En wederom: De „Winkler II" is gereed. Het gouden tientje schager courant. Wordt de Gorilla uitgeroeid Donderdag 18 Augustus 1932. Tweede blad. No. 9126 werk, werk, WERK! Wanneer wij tot vervelens toe, pleiten voor werk, voor nuttig werk tegen een behoor- 1 ij k loon, dan willen wij toegeven, dat het in Noord-Holland boven het IJ waarschijnlijk niet zoo gemakkelijk is als elders om geschikte objecten aan te wijzen. Niettemin, ze zijn er en lang geen onbelang rijke. Bijvoorbeled: aanleg van wegen en kanalen; bebossching van de duinen; het planten van boomen langs de wegen; het graven van bad- en zweminrichtingen; het aanleggen van plantsoenen, al of niet met wa terpartijen; het bouwen van goede woningen voor niet te hoo- ge prijzen Nu moet men ons niet aan boord komen met dood doeners van allerlei soort. De grootste is deze; Waar moet het geld vandaan ko men? Er is geen twijfel aan: geld is er in Nederland nog genoeg, als de Regeering het slechts wil nemen. Wij herinneren aan de beschouwingen van Notaris Boer lage en wij wijzen er op, dat blijkens de jaarcijfers het totaal der vermogens van f16.000 en hooger op 1 Mei 1930 nog bedroeg 15.623 millioen gulden. Verge leken met een jaar te voren was het 43 millioen ge daald, dus nog geen 0.3 Wel is inmiddels de crisis voortgewoekerd en zullen volgende Jaarcijfers voor 1 Mei '91 en '32 stellig grooter verliezen aangeven, maar er zal ook dan nog een behoorlijk som metje over zijn. Bedenkt men daarbij, dat de kelders van de Neder- landsche Bank zoo vol gepropt zijn met edele meta len, dat de dekking der in omloop zijnde bankbil jetten soms meer dan 100 bedraagt, dat bij par ticuliere banken en particuliere personen vele mil- lioenen renteloos of bijna renteloos liggen opgepot, dan kan in gemoede niet worden volgehouden, dat er geen geld te vinden zou zijn. Bovendien worden tientallen millioenen aan improductieve dingen ver daan. We denken niet alleen aan oorlog en marine, maar ook aan armenzorg en werkloozensteun. Op de fensie is o.i. veel te bezuinigen, terwijl de steunbe dragen eerst werkelijk goed besteed z-ullen zijn, in dien de valide arbeiders niet met steun, doch met werk worden geholpen. Ouden van dagen, zieken, invaliden enz. moeten natuurlijk gesteund worden, maar overigens: werk en loon! Maar we hebben het geld niet om het loon uit te betalen, zeggen de ge meenten. Dat is waar, want zeer ten onrechte schuift de Re geering de w erkloozenzorg en nog zoo veel an ders! op de lagere besturen. Wij zien maar een uitweg: laat Minister Ruys geen tijd orn op adem te komen, doch vervolg hem dag en nacht met aanvragen om subsidie voor werk, dat U hem aanwijst. Niet één gemeente moet dat doen, doch alle die in nood verkeeren, afzonderlijk en ge zamenlijk. Op de regeeringsbureaux zit men ver van de el lende af. In de gemeente zit men er midden tus- schen en leeft er in mee. Zoolang het niet muur vast staat, dat die ellende niet te keeren is, zou be rusting o.i. plichtsverzuim zijn. Het beeld is niet iraai, doch wij zouden wenschen dat onze gemeentebesturen nu den aard van fox-ter- riors vertoonden. Iioe dikwijls ook afgeschud, telkens bijten zij zich weer vast aan hun prooi. Waarmee wij vredelievend als we zijn na tuurlijk niet bedoelen, dat het Minister Ruys bloed .moet kosten Over enkele van de door ons genoemde werkob- jecten komen we nog wel nader te spreken. Een kippenhok van zes etages. Er was ©en tijd dat de boerin de eieren van onder de kippen weghaalde en ze zelf in een mandje deed en naar de markt bracht. Tegenwoordig is dat anders. De eierproductie is een probleem op zichzelf geworden en op allerlei manieren wordt het pluimvee als het ware gedwongen om meer en beter eieren te leggen. Amerika kan tegenwoordig bogen op broedhuizen van ree verdiepingen, die modern zijn ingericht en waar de 'oensch het eveneens best zou kunnen uithouden, wan neer er in plaats van machines clubfauteuils waren ^eergezet. Het pluimgedierte, dat in deze apartementen .is ondergebracht, mag niet in de vrije natuur rond wandelen, maar dat is ook heelemaal niet noodig. Er komt zooveel zon en lioht binnen, dat de dieren een 'leventje hebben als een kanarie in een dierentuin. De kippen worden geheel wetenschappelijk behandeld en daardoor is het mogelijk gebleken van één hen jaar lijks 300 eieren te verkrijgen. Een kippenfokker, die duizend hennen bezit, heeft verklaard, dat hij 300.000 eieren per jaar kan leveren. Dit is dus 26.000 dozijn. Hij is van plan dit getal tegen het volgend jaar nog te vergrooten. Volgens hem is de grens nog niet bereikt en het getal zou alleen afhan gen van de methode, die m^n toepaste om de productie te doen toenemen. Zal hij de 5000 M. halen? Naar Amerika! Berlijn. New-York met behulp van 50 K.G. „energie". (Bijzondere correspondentie.) OIE, Augustus 1932. Dezen zomer trekt het eiland Oie veel belangstel ling. Het is een tamelijk afgelegen stukje grond, er gens in de Oostzee. De oorzaak van genoemde inte resse is de raket, de wonderbaarlijke machine, die werd geschapen door Professor Winkler. Er legt daar tegenwoordig een extra stoomboot aan, die om vier uur komt en om zes uur weer ver trekt en die iederen dag prop vol is. De raket is zilverwit en blinkend. Hij staat mid den op een grasland en wordt door de zon beschenen. „Het is het product van anderhalf jaar ingespannen werken", zegt de jonge assistent, die met Professoi Winkler de vrijwillige ballingschap deelt. „De chef is erg bescheiden. Hij beweert, dat de raket een hoogte van 5000 M. kan bereiken, maar naar onze meening brengt hij het wel tot 8000." Eenigszins angstig beschouwt men dit wonder van techniek. „Houdt u het vóór mogelijk een luchtdienst op Amerika te openen met behulp van raket vliegma chines?" „Zeker. Dit is iets, dat misschien zelfs binnen af zien haren tijd kan worden verwezenlijkt. De „Wink ler II" is van 'n technisch standpunt bezien, twee maal zoo veel waard als de beste kruit-raket. Wan neer men een kilo bagage van Berlijn naar New York wil transporteeren door middel van een kruit- raket, dan zou daarvoor een kogel noodig zijn die een doorsnede had van 10.000 K.M. en een gewicht van ongeveer 1 kwadrillioen Kilogram! De kogel, die deze raket zou moeten voortdrijven, zou bijna net zoo groot dienen te zijn als de heelc aardbol! Een kilo bagage, die met de allermodernste kruit- raket naar New York zou worden gezonden, zou die afstand alleen dan kunnen afleggen, wanneer men een kogel gebruikte van een millioen Kilo en een doorsnede van 10 M. U zult wel inzien, dat er op die manier niet veel van terecht komt. De „Wink ler II" heeft voor dezelfde prestatie niet meer dan 2000 Kilogram „brandstof" noodie dat is natuurlijk ook niet weinig, maar in vergelijking met al het an dere is het een groote vooruitgang." „Het nieuwe vliegtui' is.dus al reschikt voor transatlantische vluchten." „Theoretisch: ja, maar practrich niet. Want ren dabel zou een apparaat als het onze allerminst zijn. Professor Winkler is er evenwel vast van overtuigd, „U hoeft zich niet bezorgd te maken", zegt de as sistent lachend. „Het ding kan niet onverwacht af gaan, het is een vloeistofraket." „Vloeistof? Is het apparaat soms gevuld met „Precies Tot aan het eind van de vorige eeuw heeft men geëxperimenteerd met allerlei soorten springstof. Sindsdien is men op het idéé gekomen om vloeistoffen te gebruiken. Het nuttig effect wordt dan veel grooter. Zoo is b.v. koolwaterstof oen uit stekend middel. Een paar getallen stellen dat duide lijk in het licht. Uit zwart kruit kan men niet meer dan 685/2400 deel van de energie putten, die men kan opwekken met behulp van Methaanzuurstof- mengsel. Omdat er nu voor een vlucht van een bepaald aantal uren, een bepaalde hoeveelheid energie noo dig is en alle benoodigde brandstof en wat dies meer zij door het toestel zelf moet worden meegedragen, beteekent het natuurlijk een energie-en-ruimtebespa ring, wanneer men met minder materie too kan. Het nieuwe mengsel schijnt aan alle eischen te vol doen. Toch is dit maar één kant van het probleem. Er dreigen nog verschillende andere gevaren: de temperaturen die ontstaan door de verbranding bin nen de raket, zijn ongewoon hoog en ook loopt men het risico, dat het heele zaakje ontploft. Het doel was dus een materiaal te vinden, dat licht en hecht zou zijn en niet gemakkelijk kon worden afgekoeld. Alle kwesties die hierop betrekking hebben, zijn door Pro fessor Winkler opgelost." Dezer dagen zal de „Winkler IIH starten. „Dat zal dus een geweldige gebeurtenis worden, een belangrijke aangelegenheid." „Niet bepaald. Het is een eerste poging. Het raket vliegtuig wordt door den leek eigenlijk veel te hoog aangeslagen. Door allerlei overdreven, populair-we- tenschappelijke uiteenzettingen is de techniek in een min of meer belachelijke positie geraakt. Van reizen naar de maan of interplanetair verkeer is voorloopig nog geen sprake. We willen eerst de doelmatigheid en bruikbaarheid onzer toestellen bewijzen en kun nen het dan eens hebben over practische toepassin gen!" De „Winkler II". dat het mogelijk zal blijken vloeistof-raketten te bou wen, die den afstand BerlijnNew York met 50 Ki logram vloeistof kunnen afleggen. „En hoe zal de vlucht in zijn werk gaan?" „We vernachten, dat de raket loodrecht omhoog zal stijgen. Maar er zal niets van te zien zijn, omdat de snelheid te groot is. Het neerkomen kan mis schien met den verrekijker worden waargenomen. Op l.et hoogste punt zal zich namelijk een roode parachute openen. He! toestel bevat alle meetinstru menten, die noodig zijn om hoogte, snelheid, ma- teriaalverbruik en baan na te gaan. Iedere honderd Meter heeft ons een week werk gekost. Op papier klopt alles Wij hopen, dat het in werkelijkheid ook zoo mag zijn. Een walvisch hoest. In den Zoöloglschen Tuin te Melbourne bevindt zich reeds eenige maanden een volwassen walvischwijfje, dat zióh tot nu toe uitstekend aanpaste aan klimaat en omgeving. In den laatsten tijd plantte zich echter van uit haar muil een onbestemd geluid in de atmosfeer voort, dat zich met zekere tusschenpoozen herhaalde en welks oorsprong onbekend was. Tenslotte werd de die renarts van den Tuin met een onderzoek belast. Of schoon de ziekte zich niet ernstig liet aanzien, hield deze heer het toch voor raadzaam, het elegante wal- vischvrouwtje een medicijn toe te dienen. Met kettingen moest zij, daar zij het geneesmiddel niet goedschiks wilde innemen, geboeid worden en met een enorme sonde werd haar de heilbrengende vloeistof in de keel gegoten. Na deze operatie, die met de voor- bereidingen bijna een halven dag in beslag nam, was het dier wel zeer uitgeput, maar de onrustbarende ge luiden werden reeds den volgenden dag niet meer ver nomen. Reuzen in het binnenste der oerwouden van den Belgischen Kongo. De jacht op de gorilla is geen sport en geen zelf verdediging. Men jaagt op de gorilla, omdat zijn vleesch. de lievelingskost van haast alle Kongo-negers is, een „ersatz" voor menschenvleesch. Het heeft immers den eigenaardigen smaak, die alle kannibalen dol van be- beerte maakt. Sedert duizenden jaren zit deze be geerte den bewoners van Afrika's binnenland in het bloed; duizenden jaren hebben zij die begeerte bevre digd door vijanden en gevangenen te verslinden, reizi gers te vermoorden. Maar in de laatste dertig, veertig jaar is blanke opmarsch zóó driegend geworden, de kans op ontdek king zóó groot, dat kannibalisme niet meer voorkomt. Sedertdien wordt op gorilla's gejaagd Duizenden vierkante kilometers in het gebied van den Kongo en zijn zijrivieren zijn nog evenzeer oerwoud als honderd jaar geleden. Maar thans drijft de honger naar grondstoffen, naar gummi, naar verfhout en vruchten den mensch in deze bosschen; thans moeten blanken in het eeuwige halfduister van den Kongo leven. Het is hier vochtig, moerassig, heet; een koortsige atmosfeer. Hier leven nauwelijks enkele dierenJn het binnenste van deze wouden, ver van de nederzettingen, wonen de apen in kleine kudden. No maden zijn zij... De reuzen dezer bosschen en daarbij de menschapen met de minste levenskracht. EEN MOORDPARTIJ. i Dragers of arbeiders zijn niet te krijgen als men hun geen apenvleesch belooft. Gorillavleesch. De dieren zijn zeldzaam geworden; met speren en pijlen zijn zij moeilijk te vangen. Daarom moet de blanke helpen. Deze jacht is geen jacht, het is een moordpartij. De gorilla's bouwen nesten uit bladeren en twijgen, in de toppen der boomen. In deze schuilplaatsen sla pen de wijfjes en de.jongen. Het mannelijk exemplaar blijft beneden en houdt de wacht. Het is dubbel zoo groot als het wijfje, een monster van spiermassa's. Mijn metgezel Brussaux, aldus schrijft de ontdekkinge reiziger en jager Anton Zischka, heeft er een neer gelegd, die 240 K.G. woog, 2.30 M. lang was en wiens schouders 1.10 M. breed waren. Een geweldige kracht schuilt in dit reuzenlichaam. En toch wijkt de goril la steeds terug; hij heeft weinig weerstandsvermogen» De negers besluipen zoo'n gorilla-familie vaak da genlang: bij deze jacht zijn ze onvermoeibaar. Drié maanden lang heb ik voor hen apen moeten schieten? iederen dag moesten de zwarte arbeiders hun gorilla vleesch hebben. Anders staken zij als blanke arbeiders de tijden zijn lang voorbij, dat glazen parels en het woord van een blanke hen in de bosschen dreef. Drie maanden in de vochtige hitte van den Kongo maken van ieder mensch een wrak. Juist aan het einde van zoo'n tenmijn hadden wij de ontmoeting met den N'Poengoe, zooals de gorilla in de taal der inboor lingen heet. Ik zeide het reeds: de gorilla is een reus, maar hij vecht niet. De jacht heeft niets van het gevaar van een jacht op leeuwen of nijlpaarden. Daarom wordt men roekeloos. De mannen uit Kwanaa hadden een gorilla-familie opgespoord; een wijfje met drie jongen, die misschien drie of vier jaar oud waren. Een reusachtige manne tjes-aap was bij hen. Oj> onbegrijpelijke wijze mistf Brussaux hem bij het eerste schot. Met een ontzettend gebrul richt de gorilla zich in zijn volle lengte op en trommelt zich met de vuisten op de borst. Het klinkt als het slaan tegen boom stammen. De haren van den gorilla staan rechtop, zijn oogen fonkelen, zijn gezicht is als in menschelijke woede vertrokken. Nu zijn toorn eenmaal opgewekt is, denkt hij aan geen vlucht; dreigend komt hij op ons af. De negers rennen weg, vluchten voor die satanischs verschijning. Dan knalt tweemaal een schot de aap zakt ineen. Alle oerkracht is plotseling uit hem ver dwenen. Met hun korte messen vallen de negers op het dier aan, een paar uur later is nog slechts de kop over, die als fetisch dienst zal doen. Later worden de jongen gevangen. Maar zooals bijna alle gorilla's staan ze bloot aan talrijke ziekten en overleven ze het vervoer niet. Steeds verder dringt de blanke in de oerwouden door en steeds groote worden de vorderingen der ne gers. Spoedig zullen de gorilla's ook uit den Koneo verdwenen zijn. Er wordt tegen hen gestreden in de bacteriologische instituten der geheele wereld, want daar wordt de gorilla-jacht bevorderd om het kanni balisme te voorkomen. En tenslotte wordt overal tegen hen gestreden in de bureaux der koloniale ministeriën. want daar wordt de gorilla-jacht bevorderd om het kannibalisme te voorkomen. En tenslotte wordt overal tegen hen gestreden, waar een dierentuin bestaat, want geen gorilla wordt in de gevangenis ouder dan een of twee jaar. Zoo sterft de gorilla uit. aan alle kanten bedreigd, gejaagd. Een reus. door dwergen verdreven Kort verhaal door J. VAN DAM. De bus kwam aan in snelle vaart. Er beetond voor <le Rooy niet de minste reden om deze bus te prefe ree ren, maar onwillekeurig zette hij het op een loopen, alsof zijn leven er vanaf hing. Hij slaagde en sprong •verhit en ontredderd in de bus, juist toen deze stopte /voor een jonge dame, die met een zwaai van haar ■tompouce de aandacht van den chauffeur had weten te Arekken. Het was of de nieuwe passagier een ongekende gratie aan het alledaagsche voertuig verleende en toen de JRooy in het spiegelglas der ruit zijn vuurrood onge blazen gezicht gewaar werd, wist hij niet wat hij doen moestzijn onnoodige haast verwensehen of blij zijn met zijn reisgenoote. De jonge dame deed haar taschje open en zocht naar het een en ander. De Rooy zag kuiltjes in haar wangen en keek in haar bruine oogen, die hem heelemaal van ptreek brachten. Zij hadden iets warms en het haar jpaste volkomen bij die oogen. Zij bleef steeds maar zoeken en de Rooy begon al Ite hopen dat het tevergeefs zou zijn en hij voor haar £ou mogen betalen, toen zij een einde maakte aan al gijn hoop en vrees, door eenige geldstukken te depo- ineeren in het geldbusje, dat naast de zitplaats van den (Chauffeur was aangebracht. Ooooh! chauffeur, zei zij, ik heb me vergist, ik heb een gouden tientje in de bus laten vallen in- laats van een 2% cent-stuk. Wil je het er even uit- alen? Neen. juffrouw, dat kan ik niet. Die bus is gesloten en wat er in gedaan, dat "blijft erin. f en wat er in wordt gedaan, dat blijft er in. Zij keek spijtig, zij tikte met haar kleine, gehand- sohoende hand op de bus, zij tuurde door 't vuile glas naar den inhoud, maar de munten lagen daarbinnen eendrachtig dooreen. De Rooy was zich bewust, dat bij kans had om door een gelukkige oplossing van het probleem zichzelf in een goed daglicht te plaatsen. Hij wilde niets liever dan de gelegenheid aangrijpen hem door de goden geboden en toch kon hij alleen zijn voorhoofd afvegen en nadenken. Maar je bent tooh verplicht er wat aan te doen! zei de jonge dame, nu half smeekend, half bevelend. Het spijt me juffrouw, maar er zit niets anders op dan dat U de rit tot het einde toe meemaakt. Ik zal het dan aan de controleur zeggen en als die de bus openmaakt, dan kunt U het goudstukje opeisohen. Maar ik kan niet meegaan tot het einde, protee- terde zij. Ik moet naar het station of ik mis mijn trein. En ik heb me alleen aan het voorschrift van de Maatschappij te houden. Het was toen, dat de Rooy een ingeving kreeg; wel geen schitterende, maar die van goede bedoeling en van welwillendheid getuigde. Pardon, juffrouw, 't lijkt mlssóhien ingewikkeld, maar zouden we het niet zóó kunnen schikken, ik heb hoegenaamd geen haast en als lk U tien gulden mag aanbieden, dan zal ik meerijden tot het eindpunt en Uw tientje in ontvangst nemen. Zij bloosde, aarzelde en eindigde met het voorstel aan te nemen. Het was heel dom van mij, zei zij op vertrouwelijke toon, maar ik heb dat tientje voor een 2% cent-stuk aangezien. Ik bedacht het te laat, dat ik goud in mijn portemonnaie had. De Rooy mompelde zooiets vaai blij te zijn dat hij haar een dienst kon bewijzen en de chauffeur ver zekerde haar, dat hij alles wel aan den controleur zou uitleggen. Zij verliet de bue bij het station en de Rooy zette zijn reis voort. Aan het eindpunt luisterde een controleur naar het relaas van de feiten met 'n ongeloovig gezicht, dat de Rooy*s vingers deed jeuken. Maarde man opende het busje en onderzocht den Inhoud. Er was geen goud bij en uit securiteit ging de controleur nog eens munt voor munt na. Er is geen enkel goudstuk, zei hij ten laatste. De chauffeur lachte. Neen, die is goed! Om met zoo'n lief gezichtje zoo'n leelijke streek uit te halen. De Rooy legde hem het zwijgen op, verzekerde den controleur, dat het natuurlijk een vergissing was en liet zijn kaartje achter. Op die wijze wilde hij de jonge dame gelegenheid geven om een schuld af te doen, die haar anders zou drukken. Hij twijfelde geen oogenblik of zij zou zich schriftelijk tot de maatschap pij wenden om haar vergissing mede te deelen en langs dien weg hoopte hij dan meteen te vernemen wie zij was. Maar toen hij niets hoorde, gaf hij de zaak op. Eenigen tijd later werd de Rooy op een dinertje bij de familie Tervaert uitgenoodigd. Hij had het voorrecht, naast het bekoorlijke nichtje van de gastvrouw te zitten. Martha de Blauuw, 'n jonge dame met kuiltjes in de wangen, bruine oogen en haar dat er bij paste. De Rooy schrok. Het avontuur van eenige maanden geleden schoot hem weer te binnen. Zij maakte een banaal praatje en innerlijk had zij hem al genoteerd als: ,,'n leelijke, zwaarwichtige, niet meer heel jonge man, die zijn onverdeelde attentie aan het diner schonk". Intusschen worstelde hij met den demon van gewonde ijdelheid. Had zij hem dan totaal vergeten? Maar hij was vastbesloten om het gesprek op autobussen te brengen. Zij luisterde maar half. Waarom had haar tante haar toch zoo'n vervelenden tafelbuur gegeven? Auto's, paar den, autobussen, de man sprak over niets anders; *Üij was zeker werkzaam in de auto-branche. Hij ratelde al maar door; hij voelde dat zijn pogingen sohipbreuk leden en hij trachtte tegelijkertijd dit voor zichzelf te verbergen. Ik spreek niet graag over autobussen, zei zij op eens neerslachtig. En mag ik weten waarom niet? vroeg hij haastig. - Och, ik heb al maandenlang gezocht naar iemand, die eens op een dag tegenover mij in een bus zat De gelukkige, riep de Rooy uit en hij meende het. Maar hij was allesbehalve gelukkig, zei Martha de Blaauw, want ik heb hem, zooals mijn broer Tom het noemt, afgezet. Och, kindlief, riep haar tante haar toe, begin toch niet weer met dat verhaal! Maar mevrouw Tervaert, zei de Rooy, ik ken het nog niet, ik heb het nooit gehoord! Wees daar maar dankbaar voor, riep nu Tom de Blaauw over de tafel, We hebben al sedert maanden niets anders gehoord. In den beginne stuurde ze mij In theaters en zoo achter allerlei menschen aan, om te vragen of zij die persoon waren; maar op het laatst heb ik ervoor gepast. Lijk ik misschien een beetje op den verloren man, juffrouw de Blaauw? vroeg de Rooy nu. Dat is juist de groote moeilijkheid. Ik héb heele maal niet op hem gelet. Ik had zoo'n haast. Als ik mag zal ik U straks na het diner eens een avontuur vertellen, dat ik in een bus beleefd heb, zei de Rooy nu. En even later zat hij met Martha de Blaauw op een rustig plekje levendig te praten. Zij stond te wachten en had een tompouce bij zich. Ze deed een gouden tientje in het busje, denkende dat het een O, mijnheer de Rooy! viel ze hem in de rede. Maar het was te heerlijk om het dadelijk aan ieder een te vertellen. Daarom hielden ze het voor zich en bleven nog een beetje praten. Kijk de Rooy eens! Wat ziet hij er goed uit, zei een van de jongelui. Hij lijkt wel tien jaar jonger. Dat komt. omdat hij met Martha de Blaauw in gesprek is, zei 'n ander een beetje spijtig. Hij had dat zelf graag gedaan, maar had dat geluk niet. In het vroege voorjaar gingen de verlovingskaarten rond. (Nadruk verboden).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 5