstige kolonie, waarover ze regec- zal en nu begint zij haar kleine witte eitjes leggen. Dat zijn niet de zgn. „miereneieren", men kan koopen als voedsel voor de goud- (dat zijn eigenlijk de cocons), maar de eieren van een mier die zoo klein zijn, men er wel 2500 kan plaatsen op 1 cM2. koningin heeft in het begin van het voor een zeer eenzaam bestaan, daar zij aldoor kleine cel blijft wonen. Ze moet toch wel hongerig worden, want ze kan geen voedsel zich nemen en komt heelemaal niet uit haar ig om dit te gaan zoeken. En nu, geduren- ihaar eerste Jaar als Koningin-moeder, brengt gewoonlijk van 20 tot 30 sterke kinderen die haar later zullen helpen in het stlch- van de wonderbaarlijke kolonie, liet veel insecten-moeders moeten zichzelf haar kinderen voeden met haar eigen eieren. Jonge koningin legt meestal tweehonderd en zooals Je reeds kon lezen, ongeveer 20 30 kinderen brengt ze groot. De overblijven de deren gebruikt ze als voedsel voor zich zelf tiaar kroost. Zoodra de kinderen geboren zijn beginnen ze loopen en al heel spoedig gaan ze verkennings- ehten maken naar de buitenwereld, zoeken ar naar voedsel en brengen dit naar hun moe- r, broertjes en zusjes, die nu pas geboren wor- n, want de eitjes komen niet allemaal tege- uit. 3et eerste jaar is voor een nieuwe mlerenko- ile het moeilijkst, er is van alles te doen, kin- ren opvoeden, huizen en gangen bouwen, alles ld schoon houden, want mieren zijn buitenge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 7