OOK EEN AANSLAG OP LAGER
LANDBOUWONDERWIJS.
Het Pad langs
de Klip
Zal Piccard gaan stamelen
als een kind?
VOOR DEN KANTONRECHTER
TE ALKMAAR.
Noodweer boven Groningen.
aanteekeningen, die de onderzoekers maken!"
Kenmerkt deze ziekte zich door bewusteloosheid?"
„Alleen in een gevorderd stadium. Eerst treden
vreemde verschijnselen op. die herinneren aan geeste
lijke defecten. De zieken herhalen zinlooze woor
den, kunnen hun gedachten niet meer beheerschen;
fantastische voorstellingen doorkruisen hun herse
nen, zij zijn geen meester meer over zich zelf. Dat zijn
de geestelijke verschijnselen. Daarbij komen dan nog
onvrijwillige, haast krampachtige spierbewegingen."
„Op welke hoogte plegen deze verschijnselen op
te treden?"
„Bij officieele proeven is gebleken, dat gezonde
menschen een hoogte van 80M. goed kunnen ver
dragen. Bijzonder sterke nersonen brengen het tot
14.000 M. Veel minder presteeren degenen, wier ener
gie verslapt is door narcotica of alcohol.
„Bedreigen nog andere gevaren Professor Piccard?"
„Ongetwijfeld. Daar is bijvoorbeeld nog de water
dampontwikkeling in de nauwe gondel, die bij hoo-
gen temperatuur en lang verblijf in de enge ruimte
een doodelijke uitwerking kan hehben. Immers, door
vochtafscheiding reguleert ons lichaam zijn tempera
tuur op 37 graden. Wordt deze vocht afscheiding be
moeilijkt of geheel verhinderd, dan is het gevolg, dat
men door de warmte bevangen wordt. En als nu
de. atmosfeer in de gondel door het lange verblijf
van twee menschen met vocht verzadigd is, dan
kan het lichaam niet meer uitdampen en dan
„Heeft Professor Piccard ook bij zijn eerste opstij
ging van deze verschijnselen last gehad?"
„Inderdaad. En bijzonder moeilijk zijn zij te ver
dragen bij de hitte, die, zich ontwikkelt, als de zon
op de gondel schijnt. De vrees, dat het boven ijzig
koud zou zijn, is bij de eerste opstijging volkomen
ongegrond gebleken, want de lucht in den gondel
nam een zoo hooge temperatuur aan, dat de beide
onderzoekers dorst leden en het water oplikten, dat
aan de metalen wanten van den gondel neersloeg."
„Wat u daar vertelt, is niet zeer geruststellend,
dokter!"
GEEN RIJWIELEN OP OF BIJ HET ZEESTRAND
TE CASTRICUM ONBEWAAKT ACHTERLATEN.
De dames Elisa en Clasina van der Gl., verpleegsters,
hadden op 3 Juli haar rijwielen, echter voorzien
van een klokslot, onbeheerd achtergelaten in de
duinen bij het zeestrand. De politie was echter zoo
vrij geweest deze fietsen weg te sjouwen en in een na
burige garage te deponeeren. De aanwezigheid van een
veiligheidsslot gaf volgens decreet van den gemeente
veldwachter Bleijendaal geen ontheffing van strafbaar
heid. De dames vonden dit wel ietwat vreemd en d<
kantonrechter wilde er ook wel iets meer van weten
dus werd derhalve de verdere bespreking uitgesteld
tot a.s. week.
I
HONNI SOIT QUI MAL Y PENSE.
De visscher Willem Z. uit Egmond aan Zee was op
1 Juli aangetroffen in de duinen van de Provincie te
Castricum. Het feit dat hij in 't bezit was van een
schop bij wijze van wandelstok, bracht de ergdenkende
jachtopzieners op 't idee, dt hij voornemens was, ko
nijnen te gaan delven. Vonnis f 8 boete*of 8 dagen.
Zijn confrère, A. P., bevond zich op 26 Juli in de
duinen van Jhr. Six te Egmond-Binnen, bezig met de
hand een konijnenhol te beroeren. Volgens zijn opgaaf
was hij een natuurminnaar en zocht hij vogelnestjes.
De bij hem bevonden wildstrik diende hem tot schoen
gesp. Ter zake overtreding artikel 461 werd hem op
gelegd f 10 boete of 10 dagen.
I
EENIGE ONBENULLIGHEDEN TOT BESLUIT.
De heer J. v. G., timmerman te Schagen, werd op
1 Augustus te Alkmaar met zijn motor en zijspan aan
gehouden, omdat letter en nummer te klein waren
aangebracht, f 2 boete of 2 dagen luidde de uitspraak.
Aan den timmerman W. R. uit Lisse. die onbewust
van zijn strafwaardigheid op 5 Aug. het Fnidsen be-
peddelde, werd opgelegd f 1.50 boete of 1 dag hecht.
Rêeds meer dan eens hebben wij felle critiek ge
oefend op de aanslagen, welke Minister Terpstra en
de Commissie-Weiter beramen op het lager onder
wijs, doch over de voorgestelde afbraak van het
lager landbouwonderwijs spraken wij nog niet. Hier
voor vragen wij thans uw aandacht.
De Commissie-Weiter laat het hooger land
bouwonderwijs vrijwel ongemoeid en het middelbaar
komt er ook nogal genadig af. Onwillekeurig vraagt
men zich af, of de Commissie in geen geval in eigen
vleesch wil snijden.
Anders staat zij tegenover het lager landbouw
onderwijs, dat zij wat het dagschool-onderwijs betreft,
•maar liefst geheel wil afschaffen!
De organisatie is nu nog als volgt: er bestaan
avondcursussen en dagscholen. De
eerste zijn het. oudst en kosten per jaar 6 ton. Zij du
ren 2 winter-halfjaren, elk met 144 lesuren. Uit
paedagogisch oogpunt gezien, staan zij verder achter
bij dagscholen, al zijn ze te. verkiezen boven niets.
De Commissie-Weiter wil ze handhaven.
Het dag onderwijs, het betere dus, kan ech
ter geen genade vinden in haar oogen en zij advi
seert om het radikaal uit te roeien: besparing
i 420.000.
In 1921 is men met de stichting van lagere land
en tuinbouw-dagscholen begonnen en thans zijn er
66.
Vort er mee, zeggen de Welterianen, en het
Kamerlid W. v. d. Sluis rekent uit: Als er 30 jaar
lang voor dit soort onderwijs niets wordt besteed,
zijn net bij elkaar de 12 millioen voor den der
den kruiser, aanbesteed in den tijd dat Welters
rapport werd gedrukt.
Zal het platteland dit slikken?
Wij hopen er het beste van, doch heelemaal ge
rust zijn wij er niet op. Verscheidene van die 66 dag
scholen zijn niet zoo goed bevolkt als mogelijk zou
wezen, indien de belanghebbenden voldoende beseffen
wat goed onderwijs waard, ook vak-onderwijs, waard
is. Wij vreezen zelfs, dat velen het niet eens als een
verlies zouden voelen, indien bedoelde scholen wer
den weg-gewelterd en daarom gaf het ons reeds
eenige opluchting, toen de bladen vermelden, dat
Minister Verschuur de bestaande scholen wil hand
haven, doch elke uitbreiding zal tegengaan.
Eén ding moeten wij toegeven: het is niet altijd
onverschilligheid, welke het schoolbezoek klein doet
blijven; meermalen is het onmacht. Zoo'n dagscho
lier brengt niets in; hij kost alleen en als de school
wat ver is, zoodat hij niet heen en weer kan reizen,
kost hij zelfs veel.
Ondanks alle bezwaren mogen boeren, tuinders en
arbeiders echter wel bedenken, dat een van de voor
naamste voorwaarden om staande te blijven deze is:
meer dan gewone bekwaamheid in
hun vak.
Nadat het bovenstaande was geschreven, kwam
ons een Russischen reisbrief van den Volk-redacteur
Matthijsen onder het oog. Hij schreef dien uit Tiflis
ten Z. van den Kaukasus, dus uit den versten uit
hoek in het Z.O. van het Sovjet-gebied.
Ruim 100 jaar geleden, in 1818, hebben zich op 40
K.M. afstand van Tiflis een aantal dood-arme Duit-
schers uit Wurtemberg gevestigd en nu leven daar
hun achter- en achter-achter-kleinkinderen. Een paar
passages uit den reisbrief schrijven we hier over:
„In Assoeretti kon men wanen plotseling naar het
dal van den Neckar (in Wurtemberg) verplaatst te
zijn. Geen kale vlakte met onregelmatig verspreide
hutten met stroodaken. Neen: een laan van acacia-
boomen, en aan weerszijden, precies volgens de rooi
lijn, steenen huizen, groot, met pannen daken, keu
rig in de verf."
Net een dorp in Duitschland voor deze cri
sis
„Wat de Duitschers er in de 100 jaar van gemaakt
hebben, nadat zij zich berooid en hulpeloos hier
neerlieten, dat doet mijn Germaansche hart goed,
zegt de heer M. en hij vervolgt:
„Ik maak mijn gids nadrukkelijk attent op de
verschijnselen die onweerlegbaar getuigen van onze
/(Weltersche) superioriteit. Maar de oude Duitsche
schoolmeester, die zich bii ons heeft gevoegd, zegt:
Zóó is het niet, geloof ik. Ik heb er vaak over
nagedacht. En weet u, wat het is, waardoor wij het
.zooveel beter hebben dan de Georgiërs en de Tarta
ren hier in de buurt?"
En let nu op, lezers van de Schager, want om die
verklaring van den Duitschen meester is het ons te
doen:
Van het eerste jaar af, door alle moeilijke tijden
heen, ook in jaren van honger en gebrek, altijd heb
ben onze vaderen een goede kamer afgezonderd en
een geschikten boerenzoon vrijgemaakt om aan alle
kinderen onderwijs te geven. Lezen, schrijven en re
kenen hebben ze steeds geleerd. En gelezen
hebben ze ook alt ij d. Dit was het wat de
kolonie op den duur den grooten voorsprong gaf
'op de omgeving."
FEUILLETON.
UIT HET ENGELSCH VAN
m J- S. F L E T C H E R.
20.
„Eerlijk gezegd, ja," antwoordde de advocaat zacht.
„Ik zal u vertellen wat ik denk. Birch is, zoolang ik hem
[ken, altijd een buitengewoon wantrouwende kerel ge
weest. Ik veronderstel dat Birch argwaan koestert, dat
<uw moeder zich van dat testament heeft meester ge
maakt en het vernietigd heeft. Denk eens aan: Als dat
stuk nooit voor den dag komt, spaart het u op uw erfe
nis een aardigen duit uit! Honderd duizend pond
geen kleinigheid! Als het niet wordt teruggevonden, is
Sir Cheville zonder testament gestorven en dan krijgt
u iedere penny, die pij nagelaten heeft. Wanneer het
stuk aanwezig is, wel, dan eischt M'Ue de Coulanges
haar legaat op. Klaar als een klontje, nietwaar?"
Marston knikte nadenkend en Sindal keek hem van
uit zijn ooghoeken aan-. Toen tikte hij hem plotseling
op den arm en liet zijn stem tot een gefluister dalen.
„Ik zal u eens wat zeggen, Sir Marston, iets waarover
ik den heelen ochtend al heb zitten denken. Er is iets,
dat u niet weet, maar ik wel, nl dat Halworth Birch 'n
goed oogje had op de gouvernante vand en kolonel en
ik durf er geen eed op te doen, dat het van baar kant
jniet ook zoo was. Ik heb ze samen gezien, op de heide,
ze waren veel samen tot voor eenige maanden. Toen
i begon uw oom met zijn attenties. Maar Sir Cheville is
dood en de kust is vrij voor Birch! Een knappe jonge
vrouw, met honderd duizend pond! O zoo, Birch heeft
er iets meer dan professioneel belang bij, om dat testa
ment terug te vinden..."
„Wel-alle-menschen!" riep Marston uit. „Is dat werke
lijk waar?"
ALLEEN MAAR ALS
ZüRICH, Augustus.
De belangstelling van het Züricher publiek con
centreert zich sedert veertien dagen om den langen
man in zijn fladderende cape, op een metalen gon
del en op een reusachtige hoeveelheid geelachtige
ballonzijde, die, als ze eenmaal met waterstofgas is
gevuld, naar hooger sferen moet verhuizen.
Den langen man, in zijn fladderende cape, die af
wezig kijkt, die geheel in beslag wordt genomen
door zijn werk, kan men met geen mogelijkheid meer
voor een interview te pakken krijgen. Maar in zijn
omgeving zijn anderen, die gaarne inlichtingen ver
strekken over de vele dingen, die. men verlangt te
weten en die ondjfciks de talrijke artikelen, die
over hoogtevluchten, gondels, stratosferen en Piccard
zijn verschenen toch altijd weer wat nieuws over
deze onderwerpen weten te vertellen.
Maar wie had nu ooit kunnen denken, dat Profes
sor Piccard gevaar loopt, zijn verstand te verliezen
en te gaan stamelen als een klein kind? Toch is het
zoo, als we des professoren eigen medischen mede
werker mogen gelooven, wanneer hij wijst op de ge
varen van den verminderden luchtdruk.
Hoogteziekte heeft niets te maken met de
bekende Lichtziekte, die wordt veroorzaakt doordat
het individu zich slecht aanpast, bij den overgang in
de dunne luchtlagen. Hoogteziekte het eekent gebrek
aan zuurstof, waardoor zekere verandering in het
centrale zenuwstel plaats vindt, die zich uit in ver
mindering van de verstandelijke vermogens. Als de
gondel van Piccard grooter was, dan zou hij voor
den betrekkelijk korten tijd nauwelijks een zuurstof
apparaat noodig hebben. Nu hij echter zit ingesloten
in een kleine minste, is dat apparaat van de groot
ste beteekenis. Want afgezien van gevaar voor het
leven, beteekent het. weigeren van het zuurstofappa
raat het optreden van geestelijke ontoerekenbaarheid
en daarmee wat van het grootste belang is voor
de wetenschap het onbetrouwbaar worden van alle
STRAFZITTING VAN 10 AUGUSTUS.
ONGEWENSOHTE TRAINING.
De chef-veldwachter van Bergen werd door bewoners
van den Kogendijk gewaarschuwd, dat de 19-jarige
handelaar H. O. zich aldaar oefende op een motor
rijwiel, waaraan letter en nummerbord ontbraken, zulks
met het resultaat, dat de politieman den motorrijder
op 25 Juli betrapte en tevens constateerde, dat ge
noemde heer O. niet in 't bezit was van een rijbewijs.
Het gebrek aan dergelijke onmisbare bescheiden kan
niet ongestraft blijven en derhalve werd de nalatige
gecorrigeerd met 8 en 3 gulden boete of 8 en 3 dagen
hechtenis.
DE KARPER DIE DEN MAAT NIET HAALDE.
De brandende kwestie, gerezen tusschen den reclas-
seeringsambtenaar C. F. H. te Amsterdam en den
rijksveldwachter v. d. Meulen, betreffende een onder-
maatsche karper, moge in hun oog zóó belangrijk zijn,
dat daarvoor twee behandelingen noodig werden ge
acht, onze lezers zal deze aangelegenheid tamelijk
koud laten. We willen dan ook volstaan met te mel
den, dat de amateur-hengelaar werd vrijgesproken,
omdat niet kon worden bewezen, dat bedoelde karper
door hem zelf aan den haak was geslagen. De heer H.
kreeg voorts een berisping over zijn onvriendelijke
uitlatingen aan het adres van v. d. M., terwijl deze
ambtenaar werd geprezen om zijn activiteit in het be
lang van de beroepsvisschers.
EEN WILD GEWORDEN VRACHTAUTO STOORT
EEN GEMOEDELIJKE CONFERENTIE OP
EEN PARKBANK TE ALKMAAR.
De schilder F. de H. en de ijscohandelaar Cor.
Schoonhoven zaten op 20 Juni genoegelijk naast elkan
der aan den kant van Harddravers- en Wilhelmina-
laan, op een der comfortabele bankjes door de ge
meente, vreemd genoeg, kosteloos ter beschikking ge
steld. van burger en vreemdeling. Plots echter werd
deze rust gestoord door een vrachtauto, die op hen
aanstormde en beide bovengenoemde heeren op zoo
danige wijze verwondde, dat geneeskundige hulp nood
zakelijk was. Het bleek achteraf, dat de bestuurder,
de heer Corn. B., vrachtrijder te Nieuwe Niedorp, ja
ren lang een ouderwetsche ford had gereden en de
kluts was kwijt geraakt, toen hij met zijn „nieuwe"
tweedehandsch Opel, waarvan de versnelling geheel
anders is geregeld, moest uitwijken voor een fietser, die
onverwacht op den rijweg stopte. De chauffeur trapte
toen per abuis het gaspedaal in, terwijl hij dacht te
remmen, waardoor het van kwaad tot erger kwam.
„U kunt me gerust gelooven," zei Sindal met een
knipoogje. „Ik weet wat ik zeg! Er zullen nog rare din
gen aan het licht komen. Deksels rare dingen! Maar
zeg niemand een woord van wat ik u verteld heb, geen
syllabe!"
„Daar kunt u van op aan", beloofde Marston. „Maar
bent u van plan Weathershaw ervan op de hoogte te
stellen?"
„Dat spreekt vanzelf! Ik zal hem geen enkel detail,
dat voor zijn nasporingen dienstig kan zijn, onthouden.
Ik had het volgende gedacht, Sir Marston. Hij komt
vanavond precies om tien uur in Hallithwaite aan. Als
we hem nu eens samen van het station gingen halen,
dan kunnen we met hem naar mijn kamers gaan hij
blijft vannacht bij mij logeeren en we eten een stukje
terwijl wij hem op de hoogte brengen. Kunt u zich daar
mee vereenigen? Ja? Komt u dan tegen tienen bij mij dan
gaan we met elkaar naar het station./En nu, adieu Sir
Marston tot vanavond dan."
Er stond voor het huis een auto op Sindal te wachten
en nadat Marston den advocaat uitgeleide had gedaan,
tot aan den wagen, ging hij terug naar het groepje in de
eetzaal. Het viertal daar was nog steeds in levendig ge
sprek over de gebeurtenissen van den morgen en me
vrouw Stanbury was weer in staat zich met haar gewone
welsprekendheid te uiten.
„Ik verwacht, dat de volgende episode in het drama
zal zijn, dat wij beiden gearresteerd zullen worden, me
neer Etherton," verklaarde ze tenslotte. „Ik ben erop
voorbereid nog voor den avond achter slot en grendel
gezet te worden ik die net zooveel van de heele zaak
afweet, als de kat. Maar u kunt er allen zeker van zijn,
dat er iemand is, die wel precies weet hoe de vork
in den steel zit en ik zou om duizend pond tegen een
sinaasappel durven wedden, dat hij alles gehoord heeft,
wat er vanochtend bij het inquest verhandeld is. De
poppen gaan aan het dansen onthoud wat ik zeg..."
Er was echter nog niets gebeurd, toen Marston, na.
zijn moeder ingelicht te hebben over Sindal's plannen
met betrekking tot den detective, dien avond naar Hil-
lithwaite reed. Na zijn paard gestald te hebben, wandel
de hij met den advocaat naar het station.
„Ik heb al een exemplaar van het aanplakbiljet van
de belooning in mijn zak," vertelde Sindal, toen zy op
het perron heen en weer liepen. „Ze worden morgen
ochtend nog vóór het ontbijt over de heele stad en het
„Ik geloof, dat de beide onderzoekers niet bevreesd
zijn. Grond voor zoo'n vrees zou er inderdaad zijn,
als de gondel werd beschadigd, niet meer lucht
dicht sloot, als het. zuurstofapparaat weigerde, als
een lichamelijke indispositie één van hen juist ge
durende de opstijging zou hinderen, als en zoo
voort. De techniek heeft de meeste problemen zoo
goed als opgelost. Maar een levensverzekering is
zoo'n opstijging inderdaad nog niet precies".
Bij een door de politie ingestelde remproef werd opge
merkt. dat de remmen niet voldoende functioneerden.
De onthutste bestuurder toonde echter de grootste
belangstelling in de gewonden en door de verzekering
werd alle schade vergoed. Deze sympathieke houding
was dan ook oorzaak, dat de vrachtrijder voor 't kan
tongerecht welwillend werd bejegend. Wat dacht je
wel, vroeg de kantonrechter aan den ijscoventer
Schoonhoven, toen die auto zoo op je afstoof?
Ik dacht dat ie 'n „ijsïe" hebben moest, antwoordde
Schoonhoven, tot algemeene hilariteit.
Gelet op de verzachtende omstandigheden werd ten
slotte de comparant veroordeeld tot f 15 boete of 15
dagen voor de aanrijding en f 12 boete of 12 dagen
wegens de onvoldoende werkende remmen.
VARKENSREUNIE OP HET BOONEJN- EN
bollenland!
Een achttal varkens, toebehoorende aan den veehou
der Dirk V. te Bergen, namen ter voorbereiding eerst
een verfrisschend bad in de kikkersloot en hielden
vervolgens vergadering, vermoedelijk ter beraadsla^
ging over de Varkenssteunwet, in het aardappel-,
hoonen- en bollenland van den heer M. Boenderma
ker. Deze heer hechtte evenwel aan deze bijeenkomst
geen adhaesie en deed. omdat dergelijke tooneelen zich
meer hadden afgespeeld, aangifte met gevolg, dat de
heei* Dirk. V. heden werd veroordeeld tot f 10 boete
of 10 dagen. De bijeenkomsten zijn na de aangifte
gestaakt.
OP DEN RIJWEG IS ONAFGEBROKEN OPLET
TENDHEID NOODZAKELIJK.
De chauffeur A. J. Siesen uit Amsterdam, die met
eenige familieleden in een gesloten Essex op weg was
naar Den Helder, werd op 10 Juli op de Noordervaart
aangereden door een luxe ford, waarvan de bestuurder
bij het links achterop en voorbij rijden, te vroeg op
haalde naar rechts, waardoor de stuurinrichting van
de Essex werd beschadigd en de wagen begon te shim-
myen, zooals men dit in autosport-bargoensch. pleegt te
noemen. De bestuurder van den ford, de heer T. Sm.,
kassier te Midden- Beemster, reed zonder omzien door,
doch beweerde later, niets te hebben bemerkt. Hij
staat trouwens als een voorzichtig en bezadigd rijder
bekend en werd heden veroordeeld tot f 15 boete of
15 dagen, benevens vergoeding der toegebrachte scha
de ad f 26.10.
ONDER DE DALENDE BOOM DEN OVERWEG
BEREDEN.
De expediteur K. W. uit Heerhugowaard stond te
recht wegens overtreding van het spoorwegreglement.
Hij was op 4 Juli aldaar den spoorweg Den Helder
Amsterdam, ondanks waarschuwend belsignaal den be
waakten overweg opgereden, hoewel de boom reeds
daalde. De heer W. beweerde thans het signaal niet
te hebben gehoord. Aangehouden tot volgende week.
heele district verspreid. En verder is onze hoop geves
tigd op vriend Waethershaw."
Marston was uiterst benieuwd naar den detective, van
wien Sindal zoo hoog had opgegeven. Hij had het idee,
dat hij iets van een soort menschelijken speurhond zou
hebben; een ondoorgrondelijke, sluwe terughoudende
man met een steelsche blik in de oogen. Dus was hij
hoogst verbaasd, toen hij een knappen, gesoigneerden
jongeman van een jaar of dertig, op end'op een heer,
uit den trein zag stappen en met uitgestoken hand en
een jovialen glimlach op het gezicht, op den advocaat
toekomen.
„Hallo Sindal", riep hij opgewekt. „Hier ben ik, gezond
en wel".
„Dit is Sir Marston Stanbury", stelde Sindal voor.
„Blij je te zien, Weathershaw, hoe gaat het?"
„Gezond en wel, zooals ik al heb meegedeeld," ant
woordde de detective. Met een beleefde buiging gaf hij
Marston de hand, terwijl hij hem tegelijk met een snel
len blik opnam. „Aangenaam met u kennis te maken.
Sir Marston," vervolgde hij. „Ik hoop u van dienst te
kunnen zijn."
„Kom mee," verklaarde de advocaat, die de handtasch
van den reiziger had overgenomen. „Wij gaan naar mijn
kamers. De avondbladen al gezien?"
Weathershaw toonde een dikken bundel couranten.
„Alles gekocht wat er maar te koop was; aan ieder
station waar mijn trein stopte," deelde hij lachend mede.
„En ieder woord, dat er over vanmorgen instond, heb ik
in mij opgenomen, opgezogen kan ik bijna zeggen."
Mr. Sindal, die niet getrouwd was, bewoonde een
étage in het centrum van de stad en in zijn eetkamer
stond het souper gereed, toen hij met zijn beide gasten
thuis kwam. En terwijl zij genoten van een overvloedi-
gen, welbereiden maaltijd, nam Marston Sidal's vriend
uit Manchester op zijn gemak op. Neen, hij had werke
lijk niets van het gewone detective-type. Weathershaw
was een kloeke, goedgebouwde, gespierde kerel, met
flinke blauwe oogen, een frisoh jeugidg gezicht en vlotte
manieren, die den man van de wereld verrieden. Zijn
uiterlijk was veel meer dat van een sportsman, dan van
een speurder, zooals men zioh dien gemeenlijk voorstelt.
Maar toen Sindal sprak en Weathershaw aandachtig
toeluisterde, zag Marston in die blauwe oogen een tin
teling van snelbegrijpen, waaruit bleek, dat hij iemand
van méér dan gewone schranderheid voor zich had.
„Je hebt dus alle bijzonderheden over het inquest in
Een vrouw tegen de tram geloopen en
later vreeselijk verminkt op de trambaan
gevonden.
Aan den Peizerweg te Groningen, ter hoogte van
het tehuis voor de gedelogeerden, had men Vrij
dagmiddag tijdens het hevig onweer, dat gepaard
ging met zeer zware slagregens, en harde rukwin
den, vreeselijk te lijden van zandverstuivingen. Een
vrouw is daarvan het slachtoffer geworden. Te half
zes bevond zich de 44-jarige mej. T. C., wonende in
een woonwagen op het terrein van bovengenoemd
tehuis, op den Peizerweg. Om het noodweer te ont-
loopen wilde ze een korteren weg naar huis nemen,
waartoe ze een weg tusschen de hoornen koos, vlak
langs den weg van de Drachtster tram. Vermoedelijk
heeft de zandstorm haar het uitzicht benomen, zoo
dat zij een tram, die uit de richting Roden naar Gro
ningen reed, niet kon zien aankomen.
De vrouw werd door de tram gegrepen en eenigen
tijd later vreeselijk verminkt langs de trambaan
gevonden.
De machinist, van de tram, die tengevolge van het
noodweer weinig of niets voor zich uit kon zien, had
zonder ophouden de stoomfluit doen weerklinken;
van het tragisch ongeval had hij echter niets be
merkt.
Voorts werden een drietal boerderijen door den blik
sem getroffen, die geheel tot den grond toe afbrand
den, terwijl eenig vee in de weide werd gedood.
TE VEEL KOUD WATER GEDRONKEN.
Landbouwersknecht aan de gevolgen
overleden.
Zaterdagavond beging de 28-jarige landbouwers
knecht J. B., te Asten, de onvoorzichtigheid na druk
ke werkzaamheden op het land. waardoor hij in sterk-
verhitten toestand verkeerde, veel koud water te drin
ken, met het noodlottig gevolg, dat hij ongeveer een
uur later overleed.
POGING TOT ONTVLUCHTING.
Gevangene blijft met zijn hoofd tusschen
de tralies hangen.
Het fraaie zomerweer had waarschijnlijk verlokke
lijk gewerkt op een der gratis-verpleegden in het
Huis van Bewaring te Maastricht. Derhalve besloot
hij van kosthuis te veranderen, wrong zich door een
tralieraam, doch moest ervaren, dat zijn hoofd noch
voor-, noch achteruit kon.
Goede raad was duur, met de vrijheid in zicht
leed de uitbreker een tantalus-kwelling.
Zlfs de omwonenden namen meewarig aan zijn
leed deel. zij het met zekeren angst, totdat eindelijk
de smid A., wonende aan de Tongersche Straat, ver
scheen, en deed wat de vluchteling had behooren te
doen, namelijk de tralies doorvijlen.
de couranten gelezen. Waeathershaw", zei de advocaat
„Wat is je oordeel?"
Weathershaw wachtte even, voor hij antwoordde.
„Er zijn verschillende opmerkelijke punten in de ge
tuigenverklaringen", zei hij na een oogenblik.
„Is er iets hij, waar je wat aan hebt?" vroeg Sindal
verder.
„Hóópen dingen", was het antwoord.
„Nog iets van speciaal belang", mengde Marston zich
in het gesprek. „Daar zou ik me op dit moment liever
nog niet over uitlaten," verklaarde Weathershaw. „Vóór
ik iets zeg of doe, wil ik eerst met mijn eigen oogen
de verschillende punten zien, die met de tragedie in
verband staan. De Zwarte Klip, de diverse huizen, waar
van ik in de verslagen gelezen heb, de fabriek van me
neer Etherton en zoo meer. Morgenochtend zal ik maar
eens een ronde gaan maken. Waar was je van plan mij
vannacht op te bergen, Sindal?"
„Ik had me voorgesteld, dat je hier zoudt logeeren."
„Ik moet morgen voor dag en dauw op," zei de de
tective, „en het was eigenlijk beter geweest, als je me
dichter bij het oorlogstooneel om het zoo maar te noe
men, had ingekwartierd, al ben ik natuurlijk zeer dank
baar voor je gastvrijheid."
„Meneer Weathershaw zou veel heter bij ons kunnen
logeeren," meende Marston. „Ruimte genoeg en dichter
bij kan het haast niet."
Er kwam een schittering in Weathershaw's blauwe
oogen en hij knikte energiek.
„Veel en veel beter," riep hij uit. „Als u het niet vrij
postig vindt neem ik uw invitatie onmiddellijk aan."
Sindal was zichtbaar teleurgesteld, maar zijn vriend
scheen er zoo op gesteld vanavond nog zoo dicht mo
gelijk bij het „oorlogstooneel" te komen, dat hij zich wel
bq Weathershaw's besluit moest neerleggen. Hij bestelde
een rijtuig om den detective naar Winterfold te brenr
gen; Marston reed er te paard naast. Het was niet ver
van middernacht, toen ze het huis van Mevrouw Stan
bury bereikten en toen het rijtuig voor den hoofdin
gang stilhield, wendde de speurder zich opeens vol le
vendigheid tot zijn jeugdigen gastheer.
„Het is nu net zoowat de tijd, waarop die geschiede
nis zich afspeelde", zei hij. „Wijs mij den weg naar de
Zwarte Klip, liefst direct, als het kan..."
Wordt vervolgd.